29 817
Sociale werkvoorziening

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2005

Op 15 juni jl. stuurde ik uw Kamer een brief met voorstellen voor modernisering van de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw)1. Inmiddels heb ik van diverse partijen reacties op de brief ontvangen. Daaruit is mij gebleken dat een paar voorstellen in de brief vragen oproepen. Ik zal die voorstellen in deze brief nader toelichten.

Ten eerste blijkt niet helemaal duidelijk te zijn wat ik heb voorgesteld ten aanzien van gedeeltelijk arbeidsgeschikten die zich aanmelden voor een Wsw-indicatie en gedeeltelijk arbeidsgeschikten die al in de Wsw zitten.

Ten tweede is de vraag gesteld hoe het precies zit met de herindicatie van een beperkt deel van de doelgroep van voor 1998.

Ten derde wil ik toelichten dat personen die de Wsw-indicatie verliezen net als nu niet ontslagen mogen worden zonder dat de gemeente hen een passend arbeidsaanbod doet.

1. Gedeeltelijk arbeidsgeschikten

De Wsw is bedoeld voor mensen die door hun handicap niet op de reguliere arbeidsmarkt buiten de Wsw kunnen participeren. Het spreekt dus voor zich dat mensen die dat wel kunnen, niet tot de Wsw-doelgroep behoren. Toch komt het in de praktijk voor dat mensen, nádat door UWV in het kader van de WAO-keuring is vastgesteld dat zij gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn, zich direct aanmelden voor een Wsw-indicatie om te zien of zij voor een Wsw-plaats in aanmerking kunnen komen. Omdat betrokkene gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, is de kans daarop niet erg groot. Dat blijkt ook uit het feit dat er relatief weinig gedeeltelijk arbeidsgeschikten tot de Wsw worden toegelaten sinds 1998. In totaal gaat het op dit moment om circa 2 000 personen.

Ik heb in mijn brief van 15 juni jl. voorgesteld om te regelen dat CWI nieuwe aanvragen voor een Wsw-indicatie in deze gevallen niet direct in behandeling neemt. De gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaarde cliënt moet éérst proberen om met behulp van UWV aan het werk te komen in een functie die gegeven de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid passend is. Om te voorkomen dat personen tussen de wal en het schip raken heb ik voorgesteld dat, nadat is gebleken dat integratie op de reguliere arbeidsmarkt niet slaagt, CWI op gezamenlijk verzoek van betrokkene en UWV, alsnog kan bezien of de cliënt ondanks de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid toch tot de doelgroep van de Wsw behoort. Het zal daarbij naar verwachting om uitzonderingen gaan. Door eerst te proberen te reïntegreren worden bij voorbaat kansloze Wsw-indicatieprocedures, met alle belasting van dien voor CWI en vooral de cliënt zelf, voorkomen.

Deze maatregel heeft alleen betrekking op nieuwe aanvragen voor een Wsw-indicatie, en heeft dus géén invloed op de herindicatie van personen die al voor de Wsw geïndiceerd zijn. Evenmin heeft de uitkomst van de Wsw-indicatie nu of in de toekomst gevolgen voor de WAO- of toekomstige WIA-keuring. De Wsw-indicatie is en blijft een zelfstandige, door CWI uitgevoerde indicatie die zich alléén richt op de vraag of men gezien de arbeidshandicap wel of niet tot de Wsw-doelgroep behoort.

2. Beperkte herindicatie van de oude doelgroep

In 1998 zijn de toelatingscriteria voor de Wsw aangepast. Vóór 1998 kon men makkelijker de Wsw instromen dan daarna. Sinds 1998 is expliciet geregeld dat de Wsw alleen bedoeld is voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische arbeidshandicap. Vóór 1998 konden mensen ook zonder een medisch te duiden arbeidshandicap de Wsw instromen. Deze mensen, die niet zijn ingestroomd op grond van één van de drie genoemde handicaps, worden aangeduid als «categorie vier».

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wsw in 1998 is ook de «herindicatie» geïntroduceerd. Periodiek wordt voor alle Wsw-geïndiceerden bezien of zij gezien hun handicap nog tot de Wsw-doelgroep behoren. In 1998 is afgesproken dat alle personen die vóór dat moment werkzaam waren in de Wsw, niet zullen worden geherindiceerd en dus tot hun 65e in aanmerking blijven komen voor de Wsw.

Ik ben van mening dat de betreffende Wsw-geïndiceerden met deze afspraak geen dienst wordt bewezen. Voor zover het personen betreft die in staat zijn ook buiten de Wsw aan het werk te komen, acht ik een levenslange Wsw-indicatie geen onverdeeld voorrecht, maar eerder een beperking bij het zoeken naar mogelijkheden om de aanwezige capaciteiten optimaal te benutten. Daarnaast vind ik het onwenselijk dat Wsw-plaatsen bezet worden door personen die ook buiten de Wsw aan het werk zouden kunnen, terwijl nog vele personen die alleen op de Wsw aangewezen zijn op de wachtlijst staan.

Ik heb in de brief van 15 juni daarom voorgesteld om een beperkte groep werknemers van voor 1998 alsnog te herindiceren volgens de criteria die gelden vanaf 1998.

Het gaat om een beperkte groep, waarvan de kans dat zij buiten de Wsw aan het werk zouden kunnen, ook echt aanwezig is. In concreto gaat het om personen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en personen die de Wsw destijds ingestroomd zijn zonder medisch te duiden arbeidshandicap (categorie 4). Binnen deze groepen gaat het alleen om personen die jonger zijn dan 50 jaar.

Overigens betekent herindicatie van deze personen natuurlijk niet dat de indicatie automatisch wordt ingetrokken. Alléén in die gevallen waarin betrokkene in staat is om regulier, buiten de Wsw, te werken, zal de indicatie worden ingetrokken.

Om hoeveel mensen gaat het?

Door bestandskoppeling is inmiddels duidelijk geworden dat de totale groep waarvan wordt voorgesteld hen alsnog te herindiceren circa 4 200 bedraagt (van de circa 61 000 werknemers van vóór 1998). Dat is minder dan de raming van 7 000 waarvan in de brief uit juni nog melding werd gemaakt. Ten aanzien van die raming werd in de brief al gemeld dat het definitieve aantal door bestandskoppeling zou worden vastgesteld.

Figuur 1. Raming opbouw Wsw-werknemersbestand eind 2006

kst-29817-10-1.gif

3. Géén ontslag, wél reïntegratie na het intrekken van de Wsw-indicatie

Personen waarvan de Wsw-indicatie wordt ingetrokken, mogen niet worden ontslagen zonder dat sprake is van een passend arbeidsaanbod. Die garantie is op dit moment al in de Wsw opgenomen en zal vanzelfsprekend gehandhaafd blijven. Er zal geen sprake zijn van ontslag van Wsw-werknemers.

Wel wil ik gemeenten ook in financiële zin stimuleren om werk te maken van de reïntegratie van Wsw-werknemers die hun Wsw-indicatie verliezen. Op dit moment is in de Wsw vastgelegd dat gemeenten voor personen die hun Wsw-indicatie verliezen een passend arbeidsaanbod buiten Wsw-verband moeten zoeken. Echter, zolang dit aanbod door gemeenten niet is gedaan, blijft de Wsw-subsidie volledig doorlopen. In de praktijk blijft het arbeidsaanbod aan personen zonder Wsw-indicatie dan ook vaak uit, en blijven deze personen gewoon doorwerken, met behoud van de volledige Wsw-subsidie.

Ik heb voorgesteld om de Wsw-subsidie aan personen waarvan de Wsw-indicatie wordt beëindigd, in vijf jaar tijd af te bouwen. Gemeenten blijven voor deze werknemers Wsw-subsidie ontvangen, zij het elk jaar minder. Gemeenten worden daardoor geprikkeld om daadwerkelijk op zoek te gaan naar een ander arbeidsaanbod voor de betreffende werknemer. Dat kan overigens ook binnen het sw-bedrijf zijn, maar dan zonder Wsw-subsidie.

Hoewel hiermee een financiële prikkel voor gemeenten wordt geïntroduceerd om zich in te zetten voor de reïntegratie van voormalig Wsw-geïndiceerden, betekent dit in geen enkel opzicht een extra taak voor de gemeenten. Ook nu al worden gemeenten geacht om op zoek te gaan naar een passend arbeidsaanbod voor Wsw-werknemers die geen Wsw-indicatie meer hebben. Gemeenten die dit nalaten worden daar op dit moment echter met een tot het 65e jaar doorlopende Wsw-subsidie voor beloond. Aan die situatie wil ik, in die gevallen waarin die situatie langer dan vijf jaar blijft voortduren, een eind maken.

Samenvattend

De toelatingscriteria voor de Wsw blijven ongewijzigd. Iedere arbeidsgehandicapte kan zich aanmelden voor een Wsw-indicatie. Nieuw is het voorstel om gedeeltelijk arbeidsgeschikten eerst te laten reïntegreren voordat zij voor een Wsw-indicatiestelling in aanmerking komen.

Daarnaast wordt voorgesteld een beperkte groep van vóór 1998 alsnog te herindiceren. Het gaat om personen jonger dan 50 jaar die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en/of geen medische arbeidshandicap hebben. In totaal gaat het om circa 4 200 personen.

Ten slotte wil ik gemeenten extra stimuleren om aan personen die de Wsw-indicatie verliezen een passend ander arbeidsaanbod te doen. Daartoe zal ik regelen dat de Wsw-subsidie voor personen zonder Wsw-indicatie in een periode van vijf jaar zal worden afgebouwd.

De maatregelen zijn erop gericht om te waarborgen dat alléén personen die tot de Wsw-doelgroep behoren ook daadwerkelijk tot de Wsw worden toegelaten. Daarmee kan ook worden voorkomen dat Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst ten onrechte lang moeten wachten op een Wsw-plaats. Het aantal voor de Wsw beschikbare arbeidsplaatsen wordt niet door de voorstellen beïnvloedt en blijft dus op hetzelfde niveau.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 817, nr. 7.

Naar boven