29 805
Wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening van gerechtelijke mededelingen in strafzaken

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 28 oktober 2004

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar willen graag op enkele onderdelen nog een toelichting.

Wat is de relatie tussen onderhavig wetsvoorstel en artikel 67, tweede lid Wetboek van Strafvordering?

In hoeveel gevallen is gebleken dat het betekenen niet goed is gegaan ondanks de aanwezigheid van opgegeven GBA-gegevens?

In welke denkbare situaties acht de regering het wenselijk de verdachte na het eerste verhoor langer vast te houden teneinde hem de dagvaarding persoonlijk te doen toekomen? Is dit bijvoorbeeld ook wenselijk als er geen twijfel zou bestaan over de juistheid van zijn adresgegevens in de GBA? Hoe vaak denkt de regering dat het in de praktijk voorkomt dat mensen worden opgehouden voor geen andere reden dan het uitreiken van de dagvaarding?

Volgens deze leden is een groot maatschappelijke belang gediend met het berechten van verdachten binnen een redelijke termijn, maar aan de andere kant is de vrijheidsbeneming een zwaar dwangmiddel in onze rechtsstaat. Deelt de regering deze afweging en wanneer moet het ene belang prevaleren en wanneer het andere? Hoe voorkom je dat dit dwangmiddel lichtvaardig wordt toegepast?

Is het denkbaar dat een verdachte zolang de termijn het toestaat in zijn vrijheid wordt beperkt enkel en alleen om hem een dagvaarding te doen toekomen? Is dit een voorbeeld van toenemend instrumentalisme en streven naar efficiency binnen de rechtspraak wat vervolgens de individuele rechten van de verdachte aantast? Zo neen, waarom niet?

In de memorie van toelichting weerlegt de regering de kritiek van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) op de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 57 en 61 met de woorden: «De voorgestelde bepalingen strekken er mede toe te voorkomen dat de vrijheidsbeneming langer duurt dan noodzakelijk is.» Kan de regering uitleggen op welke wijze dat is gewaarborgd?

In de huidige situatie wordt, blijkens de memorie van toelichting, vaak in de rechtszaal getwist over het feit of de verdachte wel om de juiste reden werd opgehouden of in verzekering werd gesteld. Kan de regering toelichten wat de uitkomst in de meeste gevallen was van deze twisten in de rechtszaal en of dit een aanleiding is geweest om het wetsvoorstel in te dienen?

In welke mate verwacht de regering dat deze wetsvoorstellen bijdragen aan het beperken van capaciteitsverlies?

In het advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) wordt gewezen op de uniforme werkwijze van alle rechtbanken als het gaat om de VIP-controle. Deze leden kunnen zich vinden in het idee dat ook in kantonzaken de verplichte VIP-controle wordt toegepast. Kan de minister zeggen wanneer hier meer duidelijkheid over bestaat?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel gerechtelijke mededelingen in strafzaken. Doel van het voorstel is het verbeteren van de betekenisregeling opdat onder andere het aantal aanhoudingen van het onderzoek ter terechtzitting kan afnemen. Het rapport dat aan het voorliggende voorstel ten grondslag ligt maakt inzichtelijk dat er sprake is van een significant probleem bij het aantal aanhoudingen van het onderzoek ter terechtzitting. In vijf of zes procent van de aanhoudingen ligt de reden in een probleem met de betekening. In nog eens drie procent van de gevallen is er sprake van een nietige dagvaarding. Hier is verbetering mogelijk en de aan het woord zijnde leden zijn dan ook verheugd dat de regering hiertoe een poging waagt. Zij betreuren evenwel dat niet wordt aangegeven wat het beoogde effect is op het percentage aanhoudingen en nietig verklaringen als gevolg van betekenis problemen. Zij begrijpen dat niet exact kan worden becijferd wat de winst van de voorstellen is, maar zij vragen de regering toch op zijn minst aan te geven welke streefcijfers zij hanteert.

De regering kiest ervoor om thans niet over te gaan tot invoering van een of andere vorm van een domiciliestelsel. Wel doet het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek naar de rol die het domiciliestelsel kan spelen bij het oplossen van mogelijke executieproblemen bij verstekvonnissen. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zal worden bepaald of de invoering van een domiciliestelsel in een of andere vorm, te prefereren valt. De leden van de fractie van de VVD vragen om die beslissing niet te beperken tot de vraag of een domiciliestelsel van toegevoegde waarde is bij executieproblemen bij verstekvonnissen, maar om in zijn geheel de voor- en nadelen van een domiciliestelsel voor elke situatie waarin van betekening sprake is nog eens tegen het licht te houden. Zij zijn in ieder geval van mening dat de in de toelichting op het voorliggende voorstel genoemde argumentatie onvoldoende draagkracht heeft voor de beslissing geen domiciliestelsel in te voeren. Zo wordt aangegeven dat het twijfelachtig is dat door invoering van een domiciliestelsel de kans toeneemt dat de betekening de verdachte daadwerkelijk bereikt. Voorbijgegaan wordt daarbij aan het gegeven dat het de verdachte zelf is die in dat geval het risico draagt aangezien hij degene is die het betreffende adres heeft aangewezen. Bovendien is het maar de vraag of niet ook de kans op juiste betekening wordt vergroot. De regering geeft in navolging van de werkgroep zelf al aan dat het niet mogelijk is te becijferen wat de gevolgen van het wetsvoorstel is. Hoe kan zij dan wel zeggen dat het twijfelachtig is dat invoering van een domiciliestelsel de kans op juiste betekening niet zal verhogen? In ieder geval valt niet in te zien dat die kans afneemt. In dat geval valt het toch te prefereren het opgegeven adres als uitgangspunt te nemen. Het is dan immers de verdachte zelf die daar de verantwoordelijkheid voor draagt. Het OM merkt in vergelijkbare zin op dat het logisch en wenselijk is om aan de adreskeuze van de verdachte de consequentie te verbinden dat het versturen van een afschrift van de dagvaarding aan het opgegeven adres moet gelden als betekening in persoon. De regering volgt die redenering voor de fase van het hoger beroep. De leden van de fractie van de VVD vinden het opmerkelijk dat de regering weer wel kiest voor invoering van het domiciliestelsel voor de fase van het instellen van een rechtsmiddel. De regering geeft aan dat iemand die een rechtsmiddel inzet bekend is met het vonnis en het initiatief neemt tot appel. Dan, zo beargumenteerd de regering, kan worden verwacht van deze persoon dat hij zich bereikbaar houdt voor Justitie. Deze redenering gaat naar oordeel van de leden van de fractie van de VVD ook op voor eerdere fases van een rechtsgeding. Immers de verdachte die aan justitie bekend maakt correspondentie op een bepaald adres te willen ontvangen, is evenzeer op de hoogte van de tegen hem ingestelde vervolging. Het is immers niet aannemelijk dat iemand die hiervan niet op de hoogte is toch adresgegevens zou neerleggen bij justitie. Of denkt de regering dat er niet-verdachte burgers zijn die in hun vrije tijd gaan buurten bij justitie om daar vervolgens adresgegevens achter te laten? De regering geeft aan dat drie van de vier adviesorganen aangeven in te stemmen met het voornemen een domiciliestelsel thans niet in te voeren. Niet wordt aangegeven wat de meer principale opvatting van de adviesorganen is ten aanzien van de invoering van een domiciliestelsel in enigerlei vorm. Kan de regering alsnog aangeven hoe de adviesorganen denken over de voor- en nadelen van een dergelijk stelsel?

Aangegeven wordt dat betekening volgens de zogenaamde AU-systematiek (aanhouden–uitrijken) in veel gevallen de voorkeur geniet. Getracht wordt de ruimte te vergroten om deze systematiek toe te passen. De leden van de fractie van de VVD zien met de regering dat voor de minder complexe zaken een betekening gedurende de aanhouding veel voordelen biedt. Terecht wordt opgemerkt dat dit ideaal is uit oogpunt van het recht op berechting in aanwezigheid. Zij vragen of dit ook ideaal is uit oogpunt van het vrijheidsbelang van de verdachte. Kan worden gevraagd aan iemand die voor onschuldig moet worden gehouden om opgehouden te worden door justitie ten einde justitie in staat te stellen een dagvaarding te betekenen? Kan dit worden verlang van iemand die bekend is in het GBA en/of een adres heeft opgegeven?

Gekozen wordt om de ophoudingsgronden uit te breiden. Het nemen van de vervolgingsbeslissing en het uitreiken van de dagvaarding vormen voortaan ook grond voor ophouding. De leden van de fractie van de VVD vragen of dit een zelfstandige grond voor ophouding gaat vormen. Is het mogelijk iemand op te pakken en op te houden enkel om in de gelegenheid te zijn hem een dagvaarding in persoon te betekenen? Ook is de vraag of het niet opnemen van een termijn redelijk is? Kan iemand straks in theorie tot twee keer drie dagen worden opgehouden, nu dat de maximale ophoudingstermijn is? In dit verband is ook van belang wat de extra belasting voor het personeel van justitie zal zijn? De regering geeft immers al aan dat er ook 's-nachts betekend zal moeten worden. Deze leden hebben de indruk dat ook de regering worstelt met de grens van de nieuwe bevoegdheid nu ze uitdrukkelijk aangeeft inperking van het nieuwe ophoudingsrecht over te willen laten aan de rechter. De aan het woord zijnde leden hebben hier bezwaar tegen nu het gaat om de grenzen waarbinnen iemand mag worden ingesloten. Is de regering het met deze leden eens dat het de gezamenlijke wetgever is die deze grenzen moet bepalen? Is zij daarom bereid alsnog precies aan te geven tot hoever ophouding op grond van de gewijzigde bepaling is beperkt?

De leden van de fractie van de VVD verbazen zich over de grote verschil in de wijze waarop de parketten gebruik maken van de informatie aangaande gedetineerden. Zij vragen of het raadplegen van het zogenaamde VIP-systeem verdergaand geautomatiseerd kan worden zodat bijhet opstellen van de dagvaarding automatisch wordt gecontroleerd of de betrokken persoon is vermeld in dit systeem? Voorts vragen zij wat gebeurt met kantonzaken waarbij controle blijkt dat de verdachte op andere grond gehecht is. Deze zaken worden van de rol genomen. Het belang van de zaak verhoudt zich niet tot de kosten voor het vervoer van de verdachte. Betekent dit dat iemand die gedetineerd is als beloning voor het uitzitten van de straf vervolgens niet zal worden vervolgd voor kantonzaken?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening van gerechtelijke mededelingen in strafzaken. Zij hebben naar aanleiding van dit wetsvoorstel de volgende vragen en opmerkingen.

Een betere betekening van dagvaardingen is van belang voor zowel verdachten (die zo tijdig op de hoogte zijn van de behandeling van hun zaak) als de rechtbanken (die minder zullen lijden onder capaciteitsverlies). Deze leden onderschrijven daarom het doel om tot een betere betekening van dagvaardingen te komen. In verreweg de meeste voorstellen van de regering, die gericht zijn op dit doel, kunnen zij zich vinden.

De leden van de SP-fractie hebben aanmerkingen op het wetsvoorstel, waar de regering beoogt de gronden voor ophouding voor onderzoek en inverzekeringstelling uit te breiden. Dat door uitreiking van de dagvaarding aan de verdachte in persoon, terwijl die zich (nog) op het politiebureau bevindt, betekeningsproblemen worden voorkomen is evident. Deze leden delen echter de inschatting van de NOvA, die stelt dat een dergelijke wetswijziging het recht op persoonlijke vrijheid ondergeschikt maakt aan het (financiële) belang van het voorkomen van verlies aan zittingscapaciteit. Een verdachte vier tot zes uur na het laatste verhoor in een cel laten wachten zodat hij/zij een dagvaarding in ontvangst kan nemen die ook per post verstuurd kan worden, is een te zware inbreuk op de rechten van de verdachte. De aan het woord zijnde leden zouden graag een nadere toelichting ontvangen op deze kritiek van de NOvA, met daarbij een iets uitvoeriger afweging van de belangen van de verdachte.

Artikelsgewijs

Artikel 588a

Tweede lid

Hoe groot acht de minister de kans dat een ander een adreswijziging doorgeeft met de opzet om de zaak te vertragen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Indien die kans klein lijkt is het dan nodig de adreswijziging bij het betreffende parket persoonlijk door te geven? Lijkt het idee van de NVvR om een aangetekende brief met de wijziging te versturen niet meer voor de hand liggend?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Vacature (algemeen) en Vacature (algemeen).

Plv. Leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL), Hermans (LPF) en Vergeer (SP).

Naar boven