29 811
Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PbEG L 197) (milieu-effectrapportage plannen)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is wettelijke voorzieningen te treffen ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PbEG L 197);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 2.17, tweede lid, wordt «en 7.26» vervangen door: 7.26 en 7.26b.

B

Artikel 7.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: «Natuur en Voedselkwaliteit».

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vijfde en zesde lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:

2. Tenzij anders is bepaald, wordt vanaf paragraaf 7.4 in dit hoofdstuk verstaan onder:

a. activiteit:

1°. activiteit die is aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder a, krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, en waarop artikel 7.8c van toepassing is, of krachtens artikel 7.6, eerste lid;

2°. activiteit als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid;

b. plan: plan bij de voorbereiding waarvan krachtens de artikelen 7.2, tweede lid, 7.2a, eerste lid, of 7.6, tweede lid, een milieu-effectrapport moet worden gemaakt;

c. besluit: besluit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt krachtens artikel 7.2, derde lid, krachtens artikel 7.2, vierde lid, in samenhang met artikel 7.8c, of krachtens artikel 7.6, derde lid.

3. Het tweede lid, onder a, onder 2°, geldt niet indien een bepaling uitsluitend betrekking heeft op een besluit als bedoeld in dat lid, onder c.

4. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover het plannen betreft, onder bevoegd gezag mede verstaan het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellen van een plan.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Natuurbeheer en Visserij» telkens vervangen door «Natuur en Voedselkwaliteit» en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. ecologische hoofdstructuur: gebied, niet zijnde een gebied als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid, dat is aangewezen op kaart 7 van het Structuurschema Groene Ruimte (Kamerstukken II 1993/94, 22 880, nr. 39), en krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel de Kaderwet LNV-subsidies door het provinciaal bestuur concreet is begrensd.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt voor «besluit» ingevoegd: plan, dan wel.

C

Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1a

Dit hoofdstuk is mede van toepassing op:

a. activiteiten als bedoeld in artikel 7.2 die plaatsvinden in de exclusieve economische zone;

b. de ter zake van de onder a bedoelde activiteiten krachtens artikel 7.2 aangewezen plannen of besluiten;

c. plannen als bedoeld in artikel 7.2a, voor zover een daarin voorgenomen activiteit plaats zal vinden in de exclusieve economische zone;

d. activiteiten als bedoeld in artikel 7.4 die plaatsvinden in de exclusieve economische zone.

D

In het opschrift van paragraaf 7.2 wordt «Activiteiten» vervangen door: Plannen.

E

Artikel 7.2 komt te luiden:

Artikel 7.2

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen:

a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;

b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder zij worden ondernomen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

2. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden bij de maatregel de categorieën van plannen aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt. Een plan wordt slechts aangewezen indien het plan het kader vormt voor een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid. Een plan vormt in elk geval het kader voor een zodanig besluit indien in dat plan:

a. een locatie of een tracé wordt aangewezen voor die activiteiten, of

b. een of meerdere locaties of tracés voor die activiteiten worden overwogen.

3. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden de categorieën van besluiten aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt.

4. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.8b of 7.8d moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt.

5. Bij de maatregel kan een plan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid, mits dat plan voor de desbetreffende activiteit niet is aangewezen op grond van het tweede lid.

6. Tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede activiteiten behoren, die in samenhang met andere activiteiten belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.

7. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de aanwijzing van een activiteit, dan wel van een plan of besluit slechts geldt in daarbij aangewezen categorieën van gevallen.

8. Bij of krachtens de maatregel wordt het tijdstip bepaald met ingang waarvan met betrekking tot een aangewezen categorie van plannen of besluiten de in het tweede, derde, en vierde lid bedoelde verplichtingen ingaan.

F

Na artikel 7.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2a

1. Een milieu-effectrapport wordt gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan, waarvoor, in verband met een daarin voorgenomen activiteit, gelet op het mogelijke effect daarvan op een gebied dat is aangewezen krachtens artikel 4 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Unie van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206), een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van de artikelen 6 of 7 van die richtlijn.

2. In een geval als bedoeld in het eerste lid wordt de passende beoordeling opgenomen in het milieu-effectrapport. Die beoordeling wordt als zodanig herkenbaar weergegeven in dat rapport.

G

Artikel 7.4 vervalt en artikel 7.3 wordt vernummerd tot artikel 7.4.

H

Voor artikel 7.4 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.3

1. Bij de maatregel, bedoeld in artikel 7.2, worden geen plannen aangewezen die:

a. uitsluitend betrekking hebben op de landsverdediging of op een noodsituatie als bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden;

b. betrekking hebben op de begroting of financiën van het Rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap;

c. gedurende de programmeringsperiode, bedoeld in artikel 3, negende lid, van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PbEG L 197), worden medegefinancierd in het kader van:

1°. verordening (EG) nr. 1260 /1999 van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake Structuurfondsen (PbEG L 161), of

2°. verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160).

2. Artikel 7.2a is niet van toepassing met betrekking tot plannen als bedoeld in het eerste lid.

I

Artikel 7.4 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «een van Onze Ministers» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of een van Onze andere Ministers.

2. In het tweede lid wordt na «Onze Ministers» ingevoegd: en Onze andere Ministers.

J

Artikel 7.5 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «of meer besluiten als aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid,» vervangen door «krachtens artikel 7.2, derde lid, aangewezen besluit» en wordt «de artikelen 7.9 tot en met 7.26» vervangen door: de paragrafen 7.4, 7.5, en 7.6.

2. In het tweede lid wordt «aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid,» vervangen door: bedoeld in het eerste lid.

K

Artikel 7.6 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Provinciale staten kunnen met het oog op de bescherming van het milieu in binnen hun provincie gelegen gebieden, niet zijnde gebieden als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid, die van bijzondere betekenis zijn of waarin het milieu reeds in ernstige mate is verontreinigd of aangetast in de provinciale milieuverordening activiteiten aanwijzen, die niet zijn opgenomen in een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder a, en die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu in die gebieden. Artikel 7.2, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vierde tot en met zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Terzake van die activiteiten kunnen zij de categorieën van plannen aanwijzen bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt indien die activiteiten binnen hun provincie worden uitgevoerd. De artikelen 7.2, tweede lid, tweede en derde volzin, vijfde, zevende en achtste lid, en 7.3, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Terzake van die activiteiten wijzen zij de categorieën van besluiten aan bij de voor-bereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt indien die activiteiten binnen hun provincie worden uitgevoerd. Artikel 7.2, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt in de eerste volzin «eerste lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid, en wordt in de laatste volzin «tweede» vervangen door: vijfde.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt «een besluit als bedoeld in het eerste lid,» vervangen door «het besluit, houdende een aanwijzing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid,» en wordt na «en» ingevoegd: , voorzover het de aanwijzing betreft van categorieën van besluiten als bedoeld in het derde lid,.

L

Artikel 7.7 komt te luiden:

Artikel 7.7

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over een aanwijzing als bedoeld in artikel 7.6, eerste tot en met derde lid.

M

Artikel 7.8 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het tweede lid wordt «tweede lid» vervangen door: vijfde lid.

2. In het derde lid vervalt: , eerste lid,.

N

Het opschrift van paragraaf 7.3 komt te luiden: § 7.3 Procedurevoorschriften met betrekking tot besluiten die zijn aangewezen krachtens artikel 7.2, vierde lid

O

Artikel 7.8a wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, voornemens is een verzoek in te dienen tot het nemen van een besluit als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, deelt hij dat voornemen schriftelijk mee aan het bevoegd gezag.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan degene die de activiteit wil ondernemen, verklaren dat hij bij de voorbereiding van het besluit een milieu-effectrapport maakt.

P

In artikel 7.8b, derde lid, wordt «krachtens artikel 7.4» vervangen door: met betrekking tot de activiteit.

Q

Artikel 7.8c wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «een activiteit onderneemt, aangewezen krachtens artikel 7.4,» vervangen door «een activiteit, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, wil ondernemen,» en wordt voor «besluit» ingevoegd: betrokken.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

R

Artikel 7.8d wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

Indien het bevoegd gezag degene is die een activiteit, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, wil ondernemen, neemt het in een zo vroeg mogelijk stadium voor de voorbereiding van het besluit dat krachtens het vierde lid van dat artikel is aangewezen een beslissing omtrent de vraag of vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder de activiteit wordt ondernomen, een milieu-effectrapport moet worden gemaakt.

2. In het derde lid wordt «besluit, aangewezen krachtens artikel 7.4» vervangen door: betrokken besluit.

3. Het zesde lid vervalt.

S

In artikel 7.8e wordt «7.4» vervangen door: 7.2, eerste lid, onder b.

T

Artikel 7.9, eerste lid, komt te luiden:

1. In gevallen waarin een besluit wordt genomen op verzoek van degene die de betrokken activiteit onderneemt, maakt deze het milieu-effectrapport.

U

Artikel 7.10 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op:

1°. een plan: een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;

2°. een besluit: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de wijze waarop zij zal worden uitgevoerd, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;

2. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op:

1°. een plan: een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven;

2°. een besluit: een aanduiding van het besluit of de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport wordt gemaakt, en een overzicht van de eerder genomen beslissingen van bestuursorganen, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven.

3. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt.

a. De eerste volzin wordt vervangen door:

Het milieu-effectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien het rapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag aan degene die de activiteit onderneemt, bij het geven van de in artikel 7.15 bedoelde richtlijnen toestemming verlenen het rapport in een daarbij aan te wijzen andere taal te stellen.

b. In de tweede volzin vervalt: bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt,.

4. In het derde lid wordt «Tot» vervangen door «Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit behoort tot» en vervalt: behoort.

5. In het vierde lid wordt «Het bevoegd gezag kan» vervangen door: Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag.

6. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan:

a. stemt het bevoegd gezag het rapport af op de fase van het besluitvormingsproces waarin het plan zich bevindt, en het detailniveau van het plan, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hiërarchie van plannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hiërarchie;

b. mag gebruik worden gemaakt van andere milieu-effectrapporten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk.

V

Artikel 7.11, eerste lid, eerste volzin, wordt «kunnen gegevens» vervangen door: kunnen, indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit, gegevens.

W

Na artikel 7.11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 7.4a De voorbereiding van een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een plan

Artikel 7.11a

1. Een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een plan is gereed op het moment dat het ontwerp van het plan ter inzage wordt gelegd.

2. Het milieu-effectrapport kan worden opgenomen bij of in het plan, mits het daarin als zodanig herkenbaar is weergegeven.

Artikel 7.11b

Alvorens het milieu-effectrapport op te stellen, raadpleegt het bevoegd gezag de bestuursorganen die ingevolge het wettelijk voorschrift waarop het plan berust bij de voorbereiding van het plan moeten worden betrokken over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die op grond van artikel 7.10 in het milieu-effectrapport moet worden opgenomen.

Artikel 7.11c

1. Zo spoedig mogelijk nadat een bestuursorgaan het voornemen heeft opgevat tot het voorbereiden van een plan, maar uiterlijk op het moment dat het toepassing geeft aan artikel 7.11b, geeft het kennis van dat voornemen, met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In de kennisgeving wordt vermeld of:

a. stukken betreffende het voornemen ter inzage zullen worden gelegd, en waar en wanneer,

b. er gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren te brengen, aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn,

c. de commissie of een andere onafhankelijke instantie in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over het voornemen of het ontwerp van het plan, en

d. met betrekking tot het ontwerp van het plan toepassing moet worden gegeven aan artikel 7.26a.

3. In de kennisgeving wordt voorts vermeld:

a. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een krachtens artikel 7.2, tweede lid, aangewezen plan, en de daarin voorgenomen, krachtens het eerste lid van dat artikel aangewezen, activiteit plaatsvindt in een gebied dat onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur: dat de in het plan voorgenomen activiteit plaatsvindt in de ecologische hoofdstructuur;

b. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op plan als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid: dat in het milieu-effectrapport tevens een passende beoordeling als bedoeld in dat artikel wordt opgenomen.

X

Het opschrift van paragraaf 7.5 komt te luiden: § 7.5 De voorbereiding van een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een besluit

Y

Artikel 7.12 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens de artikelen 7.2, eerste lid, onder a, of 7.6, eerste lid, voornemens is een verzoek in te dienen tot het nemen van een besluit, aangewezen krachtens het derde lid van die artikelen, deelt hij dat voornemen schriftelijk mee aan het bevoegd gezag.

2. In het zevende lid wordt «bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt,» vervangen door: als bedoeld in het eerste lid.

Z

Artikel 7.13, wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien het bevoegd gezag degene is die het milieu-effectrapport moet maken dat betrekking heeft op een besluit, deelt het aan de commissie en de adviseurs mee in het kader van welk door hem voorgenomen besluit het dat rapport zal maken.

2. In het tweede lid wordt «zijn voornemen» vervangen door: het door hem voorgenomen besluit.

AA

In artikel 7.14, eerste lid, wordt «het milieu-effectrapport» vervangen door: een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een besluit.

BB

Het opschrift van paragraaf 7.6 komt te luiden: § 7.6 De beoordeling van een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een besluit

CC

In artikel 7.17, eerste lid, wordt na «milieu-effectrapport» ingevoegd: dat betrekking heeft op een besluit en.

DD

In de artikelen 7.18, eerste lid, en 7.20, eerste lid, wordt na «milieu-effectrapport» ingevoegd: dat betrekking heeft op een besluit.

EE

Artikel 7.22 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt na «milieu-effectrapport» ingevoegd: dat betrekking heeft op een besluit.

2. In het derde lid vervalt: bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport is gemaakt,.

FF

Na artikel 7.26 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 7.6a Het plan

Artikel 7.26a

1. Indien de procedure van totstandkoming van een plan er niet in voorziet dat het ontwerp van dat plan ter inzage wordt gelegd en een ieder in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze over dat ontwerp naar voren te brengen, wordt in afwijking van die procedure:

a. met betrekking tot het ontwerp van dat plan toepassing gegeven aan de artikelen 3:11 en 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, en

b. een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen, overeenkomstig artikel 3:13, derde en vijfde lid, van die wet.

2. Indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in het ontwerp van het plan:

a. wordt bij de terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:11, van de Algemene wet bestuursrecht, tevens het rapport ter inzage gelegd,

b. wordt bij de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, van die wet, tevens kennisgegeven van het rapport, en

c. kan een zienswijze als bedoeld in artikel 3:13 van die wet tevens betrekking hebben op het rapport.

3. Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, wordt, indien krachtens wettelijk voorschrift een plan binnen een bepaalde termijn moet worden vastgesteld, die termijn verlengd met ten minste de termijn, bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7.26b

1. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een krachtens artikel 7.2, tweede lid, aangewezen plan, en de daarin voorgenomen, krachtens het eerste lid van dat artikel aangewezen, activiteit plaatsvindt in een gebied dat onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur of indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid, wordt de commissie uiterlijk op het moment dat de in artikel 7.26a genoemde stukken ter inzage worden gelegd in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over dat rapport, voorzover dat betrekking heeft op de gevolgen voor dat gebied, dan wel op de passende beoordeling, bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid.

2. De commissie brengt haar advies uit binnen de termijn waarbinnen zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht.

3. Artikel 7.26, derde lid, is van toepassing.

Artikel 7.26c

1. Het bevoegd gezag stelt een plan niet vast dan nadat het toepassing heeft gegeven aan de paragrafen 7.4 en 7.4a.

2. Het bevoegd gezag stelt een plan evenmin vast indien het plan ten opzichte van het ontwerp van dat plan zodanig is gewijzigd dat de gegevens die in het milieu-effectrapport zijn opgenomen redelijkerwijs niet meer aan het plan ten grondslag kunnen worden gelegd.

Artikel 7.26d

1. Bij het plan wordt in ieder geval vermeld:

a. de wijze waarop rekening is gehouden met de in het milieu-effectrapport beschreven gevolgen voor het milieu van de activiteit waarop het plan betrekking heeft;

b. hetgeen is overwogen omtrent de in het milieu-effectrapport beschreven alternatieven;

c. indien de procedure van totstandkoming van het plan niet voorziet in de toepasselijkheid van artikel 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht, hetgeen is overwogen omtrent de bij het ontwerp van het plan terzake van het milieu-effectrapport naar voren gebrachte zienswijzen;

d. indien de commissie overeenkomstig artikel 7.26b advies heeft uitgebracht, hetgeen is overwogen omtrent dat advies.

2. Het bevoegd gezag bepaalt bij de vaststelling van het plan de termijn of de termijnen waarop het onderzoek, bedoeld in artikel 7.39, wordt gestart, alsmede de wijze waarop het dat onderzoek zal verrichten.

Artikel 7.26e

1. Indien de procedure van totstandkoming van een plan niet voorziet in een openbare kennisgeving van een vastgesteld plan, wordt van dat plan kennisgegeven op de wijze, voorzien in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in het plan wordt van dat rapport kennisgegeven tegelijk met het plan.

GG

Artikel 7.27 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «een besluit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt,» vervangen door: een krachtens artikel 7.2, derde lid, of 7.6, derde lid, aangewezen besluit.

2. In het tweede lid vervalt: zodanig.

3. In het derde lid wordt «een activiteit die in een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 7.4 is aangewezen» vervangen door: een krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, aangewezen activiteit,.

HH

In artikel 7.28, eerste lid, vervalt: als bedoeld in artikel 7.27.

II

Artikel 7.30 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid vervalt: als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid,.

2. In het tweede lid vervalt: zodanig.

JJ

In de artikelen 7.31, 7.32, eerste lid, 7.33 en 7.34, tweede lid, vervalt telkens: als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid,.

KK

Artikel 7.35 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid vervalt: als bedoeld in artikel 7.27.

2. In de aanhef van het derde lid, vervalt «krachtens artikel 7.2, 7.4 of 7.6» en onder b, wordt «besluit» vervangen door: beslissing.

3. In het vierde lid vervalt: krachtens artikel 7.2, 7.4 of 7.6.

LL

Artikel 7.37 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid vervalt: als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bevoegd gezag bepaalt bij het besluit de termijn of de termijnen waarop het onderzoek, bedoeld in artikel 7.39, wordt gestart, alsmede de wijze waarop het dat onderzoek zal verrichten.

MM

In artikel 7.38, eerste lid, vervalt «als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid,» en wordt voor «aan de commissie» ingevoegd: en, voorzover van toepassing,.

NN

Artikel 7.38a wordt gewijzigd als volgt.

1. Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

1. Indien een in een plan voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben in een ander land, wordt aan de regering van dat land of aan een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat land verstrekt:

a. het ontwerp van het plan, en, indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in dat ontwerp, het milieu-effectrapport, gelijktijdig met de terinzagelegging daarvan in Nederland;

b. het vastgestelde plan, en, indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in dat plan, het milieu-effectrapport, gelijktijdig met de bekendmaking daarvan in Nederland.

2. In het tweede lid (nieuw), eerste volzin, wordt «activiteit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt,» vervangen door «in een besluit voorgenomen activiteit», en wordt «bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport moet worden gemaakt, en het besluit, bedoeld in artikel 7.27,» vervangen door: en het besluit.

3. In het derde lid (nieuw) wordt na «eerste» ingevoegd: , dan wel tweede.

4. In het vierde lid (nieuw) en vijfde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.

OO

In artikel 7.38b, eerste volzin, wordt «eerste lid,» vervangen door «eerste dan wel tweede lid,» en wordt in de tweede volzin «tweede lid» vervangen door: derde lid.

PP

Artikel 7.38c wordt gewijzigd als volgt.

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

1. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan zendt het bevoegd gezag indien er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land, aan Onze Minister een exemplaar van:

a. het ontwerp van dat plan en, indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in dat ontwerp, het milieu-effectrapport;

b. het vastgestelde plan en, indien het milieu-effectrapport niet is opgenomen in dat plan, het milieu-effectrapport.

2. Het tweede lid (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:

a. De aanhef komt te luiden: Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit zendt het bevoegd gezag indien er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land, aan Onze Minister:.

b. In onderdeel d vervalt: bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport moet worden gemaakt.

QQ

Artikel 7.38d komt te luiden:

Artikel 7.38d

Indien een ander land belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu meent te kunnen ondervinden van een in een plan, dan wel besluit voorgenomen activiteit in Nederland, geven Onze Minister, onderscheidenlijk het bevoegd gezag op verzoek van dat land toepassing aan artikel 7.38a, eerste tot en met derde lid.

RR

Artikel 7.38e komt te luiden:

Artikel 7.38e

Indien een ander land belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan ondervinden van een in een plan, dan wel besluit voorgenomen activiteit in Nederland kan Onze Minister:

a. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan, bepalen dat het bevoegd gezag dat plan niet vaststelt dan nadat Onze Minister gedurende dertien weken na het einde van de termijn waarbinnen zienswijzen over het ontwerp van dat plan naar voren kunnen worden gebracht, in de gelegenheid is gesteld de uitkomsten van het overleg, bedoeld in artikel 7.38a, derde lid, aan het bevoegd gezag te doen toekomen;

b. indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit, bepalen dat het bevoegd gezag dat besluit niet neemt, dan nadat Onze Minister gedurende dertien weken na het einde van de in artikel 7.26 bedoelde termijn in de gelegenheid is gesteld de uitkomsten van het overleg, bedoeld in artikel 7.38a, derde lid, aan het bevoegd gezag te doen toekomen.

SS

In artikel 7.38f vervalt: als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid,.

TT

Artikel 7.39 komt te luiden:

Artikel 7.39

1. Het bevoegd gezag dat een plan heeft vastgesteld of een besluit heeft genomen, onderzoekt de gevolgen die de uitvoering van dat plan, dan wel van dat besluit heeft voor het milieu, wanneer de in het plan, dan wel in het besluit voorgenomen activiteit wordt ondernomen of nadat zij is ondernomen.

2. Indien een in een plan opgenomen activiteit slechts kan worden ondernomen nadat daarvoor een besluit is genomen, berust de verplichting, bedoeld in het eerste lid, bij het gezag dat dat besluit heeft genomen.

UU

In artikel 7.40 wordt «de activiteit» vervangen door: de in dat plan, dan wel besluit voorgenomen activiteit.

VV

Artikel 7.41 komt te luiden:

Artikel 7.41

1. Het bevoegd gezag stelt een verslag op van het onderzoek.

2. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan zendt het bevoegd gezag het verslag aan de bestuursorganen, bedoeld in artikel 7.11b. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan waarover de commissie overeenkomstig artikel 7.26b advies heeft uitgebracht, zendt het bevoegd gezag het verslag tevens aan de commissie.

3. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit zendt het bevoegd gezag het verslag aan degene die de activiteit onderneemt, aan de commissie en aan de adviseurs. Het maakt het verslag gelijktijdig bekend met overeenkomstige toepassing van artikel 7.20, derde lid, onder a en c.

WW

Artikel 7.42 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt na «welke bij het» ingevoegd: vaststellen van het plan, dan wel bij het.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien het bevoegd gezag met betrekking tot een besluit tot het oordeel komt dat het moet worden gewijzigd of ingetrokken, zijn op die wijziging of intrekking de artikelen 7.35 en 7.36 van overeenkomstige toepassing.

XX

Artikel 7.43 komt te luiden:

Artikel 7.43

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 7.39, 7.41 en 7.42.

YY

Voor artikel 14.5 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14.4a

In deze paragraaf wordt onder activiteit, plan of besluit verstaan een activiteit, plan of besluit als bedoeld in artikel 7.1.

Artikel 14.4b

Ingeval terzake van een activiteit tegelijkertijd een besluit en een plan worden voorbereid en dat plan uitsluitend wordt voorbereid met het oog op de inpassing van die activiteit in dat plan wordt ter voorbereiding van dat besluit en dat plan één milieu-effectrapport gemaakt. Het rapport wordt voorbereid met toepassing van de paragrafen 7.5 en 7.6.

Artikel 14.4c

1. Ingeval terzake van een activiteit, dan wel terzake van verscheidene met elkaar samenhangende activiteiten meer dan een plan is aangewezen, bij de voorbereiding waarvan op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, wordt ter voorbereiding van die plannen één milieu-effectrapport gemaakt.

2. Buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan, ingeval terzake van een activiteit, dan wel terzake van verscheidene met elkaar samenhangende activiteiten meer dan een plan moet worden vastgesteld, bij de voorbereiding waarvan op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, door de bestuursorganen die die plannen moeten vaststellen, worden besloten dat ter voorbereiding van die plannen één milieu-effectrapport wordt gemaakt.

ZZ

In artikel 19.5, eerste lid, derde volzin, wordt «is gedaan» vervangen door: is gedaan en betrekking heeft op een milieu-effectrapport dat betrekking heeft op een plan waarover de commissie overeenkomstig artikel 7.26b om advies moet worden gevraagd, dan wel op een besluit als bedoeld in artikel 7.1, derde lid.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 december 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (28 171) tot wet wordt verheven, en artikel 19f, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel F, van deze wet, komt het in dat onderdeel opgenomen artikel 7.2a, eerste lid, te luiden:

1. Een milieu-effectrapport wordt gemaakt bij de voorbereiding van eenop grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 19f, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 december 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (28 171), tot wet wordt verheven en artikel 19f, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, komt artikel 7.2a, eerste lid, van de Wet milieubeheer te luiden:

1. Een milieu-effectrapport wordt gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 19f, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 december 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (28 171) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden, respectievelijk treedt, komt artikel 19f, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 te luiden:

2. De passende beoordeling terzake van plannen als bedoeld in het eerste lid, dan wel terzake van besluiten als bedoeld in artikel 19e, tweede lid, onderdeel a, maakt deel uit van de terzake van die plannen dan wel besluiten voorgeschreven milieu-effectrapportage.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 21 oktober 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (29 259) tot wet wordt verheven, en artikel III van die wet eerder in werking is getreden dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, wordt dat onderdeel gewijzigd als volgt.

1. Onderdeel 1 vervalt.

2. De onderdelen 2 tot en met 4 worden vernummerd tot 1 tot en met 3.

3. Onderdeel 2 (nieuw) komt te luiden:

2. In het vijfde lid (nieuw)wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. ecologische hoofdstructuur: gebied, niet zijnde een gebied als bedoeld in artikel 7.2a, eerste lid, dat is aangewezen op kaart 7 van het Structuurschema Groene Ruimte (Kamerstukken II 1993/94, 22 880, nr. 39), en krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel de Kaderwet LNV-subsidies door het provinciaal bestuur concreet is begrensd.

ARTIKEL VI

Indien artikel I, onderdeel B, eerder in werking treedt dan artikel III van het bij koninklijke boodschap van 21 oktober 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (29 259) indien dat tot wet wordt verheven, wordt in artikel III, onderdeel D, onderdelen 2 en 3, van die wet «tweede lid» telkens vervangen door: vijfde lid.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 februari 2004 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van diverse wetten aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb) (29 421) tot wet wordt verheven en hoofdstuk 10, artikel 9, van die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt artikel I gewijzigd als volgt.

A

Onderdeel DD vervalt.

B

Onderdeel FF wordt gewijzigd als volgt.

1. Artikel 7.26a wordt gewijzigd als volgt.

a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 3:13, derde en vijfde lid,» vervangen door: de artikelen 3:16 en 3:17, eerste lid,.

b. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 3:13» vervangen door: artikel 3:15.

c. In het derde lid wordt «artikel 3:11» vervangen door: artikel 3:16.

2. In artikel 7.26b vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

3. In artikel 7.26d, eerste lid, onderdeel c, vervalt: indien de procedure van totstandkoming niet voorziet in de toepasselijkheid van artikel 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht,.

C

In onderdeel JJ wordt «7.31, 7.32, eerste lid, 7.33» vervangen door: 7.32.

D

In onderdeel VV wordt in artikel 7.41, derde lid, «artikel 7.20, derde lid, onder a en c» vervangen door: artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL VIII

1. Op een plan als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, of 7.2a, eerste lid, van de Wet milieubeheer ten aanzien waarvan voor 21 juli 2004 overeenkomstig de procedure van totstandkoming van dat plan de eerste formele voorbereidende handeling is afgerond, blijft hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing, mits dat plan uiterlijk op 21 juli 2006 zal worden vastgesteld.

2. Indien in een geval als bedoeld in het eerste lid, blijkt dat het plan niet uiterlijk op 21 juli 2006 zal worden vastgesteld, geeft het bestuursorgaan dat het plan opstelt met betrekking tot dat plan alsnog toepassing aan de paragrafen 7.4, 7.4a en 7.6a van de Wet milieubeheer, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

3. Indien in een geval als bedoeld in het eerste lid, het plan later wordt vastgesteld dan 21 juli 2006, en geen toepassing is gegeven aan de paragrafen 7.4, 7.4a en 7.6a van de Wet milieubeheer, wordt in dat plan de reden vermeld:

a. waarom het later is vastgesteld, en

b. waarom redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat overeenkomstig het tweede lid alsnog toepassing zou worden gegeven aan voornoemde paragrafen.

4. Indien in een geval als bedoeld in het tweede lid, alsnog toepassing wordt gegeven aan de paragrafen 7.4, 7.4a en 7.6a van de Wet milieubeheer en voor de inwerkingtreding van deze wet uitvoering reeds is voldaan aan het bepaalde in artikel 7.11b onderscheidenlijk 7.26a van die wet, behoeft geen toepassing te worden gegeven aan artikel 7.11c, onderscheidenlijk 7.26b van die wet.

5. Indien ten aanzien van een plan als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, of 7.2a, eerste lid, van de Wet milieubeheer overeenkomstig de procedure van totstandkoming van dat plan de eerste formele voorbereidende handeling is afgerond op of na 21 juli 2004 en voor de inwerkingtreding van deze wet, en reeds is voldaan aan het in artikel 7.11b, onderscheidenlijk 7.26a van die wet, behoeft geen toepassing te worden gegeven aan artikel 7.11c, onderscheidenlijk 7.26b van die wet.

ARTIKEL IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Naar boven