29 815
Jeugdzorg 2005–2008

nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2007

1 Inleiding

De wens om de ervaren regeldruk terug te dringen staat prominent op de politieke agenda. Dit geldt ook voor het brede jeugdbeleid. Het beeld bestaat van een doorgeschoten beheersdrang die in de uitvoeringspraktijk te belastend is geworden voor cliënten, professionals en instellingen. Daarnaast zijn werkprocessen niet altijd goed afgestemd en wordt werk dubbel gedaan. Deze situatie wil ik nog tijdens deze kabinetsperiode veranderen. Dit moet leiden tot snellere en betere hulp voor de cliënt en meer plezier in het werk voor de professional. In deze brief schets ik de aanpak die mij hierbij voor ogen staat, conform mijn toezegging tijdens het spoeddebat jeugdzorg van 6 september 2007 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 93, blz. 5244–5260).

2 Verder op de weg van de Jeugdzorgbrigade

De aandacht voor regeldruk en onnodige bureaucratie in de jeugdzorg is niet nieuw. Tussen eind 2004 en medio 2006 heeft de Jeugdzorgbrigade, onder leiding van Frank de Grave (thans voorzitter NZA), gewerkt aan de bewustwording op het gebied van bureaucratie in de sector. De Jeugdzorgbrigade heeft onnodige bureaucratie in de jeugdzorg opgespoord en bekeken wat aan vermindering van bureaucratie kan worden gedaan. Deze analyse resulteerde in drie rapportages en in totaal 93 aanbevelingen aan instellingen, provincies en de rijksoverheid. U bent hierover in diverse brieven1 geïnformeerd. Met mijn actieplan bouw ik voort op het werk van de Jeugdzorgbrigade.

Mijn actieplan is in twee opzichten breder van opzet dan de opdracht van de Jeugdzorgbrigade. In de eerste plaats beschouw ik huidige wet- en regelgeving in dit traject niet als een gegeven. Als uit de analyse blijkt dat deze wet- en regelgeving een goed functionerende hulpverlening in de weg staat, dan pas ik wet- en regelgeving aan.

In de tweede plaats reikt dit actieplan verder dan de provinciale jeugdzorg alleen. De reikwijdte komt overeen met de jeugdketen waarvoor ik verantwoordelijk ben: de jeugdgezondheidszorg en de Centra voor Jeugd en Gezin, de provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, de jeugdgeestelijke gezondheidszorg (JeugdGGZ), de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen (JeugdLVG), de jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming (RvK). Het gaat erom dat ook de aansluiting tussen de verschillende onderdelen van de jeugdketen goed loopt. Dat ouders en kinderen niet steeds hetzelfde verhaal hoeven te vertellen en dat professionals elkaars werk niet overdoen.

3 Wanneer is bureaucratie onnodig?

Het begrip bureaucratie heeft een negatieve lading. Feitelijk staat bureaucratie voor een organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door regels, procedures, hiërarchie en «onpersoonlijke» relaties. Bureaucratisme is de term voor de ontaardingsvorm van de bureaucratie, waarbij formalisme, perfectionisme, afschuiven van verantwoordelijkheden en dubbel werk de boventoon voeren. In dit actieplan spreek ik – in navolging van de Jeugdzorgbrigade – in dit verband van onnodige bureaucratie: regels, procedures en werkwijzen die hun doel voorbij schieten, een doel op zich worden en ten koste gaan van een goede uitvoering en van de zorg voor het kind.

De vraag wat «onnodig» is, valt moeilijk objectief te beantwoorden. Een sector waarin ruim € 2 miljard omgaat moet zich kunnen verantwoorden. Het gaat bovendien om kinderen, een kwetsbare groep. Wat kwetsbaar is vraagt om extra bescherming en extra bescherming vraagt om extra regels. Deze kwetsbaarheid leidt tegelijk tot een lagere tolerantie voor fouten en ook dat leidt weer tot meer regels en een accent op verantwoording. Dit leidt onontkoombaar tot relatief veel bureaucratie in de jeugdketen.

Bij de wens om bureaucratie terug te dringen is realiteitszin dus op zijn plaats. Een zekere mate van bureaucratie is inherent aan de jeugdketen. Dit neemt niet weg dat bureaucratie wel in dienst moet staan van het doel dat wordt nagestreefd. Het gaat erom welke bureaucratie gemist kan worden. Het gaat ook over de juiste balans tussen zorgvuldigheid en rechtszekerheid enerzijds en de snelheid van de hulpverlening anderzijds. Ik zal het gesprek over een optimale balans de komende jaren met alle partijen aangaan.

In mijn actieplan spreek ik over de ervaren regeldruk1. Het gaat mij bij regeldruk niet alleen om de objectief meetbare druk, maar ook om de als zodanig beleefde druk«gevoelstemperatuur». Het gaat bovendien niet alleen om de last als gevolg van de regelgeving zelf, maar ook om de last als gevolg van bijvoorbeeld de wijze van invoering en uitvoering. De ervaren regeldruk kan onder andere worden teruggebracht door de onnodige bureaucratie aan te pakken.

Onderzoek in de sector van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) heeft aangetoond dat de ervaren regeldruk voor een beperkt deel direct valt te herleiden tot centrale wet- en regelgeving. Een groot deel wordt veroorzaakt door interpretaties van wet- en regelgeving, door problemen in de samenwerking en overdracht, door tekortschietende communicatie en door interne bedrijfsvoeringsprocessen. Al deze factoren staan aan de basis van de ervaren regeldruk en al deze factoren betrek ik in mijn actieplan.

4 De doelstelling en het proces

Doelstelling

Het is mijn doel om de professional meer ruimte te geven om zijn vak goed en met plezier te kunnen uitoefenen. Daarnaast zal ik bevorderen dat ouders en kinderen een prettigere bejegening door een gemotiveerde professional ervaren, sneller hulp krijgen en minder rompslomp hoeven te doorstaan. Meer directe cliëntcontacten, minder papier en minder verantwoording helpen deze doelstelling te realiseren. Het is wenselijk om hieraan een kwantitatieve doelstelling te verbinden omdat hiervan een stimulans uitgaat om daadwerkelijk een forse slag te maken.

Kort gezegd, komt mijn ambitie op het volgende neer:

Vermindering van de ervaren regeldruk in de jeugdketen voor zowel ouders en kinderen als voor professionals in het jeugdbeleid met 25% in 2011.

Proces

Om te meten of deze doelstelling in 2011 is behaald, laat ik begin 2008 een nulmeting uitvoeren naar de ervaren regeldruk met behulp van de reeds voor de AWBZ ontwikkelde bureaucratie-index. Op basis van de uitkomst van deze nulmeting wordt mijn actieplan definitief ingevuld. De komende jaren zal ik de voortgang van de activiteiten bewaken. In 2011 volgt een tweede meting om na te gaan of de kwantitatieve doelstelling is behaald.

In de rest van deze brief informeer ik u over mijn eerste bevindingen en de concrete acties die ik naar aanleiding hiervan voorbereid.

5 Eerste signalen en daaruit voortvloeiende acties

De afgelopen maanden heb ik mij uitgebreid laten informeren over de ervaren regeldruk en onnodige bureaucratie in de jeugdketen. Daarbij heb ik gesproken met indicatiestellers, voogdijmedewerkers, hulpverleners uit de JeugdGGZ en de provinciale jeugdzorg, het cliëntenplatform, de Raad voor de Kinderbescherming, de Inspectie jeugdzorg, verschillende provincies, het Interprovinciaal overleg, GGZ Nederland en de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOGroep). Voorts heeft de Kafkabrigade (een organisatie die is gespecialiseerd in het opsporen en aanpakken van onnodige bureaucratie) op mijn verzoek een dag georganiseerd met een selectie van professionals uit het jeugdbeleid in de provincie Utrecht. Doel van deze bijeenkomst was het signaleren van knelpunten als gevolg van onnodige bureaucratie en het formuleren van oplossingsrichtingen.

Bovenstaande heeft – samen met de analyse van onder andere de adviezen van de Jeugdzorgbrigade – een lijst met eerste signalen opgeleverd ten aanzien van de ervaren regeldruk, die de basis vormt voor de start van mijn aanpak. De bijlage geeft, zonder uitputtend te zijn, de belangrijkste eerste signalen weer. Verder staat vermeld wat er op elk van die onderwerpen al gebeurt – mede naar aanleiding van de adviezen van de Jeugdzorgbrigade – gericht op het tegengaan van ervaren regeldruk en onnodige bureaucratie. De meeste signalen hebben betrekking op één van de volgende vier onderwerpen:

• Toegankelijkheid voor de cliënt;

• De indicatiestelling;

• De jeugdbeschermingsketen;

• De beleidsinformatie en -verantwoording.

Tot slot staat in de bijlage welke nieuwe acties ik nu al wil ondernemen, vooruitlopend op de acties die uit de nulmeting zullen volgen. Ik wil de belangrijkste vijf nieuwe acties hier alvast noemen:

1 Toegankelijkheid voor de cliënt: begrijpelijke taal

Cliënten ervaren de ingewikkelde formulieren dat ze steeds weer moeten invullen als belastend. Ik wil daarom met de sector de afspraak te maken dat alle formulieren van het Bureau Jeugdzorg binnen twee jaar begrijpelijk zijn voor het overgrote deel van de cliënten en dit ook zullen blijven.

2 Toegankelijkheid voor de cliënt: geen eigen bijdrage meer

De eigen bijdrageregeling in de jeugdzorg wordt ervaren als ingewikkeld, belastend (voor zowel de aanbieders als voor de kinderen en de ouders) en onrechtvaardig (door de kinderen). Ik wil de eigen bijdrageregeling van het kind onder de Wet op de jeugdzorg daarom afschaffen.

3 De indicatiestelling: sneller en eenvoudiger

De indicatiestellers zijn niet goed in staat om de benodigde duur en omvang van een traject al bij de indicatie goed in te schatten, waardoor dit bij de zorgaanbieder vaak opnieuw gebeurt. Dit feit veroorzaakt vertraging van de indicatiestelling en het uitvoeren van dubbel werk. Ik ben daarom, én omdat dit de sturingsmogelijkheden van provincies zal vergroten, voornemens om dit te schrappen.

4 De indicatiestelling: efficiënt gebruik van gedragswetenschappers

De eis dat het indicatiebesluit pas mag worden vastgesteld nadat het is bekeken door een gedragswetenschapper, wordt niet voor alle cliënten nuttig gevonden en daardoor als vertragend ervaren. Ik wil daarom de verplichting loslaten dat toetsing door de gedragswetenschapper in alle gevallen plaatsvindt. Hierdoor krijgt de gedragswetenschapper meer tijd om aandacht te besteden aan die cliënten bij wie dit ook echt is vereist. Gezien de beperkte beschikbaarheid van de gedragswetenschappers zal dit leiden tot een snellere en een kwalitatief betere indicatiestelling.

5 Beleidsinformatie en -verantwoording: Beter, Anders, Minder

De sector geeft aan dat er momenteel nog teveel partijen zijn die op hun eigen manier informatie opvragen. Daarnaast geeft het veld aan dat de betrouwbaarheid van de gegevens niet optimaal is, aangezien definities nog onvoldoende eenduidig zijn. Met het project «Verbetering beleidsinformatie jeugdzorg: Beter, Anders en Minder» zet ik samen met IPO en de MO-groep in op een verbetering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg. Doel van het project is ervoor te zorgen dat BJZ en zorgaanbieders op een eenduidige en minder belastende manier de beleidsinformatie provinciale jeugdzorg aanleveren, die van een zodanige kwaliteit is, dat de betrokken partijen in de sector (IPO, Rijk) met deze informatie kunnen sturen op basis van hun taken en verantwoordelijkheden. Het project loopt tot en met december 2008.

Wachtlijsten

Wachtlijsten worden vaak genoemd als een voorname bron van bureaucratie. Wachtlijsten bij zorgaanbieders dwingen indicatiestellers om te zoeken naar een plaats, wat veel regelwerk met zich meebrengt. Gedurende de wachttijd verlopen indicaties en verergert de problematiek, wat weer leidt tot nieuwe indicaties (en soms nieuwe machtigingen) en dan begint het hele proces weer opnieuw. Bureaucratie wordt – omgekeerd – ook vaak genoemd als oorzaak van wachttijden. Als er meer tijd zou zijn voor het primaire proces, is de redenering, zouden cliënten minder lang hoeven wachten. Ik ben ervan doordrongen dat de aanpak van de onnodige bureaucratie en de aanpak van de wachttijden veel met elkaar te maken hebben. Daarom is het ook een speerpunt van mijn beleid om de wachtlijsten terug te dringen. In mijn brief van 20 juni 2007 heb ik aangegeven wat hiervoor nodig is.

6 Hoe verder?

Deze brief is het begin van een meerjarig traject gericht op het realiseren van de genoemde ambitieuze kwantitatieve doelstelling. De komende tijd zal mijn focus – naast de uitwerking van in deze brief genoemde actiepunten – gericht zijn op de volgende onderwerpen:

1 Verdere invulling actieplan: Nulmeting en casestudies

De genoemde verkenning heeft veel informatie opgeleverd. Het valt echter te verwachten dat verdieping op een aantal punten nodig is. Daarom laat ik begin 2008 een aantal casestudies verrichten vanuit het perspectief van de cliënt op onderwerpen met een sectoroverstijgend karakter. Dit vanuit de verwachting dat juist bij deze onderwerpen instellingen en individuen aanlopen tegen onderling tegenstrijdige eisen, regels, procedures en richtlijnen. Op deze onderwerpen moet het programmaministerie een meerwaarde hebben.

Begin 2008 vindt de nulmeting plaats van de ervaren regeldruk in de jeugdketen. Op basis van de nulmeting wordt mijn actieplan definitief ingevuld. Als verbijzondering van de algemene nulmeting zal ik door middel van een quick scan een onderzoek doen naar de registratieverplichtingen bij één beroepsgroep in de jeugdketen.

Bij de uitwerking en implementatie van het actieplan blijf ik cliënten, hulpverleners, indicatiestellers, uitvoeringsinstanties, brancheorganisaties en mede-overheden betrekken.

2 Samenwerkingsovereenkomsten met provincies

Eerder in deze brief heb ik aangegeven dat de ervaren regeldruk niet altijd direct valt te herleiden tot wet- en regelgeving, maar ook wordt veroorzaakt door interpretaties, problemen in samenwerking en overdracht, tekortschietende communicatie en interne bedrijfsvoeringsprocessen. Daarom wil ik de ambitie ook realiseren met de medewerking van alle relevante partners. In dat kader streef ik ernaar samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met de provincies over hun bijdrage aan de realisatie van genoemde kwantitatieve doelstelling. Provincies op hun beurt kunnen hun ketenpartners (gemeenten, zorgkantoren, de jeugdzorgzorg) stimuleren om tot een gezamenlijke aanpak te komen voor een vermindering van de ervaren regeldruk. De provincies kunnen onderling informatie uitwisselen over de geboekte voortgang en succesvolle en minder succesvolle ervaringen en succesvolle initiatieven ook breder uitdragen. Tenslotte vraag ik alle provincies waarmee ik samenwerkingsafspraken maak een soortgelijke nulmeting te houden. De acties die hieruit voortkomen, kunnen verschillen per provincie.

3 Blijvende alertheid

Ik vind het belangrijk op de hoogte te blijven van signalen van onnodige bureaucratie zodat ik zonodig aanvullende acties kan ondernemen. Daartoe wil ik aansluiten bij het Meldpunt Regeldruk en Bureaucratie voor professionals en zorgaanbieders, dat onlangs door de staatssecretaris en de minister van VWS is ingesteld. Het meldpunt zal daarom ook geplaatst worden op de website van Jeugd en Gezin. Instellingen en professionals die meldingen doen, krijgen zo spoedig mogelijk antwoord. Meldingen en antwoorden komen op de website.

Ook bij nieuw beleid moeten we er alert op zijn dat dit wordt vormgegeven met zo min mogelijk regeldruk. Dit is nadrukkelijk het uitgangspunt bij de totstandkoming van de Centra voor Jeugd en Gezin. In een brede doeluitkering gaan verscheidene specifieke uitkeringen op, waarbij ik gekozen heb voor een zo licht mogelijke verantwoording. Afrekening vindt eenmalig, over een periode van vier jaar, plaats. De uitkering wordt bovendien ambtshalve, en dus niet op aanvraag toegekend. Als sprake is van landelijke dekking van de Centra zullen de middelen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Tenslotte

In het Algemeen Overleg over de jeugdzorg van 13 november 2007 vroeg uw Kamer aandacht voor het hoge aandeel van overhead in de kosten van de jeugdzorg. Dit aandeel zou naar beneden moeten worden gebracht, ten gunste van de cliëntgebonden kosten. Ik deel deze analyse, in het bijzonder waar dit de Bureaus Jeugdzorg betreft. Het bureau Deloitte, dat de kostenopbouw van de bureaus jeugdzorg heeft onderzocht, kwam tot diezelfde conclusie. De acties uit dit actieplan, inbegrepen de inspanningen van het veld en de provincies, moeten ertoe leiden dat er meer tijd gaat naar cliënten in plaats van naar papier.

Over de voortgang van dit traject informeer ik uw Kamer doorlopend. Ik streef ernaar de definitieve invulling van mijn actieplan medio 2008 aan u voor te leggen.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

BIJLAGE SIGNALEN EN ACTIVITEITEN

In deze bijlage treft u de eerste signalen over de ervaren regeldruk die de basis vormen voor de start van mijn aanpak. Daarnaast geef ik aan wat er op elk van die onderwerpen al in gang is gezet, gericht op het tegengaan van ervaren regeldruk en onnodige bureaucratie en welke acties hieraan zullen worden toegevoegd. De lijst met nieuwe acties zal worden aangevuld na de nulmeting naar de ervaren regeldruk die ik begin 2008 laat uitvoeren. De meeste reeds ontvangen signalen hebben betrekking op één van de volgende vier onderwerpen:

– Toegankelijkheid voor de cliënt

– Indicatiestelling

– Jeugdbescherming

– Beleids- en verantwoordingsinformatie

1 De cliënt: snellere hulp en minder papier

Wat kan er beter?

Cliënten geven aan dat de regeldruk en werkdruk ten koste gaan van de bejegening en de zorgvuldigheid. Cliënten ervaren het grote aantal ingewikkelde formulieren dat ze steeds weer moeten invullen en het feit dat ze steeds weer hetzelfde verhaal moeten vertellen als onnodige bureaucratie. Ook de eigen bijdrageregeling in de jeugdzorg wordt ervaren als ingewikkeld, belastend (voor zowel de aanbieders als voor de kinderen en de ouders) en onrechtvaardig (door de kinderen).

Alle acties in dit actieplan komen uiteindelijk ten goede aan de cliënt. Daarnaast is er een aantal specifieke acties in gang gezet of in voorbereiding.

Wat is er al in gang gezet?

Afschaffen eigen bijdrageregeling van het kind onder de Wet op de jeugdzorg

Mede op advies van de Jeugdzorgbrigade heb ik besloten om de eigen bijdrageregeling van het kind onder de Wet op de jeugdzorg af te schaffen. Bijkomend effect (naast de verminderde regeldruk voor kinderen) van deze maatregel is dat ze jongeren in de jeugdzorg stimuleert een bijbaan of vakantiewerk aan te nemen omdat ze deze verdiensten niet meer hoeven af te dragen. Dit schept een mooie kans voor jongeren in de jeugdzorg om een actieve rol te spelen in de samenleving.

Meldpunt Last van de Overheid

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in oktober 2006 het meldpunt Last van de Overheid gestart. Hierop kunnen burgers en cliënten terecht met meldingen van bureaucratische rompslomp. Ik zal aan dit meldpunt ruchtbaarheid geven in de jeugdketen en vertegenwoordigers van cliënten oproepen om hun achterban te wijzen op deze mogelijkheid om klachten door te geven.

Wat ga ik doen?

Mijn actieplan wordt definitief ingevuld na de nulmeting begin 2008. Op basis van de eerste verkenning zal ik het volgende al in gang zetten.

Begrijpelijke formulieren

Een voor de hand liggende manier om de toegankelijkheid van de jeugdketen te vergroten is het communiceren met cliënten in een taal die ze begrijpen. Omdat dit helaas nog niet altijd gebeurt, heeft de jeugdzorgbrigade destijds geadviseerd om zowel het mondeling als het schriftelijk taalgebruik te vereenvoudigen. Ik streef er daarom naar om met de sector de afspraak te maken dat alle formulieren van het Bureau Jeugdzorg binnen twee jaar begrijpelijk moeten zijn voor het overgrote del van de cliënten en dit ook zullen blijven.

2 De Indicatiestelling: altijd betrouwbaar en zo snel mogelijk

Wat kan er beter?

Indicatiestellers geven aan dat de algemene eisen die aan de indicatiestelling zijn verbonden in veel gevallen te zwaar zijn, dat de indicatie soms opnieuw wordt uitgevoerd door zorgaanbieders, dat de verplichte herindicatie na 13 weken veel administratieve rompslomp veroorzaakt en dat informatie uit het voorliggende en aanpalende circuit vaak moeilijk te verkrijgen is. Tenslotte zijn de indicatieprocessen van de verschillende sectoren (speciaal onderwijs, AWBZ, jeugdzorg) niet goed op elkaar afgestemd.

Wat is er al in gang gezet?

Op advies van de Jeugdzorgbrigade is met een wetswijziging voorkomen dat duizenden onnodige herindicaties gesteld zijn.1 Mede op advies van de Jeugdzorgbrigade bereid ik een wijziging voor van de regeling in het uitvoeringsbesluit die erin voorziet dat er standaard na 13 weken een herindicatie moet worden gesteld. Deze vereiste wil ik afschaffen per 1 januari 2008.

Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg

Op verzoek van het IPO voert de MOGroep het project «Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg» (VIB) uit. Bij mijn uitgangspunt dat kinderen en gezinnen zo snel mogelijk de juiste zorg moeten krijgen past eerder een globalere dan een gedetailleerdere indicatiestelling door bureau jeugdzorg. Ik heb het IPO gevraagd dit expliciet aan de orde te laten komen in het project VIB. Dit mede naar aanleiding van de bevindingen van het rapport «Met het oog op kwaliteit: landelijk onderzoek naar de kwaliteitsbewaking van de indicatiestelling door bureaus jeugdzorg» van de Inspectie Jeugdzorg dat ik u op 31 mei 2007 heb aangeboden.

Medio 2008 zullen de resultaten hiervan merkbaar worden.

Kader Integrale Indicatie

Het vertrekpunt bij het realiseren van integrale indicaties is dat besturen van de betrokken indicerende instanties afspraken met elkaar maken. Op regionaal niveau hebben deze afspraken betrekking op de wijze waarop wordt samengewerkt en op de verdeling van de verantwoordelijkheden. De afspraken geven de professionals van de instanties de ruimte om integraal naar de vraag van kinderen en gezinnen te kijken en daarnaar te handelen.

Eind 2006 is het Kader Integraal Indiceren aangeboden aan de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en aan de toenmalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het landelijke kader is bedoeld om regio’s te ondersteunen bij het ontwikkelen en toepassen van een werkwijze voor integraal indiceren door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), BJZ en Speciaal onderwijs (voor clusters 2, 3 en 4). MEE Nederland (Vereniging voor ondersteuning aan alle mensen met een handicap, functiebeperking of chronische ziekte) speelt een belangrijke rol bij het integrale traject van CIZ en cluster 3 en wordt betrokken bij opstellen en implementeren van de regionale afspraken.

Het is de bedoeling dat ouders en kinderen met deze integrale indicatietrajecten beter worden geholpen en minder administratieve lasten ondervinden. Bovendien zal de efficiency van de betrokken indicerende instanties worden verhoogd door vermindering van dubbele werkzaamheden. Het kader integraal indiceren is een dynamisch document en zal aan de hand van voortschrijdend inzicht worden aangepast.

Wat ga ik doen?

Mijn actieplan wordt definitief ingevuld na de nulmeting begin 2008. Op basis van de eerste verkenning zal ik het volgende al in gang zetten.

Nieuwe financieringssystematiek provinciale jeugdzorg: globaler indiceren

In de voorbereiding op de nieuwe financieringssystematiek van de jeugdzorg bereid ik een wijziging voor van het Uitvoeringsbesluit met betrekking tot het schrappen van de duur en de omvang uit het indicatiebesluit van het Bureau Jeugdzorg. Reden hiervoor is het feit dat de indicatiestellers aangeven niet goed in staat te zijn om de benodigde duur en omvang van een traject al bij de indicatie goed in te schatten en het feit dat dit bij de zorgaanbieder vaak opnieuw gebeurt. Het schrappen van deze vereiste scheelt veel werk bij het BJZ en zal de snelheid van het indicatietraject positief beïnvloeden.

Beoordeling van de indicatie door een gedragswetenschapper

De eis dat het indicatiebesluit pas mag worden vastgesteld nadat het is bekeken door een gedragswetenschapper, wordt voor niet alle cliënten nuttig gevonden en daardoor als vertragend ervaren. Doordat alle besluiten moeten worden bezien, kan deze toetsing bovendien slechts marginaal zijn. Inschakelen van de gedragswetenschapper hoeft naar mijn oordeel niet in alle gevallen plaats te vinden maar alleen als de oorzaak van de problemen niet onmiddellijk duidelijk is en onderzoek bij de jeugdige nodig maakt. Op deze manier wordt bereikt dat de indicaties deskundig gebeuren terwijl de gedragswetenschappers worden ingezet ten behoeve van die cliënten bij wie dit ook echt is vereist. Gezien de beperkte beschikbaarheid van de gedragswetenschappers zal dit ook leiden tot een versnelling van de indicatiestelling. Ik acht de toegevoegde waarde van een gedragswetenschapper groter als deze een rol zou krijgen aan het begin of in het verloop van het indicatieproces, in plaats van alleen op te treden als toetser aan het einde van de procedure. Ik ben van plan de mogelijkheden voor aanpassing van het uitvoeringsbesluit hieromtrent op korte termijn nader te verkennen.

3 Jeugdbescherming: snelle hulp voor de meest kwetsbare groep

Wat kan er beter?

In de jeugdbescherming kan zowel in het traject van de beoordeling over de inzet van een maatregel als bij de uitvoering van de maatregel efficiënter gewerkt worden. Diverse rapporten hebben daar op geattendeerd1. De knelpunten zitten vooral in (het gebrek in) de aansluiting van werkzaamheden van opeenvolgende ketenpartners en in de administratieve belasting van (gezins)voogdijwerkers als zij eenmaal in een gezin aan de slag zijn. Verder ervaren gezinsvoogdijwerkers de procedures, die gelden voor de plaatsing van onder toezicht gestelde jongeren in een gesloten instelling, als belastend.

Wat is er al in gang gezet?

Samenwerking in de jeugdbescherming

In het kader van het beleidsprogramma «Beter Beschermd» zijn verschillende verbetertrajecten in gang gezet met het doel te komen tot een tijdige en zorgvuldige beslissing over de inzet en uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel. In het project «Afstemming werkwijze in de keten» binnen Beter Beschermd wordt een nieuwe werkwijze ontwikkeld tussen BJZ, de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter. Doel daarvan is een zo kort mogelijke doorlooptijd tussen het moment dat er een bedreigende situatie gesignaleerd wordt en het moment dat de (gezins)voogdijwerker het eerst contact heeft met het betreffende kind. Kern van deze nieuwe werkwijze is een casusoverleg tussen BJZ en de Raad, waar de koers bepaald wordt «wel of niet een zaak voor de jeugdbescherming» en ook vervolgacties geformuleerd worden en een taakverdeling gemaakt wordt. De organisaties zullen niet langer na elkaar, soms overlappend, werk verrichten, maar al in een vroeg stadium parallel (tegelijkertijd) werken. De nieuwe werkwijze voor de organisaties in de jeugdbescherming zal in 2008 landelijk worden ingevoerd.

Uitvoering ondertoezichtstelling

In januari 2007 is het convenant «Verlaging caseload gezinsvoogdij» afgesloten tussen de toenmalige minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, de provincies/grootstedelijke regio’s, de Bureaus Jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen. Hierin is afgesproken dat de Bureaus Jeugdzorg zoveel mogelijk in onderlinge afstemming zorgen voor vermindering van administratieve lasten in de uitvoering. Het doel is dat de gezinsvoogdijwerkers hierdoor méér cliëntcontacttijd zullen krijgen. In het convenant is afgesproken dat bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling door een gezinsvoogd uiterlijk op 31 december 2007 wordt gewerkt met een gemiddelde caseload van 1 op 17,5 en per 31 december met een caseload van 1 op 15.

Informatiemanagement in de jeugdbescherming

Onderdeel van het programma Beter Beschermd is het project «Informatiemanagement in de jeugdbeschermingsketen». Dit project ondersteunt en faciliteert de verbetering van de samenwerking in de jeugdbeschermingsketen door het organiseren van een efficiënte overdracht van informatie tussen de organisaties in die keten. Hiertoe worden drie acties uitgevoerd:

1 Ondersteunend systeem voor het casusoverleg

Ter facilitering van het casusoverleg komt in het voorjaar van 2008 een ondersteunend digitaal systeem gereed. Met dit systeem komt eenvoudig, eenduidig en digitaal informatie over de te behandelen casuïstiek beschikbaar voor de deelnemers. In de jaren 2008 en 2009 zal dit systeem verder worden verfijnd en uitgebreid.

2 Quickwins

Beveiligd Emailverkeer – Privacy gevoelige informatie kan al sinds 1 oktober 2007 op een veilige manier digitaal worden uitgewisseld tussen BJZ en RvK.

Online Beslisboom Privacy (werktitel) – Omdat hulpverleners soms terughoudender blijken te zijn met het uitwisselen van informatie dan nodig is, laat ik een internetapplicatie bouwen die de hulpverlener helderheid geeft bij de vraag of bepaalde informatie uitgewisseld mag worden en welke condities ervoor gelden. In december van dit jaar is de basisversie van deze applicatie gereed die vervolgens in 2008 steeds verder verfijnd wordt.

Pilot Verwijsindex – Twee projecten van het programma Beter Beschermd zullen deelnemen aan de pilots met de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). De Raad zal in 2008 landelijk zijn aangesloten op de VIR.

3 Structurele Verbeterpunten

De structurele verbeterpunten zullen naar verwachting onder meer behelzen: een eenduidig begrippenkader voor alle organisaties, een digitaal ketendossier, wederzijds gebruikmaken van dezelfde (technische) standaarden en het baseren van de informatieverstrekking op de behoefte van de ontvangende partij.

Procedures bij gesloten plaatsingen

Gezinsvoogdijwerkers hebben aangegeven dat zij het belastend vinden als zij telkens een nieuwe machtiging justitiële jeugdinrichting aan de kinderrechter moeten vragen indien een jeugdige afwisselend in gesloten en open setting verblijft in het kader van een ondertoezichtstelling. Het probleem is in een periodiek overleg met kinderrechters besproken. Hierbij is besproken dat het geen wettelijk vereiste is om telkens bij hernieuwde gesloten plaatsing van de jongere een nieuwe machtiging justitiële jeugdinrichting te vragen, tenzij de eerder afgegeven machtiging is verlopen.

Naar ik verwacht zal met ingang van 1 januari 2008 een wijziging van de Wet op de jeugdzorg in werking treden die gesloten jeugdzorg regelt1. De basis voor de gesloten jeugdzorg is een indicatie verblijf, niet zijnde verblijf bij een pleeggezin, van het bureau jeugdzorg. Om de geslotenheid te bewerkstelligen is een machtiging gesloten jeugdzorg van de kinderrechter vereist. Als de machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven kan een jeugdige door schorsing van de machtiging, zonder rechterlijke tussenkomst, overgeplaatst worden naar een open setting en ook weer zonder rechterlijke tussenkomst worden teruggeplaatst in een gesloten setting, mits deze overplaatsing valt binnen de geldigheidsduur van de machtiging. Ook voor de indicatie heeft een overplaatsing van gesloten naar open en omgekeerd geen gevolgen. De indicatie is er, als gezegd één voor verblijf (niet in een pleeggezin), ongeacht of dit in een open of gesloten setting moet plaatsvinden.

4 Beleids- en verantwoordingsinformatie: Beter, Anders en Minder

Wat kan er beter?

Het recent uitgebrachte rapport van het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer constateert dat de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie in de Jeugdzorg tekort schiet. De sector geeft aan dat er momenteel nog teveel partijen zijn die op hun eigen manier informatie opvragen. Daarnaast geeft het veld aan dat de betrouwbaarheid van de gegevens niet optimaal is, aangezien definities nog onvoldoende eenduidig zijn.

Wat is er al in gang gezet?

Single Audit Single Information (sisa)

Door sisa hoeven gemeenten en provincies voortaan minder en nog maar één keer per jaar verantwoordingsinformatie te verstrekken aan het Rijk over specifieke uitkeringen. Er wordt namelijk aangesloten bij de reguliere jaarrekening van een gemeente en provincie. Daarmee worden de totale controlewerkzaamheden van deze informatie sterk verminderd. Vanaf 2007 geldt sisa ook voor de uitkering jeugdzorg. Voor provincies verandert de manier van aanleveren van verantwoordingsinformatie. Omdat de wijze en tijdstip van aanleveren nieuw zijn, zal deze procesverandering in eerste instantie nauwelijks een verlichting geven van de ervaren administratieve lasten. Na deze gewenningsfase zullen deze echter afnemen bijvoorbeeld door vermindering van het aantal accountantscontroles. Ook is de verwachting dat de geautomatiseerde aanlevering aan het CBS tot vereenvoudiging van het verantwoordingsproces leidt.

Wat ga ik doen?

Mijn actieplan wordt definitief ingevuld na de nulmeting begin 2008. Op basis van de eerste verkenning zal ik het volgende al in gang zetten.

Project verbetering beleidsinformatie jeugdzorg: Beter, Anders en Minder (BAM)

Met het project «Verbetering beleidsinformatie jeugdzorg: Beter, Anders en Minder» zet ik samen met IPO en de MO-groep de komende tijd versneld in op een verbetering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg. Doel van het project is ervoor te zorgen dat BJZ en zorgaanbieders op een eenduidige en minder belastende manier de beleidsinformatie provinciale jeugdzorg aanleveren, die van een zodanige kwaliteit is, dat de betrokken partijen in de sector (IPO, Rijk) met deze informatie kunnen sturen op basis van hun taken en verantwoordelijkheden.

Het project start met het in beeld brengen van de omvang van de huidige informatie-uitvraag en registratielast voor BJZ en zorgaanbieders. De lopende trajecten/dossiers vanuit Rijk en provincies worden in beeld gebracht en verbeterinitiatieven in het veld zullen worden geïnventariseerd. Ook leerpunten bij verbetering beleidsinformatie bij andere beleidsterreinen, zijn van belang voor het bepalen van kansrijke ingrepen en verbeteringen van de beleidsinformatie in de provinciale jeugdzorg. Zo zal de wenselijkheid en de mogelijkheid om met de jeugdzorgsector aan te sluiten bij de initiatieven in de care en in de cure om te komen tot een Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording deel uitmaken van de verkennende fase. Het project loopt tot en met december 2008.


XNoot
1

(29 815, nr. 26: 8 april 2005; 29 815, nr. 44: 12 december 2005; 29 815, nr. 78: 16 juni 2006).

XNoot
1

Hiermee sluit ik aan bij de brede definitie die gehanteerd wordt in het actieplan voor vermindering van regeldruk in de AWBZ. («AWBZ: naar eenvoud in uitvoering. Begrijpelijke informatie voor cliënten, werkplezier voor professionals, ruimte voor zorginstellingen», augustus 2007.)

XNoot
1

Met het in werking treden van de Wet op de jeugdzorg ontstond de noodzaak om alle jongeren, die al voor de inwerkingtreding van de Wet in een jeugdzorgvoorziening verbleven en waarvan het verblijf doorliep tot na 1 juli 2005, te voorzien van een herindicatie in termen van de nieuwe wet. Bij wetswijziging is deze groep van deze verplichting vrijgesteld.

XNoot
1

Bijv. – «Jeugdbescherming onder de loep, een casestudie van de regio Amsterdam», B&A, Den Haag, 2005 – «Kansen in de Keten, een onderzoek naar de keten in jeugdzorg», Inspectie Jeugdzorg, 2005 – «De positonering van de jeugdrechter», Raad voor de Rechtspraak, en Haag 2006 – Rapportages van de Jeugdzorgbrigade (2005 en 2006) – De onderzoekstaak van de Raad voor de Kinderbescherming, Verwey Jonker Instituut, Utrecht, 2007.

XNoot
1

Kamerstukken I 2007/08, 30 644, A.

Naar boven