29 823
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs om meer maatwerk mogelijk te maken bij de toelating tot het praktijkonderwijs onder vervallenverklaring van de grondslag voor de tijdelijke regeling van die toelating

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2006

Uw Kamer heeft mij verzocht u te informeren (06-OCW-B-014) over het praktijkonderwijs betreffende het onderzoek over de plaatsingen op de arbeidsmarkt van jongeren uit het praktijkonderwijs. Dit in verband met het Algemeen Overleg dat op 19 april a.s. zal worden gehouden.

Tijdens de behandeling van de Rijksbegroting van OCW heeft de Kamer gesteld dat de groep leerlingen in het praktijkonderwijs groeit en er geen begeleiding is naar werkplekken. Hiervoor zou meer geld ter beschikking moeten komen. Hierop heb ik geantwoord dat leerlingen uit het praktijkonderwijs (zolang de leerlingen staan ingeschreven), toegeleid en begeleid worden naar een (structurele) werkplek. Ook nadat de leerling de school heeft verlaten – wanneer de leerling is uitgeschreven – kan de school de jongere op zijn werkplek nog enige vorm van nazorg bieden. De bekostiging voorziet hier in.

Zonodig kan er daarnaast door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) de inzet van een jobcoach worden vergoed zodra de ex-leerling is geplaatst in betaalde arbeid en als gevolg van een handicap is aangewezen op deze vorm van persoonlijke ondersteuning.

Heeft de leerling die jonger is dan 18 jaar of die een Wajonguitkering heeft aansluitend op de schoolopleiding geen betaalde baan gevonden, dan kan het UWV ondersteuning bieden voor het verkrijgen van toegang tot de arbeidsmarkt. In dat verband kunnen ondersteuningsdiensten of kan een arbeidstoeleidingstraject worden ingezet dat wordt ingekocht bij een reïntegratiebedrijf. Gemeenten kunnen jongeren van 18 jaar of ouder zonder Wajonguitkering begeleiding naar de arbeidsmarkt geven op grond van de Wet werk en bijstand. Indien plaatsing op de reguliere arbeidsmarkt vanwege een arbeidshandicap duurzaam niet tot de mogelijkheden behoort, ook niet met inzet van reïntegratievoorzieningen, dan kan desgewenst door de arbeidsgehandicapte jongere een aanvraag voor een Wsw-indicatie worden gedaan bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI). Rekent CWI de arbeidsgehandicapte jongere tot de doelgroep van de Wsw dan is het vervolgens aan de gemeente om aangepaste arbeid in het kader van de Wsw aan te bieden.

De door mij in het kader van de ESF-projecten bekostigde Uitvoerings- en Coördinatiegroep (UCG) heeft een onderzoek gedaan naar de feitelijke kosten die zijn gemoeid met de toeleiding van leerlingen uit het praktijkonderwijs naar de arbeidsmarkt en de nazorg. Uit de registratie van de gegevens van de scholen kon de UCG niet zonder meer vaststellen welke kosten specifiek waren toe te schrijven aan structurele begeleiding naar en de nazorg op de werkplek die door de scholen werden gemaakt.

Inhoudelijk hebben de ESF-projecten een aantal ervaringen opgeleverd die de scholen in staat stellen om hun leerlingen beter voor te bereiden op een positie op de arbeidsmarkt. De regeling Doorontwikkeling Praktijkonderwijs uit oktober 2005 heeft aan alle scholen de mogelijkheid geboden om in het verlengde van de ESF-projecten de relaties met de arbeidsmarktinstanties en gemeenten te versterken.

Het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs is bezig in relatie tot het 10 000 banenplan van het MKB een praktijkbanenplan te realiseren om de kansen van hun leerlingen te vergroten.

Bovendien worden thans diverse projecten uitgevoerd met subsidiegeld dat door het UWV wordt verstrekt op grond van een amendement Verburg tot toevoeging van een extra budget aan de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten («Verburggelden») ten behoeve van de reïntegratie van jonggehandicapten. Enkele van deze projecten zijn gericht op de bevordering van de integratie van jongeren van de scholen voor praktijkonderwijs op de arbeidsmarkt dan wel zijn (mede) gericht op bevordering van de arbeidsinschakeling van de jongeren vanuit andere vormen van onderwijs. Deze projecten kunnen uitkomsten opleveren die kunnen bijdragen aan verbetering van de kansen op de arbeidsmarkt voor deze jongeren. De eerste resultaten worden in deze zomer verwacht. De projecten zijn sinds 3 april vermeld op de website: www.vanwajongnaarwerk.nl. De resultaten zullen ook op deze website worden geplaatst.

De pilot die naar aanleiding van het amendement Eijsink wordt uitgevoerd biedt een goede mogelijkheid om op grond van de resultaten van de bovenstaande projecten een onderbroken lijn van school naar arbeidsmarkt te versterken.

Voorts heeft de Kamer de vraag gesteld of de Raad voor werk en inkomen (RWI) een aanvullend onderzoek kan verrichten naar de mogelijkheden voor deze jongeren op de arbeidsmarkt. Ik heb toegezegd contact op te nemen met mijn ambtgenoot van SZW om te bezien hoe hieraan invulling kan worden gegeven. Hieruit blijkt het volgende.

Er bestaan al meerdere instrumenten voor deze jongeren die er aan moeten bijdragen de kans deel te nemen aan het arbeidsproces te vergroten. Zo geldt voor Wajong-ers en andere leerlingen met medische beperking een drie jaar durende premiekorting. Daarnaast kan in het kader van de Wajong gebruik worden gemaakt van een permanente no riskpolis en voor jongeren met belemmeringen een no riskpolis gedurende de eerste vijf jaar van de dienstbetrekking. Ook kan voor jongeren met een Wajong-uitkering of jongeren tot 18 jaar loondispensatie worden toegepast. Bij plaatsing van deze jongeren op de reguliere arbeidsmarkt behoort de inzet van een jobcoach door het UWV tot de mogelijkheden.

Daarnaast zijn ook de activiteiten van de Taskforce Jeugdwerkloosheid van belang.

De Taskforce zal onderzoeken of zij een rol kan spelen bij het organiseren van een goede samenwerking in de regio tussen instellingen uit het praktijkonderwijs en de noodzakelijke ketenpartners zoals CWI, gemeenten en UWV. Dit moet er toe leiden dat leerlingen uit het praktijkonderwijs voor een deel van de 40 000 extra jeugdbanen in aanmerking komen.

Naast haar algemene bemiddelingstaak neemt het CWI deel aan bovenvermelde activiteiten.

Uitgaande van het bovenstaande concludeer ik dat er thans sprake is van tal van activiteiten en instrumenten die er op zijn gericht om leerlingen uit het praktijkonderwijs na het verlaten van de school een plaats te bieden op de arbeidsmarkt. Ik vind het daarom nu niet opportuun om de Raad voor werk en inkomen aanvullend om voorstellen te vragen naar de mogelijkheden voor deze jongeren op de arbeidsmarkt.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven