nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2008
Tijdens het Algemeen Overleg over de Industriebrief op woensdag 8 oktober
jl. heeft de heer Aptroot het onderwerp TNO, MKB en intellectuele eigendomsrechten
aan de orde gesteld. Ik heb toegezegd u nog voor de begrotingsbehandeling
van het ministerie van Economische Zaken op 22 en 23 oktober aanstaande,
schriftelijk te reageren. Met deze brief kom ik die belofte na.
De heer Aptroot heeft in het betreffende Algemeen Overleg gesteld dat
TNO niet geïnteresseerd lijkt in opdrachten van het MKB, ook omdat hij
veel klachten ontvangt over ongelijke behandeling door TNO van het MKB ten
opzichte van het grootbedrijf wat betreft de intellectuele eigendomsrechten.
Voordat ik daarop inga wil ik het onderscheid tussen het onderzoek van
TNO met betrokkenheid van het bedrijfsleven en opdrachten van bedrijven helder
maken.
TNO voert onderzoeksprojecten uit in het kader van de vraagprogrammering
TNO/GTI’s. De vraagprogrammering heeft betrekking op het opbouwen van
een kennisbasis bij TNO voor het beantwoorden van maatschappelijke kennisvragen
en vragen van het bedrijfsleven. De cofinancieringsprojecten die het ministerie
van Economische Zaken financiert zijn onderdeel van deze vraagprogrammering.
Het bedrijfsleven is direct betrokken bij deze cofinancieringsprojecten en
draagt ook een deel van de kosten.
Daarnaast voert TNO contractonderzoek uit voor bedrijven (volledig betaald
door bedrijven).
Het MKB is een belangrijke doelgroep van TNO. Dat blijkt bijvoorbeeld
uit de afspraak tussen het ministerie van Economische Zaken en TNO, dat TNO
streeft naar een MKB-aandeel van 50% in de cofinancieringsprojecten
die met subsidie van het ministerie van Economische Zaken worden uitgevoerd.
TNO heeft uiteraard zelf veel belang bij opdrachten van bedrijven, ongeacht
de grootte van het bedrijf. In totaal krijgt TNO per jaar ca.
3000 opdrachten voor onderzoek of advies van kleine- en middelgrote bedrijven,
deels via brancheorganisaties.
Op opdrachten aan TNO, het contractonderzoek, zijn de Algemene Voorwaarden
voor onderzoeksopdrachten aan TNO van toepassing. Volgens deze voorwaarden
komen als hoofdregel de intellectuele eigendomsrechten van de uitkomsten van
het contractonderzoek toe aan TNO. De reden daarvoor is dat TNO de opdrachten
alleen kan uitvoeren dankzij de brede kennisbasis die is opgebouwd met publiek
geld. Daarom moet TNO als deels publiek gefinancierde onderzoeksinstelling
de ontwikkelde kennis zo breed mogelijk verspreiden. Maatschappelijk en economisch
gezien is het voordeel dat TNO de kennis weer op andere markten voor andere
bedrijven kan gebruiken. Ik vind dat van groot belang voor het bevorderen
van innovatie.
De opdrachtgever verkrijgt het volledige en vrije gebruiksrecht op resultaten
binnen het gebied van de opdracht. Dit recht is exclusief gedurende de geheimhoudingsperiode
van 2 jaar na de factuurdatum, of de datum van het eindrapport (eerst bereikte
datum geldt).
Aan het (onder)houden van intellectuele eigendomsrechten zijn overigens
hoge kosten verbonden. Veel kleinere bedrijven geven er mede daardoor ook
de voorkeur aan om de rechten bij TNO te laten en een licentie overeen te
komen. Eigendom is niet altijd de optimale oplossing voor een bedrijf.
Op grond van artikel 1.5 van de Algemene Voorwaarden is het in beginsel
mogelijk om voor een onderzoeksopdracht van de voorwaarden, ook inzake intellectuele
eigendom, af te wijken. Het beleid van TNO is er niet op gericht om daarbij
onderscheid te maken tussen MKB en grootbedrijf. Een goede reden om van deze
standaard voorwaarde af te wijken kan zijn dat een bedrijf zelf veel kennis
inbrengt. In dat geval is een octrooi niet alleen gebaseerd op de kennisbasis
van TNO, maar ook op die van het bedrijf. Dit kan in de onderhandeling worden
meegenomen.
In welke mate het MKB gebruik maakt van de mogelijkheid om met TNO te
onderhandelen over de voorwaarden voor contractonderzoek is niet bekend. Grote
bedrijven hebben in de regel de beschikking over bedrijfsjuristen die hen
kunnen adviseren over contracten. In de gevallen waar bedrijven zelf ook kennis
inbrengen in het traject van de opdrachtverlening verdient het aanbeveling
dat MKB-bedrijven meer gebruik maken van informatie van deskundigen waaronder
juristen van brancheorganisaties. Dan kunnen ze weloverwogen keuzes maken
inzake de intellectuele eigendomsrechten.
Van TNO heb ik vernomen dat bedrijven geen klachten ingediend hebben bij
TNO ten aanzien van de toepassing van de Algemene Voorwaarden. Niettemin uiten
bedrijven wel onvrede tegenover brancheorganisaties.
Tot slot zeg ik u toe dat ik in overleg met mijn collega van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap zal nagaan in hoeverre de transparantie van de Algemene
Voorwaarden van TNO voor bedrijven kan worden verbeterd. Ik zal met TNO in
contact treden om te bevorderen dat er voor potentiële opdrachtgevers
een duidelijker toelichting komt bij het intellectuele eigendomsbeleid van
TNO.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven