29 811
Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PbEG L 197) (milieu-effectrapportage plannen)

nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID SAMSOM

Ontvangen 13 oktober 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel W, wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 7.11b komt te luiden:

Artikel 7.11b

Alvorens het milieu-effectrapport op te stellen, stelt het bevoegde gezag de bestuursorganen die ingevolge het wettelijk voorschrift waarop het plan berust bij de voorbereiding van het plan moeten worden betrokken, alsmede de Commissie voor de milieu-effectrapportage in de gelegenheid advies uit te brengen over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die op grond van artikel 7.10 in het milieueffectrapport moeten worden opgenomen.

II

Artikel 7.11c, tweede lid, komt te luiden:

2. In de kennisgeving wordt vermeld:

a. of en welke stukken betreffende het voornemen ter inzage zullen worden gelegd, en waar en wanneer,

b. dat gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren te brengen, door wie, op welke wijze en binnen welke termijn, en

c. of met betrekking tot het ontwerp van het plan toepassing moet worden gegeven aan artikel 7.26a.

Toelichting

De wijziging van artikel 7.11b houdt in dat de Commissie voor de milieu-effectrapportage een bijdrage kan leveren aan het vaststellen van de noodzakelijke milieu-informatie voor het plan. Hierdoor wordt voorkomen dat een te groot aantal zaken, waaronder voor de besluitvorming niet relevante informatie, wordt onderzocht of dat belangrijke zaken juist niet worden meegenomen in de besluitvorming. Als de Commissie voor de milieu-effectrapportage tot de conclusie komt dat een advies niet nodig is, bijvoorbeeld omdat de reikwijdte van de rapportage al goed is vastgesteld, kan zij een inhoudelijk advies achterwege laten.

Door de wijziging van artikel 7.11, tweede lid, wordt vastgelegd dat het bevoegd gezag moet aangeven of en welke stukken ter visie worden gelegd. Tevens kan bepaald worden wie zienswijzen over het voornemen kan indienen. Dit kan het brede publiek zijn, maar ook door geselecteerde organisaties. Het is de bedoeling hiermee vast te leggen dat inspraak altijd geregeld wordt en dat de conclusie nooit kan luiden dat er geen inspraak nodig is. Deze bepaling maakt maakwerk mogelijk, doordat aangegeven moet worden voor wie er inspraak mogelijk is.

Samsom

Naar boven