29 815
Jeugdzorg 2005–2008

29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

nr. 169
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2008

1 Inleiding

Op 19 november 2007 heb ik u bij brief geïnformeerd over mijn ambitie om de ervaren regeldruk in de brede jeugdketen terug te dringen met 25% tussen 2007 en 2011.1 In die brief heb ik mijn eerste acties gepresenteerd en heb ik mijn voornemen aangekondigd om in 2008 een nulmeting te laten verrichten naar de regeldruk in de jeugdketen, zoals deze wordt ervaren door cliënten en professionals.

In bijgevoegd actieplan2 informeer ik u over de reeds gestarte activiteiten, de resultaten van de nulmeting en de acties, die ik – onder andere op basis van deze nulmeting – wil ontplooien. In deze brief schets ik mijn visie op de benodigde aanpak van de ervaren regeldruk. Vervolgens geef ik de belangrijkste knelpunten weer die uit de nulmeting naar voren komen. Daarna presenteer ik in deze brief de vijf belangrijkste nieuwe activiteiten uit het actieplan. Ten slotte leg ik de verbinding tussen de aanpak van de ervaren regeldruk en enkele belangrijke onderdelen van mijn beleidsprogramma.

2 Ervaren regeldruk

Mijn actieplan is gericht op het verminderen van de ervaren regeldruk. Het gaat mij bij regeldruk niet alleen om de objectief meetbare druk, maar ook om de als zodanig beleefde druk, de «gevoelstemperatuur». Het gaat bovendien niet alleen om de last als gevolg van de wet- en regelgeving zelf, maar ook om de last als gevolg van bijvoorbeeld de wijze van invoering en uitvoering. Door onnodige regeldruk aan te pakken ontstaat meer ruimte voor de professional, meer arbeidsvreugde en betere zorg aan de cliënt.

De reikwijdte van het onderhavige actieplan beslaat de gehele jeugdketen: de jeugdgezondheidszorg, de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), de provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, de jeugd-geestelijke gezondheidszorg (JeugdGGZ), de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen (JeugdLVG), indicatiestelling voor bijzonder onderwijs, de jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Het actieplan voorziet in maatregelen die er op gericht zijn de ervaren regeldruk bij bedrijven, professionals, cliënten en overheidslagen substantieel te reduceren.

Hiermee heeft mijn actieplan een bredere focus dan wordt gehanteerd in de kabinetsbrede aanpak van administratieve lasten voor bedrijven waarover u per brief van 20 mei 20081 reeds bent geïnformeerd. U wordt dit najaar geïnformeerd over de kabinetsbrede reductieplannen.

3 De nulmeting

Tussen februari en juli 2008 heb ik een nulmeting laten verrichten naar de ervaren regeldruk van professionals en cliënten in de brede jeugdketen. Professionals en cliënten hebben massaal hun mening gegeven: aan het onderzoek hebben ruim 200 cliënten en bijna 550 professionals bijgedragen.

De volgende knelpunten zijn als meest urgent aangegeven door de cliënten:

1. De indicatieprocedure is onduidelijk;

2. Cliënten moeten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun verhaal doen;

3. Cliënten moeten hun verhaal vaak opnieuw vertellen omdat zij met veel verschillende hulpverleners te maken hebben;

4. Cliënten moeten veel papierwerk door voordat zij hulp krijgen;

5. Cliënten hebben weinig zicht op het behandelaanbod en de keuzes die worden gemaakt.

De volgende knelpunten zijn als meest urgent aangegeven door de professionals:

1. Als de keten niet werkt komt er steeds een schakel bij, waardoor de keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie;

2. Het vastleggen van gegevens in ICT-registratieprogramma’s is niet altijd gebruikersvriendelijk;

3. Toename van registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen;

4. Elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) moet worden vastgelegd;

5. Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen aan de verantwoording.

De eindrapportage van de nulmeting treft u als bijlage2 aan bij deze brief.

4 Het actieplan

De nulmeting en alle andere signalen vormen de basis voor mijn actieplan dat ik hierbij presenteer. In dit actieplan geef ik aan op welke wijze ik samen met de betrokken partijen (Landelijk Cliëntenforum Provinciale Jeugdzorg, MOgroep Jeugdzorg, GGZ Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Interprovinciaal Overleg, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Zorgverzekeraars Nederland, Inspectie Jeugdzorg, en de Raad voor de Kinderbescherming) in de jeugdketen de gesignaleerde knelpunten het hoofd wil bieden. Het actieplan is dan ook opgesteld in nauw overleg met deze partijen en bevat voorstellen die door deze partijen zelf zijn ingebracht. Uit het actieplan blijkt dat genoemde partijen al actief bezig zijn met diverse initiatieven die raken aan de ambitie om de ervaren regeldruk terug te dringen. Het actieplan sluit waar mogelijk bij bestaande initiatieven aan.

Dit actieplan is geen eindproduct. Ik zal me in mijn beleid voortdurend laten inspireren door signalen uit de praktijk. Hiertoe heb ik onder andere het meldpunt regeldruk voor professionals ingesteld. Op dit meldpunt kan iedereen die werkzaam is binnen de jeugdketen ervaringen met regeldruk als gevolg van wet- en regelgeving melden en suggesties geven voor verbeteringen. Het meldpunt is op 28 mei 2008 van start gegaan. De eerste drie maanden daarna heb ik al 68 meldingen mogen ontvangen.

Ik zal de komende jaren periodiek onderzoeken of de ingezette maatregelen het beoogde effect hebben. Als blijkt dat extra of andere inzet nodig is, zal het actieplan worden aangepast.

Een gedeeld probleem, een gezamenlijke oplossing

De aanbevelingen uit de nulmeting richten zich minder op het aanpassen of afschaffen van regelgeving, en meer op het beter organiseren van de zorg- en ondersteunende processen en samenwerking tussen instellingen. Het terugdringen van ervaren regeldruk en onnodige bureaucratie vraagt om een andere mentaliteit, aanpak en sturingsvisie bij overheden, managers, professionals èn cliënten. Wederzijds vertrouwen is hierbij cruciaal. Vertrouwen in elkaar en vertrouwen in professionele deskundigheden. Dit vraagt om een cultuuromslag die geen van de actoren in de keten onafhankelijk van de ander kan maken.

Ik ben daarom zeer verheugd u te kunnen melden dat ik samenwerkingsafspraken heb gesloten met alle provincies en grootstedelijke regio’s (GSR) over het aanpakken van de ervaren regeldruk. Met de samenwerkingsafspraken committeren de provincies/GSR zich aan de ambitie om de ervaren regeldruk in hun provincie met 25% terug te dringen. Hiertoe zullen ze afspraken maken met alle relevante partijen in hun regio. Ook zal elke provincie/GSR een nulmeting houden, naar analogie van de landelijke nulmeting. Veel provincies en GSR zijn al zeer actief. Zo heeft de provincie Gelderland een taskforce deregulering en Overijsseleen provinciale jeugdzorgbrigade opgericht met de opdracht om de regeldruk in de provincie terug te dringen. In NoordBrabant gaat een provinciale stuurgroep aan de slag met twee hoofdthema’s: het terugdringen van bureaucratie bij indicatiestelling en het terugdringen van overbodige overlegvormen. Gelderland, Overijssel, en Noord Brabant hebben alle drie een provinciaal meldpunt regeldruk ingericht. In Utrecht richt de aanpak zich op de intersectorale samenwerking en de problemen die hierbij ontstaan. Aan de hand van concrete casussen – bij voorbeeld combinatie van speciaal onderwijs en jeugdzorg – bekijkt Utrecht op welke wijze het hulpverleningsproces beter georganiseerd kan worden. Indien Utrecht de indruk heeft dat verbeteringen strijdig zijn met wet- en regelgeving legt de provincie haar voorstel voor verbetering aan mij ter beoordeling voor. Indien nodig en gewenst, zal ik hierop actie ondernemen.

Naast deze specifieke activiteiten spelen provincies en grootstedelijke regio’s een cruciale rol bij belangrijke trajecten als bij voorbeeld Beter, Anders, Minder, de ontwikkeling van prestatie-indicatoren, doorbraakprojecten, aansluiting met gemeentelijk domein, en het programma Beter Beschermd. Met alle provincies onderhoud ik doorlopend contact over de mate waarin voortgang wordt geboekt in de ambitie om de ervaren regeldruk terug te dringen.

In het actieplan staat beschreven welke trajecten ik, al dan niet in samenwerking met mijn collega’s en veldpartijen, al in gang heb gezet. Ik noem hier enkele voorbeelden:

– Het Kader Integraal Indiceren voorkomt dat indicatietrajecten voor de jeugdzorg, het speciaal onderwijs en de AWBZ los van elkaar staan en draagt zo bij aan een betere samenwerking in de keten.

– De verwijsindex risicojongeren zorgt ervoor dat risicosignalen op structurele wijze vroegtijdig en ook bovengemeentelijk bijeen worden gebracht en dat professionals direct met elkaar contact kunnen opnemen om de hulpverlening af te stemmen en af te spreken wie daarvoor de verantwoordelijkheid neemt. Ook dit draagt bij aan een betere samenwerking in de jeugdketen.

– Het vereenvoudigen van de indicatiestelling voor de provinciale jeugdzorg leidt tot een snellere indicatiestelling, minder registratie en minder dubbel werk bij de zorginstelling.

– Het traject «Passend Onderwijs» is erop gericht te komen tot een betere kwaliteit en organisatie van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning en zorg nodig hebben, onder andere door deregulering en het verminderen van regeldruk. Hierbij heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het voortouw.

– Het programma Beter Beschermd werkt aan een betere samenwerking en informatie-uitwisseling in de jeugdbeschermingsketen.

– In november 2007 heb ik de verplichte herindicatie na een wachttijd van 13 weken afgeschaft. De nulmeting geeft aan dat professionals deze maatregel ervaren als een verlichting van de regeldruk.

5 Nieuwe activiteiten

Deze en andere lopende activiteiten vul ik in het actieplan aan met nieuwe initiatieven. In deze brief volsta ik met het noemen van de vijf belangrijkste nieuwe activiteiten en het benoemen van de partij die daarbij het initiatief heeft.

1 Indicatiebesluit in begrijpelijke taal

Uit de nulmeting blijkt (knelpunt nummer 1 voor cliënten) dat het indicatiebesluit voor cliënten vaak moeilijk is te begrijpen. Een heldere uitleg ontbreekt vaak en het taalgebruik is niet op het niveau van de cliënt. In navolging van de afspraak die hieromtrent voor de AWBZ is gemaakt met het CIZ en het CAK heb ik met de MOgroep Jeugdzorg afgesproken dat de sector aan het werk gaat om de begrijpelijkheid van de indicatieformulieren van het bureau jeugdzorg te vergroten. Jargon wordt zoveel mogelijk vermeden en indicatiebesluiten worden geschreven in een taal die door het merendeel van de cliënten wordt begrepen. Dit moet ertoe leiden dat het indicatiebesluit van het bureau jeugdzorg uiterlijk in 2010 begrijpelijk is voor 95% van de cliënten.

2 Betere informatievoorziening richting de cliënt

Cliënten klagen in de nulmeting over een gebrekkige informatievoorziening. De MOgroep Jeugdzorg heeft aangeboden om, in samenwerking met het landelijk cliëntenplatform en de provincies, te onderzoeken op welke wijze de «cliëntenroute» succesvol kan worden ingezet om de indicatieprocedures bij bureau jeugdzorg te verhelderen. Dit instrument is bij de introductie van de Wet op de jeugdzorg ontwikkeld en informeert cliënten van de jeugdzorg op een begrijpelijke wijze over de inhoud van een indicatie, over de verschillende soorten hulpverlening waarnaar een bureau jeugdzorg kan verwijzen, over hun rechten en beroepsmogelijkheden. Dit document voorziet volgens de nulmeting in een behoefte, maar wordt nauwelijks (meer) gebruikt.

De MOgroep Jeugdzorg heeft verder aangekondigd dat zij door middel van een cliënttevredenheidstoets (C-toets) zal onderzoeken of de informatievoorziening en de besluitvorming duidelijk overkomt bij de cliënten. Op basis van het onderzoek zal de MOgroep Jeugdzorg vervolgacties inzetten.

Verder heb ik de ambitie om een webloket op te zetten voor ouders en jeugdigen. Het webloket biedt een overzicht van alle voorzieningen voor jeugdigen, ketenbreed. Ik zal bezien of ik hiervoor aansluiting kan vinden bij het webloket regelhulp.

Cliënten geven in de nulmeting aan dat bij veel verschillende instanties verschillende indicaties moeten worden aangevraagd met verschillende procedures. Het project «Kader Integraal Indiceren» brengt hierin verbetering door indicatietrajecten voor jeugdzorg, speciaal onderwijs en AWBZ-zorg te integreren. Hierdoor ontvangen cliënten, in een integraal pakket, de indicaties waar zij recht op hebben en hoeven ze niet langs verschillende loketten.

3 Gebruikersvriendelijkheid registratiesystemen

In de nulmeting geven professionals aan dat de slechte toegankelijkheid van de ICT registratieprogramma’s een belangrijk knelpunt is. Die toegankelijkheid heeft ten dele te maken met de inflexibiliteit en de gebruikersonvriendelijkheid van de registratieprogramma’s en ten dele met het feit dat indicatiestellers en hulpverleners steeds opnieuw dezelfde informatie met de hand moeten overtypen. De MOgroep Jeugdzorg heeft voorgesteld om een expertteam op te zetten, die op locatie ICT oplossingen aanbiedt voor de ervaren knelpunten in IJ (registratiesysteem van bureau jeugdzorg). Hiermee kan maatwerk worden geleverd op het niveau van de bureaus jeugdzorg. Daarnaast heeft de MOgroep Jeugdzorg voorgesteld om digitale formulieren toe te passen, zodat hulpverleners niet genoodzaakt zijn om stukken tekst handmatig over te typen. Deze maatregel sluit aan bij het signaal van de cliënten uit de nulmeting dat zij bereid zijn om zelf informatie elektronisch aan te leveren. Hulpverleners en indicatiestellers moeten door het inzetten van deze maatregelen op het gebied van registratiesystemen direct effect merken in hun werk.

4 Naar één verantwoordingsdocument

Uit de nulmeting blijkt dat professionals de hoeveelheid gegevens, die ze moeten vastleggen, als knelpunt ervaren. Door alle informatievragen aan zorginstellingen in één document te bundelen – naar voorbeeld van het Jaardocument Zorg – en dit vast te stellen als centraal verantwoordingsdocument, kan het aantal accountantsverklaringen worden teruggebracht. Volgens de sector levert dit een enorme lastenverlichting op. Ik streef ernaar om tot één verantwoordingsdocument te komen voor de provinciale jeugdzorg.

Ook het project Beter, Anders, Minder (BAM) levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de registratielast voor instellingen. Binnen dit project zet ik samen met IPO en de MOgroep Jeugdzorg in op een verbetering en vermindering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg. Samen kijken we welke sturingsinformatie we (provincies, rijk) echt nodig hebben en welke items op dit moment zonder goede reden worden uitgevraagd. Dit najaar stelt het Rijk haar kerninformatie (oftewel maximale gegevensset) vast van informatie die zij nodig heeft in het kader van haar taken en verantwoordelijkheden. Samen met de andere overheden en veldpartijen maakt het Rijk afspraken over de aanlevering van deze kerninformatie. Zodra de kerninformatie is vastgesteld, worden de definities van de gegevens opnieuw tegen het licht gehouden en zo nodig opnieuw vastgelegd, om ervoor te zorgen dat alle partijen uniforme definities hanteren bij de aanlevering en het gebruik van de kerninformatie.

5 Sturen op onbureaucratisch werken

Uit de nulmeting blijkt dat veel regeldruk wordt veroorzaakt in de uitvoering. De rapportage wijst op het effect van interne bedrijfsvoering en interne en externe communicatie.

Management en mede-overheden moeten hier nadrukkelijk op sturen. De ruimte die vrijkomt als gevolg van minder papieren regelwerk moet daadwerkelijk ten gunste komen van de cliënt. Dit gebeurt niet vanzelf en moet voortdurend een aandachtspunt zijn bij het inrichten van bedrijfsprocessen. Veel provincies werken al met doorbraaktrajecten die zijn gericht op snel, adequaat en onbureaucratisch werken. Ik heb met de provincies en grootstedelijke regio’s de afspraak gemaakt dat zij ook de komende jaren sturen op het minder bureaucratisch inrichten van bedrijfsprocessen van indicatieorganen en hulpverleningsinstellingen. Ook een betere bereikbaarheid van hulpverleners voor cliënten hoort hierbij. Met het stimuleren van dergelijke verbetertrajecten geven provincies concreet invulling aan de doelstelling uit onze samenwerkingsafspraken over het terugdringen van regeldruk. Een ander voorbeeld van onbureaucratisch werken is het project «versnelling in de jeugd-GGZ» dat in maart 2008, op initiatief van Jeugd-GGZ aanbieders, van start is gegaan. Het project heeft als doel om de wacht- en doorlooptijden binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie drastisch terug te brengen.

6 Context

Het bestrijden van regeldruk raakt aan belangrijke onderdelen van mijn beleidsprogramma. Veel beleidsvoornemens en -maatregelen hebben effect op de ervaren regeldruk en worden op hun beurt weer beïnvloed door de bestaande regeldruk.

Wachtlijsten

Wachtlijsten worden door professionals en cliënten genoemd als een belangrijke bron van bureaucratie. Wachtlijsten bij zorgaanbieders dwingen indicatiestellers om te zoeken naar een plek voor en jeugdige bij een andere zorgaanbieder. Dit brengt veel regelwerk met zich mee. Gedurende de wachttijd verlopen indicaties en kan de problematiek veranderen, wat weer leidt tot nieuwe indicaties (en soms nieuwe machtigingen) en dan begint het hele proces weer opnieuw. Ook bestaat er veel ergernis over de incidentele en vaak aanvullende informatie die wordt opgevraagd voor wachtlijstrapportages.

Bureaucratie wordt – omgekeerd – ook vaak genoemd als oorzaak van wachttijden. Als er meer tijd zou zijn voor zorg in plaats van papier, is de redenering, is de wachttijd voor cliënten korter. Ik ben ervan doordrongen dat de aanpak van de onnodige bureaucratie en de aanpak van de wachttijden veel met elkaar te maken hebben. Het is dan ook een speerpunt van mijn beleid om de wachtlijsten terug te dringen. In mijn brief van 5 september 20081 heb ik de afspraken gepresenteerd die ik met het IPO heb gemaakt over de inzet van extra financiële middelen om de wachtlijsten weg te werken.

Veel schakels in de keten

De nulmeting geeft aan dat elke schakel in de keten aanleiding kan zijn voor problemen in afstemming, overdracht en samenwerking. Cliënten geven aan het hinderlijk te vinden om bij elke organisatie opnieuw hun verhaal te moeten vertellen. Dit pleit ervoor om het aantal schakels in de keten terug te brengen. Hiervoor zijn inmiddels belangrijke stappen gezet. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) bundelen reeds bestaande diensten en zorgen voor meer samenhang en coördinatie. In de tweede plaats voorzien de CJG in de behoefte aan een laagdrempelige, persoonlijke en toegankelijke eerstelijn om de zorg dicht en persoonlijk bij mensen te organiseren. Een eerstelijn die zelf hulp biedt en vanuit haar professionele praktijk de gespecialiseerde (tweede lijn) hulp kan inroepen. Goed werkende CJG zullen de bureaus jeugdzorg flink ontlasten. Hiermee is geen extra schakel ingebouwd, maar valt er juist een schakel weg. Onderdeel van het basismodel CJG is dat de bureaus jeugdzorg een voorpost inrichten in het CJG, zodat de overdracht van een cliënt soepel kan verlopen.

Gemeenten klagen over de versnippering van de financieringsstromen van het Rijk richting gemeente en de afzonderlijke verantwoordingsprocedures. Daarom heb ik eind 2007 een aantal bestaande en extra financiële middelen gebundeld in één brede doeluitkering Centra Jeugd en Gezin. Opgenomen in de brede doeluitkering CJG zijn de tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg (Rsu jgz), de tijdelijke stimuleringsregeling lokale opvoedingsonderzteuning en gezinsondersteuning (G50), Opvoeden in de buurt (G7), middelen preventief jeugdbeleid (Motie Verhagen), prenatale zorg (voorheen AWBZ), en extra middelen van het kabinet. Hiermee is een belangrijke slag gemaakt in het terugdringen van versnippering van geldstromen op lokaal niveau. De middelen zijn beschikt voor vier jaar. Dit geeft gemeenten rust en vrijheid om middelen, binnen de kaders van de Tijdelijke regeling CJG, in te zetten op een wijze die aansluit bij de lokale situatie. Het is mijn bedoeling de middelen na deze periode over te hevelen naar het Gemeentefonds. Zoals toegezegd door de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, zal ik u voor de begrotingsbehandeling van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin nader informeren over de mogelijkheden om de G4 meer ruimte te geven voor het ontschot inzetten van financiële middelen op terreinen als jeugd, onderwijs, zorg en welzijn.

Communicatie

In de nulmeting geven professionals aan dat de manier waarop overheden communiceren over regelgeving en over beleid invloed heeft op de regeldruk die zij ervaren. Veel knelpunten komen voort uit misverstanden over wat de wet- en regelgeving voorschrijven. Met gerichte voorlichting kan hier al veel winst worden geboekt. Professionals geven verder aan dat zij zich soms overvallen voelen door de beleidsactiviteit op rijksniveau. De samenhang tussen veranderingen ontgaat hen hierbij regelmatig. Verder heeft de sector volgens eigen zeggen vaak onvoldoende tijd voor een goede implementatie van nieuw rijksbeleid. Ik zal daarom in de toekomst nadrukkelijker rekening houden met het opnamevermogen van de sector en de dosering en de timing van de veranderingen daarop afstemmen. Verder zal ik de samenhang tussen de veranderingen goed en steeds opnieuw zichtbaar maken. Een toekomstagenda met kalender voor de komende jaren kan hierbij behulpzaam zijn, evenals een overzicht aan het einde van elk kalenderjaar waarin de belangrijkste veranderingen voor het komende jaar worden toegelicht. Tenslotte zou de sector ten minste drie maanden de tijd moeten hebben om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding van nieuwe wet- en regelgeving.

7 Tenslotte

Bureaucratie is niet per definitie verkeerd. Ik zou het nog scherper willen stellen: de sector heeft bureaucratie gewoon nodig. Werkers in de jeugdketen nemen vaak ingrijpende besluiten. En hoe ingrijpender het besluit – denk bijvoorbeeld aan het uit huis plaatsen van een kind – des te groter de noodzaak om zorgvuldig te handelen. Ouders zijn begrijpelijkerwijs kritisch op het handelen van hulpverleners. Hulpverleners moeten zich kunnen verantwoorden. Dit leidt onontkoombaar tot bureaucratie, in de betekenis van papierwerk en registratie. Bij de wens om bureaucratie terug te dringen is realiteitszin dus wel op zijn plaats. Waar het om gaat is dat regels in dienst staan van het doel dat wordt nagestreefd en geen doel op zichzelf zijn. Er moet evenwicht zijn tussen zorgvuldigheid en rechtszekerheid enerzijds en snelheid en de kwaliteit van de hulpverlening anderzijds. Er gaat veel goed op dit vlak, maar de nulmeting laat zien dat er ook nog veel te winnen is.

De ambitie die ik vorig jaar uitsprak is onverminderd relevant. Uit de nulmeting komt naar voren dat werkers in de jeugdketen hun werk met trots en betrokkenheid uitvoeren. Het is van groot belang dat er in de sector meer wordt uitgegaan van vertrouwen, zodat professionals deze trots kunnen blijven houden en nog meer werkplezier gaan ervaren. Dit zal de cliënt direct ten goede komen. Hierdoor blijft de sector bovendien aantrekkelijk voor nieuwe professionals. Deze urgentie wordt gelukkig breed ervaren, zo blijkt uit de ambities en activiteiten die worden ontplooid door provincies, indictiestellers, hulpverleners, cliënten en managers van zorgaanbieders. Samen gaan we onze ambitie realiseren.

Bij de aanpak van bureaucratie, regeldruk en administratieve lasten, duikt bijna altijd het woord «minder» op. Minder last door minder regels. Ik wil de komende jaren een ander woord gebruiken: het woord meer. Het is mijn doel om de professional meer ruimte te geven om zijn vak goed en met meer plezier te kunnen uitoefenen. Ik zal mij ervoor inzetten dat ouders en kinderen meer kwaliteit krijgen, ook wat betreft wachttijden en doorstroom. Zij moeten sneller en ook betere hulp krijgen, met meer aandacht en begrip en een prettige bejegening door een gemotiveerde professional.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Kamerstukken II, 2007/08, 29 815, nr. 121.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2007/08, 29 515, nr. 244.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

«Stand van zaken wachtlijsten in de jeugdzorg en invoering nieuwe financiering jeugdzorg», 5 september 2008 (29 815, nr. 166).

Naar boven