29 820 (R 1772)
Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia; Lusaka, 30 april 2003

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2004

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 oktober 2004.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 4 november 2004.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 30 april 2004 te Lusaka totstandgekomen verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia (Trb. 2003, 92 en Trb. 2004, 214).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 5 oktober 2004 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

In deze nota wordt mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën het op 30 april 2003 te Lusaka tot stand gekomen Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia toegelicht.

Een verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen heeft tot doel investeringen over en weer bescherming te bieden bovenop en ter aanvulling van de bescherming op grond van de wetten en regelingen van de verdragspartijen en onder andere daarmee zulke investeringen te bevorderen.

Het overleg inzake het onderhavige verdrag heeft plaatsgevonden op initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden.

Het verdrag, dat grotendeels overeenkomt met het Nederlandse modelverdrag, garandeert aan investeerders non-discriminatoire behandeling van investeringen door investeerders van de ene verdragspartij op het grondgebied van de andere verdragspartij. Investeerders hebben met betrekking tot hun investering recht op een behandeling die niet slechter is dan de behandeling die investeerders uit het land zelf krijgen (nationale behandeling), alsmede op een behandeling die niet slechter is dan de behandeling die aan investeerders uit derde landen wordt gegeven. Investeerders hebben recht op de beste behandeling van deze twee.

Het verdrag voorziet verder onder meer in een vrije transfer van betalingen verband houdend met een investering. Er worden tevens regels gesteld omtrent onteigening van een investering. Eventuele geschillen met overheden van het gastland kunnen door de investeerder aan onpartijdige internationale arbitrage worden onderworpen.

De regering van het Koninkrijk en de regering van de Republiek Zambia zijn de verdragsluitende partijen. Het verdrag zal uiteraard tussen beide staten gelden.

Het verdrag wordt uitsluitend in de Engelse taal gesloten.

Op 23 juni 2000 is te Cotonou de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2001, 57) (hierna: de Partnerschapsovereenkomst) tot stand gekomen. De overeenkomst die op 1 april 2003 in werking is getreden, heeft als doelstelling de economische, culturele en maatschappelijke ontwikkeling van ACS-staten te bevorderen en te versnellen, teneinde tot vrede en veiligheid bij te dragen en een stabiel en democratisch politiek klimaat te bevorderen. De kern van het partnerschap wordt gevormd door de doelstelling armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te roeien, overeenkomstig de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie. Het partnerschap biedt een samenhangend kader voor ondersteuning van de ontwikkelingsstrategieën van elke ACS-staat. Elementen van dit kader zijn duurzame economische groei, ontwikkeling van de particuliere sector, stimulering van de werkgelegenheid en verbetering van de toegang tot productiemiddelen.

De artikelen 75, 76, 77 en 78 van Hoofdstuk VII (steun voor investeringen en ontwikkeling van de particuliere sector) bevatten bepalingen inzake respectievelijk de bevordering van investeringen, de financiering en ondersteuning van investeringen, investeringsgaranties en de bescherming van investeringen. Artikel 78, derde lid, van de Partnerschapsovereenkomst bepaalt dat partijen overeen komen in de overeenkomsten inzake economisch partnerschap algemene beginselen inzake de bescherming en bevordering van investeringen op te nemen, overeenkomstig de beste resultaten die zijn overeengekomen in de desbetreffende internationale fora, dan wel bilateraal. Artikel 15 van Hoofdstuk 5 (overeenkomsten inzake bescherming van investeringen) van Bijlage II (Financieringsvoorwaarden) bevat de beginselen die de partijen bij de tenuitvoerlegging van artikel 78 van de Partnerschapsovereenkomst in acht dienen te nemen. Bij de onderhavige investeringsbeschermingsovereenkomst zijn (en worden) deze beginselen in acht genomen. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de Partnerschapsovereenkomst alleen voor Nederland. Dit verdrag geeft derhalve voor Nederland en de Republiek Zambia uitwerking aan de Partnerschapsovereenkomst.

Het belang van het verdrag

Het belang van het investeringsbeschermingsverdrag voor Nederlandse investeerders is gelegen in het feit dat het verdrag regels bevat die aan hen voor langere tijd zekerheid verschaffen over de behandeling van hun investeringen. Zij hebben in ieder geval recht op de meest gunstige van de behandeling die investeerders van het eigen land of die uit een derde land genieten. De bescherming die het verdrag verder biedt, zoals het recht op vrije transfer en de regels bij onteigening, blijft bestaan ook als de nationale wetgeving gewijzigd zou worden.

Alle investeringsbeschermingsverdragen die het Koninkrijk der Nederlanden sluit, zijn gebaseerd op de Nederlandse modelovereenkomst. Deze is in nauw overleg met het bedrijfsleven ontwikkeld en biedt het bedrijfsleven een toezegging tot bescherming van de investeringen in het andere land. Een investeringsbeschermingsverdrag vormt een kader waar het bedrijfsleven in het buitenland een beroep op kan doen als er bijvoorbeeld een investeringsgeschil is of dreigt.

Economie en bilaterale economische betrekkingen met Zambia

Zambia behoort met een inwonersaantal van 11 miljoen mensen en een bruto binnenlands product (BBP) van ruim US $ 3,8 miljard tot het arme deel van de wereld. Sedert het herstel van de democratie in 1991 heeft Zambia goede vooruitgang geboekt op het gebied van liberalisering en structurele aanpassing van de economie.

De Zambiaanse economie leunt nog steeds voornamelijk op de exploitatie van de kopermijnen. Het bevorderen van de niet-koper exporten en het privatiseren van ruim 200 staatsbedrijven heeft er echter wel toe bijgedragen dat de economie een iets bredere basis kreeg. Dit vertaalt zich echter nog nauwelijks in meer economische groei. In 2000 was de economische groei ongeveer 4% en in 2001 naar schatting 5%.

Sinds eind 2000 komt Zambia in aanmerking voor schuldverlichting onder het «Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)» initiatief van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, dat gericht is op schuldvermindering voor arme landen met een grote schuldenlast. Zambia heeft een buitenlandse schuld van ongeveer US $ 6,5 miljard.

De commerciële betrekkingen van het Koninkrijk der Nederlanden met Zambia zijn zeer bescheiden van omvang.

De Nederlandse uitvoer naar Zambia bedroeg in 2002 € 5,5 miljoen. Deze bestond voornamelijk uit machines en vervoermaterieel, farmaceutische producten (inclusief diergeneesmiddelen) en chemische producten. De Nederlandse invoer uit Zambia was in 2001 € 27,6 miljoen en deze bestond voor ongeveer 60% uit landbouwproducten en voor 30% uit non-ferrometalen.

Koninkrijkspositie

De regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba hebben te kennen gegeven medegelding van dit verdrag te wensen. De regering van de Nederlandse Antillen beschouwt Zambia als een potentiële markt voor export en dienstverlening door bedrijven in de Nederlandse Antillen. Investeringsbeschermingsverdragen kunnen een stimulans betekenen voor de totstandkoming van buitenlandse investeringen en joint-ventures. De regering van Aruba streeft naar diversificatie van de economie en ziet daarbij het aantrekken van buitenlandse investeringen en het bevorderen van de handelsbetrekkingen van Aruba als belangrijke instrumenten. Het vastleggen van bindende normen inzake de behandeling van de investeringen in een investeringsbeschermingsverdrag wordt gezien als een van de middelen ter verbetering van de concurrentiepositie van Aruba.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 geeft een omschrijving van diverse in het verdrag voorkomende begrippen. De omschrijving van de term investeringen (onderdeel a) is niet limitatief. Het verdrag dekt zowel directe als indirecte investeringen (investeringen gedaan door een in het gastland opgerichte rechtspersoon of door een rechtspersoon die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staat van een onderdaan van de andere verdragspartij) (onderdeel b). De definitie van het grondgebied van het Koninkrijk komt overeen met de definitie uit de Nederlandse standaardtekst voor een investeringsbeschermingsverdrag. Voor Zambia is bepaald dat het grondgebied bestaat uit gebied waarover Zambia jurisdictie en soevereine rechten uitoefent (onderdeel c).

Artikel 2 bevestigt de bevoegdheid van de verdragspartijen om over de toelating van investeringen te beslissen en om voorwaarden aan investeerders op te leggen.

Artikel 3 gaat over de behandeling die investeringen na toelating op het grondgebied van de andere partij zullen krijgen. Er wordt voorzien in eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen en in een verbod tot het nemen van onredelijke of discriminatoire maatregelen jegens de investeerder. Dit wordt nader gespecificeerd als de meest gunstige van de behandeling die investeringen van eigen onderdanen of die van derde landen genieten. In een protocol bij het verdrag is bepaald dat Zambia in het kader van zijn ontwikkelingsbeleid speciale voordelen mag geven aan eigen onderdanen met het oog op de vorming van kleine en middelgrote ondernemingen, onder voorwaarde dat deze niet wezenlijk ingrijpen op de investeringen van onderdanen van het Koninkrijk. Daarbij zullen onderdanen van het Koninkrijk niet slechter behandeld worden dan onderdanen van elk ander derde land.

Artikel 4 bepaalt dat artikel 3, tweede lid, niet van toepassing is op de voordelen die aan onderdanen van derde landen wordt gegeven in het kader van een douane-unie, een economische unie, monetaire unie of een vergelijkbare instelling.

Artikel 5 voorziet met betrekking tot belastingen, heffingen en dergelijke en fiscale voordelen in een behandeling van de investeringen die niet minder gunstig is dan de meest gunstige van de behandeling die investeringen van eigen onderdanen of die van derde landen in gelijke omstandigheden genieten, alsmede in een aantal uitzonderingen op dit beginsel.

Artikel 6 garandeert, dat alle betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt in convertibele valuta zonder beperking of vertraging. De opsomming van categorieën betalingen is niet limitatief. Dit artikel garandeert eveneens de vrije transfer van de in artikel 7 bedoelde compensatie als gevolg van het onvrijwillig bezitsverlies van een investering en de in artikel 8 bedoelde compensatie voor verliezen als gevolg van bijvoorbeeld oorlog of revolutie.

Artikel 7 omschrijft de voorwaarden die het onrechtmatig karakter ontnemen aan maatregelen die leiden tot onvrijwillig bezitsverlies van een investering. Er worden waarborgen gegeven voor de betaling van een rechtvaardige en eerlijke schadeloosstelling, waarbij de werkelijke waarde van de getroffen investering bepalend is en waarbij een vertraging in de betaling daarvan tot compensatie leidt. Het ligt voor de hand dat het recht op rentevergoeding in gaat op het moment dat de investeerder recht heeft op betaling van zijn compensatie in verband met onteigening. Mocht daar een geschil over komen, dan beslist de instantie aan wie het geschil wordt voorgelegd.

Artikel 9 bevat de erkenning van subrogatie met het oog op een uitkering wegens niet-commerciële schade uit hoofde van een investeringsverzekering, zoals op grond van de Regeling herverzekering investeringen.

Artikel 10 behandelt de geschillenbeslechting tussen een onderdaan van de ene verdragspartij met de andere verdragspartij op wiens grondgebied hij geïnvesteerd heeft, ook wel «diagonale arbitrage» genoemd. Voorzien is in een vriendschappelijke oplossing van een geschil (eerste lid). Indien een geschil niet binnen zes maanden op vriendschappelijke wijze kan worden opgelost, kan het geschil worden voorgelegd aan een bevoegd lokaal rechtscollege (tweede lid). Een geschil kan ook worden onderworpen aan internationale geschillenbeslechting waarbij de onderdaan de te volgen rechtsgang kiest. Daarbij kan een onderdaan het geschil voorleggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID), op grond van het op 18 maart 1965 te Washington tot stand gekomen Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten (Trb. 1966, 152, laatstelijk Trb. 1994, 126), hierna ICSID-verdrag (derde lid, onderdeel a). Zambia en het Koninkrijk der Nederlanden zijn beide partij bij dat verdrag. Een onderdaan kan er ook voor kiezen het geschil voor te leggen aan een internationaal ad hoc arbitragetribunaal onder de arbitrageregels van UNCITRAL (Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties) (derde lid, onderdeel b). Rechtspersonen, die onderdaan zijn van een verdragspartij en die voordat het geschil optreedt onder toezicht stonden van een onderdaan van de andere verdragspartij worden, in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onder b, van het ICSID-verdrag, beschouwd als onderdaan van de andere verdragspartij (vierde lid). De arbitrageuitspraak is definitief en bindend voor de partijen en wordt onder nationaal recht ten uitvoer gelegd (vijfde lid). De verdragspartijen stemmen er op voorhand mee in dat een geschil kan worden voorgelegd aan de in het derde lid genoemde fora voor internationale geschillenbeslechting (zesde lid).

Artikel 11 omschrijft de behandeling van een geschil tussen verdragspartijen. De voorzitter van het arbitragetribunaal, bedoeld in dit artikel, moet een onderdaan zijn van een derde land (derde lid).

Artikel 12 bepaalt dat het verdrag ook van toepassing is op investeringen gedaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag. Het verdrag is echter niet van toepassing op eerdere geschillen of claims betreffende investeringen, gedaan vóór de inwerkingtreding van het verdrag.

Artikel 15 geeft aan dat het verdrag een looptijd heeft van 15 jaar, waarna het stilzwijgend wordt verlengd met periodes van telkens 10 jaar, behoudens opzegging met een termijn van zes maanden. In het laatste geval zal een investering nog 15 jaar onder de beschermende werking van het verdrag vallen (derde lid).

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven