B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 16 maart
2004 en het nader rapport d.d. 8 september 2004, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 16 februari 2004, no. 04.000618, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de regering
van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Speciale Administratieve
Regio Hongkong van de Volksrepubliek China inzake de export van socialezekerheidsuitkeringen;
Hongkong, 1 december 2003, met toelichtende nota.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt
een opmerking naar aanleiding van het sanctieregime en met betrekking tot
de verdragsluitende partijen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van de toelichtende nota wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 februari
2004, nr. 04.000618, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 16 maart 2004, nr. W12.04 0072/IV, bied ik
U hierbij aan.
1. Sanctiebepalingen
De BEU-verdragen kennen doorgaans een zogenaamde «sanctiebepaling»,
een bepaling die aan het Nederlandse uitkeringsorgaan de mogelijkheid biedt
om de toekenning van een uitkering te weigeren, op te schorten of in te trekken,
indien het uitkeringsorgaan van de andere Verdragsluitende partij verzuimt
binnen een periode van drie maanden de benodigde informatie te verstrekken.
In het verdrag met Hongkong is een hiervan afwijkend sanctieregime opgenomen.
In artikel 9 is bepaald dat de instanties van Hongkong medewerking mogen weigeren
indien medewerking in strijd is met nationale wetgeving of het publieke belang
of indien informatie verschaft dient te worden die niet beschikbaar is. Artikel
11 houdt vervolgens in dat het Nederlandse uitkeringsorgaan de uitkering kan
weigeren, schorsen of intrekken bij niet tijdige nakoming door betrokkene
van de informatieverplichting of de verplichting om onderzoeken te ondergaan.
Enige bepaling op grond waarvan Nederland gevolgen zou kunnen verbinden aan
een beroep van Hongkong op artikel 9 is evenwel niet voorhanden. De Raad adviseert
in de toelichtende nota nader op deze van het gebruikelijke afwijkende regeling
in te gaan. Hij adviseert om daarbij tevens aan te geven of de opschortingsbepaling die is opgenomen in het voorstel van wet tot invoering van
een bevoegdheid inzake het opschorten van uitkeringen op grond van de sociale
zekerheid indien een buitenlandse instantie niet tijdig controlegegevens aan
de uitvoerders van de sociale zekerheid in Nederland verstrekt (No. W12.03 0540),
de gesignaleerde leemte beoogt op te vullen.
1. Elk bilateraal verdrag is het eindresultaat van de onderhandelingen
tussen Nederland en het desbetreffende land en dient op zichzelf te worden
bezien. Weliswaar is het gebruikelijk dat Nederland voor de handhavingsverdragen
in het kader van de Wet beperking export uitkeringen een onderhandelingsvoorstel
doet volgens een bepaald model, maar van een eenzijdig opleggen van dat model
kan uiteraard geen sprake zijn. Bij het sluiten van een bilateraal verdrag
is immers altijd een tweede partij betrokken. Artikel 9 is op verzoek van
Hongkong in het verdrag opgenomen om redenen van intern recht. Voor Nederland
was dit acceptabel. Het toepassen van een sanctie, als Hongkong een beroep
erop doet om geen medewerking te hoeven verlenen, is dan ook niet aan de orde.
Van een leemte in het verdrag is derhalve geen sprake.
2. Verdragsluitende partijen
In de titel van het Verdrag worden de regeringen van respectievelijk het
Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong als
verdragsluitende partijen genoemd. Verdragen kunnen evenwel slechts worden
gesloten tussen volkenrechtelijke rechtssubjecten, die dan ook door het verdrag
worden gebonden. De toelichtende nota dient dan ook te vermelden dat het verdrag
niet de regering maar het Koninkrijk bindt.1
2. De toelichtende nota is op het punt van de vermelding van de verdragsluitende
partijen aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot