29 815
Jeugdzorg 2005–2008

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2007

Hierbij bied ik u een brief met bijlage van de Inspectie Jeugdzorg aan, waarin de inspectie mij informeert over hoe het staat met de waarborgen bij gebruik van buitenlands zorgaanbod voor Nederlandse jeugdigen1.

Naar aanleiding van signalen (zoals bijvoorbeeld lange werktijden) op basis van een controleonderzoek door de Franse arbeidsinspectie, heeft mijn voorganger de Inspectie Jeugdzorg verzocht om goed naar dit zorgaanbod te kijken. Doordat de jongeren bij deze trajecten op grote afstand zitten, zijn extra waarborgen nodig om de veiligheid en de kwaliteit van het zorgaanbod te garanderen.

Op basis van een enquête die het IPO onder Nederlandse zorgaanbieders heeft laten uitvoeren door de MOgroep, doet de inspectie een viertal aanbevelingen om deze veiligheidsen kwaliteitswaarborgen in te bouwen. Ik onderschrijf deze aanbevelingen.

In de eerste plaats zal ik contact opnemen met het IPO, de MOgroep en de Inspectie Jeugdzorg over het ontwikkelen van een toetsingskader voor het buitenlandse zorgaanbod, analoog aan dat voor nieuwe zorgaanbieders in Nederland. De verantwoordelijkheden zullen moeten worden verhelderd en er moeten afspraken worden gemaakt over toetsing vooraf, door de betrokken provincie, en achteraf, door de inspectie.

Daarnaast zal ik bij de provincies nagaan op welke wijze zij voorzien in de mogelijkheid voor jeugdigen in het buitenland om een beroep te doen op een vertrouwenspersoon. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan zal ik afspraken maken over verbetering.

Gezien de risico’s en de afstand, is het voor deze vorm van zorg extra van belang dat de zorg bewezen effectief is en een meerwaarde heeft. Het Nederlands Jeugdinstituut verspreidt informatie over effectiviteit, onder meer door middel van de databank www.jeugdinterventies.nl. Ik vind het van belang dat de resultaten van onderzoek naar de effectiviteit van het buitenlands zorgaanbod in die databank worden opgenomen.

Ik heb ZonMw gevraagd om een voorstel voor een programma Jeugd dat de komende jaren informatie over effectiviteit gaat opleveren. In overleg met ZonMw zal ik bezien op welke wijze onderzoek naar kosten, effectiviteit en de meerwaarde van buitenlands zorgaanbod hierin een plek kan krijgen.

De Inspectie Jeugdzorg voert in 2006/2007 gesprekken met elke zorgaanbieder over de resultaten van deze eerste inventarisatie. Ik zal de resultaten nauwgezet volgen.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven