29 804
Arbeidsmarkt en sociale zekerheid

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2005

In mijn brief van 1 juli 2005 heb ik toegezegd om Uw Kamer vóór de zomer van 2006 een fundamentele notitie over de toekomst van het stelsel van werk en inkomen aan te bieden (Kamerstukken II 2004/05, 29 804, nr. 17). De desbetreffende notitie dient als de uitvoering van de motie-Bussemaker (Kamerstukken II 2004/05, 29 804, nr. 6), die vraagt om een integrale reactie op de adviezen die op verzoek van de Kamer zijn opgesteld ten behoeve van het seminar op 18 april 2005, en de motie-Weekers (Kamerstukken II 2004/05, 29 804, nr. 8), die vraagt om een notitie met bouwstenen voor een hervormingsagenda.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft verzocht de fundamentele notitie uiterlijk 1 april 2006 te mogen ontvangen (brief 05-SZW-B-128, d.d. 9 september 2005).

Het is mijn voornemen om een fundamentele notitie over de toekomst van het stelsel van werk en inkomen uit te brengen. In de notitie wil ik ook ingaan op de diverse studies naar de toekomst van de Nederlandse welvaartsstaat die in de afgelopen tijd reeds zijn verschenen, dan wel in de komende periode nog zullen verschijnen. Tot deze laatste exercities behoren onder andere de studie naar de toekomst van de welvaartsstaat die het CPB momenteel vervaardigt, alsmede het middellangetermijnadvies van de SER. Het is nog de vraag of beide studies op 1 april 2006 zullen zijn afgerond. Mede daardoor is een aanbiedingsdatum van 1 april 2006 ook niet goed haalbaar voor de notitie die ik wil opstellen. Het geheel overziend lijkt het mij niet mogelijk de publicatie van de notitie te vervroegen zonder het karakter van de notitie aan te tasten. Ik wil dan ook vasthouden aan mijn voornemen om de fundamentele notitie over de toekomst van het stelsel van werk en inkomen eind juni 2006 aan Uw Kamer aan te bieden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus