Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2017
Op 20 september bent u door de Minister van Financiën geïnformeerd over de betrokkenheid
van het Rijk bij de sanering van het Thermphos-terrein1. In die brief heeft de Minister van Financiën aangegeven dat het Rijk bereid is om,
conform het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos, zijn deel in de
saneringskosten te nemen onder voorwaarde dat een totaalakkoord zou worden bereikt
met de andere betrokken partijen: de provincie Zeeland en het havenbedrijf Zeeland
Seaports. Tijdens het AO Leefomgeving van 14 december heb ik kort met uw Kamer gesproken
over het dossier Thermphos.
Middels deze brief wil ik u informeren dat de drie partijen zijn gekomen tot een financiële
overeenkomst waarin afspraken zijn vastgelegd over de financiële bijdrage van partijen
en hoe men wil omgaan met toekomstige opbrengsten van het terrein. De overeenkomst
is bij deze brief gevoegd2.
Aanvullend wordt nu gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst waarin partijen afspraken
maken hoe men wil samenwerken tijdens de sanering. Hierbij zal rekening worden gehouden
met wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheden. De samenwerkingsovereenkomst zal,
zodra gereed, ook aan uw Kamer worden toegezonden.
De Commissie onderzoek sanering Thermphos doet in haar rapport ook een drietal algemene
aanbevelingen. Het uitbreiden van de werkingssfeer van de financiële zekerheidsstelling,
die nu geldt voor kerncentrales, naar Brzo-bedrijven is voorzien in de Omgevingswet.
Of dit een bevoegdheid of een verplichting voor het bevoegd gezag zou moeten zijn,
zal tijdens de behandeling van de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet
in uw Kamer worden besproken. Voor wat betreft de aanbeveling om van de «gevaarlijkste
bedrijven» het Brzo-toezicht te centraliseren, zet ik – conform het Regeerakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) – in op betere samenwerking tussen de diverse inspecties, en verken ik verschillende
opties om het Brzo-stelsel robuust voor de toekomst te maken. De aanbeveling met betrekking
tot het aanscherpen van de faillissementswetgeving, zodat bij bedrijfsbeslissingen
in het geval van een faillissement niet alleen financiële consequenties een rol spelen
maar ook gevolgen voor milieu gewogen worden, zal ik opnemen met mijn collega van
Economische Zaken en Klimaat.
Met dit advies van genoemde Commissie is een belangrijke stap voorwaarts gezet gericht
op gezamenlijke aanpak van deze unieke saneringsopgave.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer