29 803
Staat van de Europese Unie 2004–2005

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VOOR EUROPESE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2004

Met genoegen bieden wij U de «Staat van de Europese Unie» aan. Hierin is de Europese agenda 2004–2005 beschreven vanuit Nederlands perspectief.

In de bijlage is de Europese Verkenning 2 opgenomen, getiteld «Bestemming Europa: immigratie en integratie in de EU». Deze Europese verkenning bevat de visie van het Centraal Plan Bureau en het Sociaal Cultureel Planbureau. Zij zijn dan ook uitsluitend verantwoordelijk voor de inhoud ervan.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

A. Nicolaï

Inhoudsopgave

  blz.
   
1Nederland in een nieuwe Unie5
   
2De Europese agenda op hoofdlijnen11
2.12004: een bijzonder jaar11
2.2Een nieuw verdrag11
2.3De uitbreiding van de Unie12
2.4Agenda 200713
2.5Duurzame economische groei: de Lissabonstrategie14
2.6Veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid17
2.7Extern beleid19
   
3Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid23
3.1Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: 2004 een sleuteljaar23
3.2Uitdagingen en vooruitzichten24
3.3Bestrijding van het terrorisme28
   
4De financien van de EU32
4.1De begroting32
4.2Beheer en controle39
   
5Van Marrakesh tot Moermansk «revisited»43
5.1Inleiding43
5.2Bevriende naties van Marrakesh tot Moermansk44
5.3Nabuurschapsbeleid: gemeenschappelijke waarden, oog voor diversiteit45
5.4Financieel instrumentarium48
5.5De buren nader bekeken51
5.5.1Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland51
5.5.2De kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië, Turkije en Kroatië51
5.5.3De Balkanlanden met lidmaatschapsperspectief in het kader van het Stabilisatie en Associatie Proces52
5.5.4De oostelijke buurlanden: Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en de landen van de Zuidelijke Kaukasus55
5.5.5De zuidelijke buren: de Mediterrane partners in het kader van het Barcelona Proces57
5.6Slot59
6Raadsagenda's61
6.1Europese Raad61
6.2Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen64
6.2.1Institutionele onderwerpen65
6.2.2Uitbreiding67
6.2.3Euratom/Nucleaire Aangelegenheden69
6.2.4Buitenlands beleid; relaties met derde landen70
6.2.5Europees Veiligheids- en Defensiebeleid75
6.2.6Handelsbetrekkingen75
6.2.7Ontwikkelingssamenwerking78
6.2.8Toekomstige verhouding van de Nederlandse Antillen en Aruba met de EU80
6.3Raad Economische en Financiële zaken81
6.3.1Ecofin Raad81
6.3.2De begrotingsraad88
6.4Raad Justitie en Binnenlandse Zaken89
6.4.1Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie90
6.4.2Civielrechtelijke samenwerking93
6.4.3Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken94
6.4.4Civiele Bescherming97
6.5Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken99
6.5.1Werkgelegenheid en Sociaal Beleid99
6.5.2Volksgezondheid103
6.6Raad voor het Concurrentievermogen106
6.7Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie113
6.7.1Vervoer113
6.7.2Telecommunicatie116
6.7.3Energie118
6.8Landbouw- en Visserijraad121
6.8.1Landbouw122
6.8.2Visserij125
6.9Milieuraad127
6.10Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur132
   
 Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen139
   
 Stand Implementatie Europese Regelgeving160
   
 Lijst van afkortingen161
   
 Trefwoordenregister164
   
BijlageEuropese Verkenning 2 «Bestemming Europa: immigratie en integratie in de EU» 
kst-29803-1-1.gif

1 NEDERLAND IN EEN NIEUWE UNIE

Scharnierpunt in de tijd

De wijze waarop Nederland zich na de Tweede Wereldoorlog heeft kunnen herstellen en ontwikkelen is niet los te zien van het Europese integratieproces. De positieve bijdrage van de Europese eenwording is veel groter geweest, en is dat nog, dan alleen de economische voordelen. Onze rol in het politieke proces in Europa en in de internationale gemeenschap hangt ten nauwste samen met de overtuiging waarmee wij deel uit maken van het Europese integratieproces en met de mogelijkheden die de Unie intern en extern biedt.

De actuele fase van het Europese integratieproces is er een van overgang – een scharnierpunt in de tijd.

Achter ons ligt een jaar waarin politieke overeenstemming over het Grondwettelijk Verdrag werd bereikt en de uitbreiding met tien nieuwe Lidstaten werd gerealiseerd. Gedurende anderhalf decennium is in de Unie gewerkt aan de verwerking van de omwentelingen van 1989. Die inspanningen zijn met succes bekroond. Met de verdragen van Maastricht, Amsterdam, Nice en het Grondwettelijk Verdrag heeft de Unie zich het instrumentarium verschaft waarmee problemen kunnen worden aangepakt op gezamenlijk, Europees niveau die niet langer op het statelijke niveau effectief kunnen worden opgelost.

Voor ons ligt nu een jaar waarin de behaalde resultaten moeten worden geconsolideerd en waar nodig gecompleteerd. Voor ons ligt ook een decennium waarin de nieuwe Unie inhoud en vorm zal geven aan een veiliger, welvarender en democratischer Europa dat, vanuit de eigen, gemeenschappelijke waarden, een effectieve en verantwoordelijke rol in de wereld speelt.

Deze ontwikkeling correspondeert met een verandering in het denken van de burger over de betekenis van Europa. Van een tijdperk waarin de discussie werd bepaald door de vraag van het waarom en het hoe van integratie en waarin de legitimatie hiervan was ontleend aan de welvaart en vrede die deze bracht, gaat de Unie over naar een fase waarin centraal staat de praktische waarde van het houvast van de samenwerking en wat Europa aan tastbare resultaten kan opleveren voor vraagstukken die aan Lidstaten en hun burgers gemeen zijn en hoe de democratische legitimatie van de Europese integratie als geheel daardoor kan worden versterkt.

In het jaar dat deze Staat van de Unie betreft, 2005, werkt de Unie aan het inlossen van beloften en aan het concretiseren van de vernieuwende stappen waartoe is besloten. Geen nieuwe uitbreidingsronde dus, maar afmaken waaraan de Unie is begonnen; niet weer een nieuwe discussie over aanpassing van de institutionele structuren, maar werken op basis van wat al geldt en implementeren wat is afgesproken.

Met de recente uitbreiding (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië) en de kandidaten (Bulgarije, Roemenië, Turkije en Kroatië) die aan de poort staan en met het Grondwettelijk Verdrag zal de Unie voorlopig de vorm hebben, wat betreft omvang, institutionele verhoudingen en competenties, die beantwoordt aan de eisen, hoop en verwachtingen die voortvloeiden uit de grote omwenteling in Europa eind 80-er en begin 90-er jaren.

Is Europa daarmee voorgoed af? Beslist niet. Eerste uitdaging waarvoor Europa nu staat, is er voor te zorgen dat het Grondwettelijk Verdrag wordt goedgekeurd en in werking kan treden. Maar er zijn nieuwe uitdagingen.

Verdiepen en consolideren

In de komende jaren, dus ook voorbij 2005, moeten twee schijnbaar tegenstrijdige beleidslijnen worden gevolgd: verdieping, optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de Unie biedt om grensoverschrijdende en gezamenlijke vraagstukken gemeenschappelijk en effectief aan te pakken; en tegelijk ook inhoud geven aan subsidiariteit en overlaten aan lidstaten wat beter op statelijk niveau kan worden geregeld.

Deze schijnbare tegenstrijdigheid moet open tegemoet worden getreden. Verdere verdieping van de Unie is wenselijk en mogelijk zonder Europa of Europees bestuur op grotere afstand van de burger te plaatsen. Globalisering en internationalisatie, virtuele en fysieke afstanden die kleiner worden en zichtbaarder worden van kwetsbaarheden van mensen, bedrijven en samenlevingen, vereisen effectief, eerlijk, democratisch bestuur op het niveau en de schaal waarop deze uitdagingen het best kunnen worden aangegaan. Europa biedt daarvoor het kader. Een halve eeuw ervaring met Europese integratie heeft geleerd dat dit een proces is dat zich voortdurend ontwikkelt. Het Grondwettelijk Verdrag maakt het mogelijk effectief beleid te voeren aangaande die vraagstukken die op Europees niveau moeten worden aangepakt. Bovendien biedt het de ruimte, waar die gewenst en nodig wordt geoordeeld, voor de verdere ontwikkeling van Europa als politieke en democratische entiteit – dit alles met in acht neming van het subsidiariteitsbeginsel.

Ofschoon met het Grondwettelijk Verdrag naar verhoopt voor enige tijd de institutionele vraagstukken in de Unie zijn opgelost, is het goed dat het denken en discussiëren over de vormgeving van Europa wordt voortgezet. Zo kunnen ook ideeën besproken worden die in de laatste maanden vanuit de regering zijn geopperd. Te denken valt daarbij aan debat, niet alleen over mogelijkheden voor verdieping en versteviging van Europa, maar ook over mogelijkheden (op terreinen waarop dat zinvol zou kunnen zijn) voor terugtreding van Europa ten gunste van de nationale staat. Het Grondwettelijk Verdrag biedt, in lijn daarmee, de mogelijkheid voortaan kritischer af te wegen of zaken wel op Europees niveau behandeld moeten worden. Voorts kan worden gedacht aan debat over nieuwe vormen van democratische standpuntbepaling op Europees niveau en aan meer en toegespitst Europees optreden op de terreinen die in de samenleving als urgent worden ervaren: de economie, veiligheid, effectief extern optreden.

In de komende jaren zal consolidatie en evaluatie van het bestaande acquis, van het geheel aan beleid en wetgeving en activiteiten tegen de achtergrond van de uitbreiding, van de toekomstige vorm van de Unie (zie daarover ook hoofdstuk 5 «Van Marrakesh tot Moermansk revisited») de discussie in de Unie in belangrijke mate bepalen. Op een aantal terreinen, zoals het landbouwbeleid, zijn recent al ingrijpende hervormingen tot stand gebracht. Zeker is evenwel dat de discussie in het komend decennium over de verdere ontwikkeling van het acquis zal voortgaan. In dat licht zullen de gemeenschappelijke beleidsterreinen van de Unie (zoals het landbouw- en het structuur- en cohesiebeleid) verder moeten worden bezien op hun effectiviteit en doelmatigheid, ook in relatie tot hun kosten. Sluitstuk van deze benadering is het financieringsvraagstuk en de balans tussen beleid en begroting. Vernieuwing van het Eigen Middelenbesluit gaat immers niet alleen over het wegwerken van de onevenredig grote bijdrage van Nederland aan de EU-begroting, maar ook over de bredere vraag: wat moet in en door de Unie worden gedaan en welke middelen moeten daarvoor beschikbaar worden gesteld.

Meer betrokkenheid van de burger

Bij dit alles is de intensivering van de discussie met de burger van groot belang. Een verschuiving van informatie naar communicatie en debat: Europa meer politiek en minder technocratisch benaderen. Kritiek is niet perse negatief, maar biedt juist een handvat om dat debat te voeren en daarmee de betrokkenheid te vergroten. Europa begint en eindigt immers met de mensen die er wonen. Die mensen voelen zich nog steeds in de eerste plaats burger van hun eigen land. Hun betrokkenheid bij de integratie van Europa krijgt voorlopig nog vooral vorm via de nationale lidstaat. Voor veel mensen in Nederland is Den Haag al ver weg, laat staan Brussel. Wanneer de burger meent dat zijn leven wordt bepaald door regelgeving waarin hij zich niet herkent, dan keert hij zich eerder van die regels af. Ten aanzien van Europa is die perceptie duidelijk aanwezig: burgers menen dat ver boven hen besluiten worden genomen in een proces waarbij zij zich niet voldoende betrokken voelen, en daarom keren zij zich ervan af. De opkomst en uitslagen van de recente verkiezingen voor het Europees Parlement zijn daar een indicatie van.

De burger zal de toegevoegde waarde van Europese integratie slechts blijven erkennen als hem betere producten en diensten worden geleverd dan zonder «Europa». Meer werk, dankzij een gemeenschappelijke benadering van concurrentievermogen en economische groei. Betere veiligheid, door gezamenlijke aanpak van terrorisme en georganiseerde misdaad. En een snellere oplossing van problemen in de wereld om ons heen, door de bundeling van krachten in het contact met de wereld buiten Europa. Dat begrijpt de burger. Maar waar die toegevoegde waarde niet duidelijk gemaakt kan worden wil de burger de regelgeving dichtbij huis houden. Die ruimte kan er in de Unie ook blijven, in de wetenschap dat de taakverdeling tussen Staat en de Unie niet in een momentopname gefixeerd kan worden; wat de burger van vandaag nationaal geregeld wil zien, vertrouwt de burger van morgen misschien graag aan Europa toe. Het gaat erom dat hij een keuze heeft. Vandaar «verdieping naast subsidiariteit».

Voorts wenst de regering vervolg te geven aan het tijdens het Nederlandse voorzitterschap geopende debat over het fundament van het integratieproces, het Europese beschavingsideaal en zijn waarden. Gedacht kan worden aan beleidsvorming op het gebied van onderwijs en voorlichting in relatie tot de Europese beschaving en de overdracht van waarden die bijdragen aan actief burgerschap in Europa.

Het is de burger in het verleden al duidelijk geworden hoezeer de Europese integratie een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan zijn welvaart en aan de economische stabiliteit. Dit gaat zeker op voor Nederland waar meer dan de helft van ons nationaal inkomen met buitenlandse handel wordt verdiend. De schaalvergroting waartoe de Europese eenwording heeft geleid, heeft grote kansen geboden aan het Nederlandse bedrijfsleven en heeft de sterke groeimogelijkheden, zoals we die afgelopen decennia hebben gekend, geschapen.

Deze argumenten gelden nog steeds, maar de burgers zullen het Europees integratieproces alleen dan blijven ondersteunen, als zij gelijkberechtigde partners zijn in een Europees «contract», waarvan democratie en rechtsstatelijkheid, zelfbeperking en daadkracht de wezenlijke elementen zijn. Democratie, omdat de burger wil meebeslissen; rechtsstatelijkheid, omdat de spelregels voor alle burgers en lidstaten gelijkelijk moeten gelden; zelfbeperking, omdat het geheel ook sterker kan worden als de delen ruimte krijgen; en daadkracht om de burger de vereiste kwaliteit te bieden waar de Unie competent is. Zo kan een moderne Unie ontstaan die burgers, nationale regeringen en Europese instellingen verbindt.

Het gaat dus om de vraagstukken die voor de burger relevant zijn en die oplossingen op Europees niveau vergen. Er is een directe relatie tussen het centraal stellen van deze vraagstukken en de wijze waarop Nederland in het komende jaar zijn koers in de Unie kan bepalen.

Nederland heeft belang bij een sterke Unie die oplossingen biedt voor problemen waar burgers mee te maken hebben en die niet langer adequaat nationaal kunnen worden opgelost. Die Unie functioneert alleen als Lidstaten oog hebben voor het gemeenschappelijke belang en dat van anderen. Dat laat onverlet dat Nederland er niet voor terug zal schrikken de eigen standpunten assertief uit te dragen.

Na afloop van het Voorzitterschap heeft Nederland weer de volledige vrijheid om de eigen belangen, visie en overtuiging zoals deze door de Nederlandse burger en regering worden gezien, als het natuurlijke uitgangspunt te nemen in zijn inbreng in de Unie. Het eigen belang, juist begrepen en op juiste waarde geschat, is een concept waarin een afgewogen oordeel vervat is over alle relevante factoren, waaronder ook de belangen van de individuele partners en van de Unie als geheel waarvan Nederland integraal deel uit maakt.

Werkend vanuit die verantwoordelijkheid voor de behartiging van de belangen van de eigen burger die verstrengeld zijn met die van de andere mede-Europeanen, moeten resultaten worden geboekt die de Nederlandse burger oplossingen verschaffen die beantwoorden aan zijn verwachtingen. Daarmee wordt het hem mogelijk gemaakt de Europese aanpak – in plaats van een nationale – te aanvaarden. Dat wil zeggen dat de Europese agenda en dossiers worden bezien vanuit de vraag wat het best is voor Nederland – zonder de gerechtvaardigde belangen van andere Lidstaten en de Unie als geheel uit het oog te verliezen. Dat betekent: coalities bouwen, samenwerken met medestanders. Het betekent ook: niet weglopen van confrontaties met landen wier belangen haaks staan op die van de Nederlandse burger, maar in debat gaan.

Effectief opereren in de uitgebreide Unie

Het zal enige tijd duren voordat de uitgebreide EU zich zal hebben «gezet», de toepassing van het nieuwe verdrag nog daargelaten. De 15 «oude» lidstaten moeten zich positioneren in het nieuwe krachtenveld; nieuwe lidstaten moeten hun rol nog vinden. De toename van het aantal lidstaten met tweederde van het eerdere aantal impliceert dat het gewicht van individuele lidstaten, klein èn groot, afneemt.

De uitbreiding van de EU tot 25 lidstaten verandert het besluitvormingsproces. Binnen de officiële kaders van de Raad zal veelal de tijd en de gelegenheid ontbreken om uitvoerig over agendapunten van gedachten te wisselen. De besluitvorming vindt daarom in toenemende mate plaats in allerlei contacten buiten de vergaderzalen, zowel te Brussel als in de Europese hoofdsteden. Lidstaten zijn in dit proces, meer dan voorheen, genoodzaakt partners te zoeken ter ondersteuning van hun eigen positie. Dit betekent dat het belang van goede bilaterale betrekkingen in de uitgebreide Unie toeneemt. Deze betrekkingen zullen grotendeels worden bepaald door de Brusselse agenda en vice versa. Naast de bestaande coalities zullen nieuwe patronen ontstaan van vaste relaties en wisselende coalities en op den duur wellicht ook van kopgroepen. Geconstateerd kan worden dat met name het Franse-Duitse koppel en de EU-3 (Frankrijk, het VK en Duitsland) hun samenwerking binnen en buiten Raadskaders hebben geïntensiveerd in de aanloop tot en volgend op de uitbreiding van 1 mei 2004.

Van oudsher heeft Nederland een actieve en betrokken rol in de Unie gespeeld. Dit heeft Nederland tot een geloofwaardige en aantrekkelijke gespreks- en coalitiepartner voor overige lidstaten gemaakt. Om deze actieve rol te kunnen blijven spelen in een Unie van 25 of meer lidstaten is een nog grotere inzet vereist. Immers, ook het relatieve gewicht van Nederland zal in de Unie van 25 afnemen. Bovendien zal het in de grotere Unie lastiger zijn aansluiting te vinden bij de groten en een brugfunctie te blijven vervullen tussen klein en groot.

Om in dit veranderend krachtenveld effectief te opereren zal Nederland sterk moeten inzetten op zijn bilaterale betrekkingen. Zowel bij de Brusselse instellingen als in de EU-hoofdsteden moet tijdig worden gepoogd andere lidstaten te winnen voor de Nederlandse standpunten en moeten waar dienstig coalities daartoe worden aangegaan.

Bij het sluiten van coalities kan een onderscheid worden aangebracht tussen landen waarmee Nederland duurzame, intensieve bilaterale contacten onderhoudt (zoals de Benelux) en landen waarmee Nederland incidenteel samenwerkt, afhankelijk van het onderhavige dossier en de positie terzake van de betreffende lidstaat. Gedeelde belangen bieden de meest solide basis voor samenwerking. Wanneer belangen samenvallen en er sprake is van wederzijds vertrouwen en compromisbereidheid, kan duurzame samenwerking groeien met veel en gecoördineerd bilateraal contact op alle niveaus en in alle stadia van besluitvorming. In geval de samenwerkingsbasis smaller is, zijn de contacten minder uitgebreid en diepgaand, maar worden deze op tijdelijke basis en/of per thema geïntensiveerd. Overigens kan ook met Commissie en Raadssecretariaat zinvol worden samengewerkt. Vanuit de Nederlandse overheid kan een strategisch plaatsings- en detacheringsbeleid daarbij behulpzaam zijn. Van nog groter belang is de vraag welke beleidsdoelstellingen Nederland nastreeft in en met de Unie van 25 (of nog meer) lidstaten en hoe wij deze doelstellingen willen verwezenlijken. Het is voor Nederland meer dan ooit noodzakelijk tijdig te bepalen welke zaken zich voor besluitvorming aandienen, welke positie Nederland daarop wenst in te nemen cq welk resultaat zal worden nagestreefd en hoe Nederland dat wil bereiken. Bij dit laatste punt komen de eerdergenoemde coalitievorming en intensivering van contacten in het Brusselse om de hoek kijken. Er zal een selectie moeten worden gemaakt van dossiers die naar gewicht, aard en reikwijdte in aanmerking komen voor een strategische aanpak. Vervolgens zal moeten worden bepaald met welke partners en op welke manier gelijk kan worden opgetrokken. Het spreekt vanzelf dat daarbij een grote rol is weggelegd voor de bilaterale posten die in nauwe samenwerking en goede wisselwerking moeten opereren met Den Haag (BZ en vakdepartementen) en de Permanente Vertegenwoordiging te Brussel.

Op veranderingen moet snel en flexibel kunnen worden ingespeeld. Dit vereist dat de expertise (kwantiteit en kwaliteit) zowel in Den Haag als op de posten aanwezig is. Voorts moet de overlegstructuur in Den Haag zodanig zijn ingericht dat snel op nieuwe ontwikkelingen kan worden gereageerd. Bij de positiebepaling zouden meer dan tot nu toe de posities van andere lidstaten moeten worden betrokken. Mede om deze redenen zal na afronding van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de EU worden bezien hoe de overleg- en coördinatiestructuur voor het Nederlandse EU-beleid verder kan worden versterkt.

In een Unie van 25 kan het voorkomen dat op bepaalde terreinen kopgroepen worden gevormd, zoals dat ook gebeurde in de Unie van 15. Daar waar kopgroepen onvermijdelijk blijken, moeten zij zich houden aan de criteria van versterkte samenwerking zoals die in het verdrag zijn geformuleerd. Het belangrijkste daarbij is dat zij niet exclusief zijn, maar openstaan voor nieuwe deelnemers. Nederland is voorstander van samenwerking en integratie met de gehele Unie en is niet gebaat bij bewegingen die leiden tot versnippering en verdeeldheid. Wel heeft Nederland zich steeds bereid getoond deel te nemen aan vormen van nauwere samenwerking die in een duidelijke beleidsbehoefte voorzien en die zich voor alle lidstaten openstellen.

2 DE EUROPESE AGENDA OP HOOFDLIJNEN

2.1 2004: een bijzonder jaar

2004 is het jaar van de uitbreiding en het nieuwe Grondwettelijke Verdrag. Op 1 mei traden tien nieuwe lidstaten toe tot de Unie, die daarmee diverser is geworden. De nieuwe lidstaten hebben diepe Europese wortels, maar de meeste ontwikkelden zich in de tweede helft van de vorige eeuw in een geheel andere maatschappelijke en economische context dan hun westelijke buren. Naast het politiek akkoord over het Grondwettelijke Verdrag is de hereniging van het continent voor Europa wellicht de belangrijkste gebeurtenis van 2004.

2.2 Een nieuw verdrag

De uitgebreide Unie is toe aan nieuwe afspraken. Opeenvolgende Europese verdragen hebben geleid tot een breed maar soms moeilijk toegankelijk samenstel van regels en bepalingen. Het Verdrag van Nice heeft belangrijke verbeteringen aangebracht met het oog op de uitbreiding van de Unie. Niettemin was het geen oplossing voor alle manco's. De roep bleef aanhouden om een slagvaardig Europees bestel met meer democratische controle, grondrechten voor de Europese burger, een betere afbakening tussen de werkterreinen van de lidstaten en hun Unie, en een doelgericht internationaal optreden. De Europese Raad zette met de Verklaring van Laken in december 2001 een nieuw en diepgaand debat in gang over de toekomst van de EU. Hij stelde daartoe een breed samengesteld forum in, de zogenaamde Europese Conventie. Haar werkzaamheden hebben in 2003 geresulteerd in een ontwerpverdrag voor een Europese Grondwet. Dit ontwerp vormde de basis voor de onderhandelingen tussen de lidstaten. Uiteindelijk bereikte de Europese Raad van juni 2004 een politiek akkoord over het Grondwettelijk Verdrag van de Unie. Afgesproken is dat de plechtige ondertekening zal plaatsvinden op 29 oktober 2004 te Rome.

Het verdrag is een compromis dat tot stand gekomen is in onderhandelingen tussen 25 lidstaten. Daarbij ging het om geven en nemen; oorspronkelijke doelstellingen moesten soms wijken voor eisen van de nationale lidstaten. Niettemin kan men stellen dat het Grondwettelijke Verdrag in belangrijke mate beantwoordt aan de ambities die de Europese Raad zichzelf gesteld had in de Verklaring van Laken. Enkele winstpunten passeren hieronder de revue.

In het verdrag is een geheel nieuwe institutionele structuur opgenomen. De Unie is beter toegerust om de gevolgen van de uitbreiding op te vangen. Er zijn innoverende elementen in verwerkt zoals een vaste voorzitter van de Europese Raad, een Minister van Buitenlandse Zaken en een teamvoorzitterschap voor de vakraden. De bevoegdheden van de Commissie, het Europees Parlement en het Hof zijn aanzienlijk uitgebreid. Er is een nieuwe sleutel voor de stemmenweging vastgesteld, het aantal terreinen waarop met gekwalificeerde meerderheid wordt besloten is sterk uitgebreid. Belangrijke democratische winstpunten zijn grotere transparantie van de werkzaamheden van de Raad en de invoering van een Europees volksinitiatief. De bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten is helderder dan ooit, waarbij een specifieke rol is weggelegd voor de nationale parlementen. Voorts is op een aantal terreinen de Europese samenwerking verder verdiept, zoals op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) en het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB).

Het is de bedoeling dat spoedig na de ondertekening van het verdrag een voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het verdrag wordt aangeboden aan het parlement. Dit voorstel gaat vergezeld van een memorie van toelichting en een advies van de Raad van State waarin uitgebreid wordt in gegaan op het nieuwe verdrag. De regering zal het Grondwettelijke Verdrag ten volle verdedigen zowel in het kader van de parlementaire behandeling van de goedkeuringswet als in het kader van een in Nederland te houden referendum hierover.

Ratificaties en referenda

Na ondertekening van het nieuwe Grondwettelijk Verdrag door de 25 lidstaten, begint het proces van goedkeuring. Dit proces zal ongeveer twee jaar in beslag nemen, indien de lidstaten elk volgens hun nationale procedures de benodigde parlementaire goedkeuring zoeken. Het is in dit stadium niet opportuun te speculeren op de uitkomsten. Men hoeft echter geen pessimist te zijn om te veronderstellen dat dit proces kan haperen. Daarvoor bestaat geen standaardremedie: indien zich een afwijzing in een bepaalde lidstaat voordoet, zal deze uniek zijn en een oplossing behoeven, die past bij de nationale omstandigheden. De Europese Raad moet zich in zo'n geval beraden op geëigende politieke stappen.

Naast parlementaire goedkeuring zijn veel lidstaten van plan hun bevolking te raadplegen. Hoe men ook over referenda denkt, de ervaring leert dat de maatschappelijke debatten die deze opleveren, niet altijd beperkt blijven tot de centrale vraag. De referenda scheppen meer onzekerheid over de einduitkomst, maar betekenen tevens dat mondige burgers meespreken over de toekomst van hun EU.

Voorbereidende acties

Ondanks de onzekerheid over de inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag dienen daarvoor toch voorbereidingen te worden getroffen. Bij inwerkingtreding moeten immers de nieuwe structuren direct operationeel zijn. Dit geldt met name voor het vaste voorzitterschap van de Europese Raad, de teamvoorzitterschappen en de Europese minister van Buitenlandse Zaken en diens buitenlandse dienst. Lidstaten moeten het eens worden welke voorbereidingen wanneer in gang gezet dienen te worden. Zorgvuldige maatvoering en timing zijn daarbij van groot belang evenals een goede afstemming met en tussen de betrokken Europese instellingen. Het gaat erom geen tijd te verliezen zonder evenwel een voorschot te nemen op het eindoordeel van de lidstaten.

2.3 De uitbreiding van de Unie

De nieuwe lidstaten moeten thans hun plaats vinden in de Unie. Na jaren van soms moeilijke onderhandelingen en inspanningen om het acquis over te nemen zijn tien nieuwe landen volwaardig lid van de Unie. Hun werk en het onze is daarmee echter niet geheel voltooid. Veel is al gedaan, maar er is ook veel dat nog moet gebeuren. De nieuwe lidstaten zullen een verdere maatschappelijke en economische ontwikkeling doormaken die hen doet convergeren naar een Europees niveau. In de dagelijkse samenwerking zullen oude en nieuwe lidstaten aan elkaar moeten wennen. Het is denkbaar dat het proces van consolidatie enige tijd vergt. Tegelijkertijd staat de Unie voor nieuwe uitdagingen. Grotere interne en externe veiligheid, structurele economische hervormingen voor welvaartsgroei en de definitie van het Europese meerjarenbegrotingskader vergen aandacht en actie. Er ontstaan nieuwe relaties in een krachtenveld dat zich nog maar ten dele laat voorspellen. Nederland moet daarop actief inspelen en zijn multilaterale diplomatie op een stevig fundament van intensieve bilaterale betrekkingen plaatsen. Alleen dan kan het tijdig en effectief invloed uitoefenen en de coalities vormen die nodig zijn om zijn stem in het grotere Europese koor te doen horen.

Niet alleen in dit opzicht is de uitbreiding niet voltooid. De Europese Raad heeft in december 2003 en juni 2004 gesteld dat de al vergevorderde onderhandelingen met Bulgarije en Roemenië tot toetreding zullen leiden in januari 2007 als deze landen daarvoor klaar zijn. Hij zal later dit jaar hierover beslissen op basis van de voortgangsrapporten van de Europese Commissie. De Commissie zal naar verwachting in oktober 2004 een rapport uitbrengen over de mate waarin Turkije aan de Kopenhagen-criteria voldoet. Indien de Europese Raad oordeelt dat het daaraan voldoet, dan zal de EU onverwijld toetredingsonderhandelingen met Turkije starten overeenkomstig zijn besluit van december 2002 (tevens bereidt de Commissie een studie voor over de impact van een Turkse toetreding tot de Unie). Ten aanzien van Kroatië concludeerde de Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 dat toetredingsonderhandelingen begin 2005 worden geopend. De Raad zal zich nog dit jaar moeten uitspreken over het raamwerk waarbinnen de onderhandelingen gevoerd zullen worden. Inmiddels heeft ook Macedonië het EU-lidmaatschap aangevraagd. Het «avis» van de Commissie hierover wordt voor de tweede helft 2005 verwacht.

2.4 Agenda 2007

De financiering

De lidstaten en het Europees Parlement moeten afspraken maken over het meerjarige begrotingskader van de Unie voor de periode 2007–2013: de nieuwe Financiële Perspectieven. Sinds 1988 worden dergelijke afspraken gemaakt om een voorspelbare en beheerste begrotingsontwikkeling van de Unie te verzekeren. De Commissie kan zo haar beleid en programma's uitstippelen en de lidstaten weten waar zij aan toe zijn met hun afdrachten. Op basis van voorstellen van de Commissie bepaalt de Raad zijn standpunt over de totale omvang van de middelen en de verdeling ervan op hoofdlijnen over de verschillende beleidsterreinen. Tevens overlegt de Raad met het Europees Parlement, waarmee hij gezamenlijk de begrotingsautoriteit vormt. Parlement, Raad en Commissie leggen vervolgens het financiële kader vast in een interinstitutioneel akkoord.

In februari 2004 heeft de Commissie haar ideeën over het nieuwe begrotingskader geschetst. Zij heeft deze vervolgens uitgewerkt tot voorstellen die in juli aan de Raad zijn voorgelegd. Voorstellen voor beleid en begroting vormen gezamenlijk de «Agenda 2007». De belangrijkste elementen van dit pakket zijn de Financiële Perspectieven, een rapport over de financiering van de Unie (haar inkomsten, de zogenaamde Eigen Middelen), een nieuw interinstitutioneel akkoord, en specifieke programmavoorstellen voor het Europese beleid zoals voor het structuur- en onderzoeksbeleid. Over de maximale uitgaven in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (marktordening en inkomenssteun) werden al eerder afspraken gemaakt.

De kalender

De Unie wil proberen tijdig besluiten te nemen over Agenda 2007. In de meerjarenplanning van opeenvolgende voorzitterschappen zou dat 2005 zijn. Dat betekent dat de Europese Raad zo mogelijk in juni 2005 een politiek akkoord moet bereiken onder Luxemburgs voorzitterschap. Dan kunnen de onderhandelingen met het Europees Parlement tijdig worden afgerond, de vele uitvoeringsregelingen die nodig zijn, worden opgesteld en de begroting voor 2007 in 2006 worden uitgewerkt in overeenstemming met de nieuwe Financiële Perspectieven.

De Nederlandse inzet

Het kabinet informeerde het parlement in het voorjaar van 2004 over de intenties van de Commissie op twee belangrijke elementen van Agenda 2007: de financiële perspectieven en de toekomst van het structuurbeleid (respectieve kamerstukken TK 21 501–20 nr. 239 en 21 501–20 nr. 240). Voor het budgettaire kader wil de regering uitvoering geven aan haar hoofdlijnenakkoord door het uitgavenniveau van de Unie reëel constant te houden. In dat verband heeft zij actief meegewerkt aan de brief van zes lidstaten die de Commissie opriep de Europese begroting te houden binnen 1% van het EU-BBP. Ruimte voor nieuwe initiatieven moet worden gevonden door verouderd beleid te vervangen door nieuw dat beter inspeelt op de uitdagingen van nu. Daaraan is zeker behoefte; budgettaire discipline betekent nog geen beleidsmatige surplace. Tenslotte dient in de onderhandelingen een bevredigende oplossing gevonden te worden voor de excessieve netto-betalingspositie van Nederland. De discussie over de toekomst van het structuurbeleid, – voor de toekomst door de Commissie cohesiebeleid gedoopt –, maakt integraal deel uit van de inzet op Agenda 2007. Het kabinet vindt echter dat de hervormingen die de Commissie voorstelt lang niet ver genoeg gaan. Zij leggen onvoldoende nadruk op middelenoverdracht aan arme lidstaten en de bevordering van economische groei. Dit betekent dat Nederland tijdens de onderhandelingen met de andere lidstaten zijn wens om het toekomstig structuurbeleid zoveel mogelijk te richten op de armere – veelal nieuwe – lidstaten van de Unie gestalte zal proberen te geven. Deze zelfde constatering geldt voor de wens van de regering om de uitgavenontwikkeling van EU-begroting te beperken. Ten aanzien van de Nederlandse wens om een verbetering te realiseren in de ongunstige relatieve betalingspositie kan worden gesteld dat de Commissie met haar voorstel voor een generiek correctie mechanisme een aanzet heeft gegeven die behulpzaam kan zijn. Of dit zo zal zijn hangt af van de uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen en de mate waarin uitgavenbeheersing op EU-niveau kan worden gerealiseerd.

2.5 Duurzame economische groei: de Lissabonstrategie

De Unie moet nieuwe accenten zetten in het beleid. De mondialisering van de economie vraagt om een Europa dat internationaal kan concurreren. Niet alleen met de Verenigde Staten en Japan, maar ook met snel opkomende economieën als China, India, Brazilië en Rusland. Meer nog dan in het verleden moet de Unie zich duurzame groei en werkgelegenheid ten doel stellen. Het raamwerk om te komen tot een internationaal concurrerend Europa is de Lissabonstrategie. De EU is nu vier jaar op weg met deze strategie die Europa in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld moet maken, in staat tot duurzame groei, met meer en betere banen en een grotere sociale samenhang1.

Trage uitvoering van afspraken

Het beeld van de voortgang is niet onverdeeld positief. Op het communautaire niveau blijven voor het concurrentievermogen belangrijke dossiers onopgelost vanwege botsende nationale belangen (gemeenschapsoctrooi), maar vooral op nationaal niveau loopt de uitvoering van de Lissabonstrategie vertraging op. De lidstaten vertalen op Europees niveau gemaakte afspraken te weinig in de vereiste nationale structurele aanpassingen. De bereidheid tot– soms pijnlijke – nationale ingrepen werd de laatste jaren niet vergroot als gevolg van de kwakkelende economie, die maar langzaam tekenen van herstel vertoont. In deze sombere tijdgeest luidde de Commissie de noodklok in haar voorjaarsrapport van 2004: de inspanningen moeten worden opgeschroefd, willen de Lissabondoelstellingen van 2010 gehaald worden. De Commissie noemt het gebrek aan politieke wil bij de lidstaten de belangrijkste oorzaak voor de trage uitvoering van de strategie.

Zij werd in haar analyse gesteund door het rapport van de High Level Group on Employment onder leiding van oud-premier Wim Kok. In zijn rapport, «Jobs, jobs, jobs» concludeerde deze dat het Europese welvaartsmodel slechts behouden kan worden door het aan te passen. Alles hangt af van een grotere bereidheid tot verandering in Europa. De vraag is niet óf de Lissabonstrategie wel de juiste weg is, maar hoe wij haar het snelst implementeren.

Voorjaarsraad 2004

In zijn standpunt ter voorbereiding van de Voorjaarsraad 2004 sloot Nederland zich aan bij de roep van de Commissie om urgentie. De Unie moet zich concentreren op snelle actie op een beperkt aantal terreinen om de motor van de Europese groei en werkgelegenheid weer aan de gang te krijgen. Meer nog dan voorheen dient de nadruk te liggen op het hoofddoel: economische groei door hervormingen. De lidstaten moeten de Lissabonstrategie beter implementeren. Zij moeten hun arbeidsmarkten flexibiliseren en arbeidsparticipatie bevorderen. Daarnaast heeft Europa een goed functionerende interne markt (kaderrichtlijn diensten) nodig, minder en betere regelgeving (administratieve lasten en «competitive impact assessments»), meer investeren in menselijk kapitaal, en kennis en innovatie (wisselwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, Europese onderzoeksinfrastructuur). Om de noodzakelijke integrale ontwikkeling van de drie pijlers van de Lissabonstrategie (economie, sociaal en milieu) te benadrukken, verwees Nederland ook naar een win-win benadering van milieu als economische kans.

De conclusies van de Voorjaarsraad weerspiegelden in grote lijnen deze inzet. Zoals geopperd door een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, vroeg de Europese Raad aan de Commissie om de aanbevelingen uit het rapport «Jobs, jobs, jobs» over te nemen in de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, inclusief de specifieke aan de lidstaten gerichte aanbevelingen.

De Europese Voorjaarsraad stelde tevens een nieuwe «High Level Group» in, wederom onder voorzitterschap van Wim Kok. Deze zal op 1 november 2004 rapporteren over de voortgang van de Lissabonstrategie. De Europese Raad wil in het voorjaar van 2005 een tussenbalans opmaken: de zogenaamde «Midterm Review». De groep zal onder meer kijken naar het mondiale kader van de Lissabonstrategie (hoe doet de EU het in vergelijking met de belangrijkste economische concurrenten) en de doelstellingen en instrumenten evalueren. Een belangrijk onderdeel van de opdracht is om een antwoord te geven op de vraag hoe de uitvoering, met name in de lidstaten, verbeterd kan worden.

Implementatie en tussenbalans

Het Nederlands voorzitterschap zal de uitvoering van de Lissabonstrategie tot een belangrijk onderdeel maken van de werkzaamheden van de verschillende raadsformaties. Daarbij kan het bezien of er voldoende draagvlak is bij de lidstaten om belangrijke vastgelopen dossiers vlot te trekken en verder te brengen. Voorts is het van belang de bijdrage van goed milieubeleid aan de sociaal-economische ambities van Europa zichtbaar te maken. Schone technologieën en eco-efficiënte innovaties kunnen bijdragen aan duurzame economische groei, en dit kan nog beter benut worden. Dit was een belangrijk thema van de Informele Milieuraad (juli 2004).

Nederland zal het komende jaar ook aandacht besteden aan de Midterm Review van de Lissabonstrategie die zal plaatsvinden tijdens de Voorjaarsraad 2005. De Europese Raad van november 2004 zal het rapport van de High Level Group onder leiding van Wim Kok doorgeleiden naar de Voorjaarsraad van 2005. Hierbij kan aan de Commissie en relevante raadsformaties gevraagd worden het rapport te betrekken in hun voorbereiding van deze Voorjaarsraad. Nederland zal zich tevens inhoudelijk voorbereiden op de Midterm Review tijdens de Voorjaarsraad 2005. De elementen die rechtstreeks de duurzame economische groei en werkgelegenheid in de Unie bevorderen zijn daarbij van bijzonder belang evenals mogelijkheden om de uitvoering van de Lissabonstrategie te verbeteren. De Midterm Review mag de aandacht niet afleiden van de structurele hervormingen die moeten worden doorgezet ook in 2004 en 2005. Dat mogen geen verloren jaren worden voor de strategie.

In het kader van de Lissabonstrategie is de vermindering van administratieve lasten – voor burgers, bedrijfsleven en (decentrale) overheid – een belangrijke prioriteit van het Nederlandse voorzitterschap. Betere regelgeving, vermindering van administratieve lastendruk in het bijzonder, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de vergroting van de dynamiek van de Europese economie.

Economische situatie EU

In 2003 groeide de economie in het eurogebied met 0,4% en de EU-25 met 0,9%. Sinds de tweede helft van 2003 is er sprake van gematigd economisch herstel. In eerste instantie werd dit, ondanks de sterke stijging van de euro, gedragen door een sterke opleving in de buitenlandse vraag. In het vierde kwartaal van 2003 hebben de binnenlandse bestedingen via de investeringen echter het herstel overgenomen. De particuliere consumptie blijft echter nog zwak ondanks het feit dat de werkgelegenheid en beschikbare inkomens vrij resistent zijn geweest tijdens de economische neergang. De verwachting is dat bestedingen van zowel bedrijven als consumenten in de loop van 2004 zullen bijdragen aan het herstel.

Het eurogebied in 2004 en 2005 zal naar verwachting een economische groei kennen van 1,7% en 2,4% en de EU van 2,1% en 2,5%. Hiermee blijft de groei ook in deze jaren ver achter bij die in de Verenigde Staten. Oorzaak van het krachtige herstel in de Verenigde Staten is de grotere aanpassingskracht van de economie. Daarnaast is de structurele groeicapaciteit van de Amerikaanse economie groter.

Tabel: BBP-groei in eurogebied, EU-25 en de VS
 200320042005
Eurogebied0,41,72,3
EU-250,92,12,5
VS3,14,23,2

Bron: Europese Commissie, Spring Forecasts 2004, tabel 1.

De aandacht van de Nederlandse regering richt zich op het versterken van het groeivermogen van de EU. Zo blijkt uit studie van het Centraal Plan Bureau (Four Futures of Europe) dat de EU alleen in het meest gunstige scenario van wereldwijde economische integratie, toenemende handelsliberalisering en structurele hervormingen haar huidige groeitempo (van 2–2,5%) kan behouden. Zonder deze hervormingen zal het tempo in de komende decennia zeer pover zijn. Het in Lissabon (2000) gewenste perspectief van 3% groei zal dan ook niet vanzelf gerealiseerd worden in de EU-15 noch in Nederland. Verhoging van het groeivermogen is echter cruciaal met het oog op de kosten van de vergrijzing en het waarborgen van de positie van de EU in de wereldeconomie.

Binnen de EU bestaat voldoende ruimte om de economische groei te verhogen. Zowel bij de arbeidsparticipatie als de arbeidsproductiviteit liggen mogelijkheden. De arbeidsparticipatie gemeten naar personen in de EU is sterk toegenomen sinds halverwege de jaren '80, maar blijft nog achter bij die in de Verenigde Staten. Dit wordt veroorzaakt door een lagere participatie van specifieke groepen (met name ouderen en vrouwen). Daarnaast werken de personen die actief zijn in het arbeidsproces relatief weinig uren. Zo werkt een gemiddelde werknemer in de EU circa 15% minder uren per jaar dan een werknemer in de Verenigde Staten. Daarnaast blijft de groei van de arbeidsproductiviteit achter bij die in de Verenigde Staten. Deze trend heeft zich ingezet sinds de tweede helft van de jaren '90.

Het kabinet geeft grote prioriteit aan het realiseren van de groeibevorderende maatregelen en doelstellingen vastgelegd in de Lissabon-agenda: arbeidsparticipatie en -productiviteit moeten omhoog. Het hoofdlijnenakkoord en de recente groeibrief van het kabinet zijn de weerspiegeling hiervan op nationaal niveau. Uitvoering van de in de groeibrief geschetste beleidsmaatregelen zal bijdragen aan de groei in Nederland en daarmee ook aan het Europese groeivermogen. Het Stabiliteits- en Groeipact is op Europees niveau een belangrijk instrument voor het realiseren van duurzaam gezonde overheidsfinanciën en daarmee een randvoorwaarde voor het bevorderen van de economische groei.

2.6 Veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid

Veiligheid

Nadat de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 de wereld wakker hadden geschud voor de gevaren van terrorisme, werden de Europese burgers op 11 maart 2004 in Madrid op eigen continent geconfronteerd met de gevaren ervan. Europa zal hard moeten werken aan zijn interne en externe veiligheid. In het licht hiervan heeft de Europese Raad van maart 2004 een nieuw actieplan voor de bestrijding van terrorisme opgesteld. Waar het accent na «11 september» lag op een versnelling van het creëren van wetgevende instrumenten zoals het Europees arrestatiebevel, ligt nu de nadruk op tijdige implementatie van bestaande en nieuwe maatregelen, een effectieve toepassing ervan, en versterking van de operationele samenwerking. Uit een tussenrapportage aan de Europese Raad van 17–18 juni 2004, bleek dat het actieplan het momentum helpt te bewaren door termijnen te stellen voor de diverse maatregelen en elk half jaar de gemaakte vooruitgang te bezien. De in maart 2004 benoemde antiterrorisme-coördinator, de Nederlander Gijs de Vries, moet hierbij een aanjagende functie vervullen. Justitie, politie-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten moeten onderling nauwer gaan samen werken, en de rol van instellingen als Europol en Eurojust dient te worden versterkt. Een goede informatie-uitwisseling is daarbij essentieel. Ook internationaal moet de Unie de samenwerking bij de strijd tegen het terrorisme versterken. Veilige grenzen helpen daarbij, temeer daar internationale migratiestromen, als gevolg van conflicten of uit economische overwegingen, de aandacht blijven vragen. Dat geldt uiteraard ook voor grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Het Europees Agentschap voor Beheer van Buitengrenzen, dat in 2005 operationeel moet worden, zal hierbij een belangrijke rol spelen. Van groot belang is ook de gezamenlijke aanpak van visa en reisdocumenten met biometrische kenmerken.

Tampere ...

In 2004 verliepen een aantal belangrijke termijnen die het Tampere-programma (1999) had gesteld voor het gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. Zoals afgesproken is voor 1 mei 2004 echter een pakket van minimumnormen voor asielbeleid overeengekomen, zodat de Unie de stap naar de afgesproken tweede fase kan maken: een gemeenschappelijk asielstelsel. De Unie is na 1 mei 2004 overeenkomstig de Verdragen van Amsterdam en Nice overgegaan tot meerderheidsbesluitvorming op deze beleidsterreinen. Voor sommige (asiel, visa) gaat dit automatisch, voor andere terreinen (migratie) moet de Raad eerst unaniem een besluit nemen. Deze ontwikkeling zal de besluitvaardigheid van de Unie bevorderen. Voorts neemt de EU stappen om gemeenschappelijke basisbeginselen voor goede integratie overeen te komen. De lidstaten kunnen daarbij van elkaars ervaringen leren.

Ook in haar externe betrekkingen besteedt de Unie aandacht aan asiel en migratie. Het terugkeerbeleid vormt een belangrijke prioriteit. Voortgang moet worden geboekt via terug- en overnameovereenkomsten met derde landen, gezamenlijke uitzettingsoperaties en afspraken over gemeenschappelijke procedures. Samenwerking met derde landen is tevens essentieel voor de ontwikkeling van bescherming van vluchtelingen in de regio van herkomst.

... en verder.

Ook verder vooruitblikkend is 2004 een sleuteljaar voor de invulling van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Op basis van een evaluatie van de vooruitgang met het Tampere-programma, heeft de Europese Raad besloten nog voor het eind van 2004 politieke richtsnoeren vast te stellen voor het beleid van de komende jaren. Met «Tampere» sloeg de Unie in 1999 nieuwe wegen in op basis van het Verdrag van Amsterdam. Voordien was er zelfs geen duidelijke verdragsgrondslag voor samenwerking op JBZ-terrein. Afgezet tegen dit uitgangspunt is in vijf jaar goede voortgang geboekt. Het is nu zaak om vooruit te kijken. Nederland vindt dat de aanpak van een nieuwe JBZ-agenda praktisch van aard moet zijn en voort dient te bouwen op het werkprogramma van «Tampere». Er moet speciale aandacht zijn voor deugdelijke implementatie van maatregelen; gemeenschappelijk beleid moet verder worden ontwikkeld met een scherp oog voor toegevoegde waarde (zie ook bijlage Europese Verkenning 2). Het JBZ meerjarenprogramma moet een nieuwe impuls geven aan de JBZ-samenwerking. Tegelijkertijd zal het praktisch zijn en voortbouwen op het lopende Tampere-programma. Het gaat om onderwerpen waarvan de Europese dimensie meestal evident is en die de burger direct raken: veiligheid, criminaliteit, vreemdelingenbeleid en fundamentele vrijheden. Het Grondwettelijk Verdrag legt een nieuw fundament onder de Europese JBZ-samenwerking en verduidelijkt het beleidskader. Het geeft de Unie oriëntaties hoe in de komende jaren effectief om te gaan met de uitdagingen rond vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

2.7 Extern beleid

De Unie gaat voort om in regionaal en mondiaal verband een meer zichtbare rol te spelen die past bij haar omvang, bevolkingsaantal en economisch gewicht. Hoewel slechts een beperkt gedeelte van de Europese begroting wordt besteed aan het externe beleid (5%) moeten kracht, reikwijdte en variëteit van de instrumenten van het extern beleid van de Unie het mogelijk maken deze rol te spelen.

De Unie en haar buurlanden

De Unie bouwt aan een bijzondere relatie met haar buren onder het Europese Nabuurschapsbeleid. Het gaat om de oostelijke buren Oekraïne, Wit Rusland en Moldavië – waaraan onder Iers voorzitterschap de landen van de Zuidelijke Kaukasus werden toegevoegd – en de Mediterrane zuiderburen. De Unie hecht veel belang aan de relatie met deze landen en zal daar in de toekomst veel in investeren. In hoofdstuk 5, «Van Marrakesh tot Moermansk revisited», zal uitgebreid worden ingegaan op de relatie met de buren van de Unie. Hier wordt volstaan met een kort overzicht.

Voor wat betreft de landen van de Westelijke Balkan werd het beleid doorgezet dat is vastgesteld door de Europese Raad van Thessaloniki. Het raamwerk voor de relatie van de Unie met deze landen is het Stabilisatie en Associatie Proces. Kern van dit proces is dat de betrokken landen toetredingsperspectief hebben, maar dat zij door implementatie van gemaakte afspraken zelf het tempo van de toenadering tot de Unie bepalen.

De Unie bouwde de relatie met Rusland, gebaseerd op de Partnerschaps- en Samenwerking Overeenkomst, verder uit. Het partnerschap is gebaseerd op de rechtsstaat, democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden en een markteconomie. Gewerkt wordt aan vier gemeenschappelijke ruimten, waarbij het accent in eerste instantie ligt op het instellen van een Gemeenschappelijke Economische Ruimte. Daarnaast bestaat er sinds enige jaren de energiedialoog met Rusland. De Toppen met Rusland en de Oekraïne onder Nederlands Voorzitterschap geven de relatie van de Unie met deze landen een nieuwe impuls.

De strategische relatie met de Mediterrane partners ontwikkelt zich voorspoedig. Doel hiervan is het bevorderen van economische samenwerking en handel, het stimuleren van ontwikkelingen op het gebied van economische liberalisatie, politieke hervorming en mensenrechten. Op diverse deelgebieden werden onder Italiaans voorzitterschap succesvolle conferenties afgerond (handel, landbouw, energie en infrastructuur). Het Barcelona Proces werd versterkt met het instellen van een Euro-Mediterrane Assemblee, de Euro-Mediterrane Stichting voor de Dialoog der Culturen en de Euro-Mediterrane Faciliteit voor Investering en Partnerschap. De laatste instelling zal versterkt worden binnen de EIB. In 2005 zal de relatie met de Mediterrane landen, waaronder het Barcelona Proces dat dan tien jaar bestaat, geëvalueerd worden.

De Unie blijft zich ten aanzien van het Midden-Oosten inzetten voor een oplossing waarbij Israël en een democratisch en levensvatbaar Palestina vreedzaam naast elkaar leven. De Unie heeft zich gecommitteerd aan uitvoering van de «roadmap» zoals vastgelegd in Veiligheidsraadresolutie 1515, als basis voor duurzame vrede in het Midden-Oosten. De Unie heeft de Palestijnse Autoriteit opgeroepen zich standvastiger en zichtbaarder op te stellen in de strijd tegen terrorisme en extreem geweld. De Unie riep Israël op de nederzettingenpolitiek te herzien en de nederzettingen die na maart 2001 zijn gebouwd te ontmantelen. Deze politiek en het bouwen van een afscheiding tussen de Palestijnse Gebieden en Israël, vormen immers een fysiek obstakel voor een twee staten oplossing. De Unie is bezorgd over de geweldsspiraal die beide betrokken partijen in het conflict diep raakt.

Met betrekking tot Iran heeft de Unie meerdere malen de wens uitgesproken relaties te verstevigen, maar onder voorwaarde dat Iran in volledige transparantie samenwerkt met het IAEA bij ontwikkeling van zijn nucleaire programma. De Unie wil zich voorts inzetten voor de verbetering van de mensenrechtensituatie.

Voor wat betreft Irak zal de Unie zich inzetten om de stabiliteit in dat land te bevorderen. Europa is en blijft betrokken bij de economische en politieke opbouw binnen het kader van de veiligheidsraadresoluties. Een centrale rol voor de VN bij het politieke proces is een essentieel element voor succes. De Unie verwelkomde om die reden veiligheidsraadresolutie 1546 van 8 juni 2004, die voorzag in een tijdschema voor de overgang naar een democratisch bestuur en de overdracht van bevoegdheden van de bezettende macht aan een Irakese interim-regering.

Azië

In najaar van 2004 zijn toppen met China, India, Zuid-Korea en de ASEM voorzien. Het grote aantal top-bijeenkomsten met Aziatische landen weerspiegelt het toegenomen belang van deze regio voor de EU. Het economisch belang van Azië waar meer dan 40 procent van de huidige economische groei van de wereld wordt gegenereerd, is evident. De EU zal daarnaast ook veel aandacht blijven besteden aan onderwerpen als stabiliteit (met name ten aanzien van Afghanistan), non-proliferatie en mensenrechten.

Latijns Amerika

Met Mercosur zal de Unie een Associatie Overeenkomst aangaan, waarover de onderhandelingen in 2004 doorliepen. Daarnaast zijn politieke dialogen gestart met de Organisatie van Amerikaanse Staten. Voorts is een overeenkomst voor samenwerking en politieke dialoog getekend met de Andes Gemeenschap en de groep van Centraal-Amerikaanse Landen. Onder Iers voorzitterschap vond een succesvolle Top van de Unie met de Latijns Amerikaanse en Caribische landen plaats, waarin de relaties tussen de twee regio's verder werden aangehaald.

Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-landen (ACS)

De Unie verwelkomde het partnerschap tussen de VN, de EU en de Afrikaanse Unie op het gebied van conflictpreventie, crisisbeheersing en ontwikkeling. De Unie onderkent het belang van vrede en veiligheid als voorwaarde voor ontwikkeling en heeft daartoe de Vredesfaciliteit ingesteld om vredesoperaties door Afrikaanse troepen financieel te ondersteunen. Dit geeft Afrikaanse landen meer mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan het tot stand brengen van vrede op hun eigen continent. In eerste instantie is de aandacht gericht op de zorgwekkende situatie in het westen van Soedan.

De Transatlantische betrekkingen

De relatie van de Unie met de Verenigde Staten en Canada blijft van groot belang. Gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen liggen daaraan ten grondslag en leiden tot een vergaande politieke en economische verwevenheid. Gezamenlijk zijn de transatlantische partners beter in staat grote problemen, zoals terrorisme, proliferatie van massavernietigingswapens, falende staten en georganiseerde misdaad het hoofd te bieden.

Europese Veiligheidsstrategie

De Europese Raad van december 2003 besloot tot aanname van een Veiligheidsstrategie voor de Unie. Deze strategie geeft uiting aan de wens van de Unie om in goede samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de VN, de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa, verantwoordelijkheid te nemen voor een veiliger Europa in een betere wereld. Het zal de Unie in staat stellen beter om te gaan met bestaande dreigingen en om andere te voorkomen. Onder de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen wordt voortgegaan met uitwerking van de strategie in praktische maatregelen, waarbij de doelstelling van het verder uitbouwen van een effectief multilateralisme centraal staat. De Unie heeft zich sterk gecommitteerd aan effectief multilateralisme als een van de hoofddoelstellingen van het externe beleid. Binnen dat systeem moeten de hedendaagse dreigingen het hoofd worden geboden, onder meer op het gebied van terrorismebestrijding en non-proliferatie.

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)

In het licht van de EU-Veiligheidsstrategie heeft de EU besloten tot een verdere versterking van de civiele en militaire capaciteiten. In een nieuwe «Headline Goal voor 2010» hebben de lidstaten afspraken gemaakt over kwalitatieve verbetering van de militaire capaciteiten. De ontwikkeling van snel inzetbare eenheden staat daarbij centraal. Verder is overeenstemming bereikt over het Europees Defensie Agentschap dat onder andere een centrale rol krijgt bij de implementatie van de Headline Goal 2010. Dit najaar zal de EU tevens starten met de ontwikkeling van een Headline Goal voor civiele capaciteiten. Eind 2004 zal de EU-geleide operatie ALTHEA de huidige militaire operatie in Bosnië-Herzegovina van de NAVO opvolgen.

Internationale handel

Tijdens het Italiaanse voorzitterschap mislukte de WTO Top van Cancún door een gebrek aan werkelijke concessies door de Westerse landen, onder meer op het gebied van de landbouw (katoen). Onder het Ierse voorzitterschap hebben Eurocommissarissen Lamy (handel) en Fischler (landbouw) het initiatief genomen om vast te leggen dat de Unie bereid is belangrijke concessies te doen. Dit heeft bijgedragen aan de totstandkoming van een WTO-akkoord over onderhandelingsraamwerken op 1 augustus 2004.

Ontwikkelingssamenwerking

Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zal de aandacht net als het afgelopen jaar gevestigd blijven op het verbeteren van de effectiviteit van de hulp. Hierbij wordt vooral aandacht geschonken aan de coherentie tussen de verschillende beleidsterreinen van de Unie. Armoedebestrijding blijft hoofddoelstelling van het Europese ontwikkelingsbeleid. Voorts zal veel aandacht uitgaan naar de inspanningen om de Millenium Development Goals (MDG's) in 2015 te kunnen behalen. Met name de VN Top over de MDG's in 2005 zal daarvoor een belangrijk ijkpunt zijn. De gebrekkige voortgang bij de realisatie van MDG in de minder ontwikkelde landen, in het bijzonder in Afrika, is een punt van zorg. De Unie heeft het afgelopen jaar voldaan aan haar verplichtingen die voortkomen uit de afspraken van Monterrey over de financiering van ontwikkelingshulp. Zij voldoet echter nog niet aan de 0,7% GNI norm. Hoofdstuk 6 gaat uitgebreider in op de stand van zaken met betrekking tot handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking.

3 EEN RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID

Dat veiligheid een topprioriteit is voor de Unie was al langer duidelijk, maar de aanslagen in Madrid markeerden in 2004 de noodzaak om meer vooruitgang te boeken in de samenwerking. Een eerste intensivering vond plaats na de aanslagen in de VS van 11 september 2001. Deze schok maakte direct duidelijk dat de Unie schouder aan schouder moet staan met andere landen in de strijd tegen terrorisme, maar ook intern nauwer moet samenwerken om de internationale uitdagingen tegemoet te treden. De Europese Raad van Laken reageerde met een uitgebreid actieplan. De aanslagen in Madrid, de eerste van hun soort op Europees grondgebied, brachten het gevoel van urgentie nog dichter bij huis. Sterker dan daarvoor lag daarom het accent in de Verklaring van de Europese Raad van maart 2004 op interne samenwerking.

Deze samenwerking vindt vooral plaats in het kader van de Europese Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waaraan de Europese Raad van Tampere in 1999 invulling gaf. Omdat deze samenwerking in 2004 een nieuwe fase ingaat, besteedt dit hoofdstuk vooral hier aandacht aan. Vervolgens wordt meer specifiek ingegaan op de EU-brede activiteiten op het gebied van terrorismebestrijding zoals die na de Europese Raad van maart verder vorm hebben gekregen

3.1 Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: 2004 een sleuteljaar

In het kader van het «Tampere-programma» geven ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken sinds 1999 invulling aan de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Terrorismebestrijding, en veiligheid in het algemeen, vormen belangrijke onderdelen van dit werkterrein. Hoe kunnen terroristen en criminelen in Europa door de mazen van de wet glippen? Moeten lidstaten hun wetgeving op elkaar afstemmen om dit te voorkomen? Hoe werken politie- en inlichtingendiensten samen? Welke structuur bestaat er voor crisisbeheersing? Welk beleid wordt gevoerd voor het toelaten van vreemdelingen, welke controle bestaat daarop, en hoe worden de grenzen bewaakt?

De hernieuwde focus op veiligheid komt tot stand in een sleuteljaar voor de JBZ-samenwerking. In 2004 wordt immers de balans opgemaakt van de implementatie van het programma dat de Europese Raad van Tampere in 1999 vaststelde. Ook worden nieuwe politieke richtsnoeren geformuleerd die daarop voortbouwen. Voldoende aanleiding dus om te bezien hoe het staat met de JBZ-samenwerking en welke uitdagingen de Unie tegemoet moet treden.

Ambities Tampere getemperd...

De Europese Raad van Tampere schiep ambitieuze doelstellingen en deadlines voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR) die het Verdrag van Amsterdam voorschreef. Hiermee werd een praktisch onontgonnen terrein betreden. Voor die tijd ontbrak het aan een duidelijk kader voor JBZ-samenwerking. Deze vond vooral op ad hoc basis plaats. Op zich was dat niet vreemd. Het gaat immers om zaken die aan de basis van de moderne staatsvorming raken. Burgers gaan plichten aan jegens de staat, die op zijn beurt de burgers bepaalde vrijheden, veiligheid en rechten moet garanderen. Dit is een samenhangend geheel waarin een goede onderlinge balans moet worden bereikt. De meeste EU-lidstaten kennen eeuwenlange tradities in hun wetgeving die stap voor stap tot stand zijn gekomen. En ieder land beschouwt natuurlijk de eigen tradities als het ideale uitgangspunt voor de EU. Menig ander beleidsterrein van de EU is van veel jongere datum. Kortom: het JBZ-terrein raakt de essentie van individuele staten en elke soevereiniteitsoverdracht wordt daarom met uiterste zorgvuldigheid bezien.

...maar toch veel tot stand gebracht

Afgezet tegen deze uitgangspositie is er in vijf jaar «Tampere» veel bereikt. De EU is een eind op weg met wederzijdse erkenning van rechtsbeslissingen en harmonisatie van straffen. Via gemeenschappelijke instellingen als Europol en Eurojust is de eerste stap gezet naar geïntegreerde samenwerking. Onderlinge operationele samenwerking tussen politiediensten begint op gang te komen. Er zijn minimumnormen afgesproken voor asielbeleid en (deels) legale migratie. Via onder meer het Vluchtelingenfonds is met lastenverdeling een begin gemaakt. In het kader van «Schengen» zijn onderlinge grenzen weggenomen en is intensieve samenwerking tot stand gebracht. Gezamenlijke bestrijding van illegale immigratie heeft een vlucht genomen. Zo is een Agentschap voor het Beheer van de Buitengrenzen opgericht, is er veel vooruitgang geboekt met gezamenlijke aanpak van visa en reisdocumenten en zijn stappen naar een gemeenschappelijk terugkeerbeleid gezet. Sinds Tampere is de verbinding tussen immigratie en integratie onderwerp van bespreking geworden en zijn belangrijke ontwikkelingen ingezet om te komen tot een uitwerking van het integratiebeleid binnen het samenhangende kader van de EU.

3.2 Uitdagingen en vooruitzichten

Betekent dit dat Europa tevreden achterover kan leunen? Nee, dat zeker niet. Er is veel werk verzet op dit groeiterrein, maar de tenuitvoerlegging verliep toch moeizamer dan verwacht. Er waren aanzienlijke inhoudelijke verschillen evenals discussies over de meerwaarde van regelgeving op EU-niveau. In combinatie met het unanimiteitsvereiste kwam wetgeving niet zelden traag tot stand en werden daarop regelmatig uitzonderingen aangebracht. Ook op het vlak van operationele samenwerking kan nog veel worden gewonnen.

De uitdagingen waar de EU anno 2004 voor staat zijn niet gering. De interne en externe druk op de EU om nauwer samen te werken op JBZ-terrein is de laatste jaren alleen maar toegenomen. De ratio achter de samenwerking in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid was het streven naar een vrij personenverkeer. Naarmate dit op gang kwam, werd ook steeds meer het onvermogen van individuele lidstaten duidelijk om effectief migratiestromen te beheersen en grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden. Daarbij is de druk op de buitengrenzen groot en de import van criminaliteit uit omringende landen aanzienlijk. En «last», maar alles behalve «least», is de dreiging van terrorisme actueel. Oorzaken en oplossingen van dit alles liggen deels buiten de EU en nopen tot een sterker extern beleid in nauwe samenhang met het interne beleid.

De Europese Raad heeft deze uitdagingen erkend, en in de afgelopen jaren meerdere malen een impuls aan de samenwerking gegeven, met name tijdens de bijeenkomsten van Laken (2001), Sevilla (2002) en Thessaloniki (2003).

Asiel en migratie

Het asielbeleid gaat na de totstandkoming van minimumnormen in 2004 een nieuwe fase in. Zoals reeds voorzien in Tampere moeten nu verdere stappen worden ondernomen naar een gezamenlijk Europees asielstelsel. Het «asielshoppen» moet worden tegengegaan. Zij die recht hebben op een asielstatus moeten in alle Europese landen op termijn hetzelfde niveau van bescherming krijgen. Vertrekpunt is de mededeling van de Commissie over de toekenning van een uniforme status aan erkende asielzoekers. Tegelijkertijd zal Nederland zich inspannen om in het EU-beleid de bescherming van vluchtelingen in de regio van herkomst te versterken.

Het beeld bij het migratiebeleid is gevarieerd. Bestrijding van illegale immigratie staat de laatste jaren hoog op de agenda. Grensbewaking is een prioriteit van de eerste orde. Naarmate de binnengrenzen wegvallen en de Unie groeit, wordt immers de bewaking van de buitengrenzen belangrijker en de roep om lastenverdeling groter. Het Europees Agentschap voor Beheer van Buitengrenzen zal in 2005 operationeel zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat de bevoegdheden op termijn worden uitgebreid naar een meer gemeenschappelijke aanpak. Ook het terugkeerbeleid staat volop in de aandacht waarbij een goede operationele samenwerking van belang is. Deze trend zal zich voortzetten met de opbouw van terug- en overname overeenkomsten met derde landen, gezamenlijke uitzettingsoperaties en afspraken over gemeenschappelijke procedures. Ook een verscherping van het gemeenschappelijk visabeleid en een uniforme aanpak van reisdocumenten vormen een belangrijke bijdrage aan het tegengaan van illegale immigratie. Het gebruik van biometrische kenmerken hierbij zal een grote stap vooruit betekenen. Moderne informatiesystemen moeten immers een zorgvuldige uitwisseling van gegevens waarborgen.

De discussie over arbeidsmigratie ligt in de EU gevoelig. Toelating van arbeidsmigranten uit niet-EU-landen is in principe nog steeds een nationale kwestie, die nauw samenhangt met het arbeidsmarktbeleid dat de lidstaten voeren. Wel is er Europese wetgeving overeengekomen over gezinshereniging, langdurig verblijvende onderdanen van derde landen en de toelating van studenten. In de komende jaren wordt bezien of verdere afspraken kunnen worden gemaakt over wetenschappelijk onderzoekers. De druk om tot meer afstemming op Europees niveau te komen zal vanuit de praktijk mogelijk groter worden, omdat in veel lidstaten een vraag naar arbeidsmigranten blijft bestaan. De Nederlandse regering heeft recentelijk besloten tot invoering per 1 oktober 2004 van één loket, procedure en document. Ook komt er een apart legestarief voor kennismigranten, hun partners en kinderen. Doordat langdurig ingezeten migranten het recht hebben gekregen zich in andere lidstaten te vestigen, heeft een ruim toelatingsbeleid van één lidstaat op termijn mogelijk gevolgen voor de andere.

Integratie van migranten is een beleidsterrein waarop een verder ontwikkeling van een Europese aanpak wordt ingezet. Veel lidstaten kennen integratieproblemen van uiteenlopende aard. Een gebrek aan integratie zorgt voor economische en sociale achterstanden, culturele en religieuze spanningen en vice versa. Veel lidstaten zoeken naar samenwerking op het gebied van integratie binnen het kader van de EU.

Civielrechtelijke samenwerking

Communautair rechts- en handelsverkeer ondervindt veel hinder vanadministratieve en procedurele voorschriften. Via toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen is met het Tampere programma getracht om deze barrières te slechten. Dit werk zal worden voortgezet. De wederzijdse erkenning is echter gebaseerd op wederzijds vertrouwen in elkaars juridisch systeem. Zij wordt gehinderd door enerzijds uiteenlopende procesrechtelijke stelsels in de huidige en toetredende lidstaten en anderzijds door het ontbreken van geharmoniseerd materieel civielrecht. Ook daar ligt nog werk voor de komende jaren. De totstandkoming van een Europees betalingsbevel, waarmee tijdens het Nederlands voorzitterschap een begin wordt gemaakt, is een goed voorbeeld van het belang van deze samenwerking.

Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Centrale vraag is hoe harmonisatie en wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen en verbeterde operationele samenwerking kunnen bijdragen tot de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.

De open Europese grenzen hebben een toename van criminaliteit tot gevolg gehad. Een effectieve aanpak vergt samenwerking van de politiële en justitiële autoriteiten van de lidstaten onderling en via EU-organisaties zoals Europol en Eurojust. Het in de laatste jaren uitgebreide instrumentarium wordt nog niet ten volle benut, onder andere door een onvolledige implementatie van EU-wetgeving in de lidstaten. De EU zal daar strakker op moeten toezien, zoals nu ook gebeurt bij het actieplan terrorisme. Zo werd in korte tijd het Europees Arrestatiebevel tot stand gebracht. Toch hebben enkele landen dit nu nog steeds niet omgezet in hun nationale wetgeving.

Voor een meer effectieve operationele samenwerking heeft de EU al stappen ondernomen om beter gebruik te maken van instellingen als Europol en Eurojust en daarin ook de Task Force Chiefs of Police te betrekken. Een soepele informatie-uitwisseling vormt daarvoor de basis. Zij kan niet vrijblijvend zijn. De versterking van deze gemeenschappelijke instellingen moet worden voortgezet in de komende jaren. Het Grondwettelijk Verdrag biedt daartoe nieuwe aanknopingspunten. Hierin is ook bepaald dat de Unie met unanimiteit kan besluiten over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Dit betekent uiteraard een belangrijke vernieuwing. De nodige discussie moet nog plaats vinden over hoe dit moet worden ingevuld.

Het draagvlak voor harmonisatie van wetgeving wordt vergroot indien deze aantoonbaar bijdraagt aan het wegnemen van lacunes, of aan verbetering van de praktische samenwerking. Daarnaast werkt de Unie verder aan het verlenen van onderlinge bijstand aan lidstaten met het oog op opsporing, strafvervolging of berechting in een puur nationale zaak. Met het bestaande programma van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen is er nog werk voor de komende jaren. Om het vertrouwen in de wederzijds erkenning te vergroten, zal een zekere mate van harmonisatie van het procesrecht nodig zijn.

Een veranderend institutioneel kader; verlegde grenzen in 2004

Het JBZ-beleid was lange tijd bij uitstek een intergouvernementeel terrein waar unanimiteit heerste. Het Verdrag van Amsterdam bracht hierin verandering. Het asiel- en migratiebeleid werd ondergebracht in de eerste pijler met initiatiefrecht van de Commissie. Tevens werd vastgesteld dat het per 1 mei 2004 onder bepaalde voorwaarden mogelijk zou zijn over te gaan tot co-decisie en gekwalificeerde meerderheid in de Raad. In combinatie met het Verdrag van Nice zou dit op sommige terreinen automatisch gebeuren, zoals bij het visa- en asielbeleid. Wat migratiebeleid betreft is hiervoor een beslissing van de Raad nodig.

Het Grondwettelijk Verdrag besteedt veel aandacht aan het JBZ-beleid. Over de gehele linie wordt gekwalificeerde meerderheid ingevoerd, maar op strafrechtelijk terrein is dit wel aan beperkingen onderhevig. Het Verdrag verstevigt de basis voor een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. Daarnaast brengt het institutionele vernieuwingen op het terrein van justitiële en politiële samenwerking zoals een duidelijke rechtsbasis voor Europol, uitwerking van Eurojust en de oprichting van een Permanent Comité voor operationele samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid en een Europees Openbaar Ministerie. Deze veranderingen zullen de Unie in staat stellen krachtdadiger op te treden op JBZ-terrein.

Omdat de ratificatie nog even op zich laat wachten, zal het op kortere termijn overeenkomstig de bepalingen van Amsterdam en Nice alleen bij het asiel- en migratiebeleid makkelijker worden besluiten te nemen. Overigens moeten niet direct wonderen worden verwacht. Waar zo lang unanimiteit uitgangspunt is geweest, zal men zeker aanvankelijk voorzichtig zijn landen te overstemmen die zich beroepen op specifieke nationale belangen.

Nadere invulling in een nieuwe JBZ-agenda

De Commissie heeft tijdens Iers voorzitterschap een evaluatie van vijf jaar Tampere aan de Europese Raad van 17–18 juni 2004 voorgelegd. Deze heeft besloten hier nog voor het eind van 2004 een follow-up aan te geven met politieke richtsnoeren voor een nieuwe fase in het JBZ-beleid. De Raad toonde zich tevreden over de gemaakte vooruitgang met het Tampere-programma. Een nieuwe meerjarenagenda hoeft niet baanbrekend te zijn gelet op het reeds gebouwde raamwerk, maar moet wel concreet zijn in de nadere invulling. Waar verdere stappen worden gezet moet een optimale mix van regelgeving en operationele samenwerking worden benut. Daarbij leert de «Tampere» ervaring dat het nuttig is om een tijdpad uit te zetten. Het Nederlands voorzitterschap zal zich ervoor inzetten dat de Europese Raad van november politieke richtlijnen voor de komende jaren vaststelt die de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid verder versterken. Zoals hierboven reeds beschreven is dit niet eenvoudig, gezien de aard van het beleidsterrein en de uitdagingen waar de Unie voor staat. Niet alleen het voorzitterschap, maar ook de lidstaten zullen een maximale inspanning moeten leveren.

Met een gevarieerd menu

Zoals hierboven reeds beschreven neemt de samenwerking in de diverse beleidsterreinen van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid verschillende vormen aan. Daarin zijn enkele hoofdlijnen te onderscheiden. In vijf jaar tenuitvoerlegging van «Tampere», als ook in de onderhandelingen over het Grondwettelijk Verdrag, is gebleken dat de behoefte aan harmonisatie op het gebied van asiel en migratie het sterkst wordt gevoeld, al verschilt dit per deelterrein. Op het gebied van justitiële en politiële samenwerking op strafrechtelijk terrein, lijkt de nadruk eerder te liggen op deugdelijke implementatie en versterking van de operationele samenwerking. Het nieuwe programma zal hierin een balans moeten vinden.

Niet alle samenwerking hoeft overigens centraal op EU-niveau te gebeuren. Sommige onderwerpen lenen zich beter voor een kleiner verband. Zo heeft de EU besloten tot «gezamenlijke teams» voor politiesamenwerking tussen twee of meer lidstaten. Ook werken sommige landen bijvoorbeeld samen in het organiseren van chartervluchten voor het uitzetten van illegalen.

Daarnaast kan een groep van voortrekkers de EU op sleeptouw nemen. Zeker in een Unie van 25 lidstaten zal dit vaker het geval zijn. Maar de samenwerking moet dan wel open staan voor andere lidstaten. Dit is niet het geval bij het samenwerkingsverband tussen de vijf grootste EU-landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk). Deze groep, de «G-5» begon eind 2003 na de bijeenkomst in het Franse «La Baule» steviger vorm aan te nemen, deels uit frustratie over gebrek aan voortgang in EU-verband. Vooralsnog staat men niet open voor andere lidstaten.

In mei 2004 werd een Verklaring inzake de verdere ontwikkeling van Schengen ondertekend door de Benelux, Duitsland en Oostenrijk, die zou moeten leiden tot een Verdrag dat informeel al de titel «Schengen III» kreeg. Het gaat vooral om politiesamenwerking tussen naburige lidstaten, maar de ambities kunnen verder reiken. In tegenstelling tot de G-5 staat dit initiatief open voor elke lidstaat.

3.3 Bestrijding van het terrorisme

Tweeënhalf jaar na 11 september 2001 hebben de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 eens te meer aangetoond dat interne en externe veiligheid niet meer van elkaar te scheiden zijn. Terrorismebestrijding vergt een gedegen aanpak – nationaal, binnen de EU en samen met derde landen. In Nederland is met de notitie «Terrorismebestrijding en de bescherming van de rechtsorde» een brug geslagen tussen internationale verplichtingen en nationale verantwoordelijkheden. In EU-kader zal de komende periode hard gewerkt worden aan de implementatie van het Actieplan dat werd aangenomen tijdens de Europese Raad van maart 2004 en het rapport van EU antiterrorisme coördinator De Vries aan de Europese Raad van juni 2004. Nederland besteedt tijdens zijn EU-voorzitterschap hier veel aandacht aan. Een groot aantal maatregelen is reeds afgerond. Nieuwe samenwerking op dit gebied is in gang gezet, waaronder de versterking van de samenwerking op het gebied van jusitie, politie-, inlichtingenen veiligheidsdiensten. Nederland blijft inzetten op een actief antiterrorismebeleid van de EU. Terrorisme is een grensoverschrijdend fenomeen dat alleen door actieve internationale samenwerking effectief kan worden bestreden. Daarbij dienen alle instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft, ingezet te worden, zowel op intern (JBZ-) gebied als op extern (GBVB, extern beleid) gebied. Nederland zal zich daarbij in het bijzonder richten op de volgende terreinen:

Uitvoering en implementatie van de diverse maatregelen met name op JBZ-terrein

De Europese Unie heeft, in eerste instantie direct na 11 september 2001 en vervolgens in maart 2004 een breed pakket maatregelen aangenomen de bestrijding van terrorisme in de lidstaten moet verbeteren. Implementatie van die maatregelen in nationale wetgeving is van groot belang. In het herziene EU Actieplan ter bestrijding van terrorisme, dat door de Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 is aangenomen, zijn de maatregelen uit beide Actieplannen samengevoegd en voorzien van deadlines. Het halen van deze deadlines is een van de prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap. Het gaat hierbij niet zozeer om nieuwe wetgevende instrumenten. Op dit terrein is immers sinds 11 september 2001 al aanzienlijke vooruitgang geboekt, onder meer met het Europees Aanhoudingsbevel en de gemeenschappelijke definitie en strafbaarstelling van terroristische daden. Nadruk ligt nu op tijdige omzetting van deze Europese maatregelen in nationale wetgeving, de daadwerkelijke toepassing ervan en het bevorderen van de operationele samenwerking. Binnen de EU bestaan diverse mogelijkheden om terrorismebestrijding vorm te geven, nu is het zaak deze mogelijkheden ten volle te benutten. Daarnaast dient het Actieplan ervoor ook nieuwe maatregelen, waarvan er vele op JBZ-terrein liggen (zie ook hoofdstuk 6.4), van deadlines te voorzien. Nederland zal zich inspannen de voortgang op desbetreffende dossiers te bevorderen.

Versterking van informatie-uitwisseling

In het Actieplan van maart 2004 is verbetering van informatie-uitwisseling over terrorisme speerpunt van beleid. Belangrijkste doelstelling is het vergroten van de capaciteit van de Unie om informatie over potentiële terroristen boven water te krijgen en te gebruiken voor een effectieve bestrijding. Ook moet het Actieplan leiden tot voorkoming van aanslagen binnen de EU of elders in de wereld op EU-burgers of ingezetenen van derde landen. Hierbij gaat het om verbetering van de informatie-uitwisseling tussen justitie, politie-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Europol en Eurojust. De Commissie zal hierover een voorstel doen in JBZ-kader.

Versterking van het EU «Situation Centre» met analysecapaciteit voor interne dreigingen (bedreigingen voor de interne veiligheid van de EU vanuit de EU zelf of vanuit derde landen) is daarbij belangrijk. Het Situation Centre zal versterkt worden met experts uit de verschillende Lidstaten. Daarnaast zal samenwerking met de «Counter Terrorism Group», een samenwerkingsverband van de veiligheidsdiensten, worden versterkt.

Aanpakken rekrutering van terroristen

Nederland zal inzetten op maatregelen in EU-kader tegen de rekrutering van potentiële terroristen binnen de Unie en in derde landen. Bij verschillende gelegenheden, onder andere bij de dood van twee jonge Nederlanders in Kashmir, is gebleken dat deze rekrutering binnen de EU aandacht verdient. Europa heeft wat dat betreft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van haar burgers maar ook ten opzichte van derde landen. Veiligheidsraadresolutie 1373 verplicht alle VN-staten om maatregelen te nemen zodat hun grondgebied niet wordt misbruikt voor voorbereidende handelingen voor terrorisme. Nederland steunt maatregelen die rekrutering van terroristen strafbaar stellen. Daarnaast pleit het voor een betere informatie-uitwisseling tussen EU-Lidstaten over rekruteringsactiviteiten en over bij rekrutering betrokken personen. De EU zal daarnaast maatregelen moeten nemen om rekruteringsbewegingen tegen te gaan, bijvoorbeeld door strenger toezicht op reisbewegingen van potentiële ronselaars en gerekruteerden. Tenslotte dient nagedacht te worden over maatregelen die radicalisering van de in Europa aanwezige immigrantenpopulatie moeten tegengaan. Ten aanzien van rekrutering in derde landen dient de EU haar instrumentarium voor extern beleid in te zetten om samenwerking met derde landen te verbeteren, rekrutering in derde landen te voorkomen, radicalisering tegen te gaan en om reisbewegingen van gerekruteerde personen naar de EU of via de EU tegen te gaan.

Bestrijding financiering terrorisme

Bestrijding van financiering van terrorisme vormt een belangrijke schakel in het EU-antiterrorismebeleid. Financiële middelen zijn het levensbloed van terrorisme. Hoewel voor individuele aanslagen soms slechts beperkte middelen noodzakelijk zijn, is het opzetten en in stand houden van netwerkorganisaties zoals Al Qaida niet mogelijk zonder substantiële financiële middelen. Daarnaast is het versterken van de integriteit van het financiële systeem een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren van de interne markt, met name voor het vrij verkeer van kapitaal. Europa kan niet toestaan dat haar geliberaliseerde financiële stelsel wordt misbruikt door terroristen. Nederland zal zich daarom blijven inzetten voor versterking van dit stelsel en vergroting van de mogelijkheden om misbruik tegen te gaan. Hiervoor wordt ingezet op gerichte actie tegen financiële en andere middelen van terroristen en terroristische organisaties door verbetering van de effectiviteit van EU-bevriezingslijsten en het daaraan verbonden «Clearing House». Dit laatste bepaalt van welke organisaties de tegoeden bevroren dienen te worden. Nederland wil dat additionele maatregelen worden genomen tegen front-organisaties, «fundraisers» en zelfverklaarde leiders van terroristische organisaties. Daarnaast dient de implementatie in de verschillende lidstaten geregeld te worden, waaronder ook strafbaarstelling van overtreding van de betreffende EU-verordening. Tenslotte dient de uitwisseling van informatie met het Counter Terrorism Committee van de VN-Veiligheidsraad en het Sanctiecomite, behorende bij veiligheidsraadresolutie 1267/1390, dat de bevriezing van tegoeden van aan Al Qaida en de Taliban gerelateerde personen en organisaties regelt, verbeterd te worden. Ten aanzien van verdere versterking van het financiële stelsel zal Nederland inzetten op implementatie van de derde richtlijn witwassen. Tevens wordt een verordening nagestreefd die opname verplicht van afzenderinformatie bij girale betalingen. Daarnaast wordt transparantie beoogd van non-profit organisaties. Door de steeds verdergaande bescherming en versterking van het formele financiële stelsel, zullen terroristen steeds meer hun toevlucht zoeken tot alternatieve kanalen om hun tegoeden te verplaatsen. Een spoedige totstandkoming van maatregelen op het gebied van grensoverschrijdend verkeer van contante gelden wordt dan ook noodzakelijk geacht.

Versterking van het EU-instrumentarium ten aanzien van derde landen door versterking politieke dialoog, vergroten van technische assistentie, antiterrorismeclausules

De EU dient ook de instrumenten van haar externe beleid in te zetten voor de bestrijding van terrorisme. In haar contacten met derde landen geeft zij een hoge prioriteit aan terrorismebestrijding. De boodschap van de EU dient echter meer toegesneden te worden op individuele landen. De belangrijkste elementen van het extern beleid van de Unie zijn de politieke dialogen tussen de Unie en derde landen en de technische assistentie die zij aan deze landen verleent. De EU zou haar contacten met derde landen beter moeten gebruiken om haar belangrijkste zorgen op terrorismegebied over te brengen. Dit zou moeten gebeuren in politieke dialogen met derde landen of groepen van derde landen, maar ook in associatieraden en samenwerkingsraden. Daar waar mogelijk moet besloten worden tot opname van een terrorismeclausule in akkoorden met derde landen. De EU dient in nieuwe akkoorden in elk geval een terrorismeclausule op te nemen. Zij zou derde landen vooral moeten aansporen om hun internationale verplichtingen, bijvoorbeeld onder de verschillende VN-Conventies en VN-Veiligheidsraadresoluties, na te komen en effectief te implementeren. Bij die landen die wel bereid, maar niet in staat zijn hun verplichtingen na te komen, dient de EU technische assistentie en expertise beschikbaar te stellen. Voor landen die niet of onvoldoende bereid zijn hun verplichtingen na te komen dient de EU zich te beraden op mogelijkheden om hun tot medewerking te bewegen. Dit zou in samenwerking met de VN moeten gebeuren in het kader van de versterking van het multilaterale systeem op dit terrein. Aan de hand van analyses van de bedreiging voor de EU dienen landen te worden geselecteerd, die in aanmerking komen voor een meer gerichte benadering bij de bestrijding van terrorisme. Daarnaast zal de EU uiteraard haar werk ten aanzien van verschillende regionale groepen, zoals de Barcelona-landen, ASEM-landen en GCC-landen, op het gebied van terrorismebestrijding voortzetten. Tenslotte dient de EU het nauwe contact met de VS en de Russische Federatie op het gebied van terrorismebestrijding te blijven onderhouden.

4 DE FINANCIËN VAN DE EU

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de financiële aspecten van het beleid van de EU. Eerst wordt ingegaan op de budgettaire kant van de Unie: systematiek Europese begroting, de begroting 2005, de Nederlandse bijdragen aan de Unie en de aanzet voor de Nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013); vervolgens op het beheer van de Europese middelen: financieel beheer, controle en fraudebestrijding.

4.1 De begroting

De Europese begroting bestaat uit drie schillen (zie schema). De buitenste schil wordt gevormd door het «eigenmiddelenplafond». Dit is het maximum van de inkomsten van de Unie. Het wordt uitgedrukt in een percentage van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de lidstaten gezamenlijk en is door de Raad vastgesteld op 1,24%. De volgende schil wordt gevormd door de «financiële perspectieven» (FP's). Zij zijn door de Europese Raad van Berlijn, in maart 1999, vastgelegd voor de periode 2000–2006. In het interinstitutioneel akkoord tussen Raad, Europees Parlement en Commissie van mei 1999 zijn deze FP's als uitgavenmaxima overeengekomen. De jaarlijkse begroting mag daar niet bovenuit gaan. De binnenste schil wordt gevormd door de werkelijke begroting.

Tussen het plafond van de eigen middelen en de FP's zit een marge voor onvoorziene uitgaven. Deze heeft twee functies. Hij dient de gevolgen van een eventuele lage economische groei op te vangen. Daardoor zou het maximum aan beschikbare middelen voor de Unie minder kunnen zijn dan verwacht. Ten tweede moet hij toestaan de verschillende maxima («plafonds») van de FP's te herzien ingeval er onvoorziene uitgaven zijn. Tot dusverre is dit niet nodig geweest.

Grafiek 1: De drie schillen van de EU-begroting

kst-29803-1-2.gif

Eigen Middelen Besluit

Het Eigen Middelen Besluit regelt de bijdragen door de lidstaten aan de Unie en de verdeling over de vier eigen middelen: landbouwheffingen, douanerechten, een deel van de BTW-ontvangsten in de lidstaten en bijdragen gebaseerd op het Bruto Nationaal Product (BNP) van de lidstaten. Bovendien legt het besluit het maximum aan middelen vast dat de Unie mag eisen (1,24 % van het BNI). Tenslotte regelt dit besluit de speciale compensatie voor het Verenigd Koninkrijk en de korting hierop van 75% voor Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland.

Het Eigen Middelen Besluit werd aangepast tijdens de Europese Raad van Berlijn in 1999 en is per 1 maart 2002 van kracht geworden. Begin februari 2002 hadden de laatste lidstaten aan hun nationale ratificatie-eisen voldaan. Voor Nederland betekent dit dat er vanaf 2002 besparingen op de bijdragen optreden. Deze besparingen komen doordat Nederland hogere inningskosten bij de landbouwheffingen en douanerechten mag inhouden en door de korting voor Nederland op de betaling van de Britse compensatie. Mede hierdoor verbeterde de Nederlandse nettopositie, het saldo van alle inkomsten uit en bijdragen aan de Unie, met bijna 1 miljard euro in 2002. De cijfers over 2003 worden in september 2004 bekend.

Financiële perspectieven 2000–2006

Tabel 1. De Financiële Perspectieven 2000–2006, in miljoenen euro, in lopende prijzen (2006: prijzen 2005)
Vastleggingskredieten2000200120022003200420052006
1.Landbouw41,73844,5346,58747,37849,30551,43951,587
2.Structuur maatregelen132,67832,72033,63833,96841,03542,44143,701
3.Intern Beleid6,0316,2726,5586,7968,7229,0129,138
4.Extern Beleid4,6274,7354,8734,9725,0825,1195,13
5.Administratieve Uitgaven4,6384,7765,0125,2115,9836,1856,356
6.Reserves906916676434442446446
7.Pretoetredingssteun3,1743,2403,3283,3863,4553,4723,472
8.Compensaties3    1,4101,3051,046
Totaal vastleggingskredieten293,79297,189100,672102,145115,434119,419120,876
Totaal betalingskredieten91,32294,730100,078102,767111,380114,06116,555
        
Betalingskredieten in % van het EU BNI1,07%1,07%1,07%1,11%1,11%1,08%1,08%

1 Op basis van punten 16 en 18 van het interinstitutioneel akkoord zijn de vastleggingskredieten voor structuurbeleid aangepast opdat de totale onderuitputting (6,153 mijloen eur) in 2000 is herverdeeld over de jaren 2002–2006.

2 Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten. Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopend en eerdere begrotingsjaren na te komen.

3 Als gevolg van de afspraken rond de uitbreiding van de Unie hebben verschillende nieuwe lidstaten een tijdelijke compensatie toegewezen gekregen opdat hun netto-positie niet meteen negatief zou zijn of ter financiering van tijdelijke begrotingssteun.

Begroting 2005

Op 28 april 2004 heeft de Commissie het voorontwerp van de begroting 2005 voorgelegd. Daarmee is de reguliere begrotingsprocedure van start gegaan met als mijlpalen:

– eerste lezing door de Raad Ecofin (begroting)1 van 16 juli 2004;

– eerste lezing door het Europees Parlement 25–28 oktober 2004;

– tweede lezing door de Raad Ecofin (begroting) van 25 november 2004; en

– tweede lezing door het Europees Parlement 13–16 december 2004 en aansluitend de vaststelling van de begroting door de voorzitter van het Europees Parlement.

De begroting voor 2005 betreft het eerste volledige begrotingsjaar voor een Unie van 25 landen. De integratie van de 10 nieuwe lidstaten is daarom, net als in 2004, een centraal thema. Verder besteedt de Commissie in de begrotingsvoorstellen extra aandacht aan een drietal politieke prioriteiten: (1) concurrentievermogen en samenhang, (2) veiligheid en Europees burgerschap en (3) in de externe rol goed nabuurschap. De Commissie heeft vastleggingskredieten (toewijzing van gelden voor nieuwe uitgaven) voor de EU-25 ter grootte van 117,2 miljard euro voorgesteld. De betalingskredieten (gelden voor betalingen in 2004) komen uit op 109,5 miljard euro. De Europese begroting uitgedrukt in betalingskredieten komt daarmee op 1,03% van het BNI van de 25 lidstaten van de Unie. Ten opzichte van de financiële perspectieven bestaat er bij de vastleggingen een marge van 2,4 miljard euro en bij de betalingskredieten een marge van 4,7 miljard euro.

Bovengenoemde bedragen betekenen dat in 2005 de vastleggingskredieten met 5,2% en de betalingskredieten met 9,8% stijgen ten opzichte van de begroting 2004. De hoogste stijging is te zien bij de uitgaven voor het structuurbeleid (14,8% in betalingskredieten), landbouwbeleid (met name plattelandsontwikkeling (9,7%, idem) en pretoetredingssteun (11,3% idem). Voor de nieuwe lidstaten worden op eerstgenoemde beleidsterreinen relatief veel middelen vrijgemaakt. Opvallend is dat in tegenstelling tot vorig jaar, het volgens de Commissie nodig is de betalingskredieten sterk toe te laten nemen. De Commissie verwacht dat in 2005 een inhaalslag gemaakt wordt, met name bij structuurbeleid en pretoetredingssteun.

Tabel 2 Voorontwerp van de begroting 2005 vastleggingen (in miljoenen euro's en prijzen 2005)
 Begroting2004Financiele perspectieven 2005Voorontwerp begroting 2005Verschil in % (1)/(3)Marge (2)–(3)
 (1)(2)(3)(4)(5)
Categorie 146 781,351 439,050 675,58,3%763,5
GLB40 245,344 598,043 834.58,9%763,5
Plattelandsbel. 6 536,06 841,06 841,04,7%0.0 
Categorie 241 035,042 441,042 378,53,3%62,5
Structuurfond. 35 353,037 247,037 246,65,4%0.0 
Cohesie Fond. 5 682,05 194,05 131,9– 9,7%62,5 
Categorie 3Intern Beleid8 704,89 012,08 958,62,9%53,4
Categorie 4Extern Beleid5 176,55 119,05 234,01,1%– 115,0
Categorie 51Adm. Uitgaven6 121,36 3606 360,03,9%0.0
Categorie 6Reserves442,00446,0446,00,9%0.0
Categorie 7Pre-accessie1 733,33 472,01 856,07,1%1 616,0
Categorie 8Tijdelijke compensatie1 409,51 305,01 305,0– 7,4%0,0
VastleggingskredietenTotaal111 403,7119 594,0117 213,55,2%3 367.7
Betalingskredieten Totaal99 805,9114 235,0109 539,59,8%4 695,5

1 Er is een bedrag van 175 miljoen euro voor de personeelsbijdragen aan de pensioenregeling meegerekend (vgl tabel 1, FPs).

De regering constateert dat de Commissie in haar voorstel aan de Raad en het Europees Parlement de begrotingsrichtsnoeren zoals aangenomen door de Raad (Ecofin) maar ten dele heeft gevolgd. De Commissie erkent dit. Zij is er niet in geslaagd om binnen alle sub-plafonds van de Financiële Perspectieven (FP) te blijven. Op sommige plaatsen is er ruimte om een aantal optimistisch geschatte uitgavenvoorstellen neerwaarts bij te stellen. De Nederlandse regering is van mening dat, indien bij een situatie van budgettaire krapte nieuwe prioriteiten worden gesteld, er sprake moet zijn van besparingen elders. Voorts moet rekening worden gehouden met onvoorziene ontwikkelingen gedurende het begrotingsjaar waarvoor voldoende marges onder de verschillende sub-plafonds van de FP nodig zijn. Tot slot vindt de regering dat de Commissie een reële inschatting moet maken van de betalingen. De Nederlandse inzet zal bij onderhandelingen gedurende de rest van het jaar 2004 zoveel mogelijk via gelijkgezinden worden ingebracht, aangezien Nederland voorzitter van de begrotingsraad is.

De Nederlandse bijdragen op de Rijksbegroting

Deze paragraaf geeft een overzicht van de Nederlandse bijdragen aan de EU op rijksniveau. Omdat een belangrijk deel van de ontvangsten niet op rijksniveau plaatsvindt, maar op het niveau van lagere overheden en individuele bedrijven/instellingen, treft men de Nederlandse nettopositie niet hier aan, doch later in dit hoofdstuk. Tabel 3 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse bijdragen aan de Unie tot en met 2006. De bijdragen laten vanaf 2001 een gestage groei zien. Als gevolg van het nieuwe Eigen Middelen Besluit zal de BNP-afdracht in 2006 ruim 60% van de netto bijdragen uitmaken. Toename van de BNP-afdracht betekent een steeds grotere financiering van de Unie naar rato van de relatieve welvaart van de lidstaten. De sterkste schouders gaan zo de zwaarste lasten dragen. Nederland steunt deze ontwikkeling van harte. Zij zorgt voor een billijker verdeling van lasten.

Tabel 3 De Nederlandse bijdragen aan de EU
 2004200520062007
Miljoenennota 2005 (bruto)5 6086 3686 8506 981
Perceptiekostenvergoedingen430459480505
Miljoenennota 2005 (netto), waarvan:5 1795 9096 3706 476
BNP-afdrachten3 2603 8184 1944 206
BTW-afdrachten630716736756
Landbouwheffingen184184180180
Invoerrechten1 1051 1921 2601 334

De Nederlandse nettopositie

Tabel 4 De totale Nederlandse ontvangsten uit de EU-beleidsuitgaven in 2002 en 2001:
 2001 2002 
 Miljoenen euro% EU-15Miljoenen euro% EU-15
1.Landbouwbeleid1 111,82,7%1 177,52,7%
–Exportsteun445,913,1%460,613,4%
–Inkomenssteun291,71,0%353,31,2%
–Plattelandsbeleid54.81,3%50,61,1%
–Opslag24,52,3%63,45,7%
–Overig294,96,1%249,74,3%
2.Structuurbeleid225.81,0%55,40,2%
–Doelstelling 10.70,0%1,90,0%
–Doelstelling 2104.13,3%40,42,5%
–Doelstelling 361.33,8%0,60,0%
–Overige structurele maatregelen20,617,9%2,21,4%
–Communautaire initiatieven37,92,2%4,71,4%
–Technische bijstand/Innoverende acties1,21,5%5,43,2%
3.Intern Beleid303,36,4%305,95,1%
–Onderzoek en Ontwikkeling196,76,7%224,96,9%
–Trans-Europese Netwerken49,810,6%17,82,8%
–Interne markt, consument en industrie11,83,3%11,93,5%
–Energie, Euratom, milieu9,85,0%9,65,3%
–Opleiding, jeugd en sociaal beleid27,44,0%34,94,4%
–Overig7,76,3%6,70,9%
TOTAAL1 640,92,4%1 538,82,1%

Elk jaar rapporteert de Commissie in september over haar beleidsuitgaven in de lidstaten in het voorgaande begrotingsjaar. Gegevens over het jaar 2003 zullen derhalve eerst beschikbaar komen in september 2004. Tabel 4 geeft een overzicht van de ontvangsten uit de Europese begroting voor de laatste twee jaren waarover gegevens beschikbaar zijn (2001 en 2002). Dit zijn alle ontvangsten die door de Commissie zijn overgemaakt aan Rijk, decentrale overheden en bedrijven/instellingen. Het totale aandeel van Nederland in de EU-uitgaven is gedaald van 2,4% naar 2,1%. Voornaamste reden daarvoor is dat Nederland in 2002 wederom minder geld ontving uit het Europees structuurbeleid. Fluctuaties in jaarlijkse ontvangsten uit de structuurfondsen zijn niet ongewoon en komen ook bij andere landen voor. Over de gehele programmaperiode (2000–2006) zal Nederland echter minder ontvangen dan aan het begin van de periode werd aangenomen als gevolg van de sterk achterblijvende uitputting van middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Het saldo van de Nederlandse bijdragen en de Nederlandse ontvangsten is de Nederlandse nettopositie. In de grafieken 2 en 3 worden respectievelijk de nettoposities van de verschillende lidstaten in 2002 en de Nederlandse nettopositie sinds 1970 weergegeven. In 2002 is de Nederlandse nettopositie ten opzichte van het voorgaande jaar verbeterd. Nederland bleef evenwel relatief de grootste nettobetaler aan de EU, in 2002 zowel volgens de door Nederland gehanteerde boekhoudkundige definitie als volgens de Commissie-definitie.

Grafiek 2a: Netto posities EU-lidstaten in 2002: boekhoudkundige definitie

kst-29803-1-3.gif

Grafiek 2b: Netto positie EU-lidstaten; definitie Commissie

kst-29803-1-4.gif

De verbetering van de Nederlandse nettopositie in 2002 lag vooral aan de uitgavenkant. Deze verbetering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de verhoging van de vergoeding voor inningkosten voor traditionele eigen middelen voor zowel 2002 als – met terugwerkende kracht – voor 2001. Daarnaast krijgt Nederland nu een korting van 75% in zijn aandeel van de financiering van de Verenigd Koninkrijk compensatie. Hiermee lijkt «Berlijn» zijn vruchten af te werpen. Tot slot is de verbetering in 2002 ook een gevolg van de historisch lage uitputting van de begroting over 2001. Het effect op de nettopositie door de verbetering bij de uitgaven werd echter getemperd door opnieuw lagere ontvangsten uit het structuur- en landbouwbeleid. De verwachting voor 2003 is dat de ontvangsten uit de EU-begroting wederom lager zullen uitvallen vanwege de achterstanden bij de uitvoering van het structuurbeleid. Vanaf 2004 verwacht de Commissie een «inhaaleffect» waardoor geaccumuleerde betalingen uit de structuurfondsen versneld bij de lidstaten zullen komen. Het Nederlandse aandeel in de ontvangsten over de periode tot en met 2006 zal niet veel veranderen. De bijdragen zullen stijgen vanwege de kosten van de uitbreiding.

Grafiek 3: Netto positie Nederland, 1970–2002

kst-29803-1-5.gif

De nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013)

Op 10 februari 2004 presenteerde de Commissie haar mededeling over de nieuwe financiële perspectieven voor de periode 2007–2013. Met dit discussiestuk heeft de Commissie het startschot gegeven voor besprekingen over de nieuwe beleidsprioriteiten van de Unie en de benodigde financiële middelen om deze te financieren. Tijdens het Ierse voorzitterschap is uitgebreid gediscussieerd over de verschillende hoofdonderwerpen. Dit zijn het toekomstige structuurbeleid, de instrumenten om de economische groei in Europa op een duurzame manier te bevorderen en het interne en externe beleid van de Unie. Ook is over de benodigde financiële middelen gesproken. De insteek van de Nederlandse regering is gegroepeerd rond drie hoofdpunten: uitgavenbeheersing, beleidshervorming en verbetering van onze betalingspositie (zie ook de brief aan de TK 21 501-20 nr. 239). De Nederlandse regering is van mening dat indien de EU nieuwe politieke prioriteiten wil vaststellen er ook goed gekeken moet worden naar het huidige beleid. Wat is nog relevant? Wat voor ervaringen zijn opgedaan met de implementatie? En hoe verhoudt het huidige beleid zich met de prioriteiten voor de toekomst? Anders gezegd «nieuw voor oud» dient het uitgangspunt te zijn en niet het stapelen van nieuw beleid op oud beleid. Specifieke aandacht wil de regering voor het toekomstige structuurbeleid. In een uitgebreide Unie is het niet vanzelfsprekend dat het structuurbeleid in de huidige rijke lidstaten wordt voortgezet. Solidariteit binnen de Unie is immers gericht op het helpen van de minder welvarende lidstaten om hun economische achterstand in te halen. Rijke lidstaten kunnen heel goed zelf beleid ontwikkelen en financieren om economische knelpunten op te heffen. Tot slot wil de regering af van de situatie dat sommige landen relatief veel meer netto aan de Unie bijdragen dan, in welvaart, vergelijkbare andere landen. Een netto-begrenzer, waarbij de betalingspositie van lidstaten wordt begrensd zou hiervoor een oplossing kunnen zijn.

Tijdens deze besprekingen onder het Ierse voorzitterschap werd al snel duidelijk dat er zeer uiteenlopende ideeën bestaan over inrichting van het toekomstige beleid en de bijbehorende financiële middelen. Het Ierse voorzitterschap heeft in een rapport de verschillende posities van de lidstaten opgenomen en dit aan de Europese Raad van juni 2004 aangeboden. De Europese Raad vroeg aan de hand hiervan de Commissie om aan het begin van het Nederlands voorzitterschap met definitieve voorstellen te komen. In de tweede helft van juli heeft zij voldaan aan dit verzoek. Aangezien de definitieve wetgevingsvoorstellen van de Commissie niet noemenswaardig afwijken van de reeds aangekondigde lijn zal de realisatie van de inzet van de Nederlandse regering afhangen van de uitkomst van de onderhandelingen met de lidstaten. Met het verschijnen van deze definitieve wetgevingsvoorstellen is de fase van besprekingen afgerond en is de onderhandelingsfase begonnen. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal dan ook een begin moeten worden gemaakt met het zoeken naar oplossingen voor een politiek akkoord in de loop van 2005. Teneinde de richting en de contouren vast te leggen zal het Nederlandse voorzitterschap tijdens de Europese Raad van december 2004 aansturen op richtsnoeren en beginselen voor afronding van de onderhandelingen in 2005.

4.2 Beheer en controle

In het beheer- en controlebestel van de Unie heeft de Commissie eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid en de juiste aanwending van de middelen. De uitvoering van het beleid vindt echter grotendeels in de lidstaten plaats. Die dragen daarvoor een eigen verantwoordelijkheid. De Commissie en de lidstaten dienen samen invulling te geven aan de begrotingsuitvoering. De Commissie schenkt de laatste jaren meer aandacht aan beheer en controle. In 2000 heeft zij daartoe ook administratieve hervormingen in gang gezet. Hieronder worden de belangrijkste ontwikkelingen beschreven op het gebied van beheer en controle.

Financieel beheer in de EU

Begrotingsuitvoering 2002

Uit het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de begrotingsuitvoering van de begroting 2002 blijkt dat, ondanks de maatregelen die door de Commissie en de lidstaten zijn genomen, het financieel- en controlestelsel nog niet op orde is. De Europese Rekenkamer kon wederom geen positieve betrouwbaarheidsverklaring van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen afgeven.

Mede op basis van dit jaarverslag heeft de Ecofin Raad op 9 maart 2004 het Europees Parlement geadviseerd kwijting te verlenen aan de Commissie over de uitvoering van de begroting 2002. Ondanks kritiek op de geringe voortgang, verdient het meerjarig traject ter verbetering, ingezet door de Commissie, steun. Het Europees Parlement is uiteindelijk bevoegd en heeft de Commissie kwijting verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de EG voor het begrotingsjaar 2002.

EU-fraudebestrijding: OLAF

Uitvoerig wordt stilgestaan bij het functioneren van OLAF, het Europees bureau voor fraude-onderzoek. De Commissie heeft voorstellen gedaan om de bestaande verordeningen inzake onderzoeken door OLAF te wijzigen en aan te vullen. Doel hiervan is de werking van OLAF efficiënter te maken en de informatie-uitwisseling tussen OLAF en andere EU-organen te verbeteren. Het gebrek aan informatie-uitwisseling kwam aan het licht tijdens de Eurostat affaire, waarbij de verantwoordelijken in de Commissie aangaven niets van de problemen bij Eurostat te weten. Over kennisgeving aan Commissarissen naar aanleiding van intern onderzoek uitgevoerd door OLAF zijn inmiddels duidelijke afspraken gemaakt. Nederland hecht aan een effectief functioneren van OLAF. Het staat positief tegenover het initiatief van de Commissie om de werking van OLAF tegen het licht te houden, en te zoeken naar mogelijkheden tot verbetering.

Het Europees Parlement houdt het functioneren van OLAF nauwlettend in de gaten, mede naar aanleiding van genoemde Eurostat-affaire. Deze discussie zal zowel door de Raad als het Europees Parlement voortgezet worden. Zij zal gebaseerd zijn op de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, aangevuld met de aanbevelingen en bevindingen uit het evaluatierapport van de Commissie over OLAF en het auditverslag van de Europese Rekenkamer.

Structuurfondsen

Na de reeds gerealiseerde hervormingen van het GLB wordt kritisch stilgestaan bij de uitvoering en de effecten van de structuurfondsgelden. Terwijl vóór de afsluiting van de perspectieven 94–99 het accent lag op beheer en controle, wordt nu stil gestaan bij de lessen die hieruit getrokken kunnen worden. Ervaringen uit het verleden met structuurfondsgelden en ervaring met landbouwgelden worden meegenomen in de lopende periode 2000–2006, inclusief sluiting en heroverweging voor de nieuwe periode in het kader van Agenda 2007.

Financieel beheer in Nederland

Wet Toezicht Europese Subsidies

In 2004 zijn de ervaringen met de Wet Toezicht Europese Subsidies (TES) vervroegd geëvalueerd. Onderzocht is of de Wet TES in de huidige vorm een doeltreffend en noodzakelijk instrument is. Met de inwerkingtreding van de Wet TES in mei 2002 werd beoogd te voorkomen dat de Staat claims krijgt van de Commissie wegens niet overeenkomstig de EU-regelgeving handelen van een decentraal bestuursorgaan. De Wet TES regelt hiervoor verplichtingen en bevoegdheden zoals rapportageplicht, aanwijzingsbevoegdheid en verhaalsrecht. Bij de evaluatie is onderscheid gemaakt tussen soorten geldstromen, zoals landbouwgelden, structuurfondsgelden en overige geldstromen. De omvang, maar ook de uitvoering is per type verschillend.

Gebleken is dat de visie op toezicht en controle veranderd is en dat de implementatie van de wet uitvoeringsproblemen met zich mee heeft gebracht. Zo bestaan er onduidelijkheden over de informatieplicht met bijkomende administratieve lasten en de discussie over de reikwijdte van de wet. De onzekerheid over het risico van een mogelijke aansprakelijkheidsclaim is, hoewel gering, verder verminderd. Daar staan bestuurlijke en administratieve lasten tegenover. De conclusie is dat de toegevoegde waarde en het materieel belang waarop de Wet TES betrekking heeft gering is. Bovendien heeft de Wet TES een negatieve uitstraling ten aanzien van de verantwoordingsplicht voor aanvragers.

Tijdens het evaluatieonderzoek is een aantal alternatieven voor de huidige opzet van de Wet TES geformuleerd. Aanbevolen is om artikel 2, dat de informatieplicht regelt, te dereguleren gezien de beperkte toegevoegde waarde, de omvang van het materieel belang en het reële afbreukrisico. Aandacht zal worden besteed aan de follow-up van de evaluatie van de Wet TES.

EU-Trendrapport

In 2004 heeft de Algemene Rekenkamer het tweede EU-Trendrapport gepubliceerd overeenkomstig het initiatief om jaarlijks de stand van zaken rondom het financiële management van de EU-gelden in kaart te brengen. Het EU-Trendrapport kan een extra stimulans bieden om het financiële management van de Europese geldstromen te verbeteren.

De Algemene Rekenkamer concludeert dat de aandacht voor goede verantwoording bij de Commissie toeneemt. Niettemin blijft elders in de EU de nadruk meer op het maken van beleid dan op het goed verantwoorden van uitvoering en resultaten.

De Algemene Rekenkamer ondersteunt in zijn rapport de Nederlandse inzet voor een goed begrotingsbeleid en een realistische begrotingsprocedure. De bevinding van de Algemene Rekenkamer dat er ruimte is voor verbetering van beheer, toezicht en controle van EU-gelden wordt door het kabinet gedeeld.

kst-29803-1-6.gif

5 VAN MARRAKESH TOT MOERMANSK «REVISITED»

5.1 Inleiding

In de 90-er jaren werd de EU in grote mate in beslag genomen door het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten en de interne hervormingen die nodig waren om de uitgebreide Unie beter te laten functioneren. Sinds 2002 is er geleidelijk aan meer belangstelling ontstaan voor het gebied grenzend aan de uitgebreide Unie. Zo was in de Staat van de Unie 2002 een hoofdstuk opgenomen over de relatie met de buurlanden « Van Marrakesh tot Moermansk». De EU onderhield daarvoor weliswaar betrekkingen met de individuele buurlanden, maar er was nog geen alomvattend kader. Inmiddels zijn we drie jaar verder. Na toetreding van de tien nieuwe lidstaten tot de EU zijn landen als Oekraïne en Wit-Rusland nu onze buurlanden. Bovendien is de Unie een nieuw nabuurschapsbeleid aan het ontwikkelen. De tijd lijkt daarom rijp voor een nieuwe appreciatie van de relatie en het beleid betreffende deze landen. Hiermee wordt ook voldaan aan de toezegging aan de Eerste Kamer om aandacht aan de grenzen van het nieuwe Europa te besteden1.

De belangstelling voor de nieuwe buren heeft zich op een aantal wijzen vertaald. Zo bevat het Grondwettelijk Verdrag een aparte Titel (Titel VIII, artikel 56) over «de Unie en haar naaste omgeving»:

De Unie ontwikkelt met de naburige staten bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.

Dit artikel staat de EU toe met de betrokken staten specifieke overeenkomsten te sluiten met wederkerige rechten en plichten en de mogelijkheid tot gemeenschappelijk optreden. Ook de Europese Veiligheidsstrategie die werd aangenomen in december 2003 besteedt aandacht aan de veiligheid in de omgeving van de EU. Uitgangspunt daarbij is: het is in het belang van Europa dat de aan haar grenzende landen behoorlijk worden bestuurd. Ook baten van economische en politieke samenwerking dienen ten goede te komen aan onze buren. De Commissie heeft de afgelopen jaren een aantal mededelingen uitgebracht over wat begon als «Wider Europe/New Neighbours», maar gaandeweg het «Europees nabuurschapsbeleid» is komen te heten. De Raad nam hierover verschillende malen conclusies aan. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5.3. Verder zijn ten aanzien van de Mediterrane zuiderburen van de EU het reeds in 1995 gestarte Barcelona-proces en het Strategisch Partnerschap met het Midden-Oosten en de Middellandse Zee van belang.

Ook de Nederlandse regering hecht aan duurzame betrekkingen met de buren van de uitgebreide Unie. De regering heeft ter ondersteuning van deze discussie de Adviesraad Internationale Vraagstukken gevraagd zich in deze betrekkingen te verdiepen en hierover advies uit te brengen. Ondertussen heeft zij zich actief gemengd in de discussie binnen de EU over het nabuurschapsbeleid. Constante in de Nederlandse inbreng is dat verbetering en intensivering van de betrekkingen met de buren losstaat van het lidmaatschapsperspectief. Daarnaast benadrukt Nederland de noodzaak van betere implementatie door de buren van de met hen gemaakte afspraken.

5.2 Bevriende naties van Marrakesh tot Moermansk

De Unie heeft een buitengrens van circa twaalfduizend kilometer, indien zowel de landgrenzen als de zeegrenzen worden gerekend. De uitbreiding op 1 mei 2004 heeft de geografische positie van de EU ten opzichte de buurlanden in belangrijke mate veranderd. De Unie grensde al aan Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en is over de Noordse Zee verbonden met IJsland. Ook Rusland was al een buurstaat. Nieuw is dat de Unie in het oosten grenst aan Wit-Rusland, Oekraïne en Roemenië. In het zuidoosten zijn Albanië, Macedonië, Bulgarije en Turkije buurlanden terwijl Kroatië en Servië-Montenegro aan nieuwe lidstaten grenzen. Bij de toetreding van de huidige kandidaat-lidstaten zal de Unie in Europa bovendien grenzen aan Bosnië-Herzegovina en Moldavië, voorts Georgië en Armenië, die op hun beurt nauw met Azerbeidzjan zijn verbonden. Daarbuiten zal de Unie landgrenzen delen met Iran, Irak en Syrië. De zeegrenzen verbinden over de Middellandse Zee heen de Unie nu reeds met Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, voorts Israël, Palestijnse Autoriteit en (indirect) Jordanië en tenslotte Syrië. Naast de betrekkingen met de kandidaat-lidstaten dient de Unie met deze 26 landen in de nabije omgeving ten westen, oosten en zuiden van haar grondgebied vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden. De redenen daarvoor zijn zowel politiek, economisch, cultureel als historisch van aard. Bovendien zijn zij gericht op het bereiken van meer veiligheid.

Niet al deze buren hebben dezelfde status. Bulgarije en Roemenië onderhandelen over toetreding. Zij zullen naar verwachting in 2007 toetreden. Met Kroatië beginnen in 2005 toetredingsonderhandelingen. Turkije is kandidaat-lid; in december 2004 besluit de Europese Raad of het aan de politieke criteria voldoet, in welk geval toetredingsonderhandelingen met dit land zullen starten. De overige landen van de Westelijke Balkan (Servië-Montenegro, Macedonië, Albanië en Bosnië-Herzegovina) maken deel uit van het Stabilisatie en Associatie Proces en hebben uitzicht op EU-lidmaatschap. De EU sluit Stabilisatie en Associatie Overeenkomsten (SAO) met deze landen af. Ook andere landen kunnen toetreden maar hebben zich daar tot nu toe zelf niet voor uitgesproken (Zwitserland, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein). Dit brengt het aantal potentiële lidstaten van de Unie op 12. Dan zijn er nog de ministaatjes Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad, die weliswaar geen volwaardig lid van de Unie zijn maar wel in Europese structuren zijn geïntegreerd.

Het Europees nabuurschapsbeleid bestrijkt de buren van de uitgebreide Unie in de ruime zin, maar zonder de bovengenoemde kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, en zonder Iran en Irak. Inmiddels heeft de Raad besloten dat ook de drie landen van de Zuidelijke Kaukasus (Georgië, Armenië en Azerbeidzjan) onder het nabuurschapsbeleid vallen. Rusland is sinds de toetreding van Finland al een buurland van de Unie. De grootte en het geopolitiek gewicht van dit land vereisen een eigen aanpak.

Al met al bestrijkt het nabuurschapsbeleid 16 landen en de Palestijnse Autoriteit. Zij hebben een gezamenlijk inwoneraantal van 400 miljoen (de EU-25 ongeveer 450 miljoen; de vier kandidaat-lidstaten ongeveer 100 miljoen) en een bruto nationaal inkomen van ongeveer 625 miljard euro, waarvan 250 miljard voor Rusland. Ter vergelijking: het bruto nationaal inkomen van de Unie van 15 bedroeg in 2002 ongeveer 7200 miljard euro.

Het EU-nabuurschapsbeleid staat nadrukkelijk los van het perspectief op lidmaatschap. Het huidige EU-Verdrag stelt dat Europese staten die de beginselen van de Unie in acht nemen kunnen toetreden tot de EU (artikel 49 Verdrag EU). Het nieuwe Grondwettelijk Verdrag bevat een vergelijkbare clausule door te stellen dat de Unie open staat «voor alle Europese staten die de waarden van de Unie eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen»(artikel 2 en 57 van het Grondwettelijk Verdrag). Een aantal buurlanden, zoals Oekraïne en Moldavië, heeft al te kennen gegeven aspiraties te hebben om uiteindelijk lid te worden.

Het nabuurschapsbeleid richt zich op het nauwer betrekken bij de Unie van die staten die of niet in aanmerking komen voor lidmaatschap, of waarvoor lidmaatschap voorlopig niet aan de orde is. Doel is ook door middel van contractuele relaties in deze staten, en daarmee rond de Unie, stabiliteit, veiligheid en welvaart te bevorderen.

Hieronder wordt eerst nader ingegaan op het nabuurschapsbeleid in algemene zin. Vervolgens wordt de bonte schakering van buurlanden van de Unie per groep besproken, ook voor welke een ander regime dan het nabuurschapsbeleid geldt. De groepen zijn met name ingedeeld op grond van onderlinge regionale verwantschap en/of het feit dat de betreffende staten al dan niet (potentieel) kandidaat-lid zijn.

5.3 Nabuurschapsbeleid: gemeenschappelijke waarden, oog voor diversiteit

Gemeenschappelijke waarden en belangen

Eén van de doelstellingen van de EU, zoals verwoord in het Grondwettelijk Verdrag (artikel 3 lid 4), is handhaving en bevordering van haar waarden en belangen in de buitenlandse betrekkingen. De Unie draagt bij tot vrede, veiligheid, duurzame ontwikkeling, solidariteit en wederzijds respect tussen volkeren, vrije en eerlijke handel, uitbanning van armoede, bescherming van de mensenrechten en in het bijzonder die van kinderen, en de strikte nakoming en ontwikkeling van het internationaal recht. Ook de buurlanden hebben zich gecommitteerd aan deze waarden en beginselen als partij bij een aantal multilaterale verdragen en in bilaterale verdragen met de Unie. Alle buren zijn partij bij de mensenrechtenverdragen van de VN. Vrijwel alle Europese buren zijn lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Ook onderschrijven zij de conventies over arbeidsrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). De zuidelijke buren die partij zijn bij de Verklaring van Barcelona hebben zich vastgelegd op beginselen van de rechtsstaat, democratie, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden en het garanderen van de effectieve uitoefening daarvan.

De Unie is nu al veruit de belangrijkste handels- en investeringspartner van de buren. De rol van de euro neemt in belang toe in hun economieën. De buren hebben historische, economische, culturele en religieuze banden met de lidstaten van de EU. Ook zijn er talrijke persoonlijke banden. In de Unie wonen aanzienlijke aantallen bevolkingsgroepen afkomstig uit de buurlanden en vice versa. Zoals gezegd is het ook in het belang van de Unie zelf om stabiele, veilige en welvarende buren te hebben. Stabiele democratieën in de buurlanden verdienen immers de voorkeur boven onveilige, corrupte en autoritaire regimes. De buurlanden vormen een grote potentiële afzetmarkt en leverancier van goederen en diensten voor de EU. Bovendien is de Unie -nu al de grootste importeur van energie ter wereld- voor haar voorziening op dit gebied in toenemende mate afhankelijk van haar buren. Deze bezitten aanzienlijke gas- en oliereserves en beheren belangrijke doorvoerroutes voor energie.

De EU is voorstander van regionale integratie tussen de buurlanden. Onderlinge samenwerking en integratie tussen deze kan aanzienlijke voordelen opleveren. Dit geldt vooral voor gebieden die geografisch, cultureel, historisch, politiek en/of economisch dicht bij elkaar liggen. Gedacht kan worden aan integratie op economisch- en handelsgebied, op gebied van energie, milieu, nucleaire veiligheid en infrastructuur, en op het gebied van binnenlandse zaken en justitie. De Unie stimuleert de regionale integratie in de Westelijke Balkan en in de Mediterrane regio. Ook de Nederlandse regering staat positief tegenover intensivering van de onderlinge samenwerking tussen de oosterburen, inclusief de Russische Federatie. Zo tekenden Rusland, Oekraïne, en Wit-Rusland met Kazachstan een overeenkomst over de vorming van een gemeenschappelijke ruimte die allereerst voorziet in de oprichting van een vrijhandelszone. Dergelijke samenwerking dient uiteraard op gemeenschappelijke wil en wederzijdse belangen te berusten en bij te dragen aan de door al deze staten nagestreefde toetreding tot de WTO.

Uiteraard zijn er naast de EU allerlei internationale en regionale organisaties actief in de buurlanden. Belangrijkste zijn onder meer de Raad van Europa, de OVSE, de EBRD, de Wereldbank en het IMF, de Baltische Zeeraad, de Organisatie voor Economische Samenwerking rond de Zwarte Zee en VN/ECE1. Samenwerking met deze organisaties is nodig om synergie te bewerkstelligen. Uitgangspunt is dat het belangrijker is om bestaande organisaties te ondersteunen en hun verdere ontwikkeling te bemoedigen, dan om nieuwe structuren op te zetten. De regering ondersteunt het streven van de Unie om zo veel mogelijk met deze organisaties samen te werken. Nederland heeft met veel van de buren een speciale relatie als landenvertegenwoordiging bij het IMF en de Wereldbank: naast de nieuwe lidstaat Cyprus en kandidaat-lidstaten Roemenië, Bulgarije en Kroatië geldt dit voor Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Moldavië, Armenië, Georgië, Oekraïne en Israël.

Kader: Mededelingen Commissie en Raadsconclusies

Anticiperend op de uitbreiding met tien landen publiceerde de Commissie in maart 2003 de mededeling: «Het grotere Europese Nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buren». Centrale gedachte is geen nieuwe scheidslijnen te creëren in Europa. Buurlanden worden belangrijke partners voor het aan beide zijden opvoeren van productie, economische groei en buitenlandse handel, de totstandbrenging van een grotere ruimte van politieke stabiliteit en rechtszekerheid, en de bevordering van uitwisseling van ideeën, kennis en cultuur.

In juli 2003 publiceerde de Commissie een tweede mededeling: «De weg vrijmaken voor een nieuw nabuurschapsinstrument». Deze mededeling voorziet in de creatie van een nieuw financieel nabuurschapsinstrument dat voortbouwt op het bestaande EU financiële instrumentarium als PHARE, TACIS, CARDS, MEDA en Interreg.

De meest recente mededeling van de Commissie, het Strategie-document van mei 2004, beschrijft het kader van het nabuurschapsbeleid en het nabuurschapsinstrument dat vanaf de nieuwe Financiële Perspectieven (dus met ingang van 2007) moet gaan gelden. Naast de algemene strategie stelt de Commissie voor het gehele nabuurschap individuele landenrapporten op. Deze inventariseren hoever de landen zijn met het implementeren van afspraken uit de al bestaande bilaterale akkoorden en met verwante hervormingen. In mei 2004 zijn rapporten opgesteld voor Oekraïne, Moldavië, Marokko, Tunesië, Jordanië, Israël en de Palestijnse Autoriteit. Tenslotte wil de Commissie samen met de nabuurschapslanden Actieplannen opstellen om deze landen dichter bij de Unie te brengen. In dit verband heeft de Commissie een «Task Force Nabuurschap» opgericht om het nabuurschapsbeleid te coördineren.

Sinds 2002 heeft de Raad regelmatig het nabuurschapsbeleid besproken. De Europese Raad verwelkomde in oktober 2003 de hierboven besproken eerste twee mededelingen van de Commissie en moedigde haar aan om de Actieplannen op te stellen. Ook het Europees Parlement nam in november 2003 een rapport aan over het nabuurschapsbeleid.

Voornaamste terreinen van samenwerking

De prioriteiten in de Actieplannen stelt de EU in samenspraak met de buren vast. Wel heeft zij al duidelijke ideeën over terreinen voor geïntensiveerde samenwerking en hervormingen:

• De effectiviteit van de tenuitvoerlegging en bescherming van de hierboven uiteengezette waarden die de Unie met haar buren deelt;

• De politieke dialoog: conflictpreventie, terrorismebestrijding, proliferatie van massavernietigingswapens, illegale wapenhandel, crisismanagement;

• Op sociaal-economisch terrein: vergroting van de handelspreferenties, harmonisatie van wet- en regelgeving, verbetering van de infrastructurele verbindingen met de Unie en verbetering in de volksgezondheid en gezondheidszorg. Samenwerking en convergentie is mogelijk bij de bescherming van investeringen en intellectuele eigendom, mededinging, staatssteun, publieke aanbestedingen en belastingwetgeving. Dit alles moet uiteindelijk leiden tot een stapsgewijze aanpak richting verdere integratie met de interne markt voor goederen en diensten;

• Op het terrein van justitie en binnenlandse zaken: samenwerking bij beheer en bewaking van de gezamenlijke grenzen; vereenvoudiging van klein grensverkeer en visumverlening; tegengaan van smokkel en illegale migratie; bestrijding van georganiseerde misdaad, witwaspraktijken, en versterking van en samenwerking met het rechterlijke, justitiële en politie-apparaat van de buren. De Commissie heeft mandaat om te onderhandelen over terug- en overnameovereenkomsten met een aantal buren;

• Een betere aansluiting tussen de Unie en haar buren op gebied van transport, energie, telecommunicatie; het openstellen van Unieprogramma's op gebied van wetenschap en onderzoek, cultuur, onderwijs en milieu.

Diversiteit

Ondanks gemeenschappelijke waarden en wederzijdse belangen vormen de buren van de Unie een bont geschakeerd gezelschap. Van een continentale staat als Rusland tot een land als Libanon, viermaal zo klein als Nederland. Van rijke landen als Israël (gemiddeld inkomen per capita 18 000 euro) tot arme als Moldavië (gemiddeld inkomen per capita 400 euro). Van parlementaire democratieën tot autoritaire dictaturen, van geïndustrialiseerde tot agrarische en van christelijke-orthodox tot islamitische samenlevingen.

Deze verscheidenheid vertaalt zich ook in een grote diversiteit aan samenwerkingsvormen met de buurlanden van de Unie. De EU heeft Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten met Rusland, Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. In het kader van het Barcelona-proces heeft de EU Associatie-akkoorden met Marokko, Algerije, Tunesië, Libanon, Jordanië, Israël, Egypte en de Palestijnse Autoriteit afgesloten. Met Syrië wordt over een akkoord onderhandeld.

Ook deze Actieplannen weerspiegelen de diversiteit. De ambitie en snelheid waarmee de buren hun relatie met de EU kunnen intensiveren hangt af van hun uitgangssituatie, hun betrokkenheid, hun politieke wil en uiteraard hun vermogen. Zij bepalen zelf de vormgeving en het tempo van hun toenadering tot de EU. In samenspraak met de EU stellen de buurlanden prioriteiten vast in de Actieplannen. Gezamenlijk wordt toezicht gehouden op de voortgang hiervan. De Commissie stelt daarnaast voortgangsrapporten op, mede op basis van de beoordeling van de autoriteiten in de buurlanden. Op basis hiervan kan de Raad besluiten een volgende stap te nemen in de contractuele relatie met een buurland.

De buren komen in aanmerking voor intensivering van de relatie indien ze aan in de Actieplannen vastgelegde prioriteiten voldoen. De mate waarin de ambities van de EU ten opzichte van de buren gerealiseerd kunnen worden, hangt dus samen met de mate waarin deze landen de waarden die zij met de Unie geacht worden te delen ook in praktijk brengen. Mensenrechten vormen daarvan een belangrijk onderdeel. Er is geen sprake van een eenvormig beleid, ook al is het beleid gestoeld op eenvormige beginselen.

Binnen de groep van bevriende buren bevindt zich nog een aantal duidelijke «probleemgevallen»: staten die bovengenoemde waarden niet of onvoldoende in acht nemen. Dit betreft zowel hun binnenlandse politiek als de verhouding met andere staten en entiteiten. Zo zijn er politieke conflicten van diverse aard in Moldavië (rond Transdnjestrië), tussen Armenië en Azerbeidjan en tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. Daarnaast zijn de verhoudingen met de autoritaire machthebbers in met name Wit-Rusland en Libië moeizaam. Onder de huidige omstandigheden is intensivering van de betrekkingen met de regering van Wit-Rusland niet aan de orde. Daarentegen zijn de betrekkingen met Libië onlangs verbeterd. De VN-sancties tegen het land worden opgeheven. Libië kan onder bepaalde voorwaarden in het Barcelona-proces worden opgenomen, zodat een associatie-akkoord op den duur tot de mogelijkheden behoort.

5.4 Financieel instrumentarium

De EU heeft in de periode 2000–2006 9,36 miljard euro uitgetrokken voor pre-accessiesteun in het kader van het PHARE-programma. Daarnaast is ruim 13 miljard euro aan middelen vrijgemaakt voor de Zuid-Middellandse Zeelanden (MEDA voor de partnerlanden van het Barcelona-proces: 5,35 miljard euro), de Westelijke Balkan (CARDS in het kader van het stabilisatie- en associatieprogramma: 4,65 miljard euro) en de oostelijke buurlanden (TACIS voor de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten minus Mongolië: 3,2 miljard euro). Daarnaast geeft de EU geld aan het European Initiative for Democracy and Human Rights (EIDHR). Ook leent de EIB geld aan een aantal buurlanden.

Het tot voor kort nogal gefragmenteerde financieel instrumentarium gaat op de schop. Het moet coherenter worden en procedureel eenvormiger. Vanaf 2007 stelt de Europese Commissie een nieuw Europees nabuurschapsinstrument voor. Dit zal één van de zes financiële instrumenten van het buitenlandse beleid van de Unie vormen. Het nabuurschapsinstrument zou uit twee financiële kanalen moeten bestaan: één gericht op samenwerking bij efficiënte en veilige gezamenlijke grenzen, de ander op samenwerking op de terreinen die eerder al werden opgesomd (onder «voornaamste terreinen van samenwerking»). De positie van de regering zal onderdeel uitmaken van de Nederlandse standpuntbepaling in de discussie over de nieuwe Financiële Perspectieven.

In de periode 2004–2006 zullen de huidige middelen – die vastliggen in de huidige financiële perspectieven – worden gestroomlijnd. Voornaamste instrumenten blijven PHARE, MEDA, CARDS en TACIS. De stroomlijning vindt plaats via nabuurschapsprogramma's. Een belangrijk doel van het financieel instrumentarium is grensoverschrijdende samenwerking met de buurlanden te verbeteren. De PHARE-faciliteit voor grensoverschrijdende samenwerking is in 2003 zo gewijzigd dat ook de externe grenzen van Roemenië en Bulgarije eronder vallen. Grensoverschrijdende samenwerking en regionale integratie tussen nabuurschapslanden worden eveneens ondersteund.

Daarnaast heeft «institution building» prioriteit: versterking van de institutionele capaciteit van publieke instanties in zowel de kandidaat-lidstaten als bij de overige buren bij uitvoering van onderdelen van het «acquis communautaire». Ofschoon de toetreding van tien nieuwe lidstaten is afgerond, voldoen deze nog niet volledig aan alle verplichtingen van het acquis. Daarom heeft de EU voor deze laatste fase van het transitieproces de «Transition Facility for Institution Building» beschikbaar gesteld.

Twinning

Een belangrijk instrument voor «institution building» is Twinning. Twinningprojecten zijn vooral gericht op de opbouw van institutionele capaciteit voor uitvoering van Europese regelgeving. Dit instrument biedt landen de mogelijkheid te putten uit ervaring en kennis die in de verschillende lidstaten beschikbaar zijn. Twinning wordt sinds 1998 op grote schaal toegepast in het kader van het pre-accessieprogramma PHARE. De komende jaren wordt Twinning verder ingezet in verband met de uitbreiding van de Unie ten behoeve van de tien nieuwe lidstaten in het kader van de driejarige transitieperiode en ten behoeve van de huidige kandidaatlidstaten. Daarnaast zal het onderdeel zijn van het programma CARDS voor de landen van de Westelijke Balkan. Binnenkort wordt Twinning ook beschikbaar gesteld voor de MEDA- en TACIS-landen.

De regering staat positief ten opzichte van openstelling van Twinning binnen de programma's MEDA en TACIS, speciaal met het oog op het burenbeleid. Dit beleid voorziet immers in «een vorm van deelname aan interne markt» voor de buurlanden van de uitgebreide Unie, in ruil voor politieke, bestuurlijke en economische hervormingen. Dit laatste noopt de betrokken landen tot harmonisatie met Europese normen voor democratie, rechtstaat, markteconomie en met de Europese wet- en regelgeving. Twinning is een geschikt instrument gebleken om een dergelijk harmonisatieproces te bevorderen.

Voor de uitvoering van twinningprojecten in de buurlanden stellen de lidstaten de nodige expertise beschikbaar uit de publieke sector (overheid en rechterlijke macht). Ook nieuwe lidstaten kunnen hieraan bijdragen. Nederland acht het van belang dat in de komende jaren een zo breed mogelijk reservoir van expertise en «best practices» voor twinning in de buurlanden beschikbaar komt. Daarin hoort, voorzover mogelijk, ook de praktijk van de nieuwe lidstaten van meet af aan zijn plaats te krijgen. Juist hun recente kennismaking met het «acquis» kan daarbij van nut zijn.

Nederland draagt veel bij aan het verlenen van assistentie in het kader van de uitbreiding, zowel in communautair verband (Twinning) als bilateraal (Matra, PSO). In het beleid voor de komende jaren vormt deelname aan Twinning en bilaterale assistentie in het kader van Matra aan de buurlanden van de EU een nieuwe prioriteit. De vakdepartementen werken het hier geformuleerde regeringsbeleid met betrekking tot deelname aan twinningprojecten uit in hun sectorale beleidsplannen. Zij coördineren op basis daarvan in hun sector de inzet van agentschappen en andere publieke instellingen, waar zich een belangrijk deel van de voor twinning relevante expertise bevindt. Daarbij staat uiteraard voorop dat bestaande toezeggingen dienen te worden nagekomen, zowel via twinning als in bilateraal verband: een actieve inzet in het kader van de driejarige transitieperiode voor de nieuwe lidstaten en in het kader van de pre-accessiesteun aan de kandidaatlidstaten en op de Westelijke Balkan. De steun aan nieuwe lidstaten wordt allengs uitgefaseerd.

Wat betreft Matra zal in Bulgarije en Roemenie de omvang van de assistentie de komende jaren afnemen. Deze zal geleidelijk worden verlegd naar Turkije, de aspirant-kandidaat-lidstaten op de Westelijke Balkan (inclusief Kroatië dat in juni 2004 het kandidaat-lidmaatschap verkreeg) en de buurlanden. Voor het PSO pre-accessie programma geldt dat de assistentie aan Bulgarije, Roemenië en Turkije vanaf 2004 is geïntensiveerd gezien de nog grote behoefte in deze landen aan ondersteuning bij economische onderdelen van het acquis. Openstelling van dit programma in Kroatië is op korte termijn voorzien.

Onderdeel van het beleid is extra aandacht voor de synergie tussen het communautaire en bilaterale instrumentarium. Het Matra-programma zal nauwer aan moeten sluiten op de oriëntatie van het EU-beleid en de bilaterale inzet. Het dient complementair te zijn aan de EU programma's in het kader van de uitbreiding en de versterkte samenwerking met de buurlanden. Dit betekent onder meer dat Matra, dat vanouds een oriëntatie op Midden- en Oost-Europa heeft, zich ook op de zuiderburen gaat richten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar landengroepen. Zo wordt ingezet op coalitievorming met de nieuwe lidstaten, op versterking van de capaciteit van publieke instellingen in de kandidaat-lidstaten en op harmonisatie met de Europese normen voor democratie en rechtsstaat in de buurlanden. Het hierop gerichte instrumentarium valt uiteen in faciliteiten voor respectievelijk partnerschap, pre-accessie en nabuurschap. Het steunpunt binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat speciaal ter bevordering van de Nederlandse inzet bij Twinning is opgezet, blijft ook de komende jaren actief. Met het oog op de versterking van de synergie is het per 1 juli 2004 geïntegreerd in de afdeling die Matra beheert.

Het reguliere PSO (gericht op stimulering van handel en investeringen in Oost-Europa en daarmee de economische transitie van betrokken landen) staat thans ook open voor de buurlanden op de Westelijke Balkan en in de voormalige Sovjetunie. Daarnaast worden in de kandidaatlidstaten Bulgarije en Roemenië relatief veel projecten uitgevoerd. Vanaf juli 2004 staat het PSO ook open voor Turkije. De ontwikkelingen binnen het Europese nabuurschapsbeleid worden nauwgezet gevolgd. Toekomstige aansluiting van het PSO op het Europese nabuurschapsinstrument ligt daarbij voor de hand.

5.5 De buren nader bekeken

5.5.1 Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland

Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein behoren tot de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA).

Noorwegen en IJsland zijn via Schengen nauw verbonden met het vrij verkeer van personen en met de samenwerking in JBZ-kader. Voorts onderhoudt de EU met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein nauwe banden in het kader van de Europese Economische Ruimte (EER). Hoewel deze drie landen voorlopig geen ambitie hebben tot de EU toe te treden, vormen zij samen met de EU lidstaten één grote interne markt. Hierin gelden voor iedereen dezelfde regels met als centrale doelstelling het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en mensen. De drie genoemde EER-landen kunnen aan bepaalde EU programma's deelnemen. Ook helpen zij de sociaal-economische verschillen binnen de interne markt te verminderen via hun financiële bijdragen aan de structuurfondsen.

Zwitserland besloot na een referendum in 1992 niet tot de EER toe te treden. Daarop volgden twee onderhandelingsronden met de EU om de bilaterale relaties vorm te geven. De eerste ronde werd in 1999 afgerond. De tweede ronde startte in 2002 en heeft bij de EU-Zwitserland top van mei 2004 een aantal belangrijke principe-akkoorden opgeleverd. Overeengekomen werden gezamenlijke verklaringen over onder andere het belasten van spaartegoeden van EU-burgers in Zwitserland en samenwerking inzake fiscale fraudebestrijding. Daarnaast werd voorzien in toetreding tot Schengen en de EU-afspraken aangaande asielzoekers (Dublin-overeenkomst).

5.5.2 De kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië, Turkije en Kroatië

Bulgarije en Roemenië

De toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië zullen in 2004 worden afgerond, mits met deze landen op tijd de laatste hoofdstukken kunnen worden afgesloten. De Europese Raad concludeerde in december 2003 en juni 2004 dat de onderhandelingen met Bulgarije en Roemenië tot toetreding zullen leiden in januari 2007 indien deze daarvoor klaar zijn. Zij moeten hun voorbereidingen voortzetten en zullen op eigen merites worden beoordeeld. Indien deze volstaan kan vroeg in 2005 het toetredingsverdrag worden ondertekend. Inmiddels zijn de technische onderhandelingen met Bulgarije afgerond. De jaarlijkse voortgangsrapporten van de Commissie over Bulgarije en Roemenië zullen in oktober 2004 verschijnen. Indien de Raad dan concludeert dat de geboekte voortgang nog onvoldoende is, kunnen de onderhandelingen pas op een later tijdstip worden afgerond.

Turkije

Tijdens de Europese Raad van december 2002 in Kopenhagen is afgesproken dat de Europese Raad van 17 december 2004 vast zal stellen of Turkije aan de politieke Kopenhagen-criteria voor toetreding voldoet. Indien dit het geval is, zullen onverwijld toetredingsonderhandelingen met Turkije worden geopend. De EU werkt met Turkije samen in een partnerschap voor toetreding teneinde de benodigde hervormingen door te voeren. De Europese Raad van december 2003 verwelkomde de voortgang die Turkije hierbij heeft geboekt. Niettemin werden verdere stappen nodig geacht ten aanzien van de rechterlijke macht, de uitoefening van fundamentele vrijheden, de invloed van het leger, de situatie in het zuidoosten van het land en culturele vrijheden. De Europese Raad van juni 2004 concludeerde dat Turkije belangrijke vorderingen heeft gemaakt bij het voldoen aan de criteria van Kopenhagen en benadrukte het belang van de implementatie van hervormingen. Het rapport en de aanbeveling van de Commissie over Turkije worden in oktober 2004 verwacht. De regering streeft als voorzitter van de EU naar een besluit van de Europese Raad in december 2004 dat door alle betrokken partijen kan worden gesteund.

Kroatië

Na een positief advies van de Commissie in april 2004 concludeerde de Europese Raad van juni 2004 dat Kroatië de status van kandidaat-lidstaat verkrijgt. De EU zal begin 2005 met onderhandelingen beginnen. De regering heeft de Kroatische kandidatuur steeds gesteund, maar wel aangegeven dat het land moet voldoen aan voorwaarden die voor Nederland van groot belang zijn, zoals samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hadden eerder de ratificatieprocedure van de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO) met Kroatië opgeschort vanwege onvoldoende samenwerking van dit land met het ICTY. Hoofdaanklaagster Del Ponte verklaarde in april 2004 echter dat aan alle eisen tegemoet was gekomen en de samenwerking met het ICTY volledig was. Daarop kon Nederland de ratificatieprocedure van de SAO afronden en kon het Verenigd Koninkrijk de procedure beginnen. Daarmee waren er geen obstakels meer voor de Commissie om haar advies over Kroatië uit te brengen. Zij verwacht dat Kroatië over vijf jaar kan voldoen aan de in het advies genoemde doelstellingen voor de korte en middellange termijn. Dit loopt echter niet vooruit op een toetredingsdatum.

5.5.3 De Balkanlanden met lidmaatschapsperspectief in het kader van het Stabilisatie en Associatie Proces

Integratie van de landen van de Westelijke Balkan in de Euro-Atlantische structuren zal de stabiliteit van de regio en daarmee die van Europa als geheel bevorderen. De onderlinge relatie wordt vormgegeven binnen het Stabilisatie en Associatie Proces (SAP). Het SAP behelst een politiek traject dat gericht is op uiteindelijke toetreding. Betrokken landen bepalen zelf het tempo met hun implementatie van gemaakte afspraken. Het SAP biedt de mogelijkheid tot het sluiten van Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten met de EU. Deze ondersteunt dit proces onder meer via het CARDS-programma, met handelspreferenties, met macro-steun en met technische assistentie (onder meer Twinning). De komende jaren blijft het SAP het kader vormen waarbinnen de relatie tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan zich ontwikkelt. Het gaat hier om een constante politieke prioriteit van de Unie.

Het tempo waarmee de toenadering tot de Unie vorm krijgt, verschilt nogal. Aan de ene kant van het spectrum staat Kroatië waarmee toetredingsonderhandelingen in 2005 beginnen. Aan de andere kant staat Servië en Montenegro, inclusief Kosovo. Dat heeft nog steeds te kampen met grote problemen bij de implementatie van veel gemaakte afspraken over Kosovo. Het gaat daarbij met name om bepaalde voorwaarden (zogenaamde standaarden) waaraan voldaan moet worden voordat over de status van dit gebied kan worden gesproken. De onlusten in Kosovo in maart 2004 onderstreepten de noodzaak van voortdurende nauwe internationale betrokkenheid bij de landen van de Westelijke Balkan.

Met uitzondering van Kroatië geldt dat er in de betrokken landen op deelterreinen vooruitgang is geboekt, maar dat er bij de aanpak van structurele problemen onvoldoende voortgang is te melden. Voor alle landen geldt in meer of mindere mate dat implementatie van gemaakte afspraken (met name op het gebied van wetgeving en rechtshandhaving) aanzienlijke vertraging oploopt, hetgeen het SAP belemmert. De verbetering van de sociaal-economische omstandigheden laat te wensen over. Er is economische groei, maar te weinig om de structureel hoge werkloosheid terug te dringen. De ambtelijke apparaten zijn in sommige gevallen nog onvoldoende voorbereid op de wenselijke hervormingen. Corruptie is een hardnekkig probleem. De bestrijding van de georganiseerde misdaad laat in een aantal landen zeer te wensen over. Servië en Montenegro, en Bosnië-Herzegovina dienen de samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) te verbeteren. Samenwerking met deze landen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken heeft dan ook een hoge prioriteit.

Tot de positieve ontwikkelingen behoort de versterkte regionale samenwerking, met name op gebieden als infrastructuur, handel, transport, energie en milieu (het onder andere door Nederland gefinancierde «Regional Environmental Reconstruction Programme for South Eastern Europe»). Het handelsvolume tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan nam de afgelopen jaren toe. Het overgrote deel van de producten uit de Balkan heeft inmiddels volledig vrije markttoegang tot de Unie. De relaties tussen de betrokken landen onderling zijn verbeterd. Zij kenmerken zich door een meer open benadering bij het oplossen van uitstaande problemen en conflicten.

De EU biedt toetredingsperspectief en ondersteunt de hervormingen, maar het tempo van de toenadering tot de Unie bepalen de landen zoals gezegd zelf met het implementeren van de hervormingen. Om dit proces te ondersteunen heeft de EU in 2004 met alle landen van de Westelijke Balkan, inclusief Kroatië, partnerschappen afgesloten. In de partnerschapsdocumenten worden de prioriteiten voor hervormingen per land vastgelegd. Zij worden door de landen zelf voorzien van een Actieplan om de implementatie ervan te bespoedigen. Hieronder volgt voorts een korte beschrijving en appreciatie van de ontwikkeling per land.

Macedonië

Net als Kroatië heeft Macedonië (FYROM) een SAO met de EU getekend die inmiddels in werking is getreden. Macedonië vroeg op 22 maart 2004 het EU-lidmaatschap aan, mede vanuit de overtuiging dat deze aanvraag een stabiliserende werking zou hebben op de binnenlands politieke situatie. Macedonië heeft zich de afgelopen jaren van goede wil getoond, maar de voortgang was onder andere vanwege de moeilijk economische en budgettaire situatie beperkt. Belangrijkste uitdaging vormt nu de verdere uitvoering van de «Ohrid Overeenkomst», met name op het gebied van decentralisatie, goed bestuur, hervorming van de veiligheidssector en rechtshandhaving. Verdere verbetering van het ambtelijk apparaat is noodzakelijk om de hervormingen door te kunnen voeren. De Commissie zal tweede helft 2005 een «avis» uitbrengen. Macedonië is onlangs toegetreden tot de WTO. Buitenlandse investeringen blijven echter gering, grotendeels vanwege het ontbreken van voldoende rechtszekerheid (eigendomsvraagstukken).

Albanië

De Commissie is in 2003 begonnen met onderhandelingen met Albanië over een afsluiting van een SAO. Zij constateert echter dat de hervormingen de laatste twaalf maanden mager zijn geweest. Ook zijn aanbevelingen in haar laatste rapport over Albanië niet voldoende geïmplementeerd. Politieke instabiliteit en een gebrekkig ambtelijk apparaat zijn daar voor een aanzienlijk deel debet aan. Zij hebben negatieve invloed op een duurzame economische groei en armoedebestrijding. Corruptie en georganiseerde misdaad leiden tot veel problemen, zowel intern (bijvoorbeeld een slecht investeringsklimaat, en het al genoemde gebrek aan rechtszekerheid) als extern in de relatie met de EU. Wel is Albanië sinds 2000 lid van de WTO. Hoewel het land op een aantal terreinen goed meewerkt, zal voortgang richting EU alleen mogelijk zijn als de grote problemen echt worden aangepakt.

Bosnië-Herzegovina

De haalbaarheidsstudie die de Commissie in 2003 heeft gedaan naar mogelijkheden voor een SAO met Bosnië-Herzegovina mondde uit in een zestiental prioriteiten voor hervormingen. Daarmee werd echter maar matige voortgang geboekt. De topzware administratieve structuur belemmert een slagvaardig bestuur. De samenwerking met het ICTY is licht verbeterd. De economische situatie is zorgelijk: buitenlandse investeerders blijven weg, terwijl de overheid niet in staat is de rol van aanjager te vervullen. Publieke financiën zijn onvoldoende transparant. Hoewel Bosnië op een aantal terreinen, zoals defensie, succesvol hervormingen heeft doorgevoerd, is er op een aantal andere cruciale gebieden weinig gebeurd. De meeste voortgang kwam vooral onder internationale druk tot stand. De EU is de afgelopen jaren zeer nauw bij de ontwikkelingen in Bosnië betrokken geweest en blijft dat ook in de komende jaren (onder meer door de voorziene overname van SFOR door een Europese vredesmacht). Indien in december 2004 voldoende voortgang is geboekt op de 16 prioritair aangeduide beleidsterreinen, kan de Commissie adviseren onderhandelingen over een SAO te starten.

Servië en Montenegro

Ten aanzien van Servië en Montenegro geldt dat op papier belangrijke afspraken zijn gemaakt, maar dat ook hier de implementatie achterblijft. Hervormingen laten qua tempo te wensen over, vooral bij de politie en de rechterlijke macht. De samenwerking met het ICTY is nog steeds niet bevredigend. De economische ontwikkeling verloopt langzaam, mede vanwege de politieke situatie en het gebrek aan een eensgezinde benadering. Net als in Bosnië heeft Servië en Montenegro wel goede vooruitgang geboekt met defensiehervormingen. In september 2003 besloot de Commissie een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheid van een SAO met Servië en Montenegro. Dit is echter uitgesteld om de autoriteiten meer tijd te geven eerst aan de politieke voorwaarden te voldoen.

Kosovo

Belangrijkste ontwikkelingen in Kosovo waren in 2003 de beslissing van de VN om de discussie over de toekomstige status van Kosovo te koppelen aan een aantal voorwaarden waaraan eerst voldaan moet zijn (standaarden) via het «Kosovo Standards Implementation Plan», en de start van de politieke dialoog tussen Belgrado en Pristina. De ongeregeldheden van maart 2004 hebben beide negatief beïnvloed. Inmiddels heeft UNMIK wel de daartoe voorbestemde bevoegdheden overgedragen aan de «Provisional Institutions of Self Government» (PISG). Deze willen echter meer bevoegdheden met het oog op hun uiteindelijke doel: onafhankelijkheid. De PISG functioneren echter nog lang niet bevredigend. De sociaal-economische situatie verbetert zeer langzaam en blijft afhankelijk van buitenlandse hulp en overmakingen van Kosovaren in het buitenland. De werkloosheid is buitengewoon hoog en privatisering komt slecht van de grond. Daarbij heeft UNMIK overigens een eigen verantwoordelijkheid genomen. Buitenlandse investeringen blijven vooralsnog uit. De EU is bij Kosovo betrokken via de economische pijler van UNMIK, die door de EU wordt gefinancierd. Met het SAP «Tracking Mechanism» wil de EU helpen de Kosovaarse wet- en regelgeving te harmoniseren volgens Europese standaarden. In juni 2004 werd de Speciale Vertegenwoordiger van de EU, Harri Holkeri opgevolgd door Søren Jessen Petersen.

5.5.4 De oostelijke buurlanden: Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en de landen van de Zuidelijke Kaukasus

De samenwerkingsrelatie van de EU met de nieuwe oostelijke buren (Moldavië en Oekraïne) en oude buur Rusland is gebaseerd op Partnerschaps-en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO). Ook met de landen van de Zuidelijke Kaukasus (Georgië, Armenië en Azerbeidzjan) heeft de Unie PSO's gesloten (evenals met een aantal Centraal-Aziatische ex-sovjetrepublieken; dit wordt hier verder buiten beschouwing gelaten). Vanwege het ondemocratische en autoritaire karakter van het regime in Minsk is de in 1995 ondertekende PSO met Wit-Rusland nog niet in werking getreden. De Partnerschaps-en Samenwerkingsovereenkomsten (die inmiddels zijn aangepast aan de uitbreiding van de Unie en rond 2007 aflopen) scheppen een juridisch kader voor politieke dialoog, economische samenwerking en duurzame ontwikkeling. Gemeenschappelijke waarden als democratie en respect voor mensenrechten staan daarbij centraal. Met technische assistentie in het kader van het TACIS-programma beoogt de Unie de overgang naar een markteconomie te vereenvoudigen en de democratische samenleving te versterken. Voor Rusland en Oekraïne werden Gemeenschappelijke Strategieën opgesteld. Doel daarbij is meer coherentie aan te brengen in het EU-beleid en dat van de afzonderlijke lidstaten jegens deze landen.

In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid worden in samenspraak met de nieuwe buurlanden Actieplannen ontwikkeld. Voornaamste doel van deze Actieplannen is een betere implementatie van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten. Oekraïne en Moldavië behoren tot de eerste groep landen waarvoor een dergelijk Actieplan wordt opgesteld. De Nederlandse regering zet zich in voor spoedige opstelling van de Actieplannen, opdat met de implementatie daarvan op korte termijn kan worden begonnen. Indien wordt gekozen voor een duur van drie jaar voor de plannen, zou het aflopen hiervan in de tijd ongeveer samenvallen met het aflopen van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (die indertijd voor tien jaar werden gesloten).

De top met Oekraïne die op 8 juli 2004 onder Nederlandse voorzitterschap plaats vond is voorspoedig verlopen. Afgesproken werd het Actieplan in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op korte termijn af te ronden. Daarnaast is een samenwerkingsovereenkomst getekend over een Oekraïense deelname aan de politiemacht in Macedonië. Bij de EU-Top met Rusland op 11 november 2004 is het de bedoeling nadere overeenstemming te bereiken over de invulling van vier gemeenschappelijke ruimtes. Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende oosterburen.

Moldavië

Moldavië streeft naar lidmaatschap van de EU en wil in het SAP voor de Westelijke Balkan worden opgenomen. De Nederlandse regering meent dat het nabuurschapsbeleid van de Unie vooralsnog het beste kader voor de relatie met Moldavië vormt. Zij hecht groot belang aan vergroting van stabiliteit en welvaart in Moldavië, dat met de toetreding van Roemenië direct aan de Unie zal grenzen. De grootste uitdagingen voor dit land zijn verbetering van het rechtssysteem, aanpak van de corruptie, een oplossing voor het conflict over Transdjnestrië en het aantrekken van investeringen om economische groei te stimuleren en armoedebestrijding ter hand te nemen. Moldavië is lid van de WTO en heeft het handels- en douanebeleid verbeterd. Relatief gunstig is het ook gesteld met vrijheid en pluriformiteit van de media en de opbouw van de «civil society».

Oekraïne

Oekraïne is een partner van toenemend belang in het oosten. Het land maakt geen geheim van zijn Europese ambities. Oekraïne beleeft de laatste jaren een aanzienlijke economische groei, maar trekt relatief nog weinig investeringen aan. Het onderhandelt over WTO-lidmaatschap. Op gebied van democratie, rechtsstaat en vrijheid en pluriformiteit van de media is het beeld echter minder rooskleurig. Op de terreinen van justitie en binnenlandse zaken houdt de EU een «scoreboard» bij om de voortgang te peilen. Zij onderhandelt met Oekraïne over een terug- en overnameovereenkomst. De EU zal onder Nederlands voorzitterschap waarnemers sturen naar een door OVSE/ODIHR te organiseren internationale waarnemingsmissie die wil toezien op een transparant en democratisch verloop van de presidentsverkiezingen in oktober 2004. De regering steunt het standpunt van de Unie. Dit houdt in dat de Europese oriëntatie van Oekraïne moet worden toegejuicht, maar dat het nabuurschapsbeleid vooralsnog het kader vormt om de betrekkingen met dit land verder te intensiveren.

Wit-Rusland

Wit-Rusland maakt onderdeel uit van het nabuurschapsbeleid. Ook ligt er een ondertekende Partnerschapsen Samenwerkingsovereenkomst (PSO) met dit land. Maar de EU zal de formele relatie met dit land pas intensiveren wanneer Wit-Rusland voortgang maakt op het gebied van democratische hervormingen. Vooralsnog richt de Unie zich op samenwerking met de «civil society», onder andere door voorlichting te geven over het beleid en programma's van de EU. De EU zal zich onder Nederlands voorzitterschap in het najaar van 2004 inzetten voor uitzending van een waarnemingsmissie bij de aanstaande parlementsverkiezingen in Wit-Rusland, wanneer hiertoe de OVSE tijdig wordt uitgenodigd.

Rusland

Vanwege zijn geopolitieke gewicht en omvang staat de relatie van de Unie met Rusland op zich. Het land maakt formeel geen onderdeel uit van het nabuurschapsbeleid, maar valt wel onder het TACIS-programma. De samenwerking tussen de EU en Rusland vertoont inhoudelijk duidelijke raakvlakken met het nabuurschapsbeleid en is gebaseerd op dezelfde waarden en uitgangspunten. De samenwerking zal zich de komende tijd concentreren op de uitwerking van vier te vormen «gemeenschappelijke ruimten», zoals overeengekomen tijdens de EU-Rusland Top in Sint Petersburg in mei 2003. Deze «ruimten» betreffen economie; externe veiligheid, interne veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid; onderzoek, onderwijs en cultuur. Daarnaast bestaat er sinds enige jaren de energiedialoog tussen Rusland en de EU. De Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst blijft de hoeksteen van de betrekkingen met Rusland. Op de EU-Rusland top in mei 2004 werd een akkoord bereikt over de voorwaarden voor Russische toetreding tot de WTO. Rusland moet nog bilaterale akkoorden bereiken met onder andere de VS en China alvorens het lid van de WTO kan worden. Het akkoord met de EU is daarbij een belangrijke stap. Met Moskou wordt onderhandeld met de EU over een terug- en overnameovereenkomst.

Zuidelijke Kaukasus

De Unie heeft groot belang bij stabiliteit en ontwikkeling van de Zuidelijke Kaukasus (Georgië, Armenië en Azerbeidjzan). Concrete voortgang dient in deze regio te worden geboekt op het gebied van conflictoplossing en implementatie van de drie respectieve Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten. De drie landen zijn in juni 2004 opgenomen in het Europees Nabuurschapsbeleid. Onder Nederlands voorzitterschap beziet de Unie hoe de betrekkingen met deze regio vorm moet worden gegeven. Er zullen in de toekomst Actieplannen voor deze drie landen worden opgesteld. Daarbij zullen naast inspanningen om binnenlandse conflicten en die met buurlanden op te lossen, mensenrechten, democratisering en de «rule of law» centraal staan.

5.5.5 De zuidelijke buren: de Mediterrane partners in het kader van het Barcelona Proces

De EU werkt met haar Mediterrane zuiderburen samen in een multilateraal forum: het Barcelona Proces. Dit proces dankt zijn naam aan de Verklaring van Barcelona van november 1995. Deze verklaring vormde het sluitstuk van de eerste bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken van de deelnemende landen en weerspiegelt de wens van de EU om nauwere banden met de landen rond de Middellandse Zee aan te knopen. Aan het Barcelona Proces nemen naast de EU en haar lidstaten de volgende landen deel: Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Jordanië, Israël, de Palestijnse Autoriteit, Libanon, Syrië en Turkije. Libië en de Arabische Liga nemen deel als waarnemers, Mauritanië is een aantal keren uitgenodigd als speciale gast van het voorzitterschap. Ook het Europees Parlement en de EIB zijn regelmatig uitgenodigd bij bijeenkomsten.

Het Barcelona Proces kent drie volets: een politieke dialoog, een financieel-economisch volet en een sociaal-cultureel volet. De belangrijkste doelstellingen van het proces is het creëren van een zone van vrede, stabiliteit en voorspoed rond de Middellandse Zee, het ontwikkelen van menselijke vaardigheden en het bevorderen van begrip tussen culturen. De ervaring met het Barcelona Proces leert echter dat op veel deelterreinen slechts langzaam vooruitgang wordt geboekt. De belangrijkste reden hiervoor is dat besluiten alleen op basis van consensus tot stand komen. De financiële ondersteuning van deze regio vindt vooral via het MEDA-programma plaats.

In het kader van het Barcelona Proces sluit de Europese Unie bilaterale Euro-Mediterrane associatie-akkoorden met de deelnemende landen. Deze vormen de juridische basis voor de samenwerking. In de jaarlijkse Associatieraad, het Associatiecomité en sub-comité's voert de EU regelmatig overleg met haar Mediterrane partners. Op dit moment zijn associatieakkoorden in werking getreden met Marokko, Tunesië, Jordanië, Israël en de Palestijnse Autoriteit. Deze landen behoren tevens tot de eerste groep waarmee een Actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid zal worden opgesteld. Overige landen volgen nadat de associatieakkoorden in werking zijn getreden. Het associatieakkoord met Egypte is op 1 juni 2004 van kracht geworden. De akkoorden met Algerije en Libanon staan op het punt om geratificeerd te worden. Met Syrië kunnen de onderhandelingen mogelijk in 2004 worden afgerond. Met Libië zijn nog geen onderhandelingen over een associatieakkoord van start gegaan. Nu Libië echter het streven naar massavernietigingswapens heeft opgegeven en er mogelijk een oplossing kan worden gevonden voor openstaande bilaterale kwesties met enkele EU-lidstaten kan de relatie met Libië worden verbeterd. Wel zal Libië het Barcelona-acquis moeten overnemen voordat het volwaardig lid kan worden van dit proces. Dit zou op langere termijn kunnen leiden tot het starten van onderhandelingen over een associatieakkoord met Libië.

Op dit moment vinden er zowel in de EU als in de VS discussies plaats over intensivering van de relaties met de landen in het bredere Midden-Oosten. Daarbij staat de noodzaak van meer politieke en economische hervormingen in deze landen centraal. Het ligt in de verwachting dat de uitkomst van deze discussies richting zal geven aan het bestaande EU-instrumentarium voor de regio, waaronder het Barcelona Proces. De in juni 2004 aangenomen Raadsconclusies over het Strategisch Partnerschap met de Mediterrane landen en het Midden-Oosten zullen daarbij een belangrijke rol spelen. Dit Partnerschap moet leiden tot een grotere inzet van de EU op moeilijke politieke gebieden als mensenrechten, democratisering, goed bestuur en rechtsstaat.

Stabiliteit en veiligheid

In de relatie met deze regio is het streven naar stabiliteit en veiligheid nog steeds van primair belang. Het uitblijven van een oplossing voor het Israëlisch-Arabisch conflict vormt daarbij een ernstige belemmering. Allereerst verhindert deze situatie de dialoog tussen Israël en sommige van de Arabische partijen. De recente ontwikkelingen in Irak en in het Israëlisch-Palestijns conflict lijken bovendien de geloofwaardigheid van het Westen in de regio aan te tasten. Dit verkleint het draagvlak voor hervormingen die door de bevolking als «Westers» worden gezien. De regering zal zich dan ook, zowel bilateraal als in EU-kader, blijven inzetten voor een rechtvaardige oplossing en voor een intensieve dialoog met de Arabische wereld om meer begrip voor de positie van de EU te scheppen. Daarnaast frustreert het conflict over de Westelijke-Sahara nog altijd de verhoudingen tussen Marokko en Algerije. Dit staat de sub-regionale samenwerking tussen de Maghreb-landen in de weg.

De samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding is belangrijk voor de Mediterrane partners omdat ze allemaal met het fenomeen te maken hebben. Sinds de aanslagen in Marokko en Saoedi-Arabië zijn partnerlanden zich terdege bewust dat ook zij een belang hebben bij concrete maatregelen op dit terrein. Een actievere benadering van dit onderwerp in de samenwerking van de EU met deze landen wordt echter bemoeilijkt door de ideologische discussie over de definitie van terrorisme tussen met name Israël en de meerderheid van de Arabische landen.

Economische ontwikkeling

Een van de doelstellingen van de Barcelona-Verklaring is om geleidelijk tot een Euromediterrane vrijhandelszone te komen. Dit oogmerk vormt een belangrijk onderdeel van de associatieakkoorden met afspraken over versterking van de economische basis in de Mediterrane landen, handelsliberalisering en samenwerking op een aantal andere terreinen. De regering vindt het een positief signaal dat de Ministers van Buitenlandse Zaken van Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië op 25 februari 2004 de Verklaring van Agadir hebben ondertekend. Deze legt de basis voor het creëren van een vrijhandelszone tussen deze landen onderling. Ook Libanon heeft inmiddels interesse getoond in deelname aan het Agadir-proces. Dit staat open voor alle Arabische landen die een Euro-Mediterraan associatieakkoord met de EU hebben afgesloten. Het wordt financieel ondersteund via het financieringsprogramma van de EU voor de regio (MEDA). Uiteraard zijn naast handelsliberalisering economische hervormingen van groot belang. Daartoe is de Euro-Mediterrane Faciliteit voor Investeringsbevordering en Partnerschap (FEMIP) in oktober 2002 opgericht. Dit richt zich op de ontwikkeling van de private sector, de implementatie van structurele hervormingen en de bevordering van regionale integratie. Het economisch volet is tot nu toe het meest succesvolle onderdeel van het Euromed-proces gebleken. Verdere voortgang hierop is van groot belang voor de twee andere volets.

Justitie en Binnenlandse Zaken

De regio bestaat vrijwel geheel uit zogenaamde landen van herkomst danwel van doorreis en is derhalve van belang voor de beheersing van migratiestromen. Er dient met deze landen een dialoog gevoerd te worden vanuit de partnerschapgedachte. Een gebalanceerd beleid is nodig om dit proces vorm te geven; politieke afspraken moeten gepaard gaan met concrete samenwerkingsprogramma's, gefinancierd uit het MEDA-programma en/of de budgetlijn ten behoeve van samenwerking met derde landen op het gebied van asiel en migratie. Ook een aanverwant onderwerp als de sociaal-economische ontwikkeling biedt een opening voor intensivering van de samenwerking. In de bilaterale EU-samenwerking op het gebied van migratie blijft de regering zich inzetten voor de ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling van gebieden van herkomst in de Mediterrane landen via het MEDA-programma.

Daarnaast zet Nederland in op vooruitgang bij de onderhandelingen over het afsluiten van terug- en overnameovereenkomsten. De Commissie heeft inmiddels mandaten gekregen voor onderhandelingen over zulke overeenkomsten met Marokko en Algerije. Nederland dringt erop aan dat spoedig een onderhandelingsmandaat voor Syrië volgt. Nederland hoopt met de Commissie dat de lopende onderhandelingen met Marokko voor het einde van het jaar worden afgerond.

5.6 Slot

Eén van de speerpunten van de uitgebreide EU is een coherent en slagvaardig buitenlandbeleid. Goede betrekkingen met de buurlanden vormen daarvan een essentieel onderdeel. De buurlanden worden onderverdeeld in een aantal groepen. De EER/EFTA landen kunnen lid worden, maar hebben aangegeven dit voorlopig niet te willen. De kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië zullen binnen afzienbare tijd toetreden. Eind 2004 beslist de Europese Raad of kandidaat-lidstaat Turkije aan de politieke Kopenhagen-criteria voldoet; zo ja, dan worden met dat land toetredingsonderhandelingen begonnen. Met kandidaat-lidstaat Kroatië beginnen de onderhandelingen in 2005. De overige Balkanstaten hebben een geconditioneerd lidmaatschapsperspectief. Een aantal van de oosterburen zoals Oekraïne en Moldavië heeft aspiraties voor een EU-lidmaatschap. Dit is echter voorlopig niet aan de orde. Niettemin wil de regering voortbouwen op de contractuele relaties van de Unie met deze landen. De zuiderburen tenslotte zijn geen Europese staten, maar ook met hen wil de Unie vergaand samenwerken.

Volgens het nieuwe Grondwettelijke Verdrag staat de Unie open «voor alle Europese staten die de waarden van de Unie eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen». Het is belangrijk dat de Unie en haar buren zich niet blindstaren op de vraag van een eventuele toetreding. Ten aanzien van oosterburen als Oekraïne en Moldavië is het nodig noch wenselijk deze landen a priori uit te sluiten of toezeggingen te doen. Het gaat er vooral om de samenwerking op allerlei gebieden te intensiveren en zo een grotere zone van welvaart, stabiliteit en veiligheid te creëren. De Regering meent daarom dat de Unie een belangrijke stap voorwaarts heeft gedaan door de betrekkingen met de buren in brede zin in een alomvattend nabuurschapsbeleid te vatten. Dit nabuurschapsbeleid staat los van de kwestie van het mogelijke toetredingsperspectief van de betrokken landen. Uiteraard gaat het bij de buren in brede zin om een zeer divers gezelschap van staten, zodat van een eenvormige aanpak geen sprake kan zijn. Tegelijkertijd is het idee van de nabuurschap wel degelijk gebaseerd op een aantal fundamentele waarden en beginselen die de Unie met haar buren deelt, zoals vrede, veiligheid, democratie, rechtsstaat, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, een open markteconomie en duurzame ontwikkeling. De Unie kan het verwezenlijken van deze waarden en beginselen in de haar omringende landen stimuleren door de betrekkingen met deze landen te intensiveren en hen te ondersteunen. Dat is in het belang van zowel de betrokken landen als de Unie zelf.

Het ontstaan van een in zichzelf gekeerd «Fort Europa» moet worden voorkomen. De uitbreiding mag geen nieuwe scheidslijnen in Europa trekken. Dit streven kan alleen leiden tot resultaat wanneer de buurlanden uiteindelijk een vergelijkbare mate van stabiliteit, vrede en welvaart bereiken als de Unie zelf. Het nabuurschapsbeleid zal hieraan bijdragen, waarbij uiteraard de sleutel tot succes ligt in de implementatie in de betrokken landen zelf van gemaakte en te maken afspraken met de Unie.

Referenties

• Mededeling van de Commissie «De grotere Europese Nabuurschap: een kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buren», COM (2003)104, van 11 maart 2003.

• Mededeling van de Commissie «De weg vrijmaken voor een nieuw nabuurschapinstrument», (COM(2003)393, van 1 juli 2003.

• Mededeling van de Commissie «Europees Nabuurschapsbeleid Strategie document, COM(2004)373, van 12 mei 2004.

• Rapport EP over het Nabuurschapsbeleid (A5-0378/2003) van 4 november 2003.

• Mededeling van de Commissie Commissie «Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007–2013»,COM (2004) 101, van 11 februari 2004.

6 RAADSAGENDA'S

6.1 Europese Raad

Vergaderdata

5 november 2004Europese Raad in Brussel
17 december 2004Europese Raad in Brussel
22–23 maart 2005Europese Raad in Brussel
16–17 juni 2005Europese Raad in Brussel

Stand van zaken

De Europese Raad is samengesteld uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie. Zij worden bijgestaan door de ministers van Buitenlandse Zaken (artikel 4 van het EU-Verdrag). Bij EMU-gerelateerde onderwerpen zijn de ministers van Financiën aanwezig. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en stelt de algemene politieke beleidslijnen vast.

Hij stelt de conclusies vast die het voorzitterschap voor iedere bijeenkomst opstelt. De samenstelling en werkwijze van de Europese Raad zijn besproken in de Conventie over de toekomst van Europa en de daarop volgende discussie over het Grondwettelijk Verdrag. Hiervoor zij verwezen naar hoofdstuk 2.

Onder Italiaans en Iers voorzitterschap is de Europese Raad in totaal vijf keer bijeengekomen.

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Italiaanse voorzitterschap

De Europese Raad van 16 en 17 oktober 2003 in Brussel beklemtoonde het belang van herstel van de Europese economie. Hij hechtte zijn goedkeuring aan het «groei-initiatief», ter stimulering van investeringen in sleutelprojecten. Het gaat hier om versnelde totstandbrenging van de Europese netwerken voor vervoer, energie en telecommunicatie en het opvoeren van investeringen in menselijk kapitaal. Afgesproken werd dat de Europese Raad van december definitieve besluiten zou nemen over concrete projecten. Voorts besteedden de staatshoofden en regeringsleiders aandacht aan enkele onderwerpen op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (JBZ-samenwerking), waaronder het beheer van de buitengrenzen van de Unie. Er was brede steun voor de oprichting van agentschappen voor het beheer van lucht- en zeegrenzen.

Op 16 oktober 2003 vond een onderhandelingszitting van de Intergouvernementele Conferentie (IGC) plaats op het niveau van leden van de Europese Raad (de officiële openingszitting van de IGC had inmiddels – ook op niveau regeringsleiders – plaatsgevonden op 4 oktober 2003 te Rome). Het Italiaanse voorzitterschap kondigde, na de bijdragen van alle lidstaten, een document aan met oplossingsrichtingen voor de grote institutionele thema's. Het zei van plan te zijn een ronde van bilaterale besprekingen te houden.

Op zijn bijeenkomst van 12 december 2003 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan de Europese actie voor groei, als vervolg op de bijeenkomst in oktober. Hij sprak zijn waardering uit voor de opstelling van een «snelstart-programma» en de vaststelling van een voorlopige lijst van projecten met onmiddellijke ingang.

De Europese Raad nam voorts zonder verdere discussie het eerste meerjaren programma van de Unie aan voor de periode 2004–2006. Ook bereikte hij overeenstemming over de vestigingsplaatsen van een groot aantal agentschappen. Zo werd Den Haag definitief aangewezen als zetel van Eurojust en maakten Nederland en Duitsland een bilaterale afspraak om de opleidingsactiviteiten van het «European Aviation Safety Agency» (EASA) in Hoofddorp te vestigen. Ook aanvaardde de Europese Raad de Europese Veiligheidsstrategie. Hiermee beschikt de Unie voortaan over een kader voor de aanpak van de dreigingen van deze tijd. Interne en externe aspecten van veiligheid zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De bijeenkomst van de IGC kende een teleurstellende uitkomst: staatshoofden en regeringsleiders konden het niet eens worden over de inhoud van een nieuw Grondwettelijk Verdrag. Het voorzitterschap stelde na een plenaire sessie en diverse bilaterale consultaties vast dat er geen toenadering tussen de deelnemers had plaatsgevonden op een viertal specifieke punten: definitie van stemmenweging in de Raad, samenstelling van de Commissie, reikwijdte van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en het aantal zetels per lidstaat in het EP. Afgesproken werd dat het inkomende Ierse voorzitterschap bilaterale consultaties zou houden en op de volgende Europese Raad de «tussenstand» zou weergeven.

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Ierse voorzitterschap

De Voorjaarsraad (25 en 26 maart 2004) stond deels in het teken van de terroristische aanslagen in Madrid, die kort tevoren – op 11 maart 2004 – hadden plaatsgevonden.

Over terrorismebestrijding nam de Europese Raad een verklaring aan met een groot aantal concrete actiepunten. Daaronder viel de beslissing om een coördinator voor terrorismebestrijding aan te stellen. Secretaris-Generaal Solana benoemde in deze functie de Nederlander Gijs de Vries. De Europese Raad vroeg deze functionaris om voor zijn bijeenkomst in juni 2004 een breed actieplan op te stellen.

Zoals gebruikelijk sinds de Europese Raad te Lissabon in maart 2000 besteedde de Voorjaarsraad aandacht aan de Lissabonstrategie. Daarbij kwam een aantal elementen sterk naar voren: de urgentie om gemaakte afspraken daadwerkelijk na te komen, de noodzaak van structurele hervormingen – met name ook van de arbeidsmarkt – en de afspraak om een Midterm Review van de Lissabonstrategie uit te voeren. De Europese Raad besloot om oud-premier Wim Kok aan het hoofd te stellen van de zogenaamde High Level Group die deze «review» zal voorbereiden.

Ten aanzien van de IGC concludeerde de Europese Raad dat uiterlijk tijdens zijn bijeenkomst in juni overeenstemming zou moeten worden bereikt over het Grondwettelijk Verdrag.

Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 17–18 juni 2004 werd de IGC met succes afgerond. In de eindfase werd voldoende tegemoet gekomen aan de voornaamste Nederlandse eisen. Unanimiteit in de besluitvorming over de Financiële Perspectieven bleef behouden, met een zgn. «passerelle»-bepaling op grond waarvan op een later moment, op basis van een unaniem besluit van de Europese Raad, kan worden overgegaan tot stemming bij gekwalificeerde meerderheid. Nederland verduidelijkte in een unilaterale IGC-verklaring dat het zal instemmen met zo'n overgang op het moment dat een bevredigende oplossing is gevonden voor de excessieve Nederlandse betalingspositie in het kader van een herziening van het Eigen Middelen Besluit.

Bij het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP) bleef in het Grondwettelijk Verdrag de rol van de Commissie in de buitensporig-tekortprocedure, zoals deze door de Conventie was versterkt, zoveel mogelijk behouden. Tevens werd overeenstemming bereikt over een verklaring, waarin wordt bevestigd dat het SGP een «rule-based system» is, met gelijke toepassing op alle lidstaten. Bovendien werd de noodzaak onderstreept van de opbouw van overschotten in economisch goede tijden, om excessieve tekorten in tijden van economische neergang te voorkomen. Tenslotte is de verklaring toekomstgericht: de Commissie wordt uitgenodigd voorstellen te doen voor verbetering van de implementatie van het SGP.

Het bereikte compromis omvatte ook andere Nederlandse wensen waaronder het schrappen van een exclusieve wetgevende raad, de gelijkwaardige toegang tot hoge functies binnen de EU en een lichtere wijzigingsmodaliteit van overzeese gebiedsdelen. Ook op overige belangrijke punten zoals bij de stemmenweging in de Raad, de samenstelling van de Commissie en het Europees Parlement, en de Preambule is het compromis voor Nederland aanvaardbaar.

In de reguliere sessie van de ER werd overeenstemming bereikt over conclusies die richting geven aan verdere werkzaamheden op een aantal terreinen, waaronder terrorismebestrijding. Deze conclusies zijn als zodanig van bijzonder belang voor het Nederlandse EU-voorzitterschap. Daarentegen werd geen overeenstemming bereikt over de benoeming van de opvolger van Romano Prodi als Voorzitter van de Europese Commissie.

Daarover werd op 29 juni 2004 een extra Europese Raad bijeen geroepen.

De leden van de Europese Raad spraken zich unaniem uit voor Jose Manuel Durao Barroso, de Minister-President van Portugal, als nieuwe Commissievoorzitter. Ook werd besloten tot de herbenoeming van Javier Solana tot Hoge Vertegenwoordiger/Secretaris-Generaal van de Raad en Pierre de Boissieu tot plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de Raad. Voorts sprak de Europese Raad af dat, wanneer het Grondwettelijk Verdrag in werking treedt, de heer Solana de eerste Minister van Buitenlandse Zaken van de Unie wordt en de heer de Boissieu dan Solana opvolgt als Secretaris-Generaal. Voorts is besloten dat het Verdrag in het najaar van 2004 in Rome zal worden ondertekend.

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap

Het Nederlands voorzitterschap streeft er naar om de Europese Raad van 5 november 2004 de richting te laten bepalen van het toekomstig JBZ-beleid. Inzet zal zijn de Unie verder te ontwikkelen als een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid. Belangrijke elementen daarbij zijn de bestrijding van terrorisme, de harmonisatie van het asiel- en migratiebeleid en de verbetering van de veiligheid, zowel intern als extern (gemeenschappelijk beheer van buitengrenzen, gebruik van biometrische kenmerken, ontwikkeling van de EU-drugsstrategie).

Voorts zal deze Europese Raad bijdragen aan de Midterm Review van de Lissabonstrategie; de High Level Group onder leiding van Wim Kok, die deze Midterm Review voorbereidt, zal op 1 november 2004 zijn rapport aan de nieuwe Commissie aanbieden. Het is de bedoeling dat de Europese Raad van november het rapport van de heer Kok doorgeleidt naar de Voorjaarsraad van maart 2005.

De Nederlands opzet is dat de Europese Raad van 17 december 2004 beginselen en richtsnoeren overeen komt over de toekomstige Financiële Perspectieven (2007–2013) van de Unie. Voorts zal hij naar verwachting antwoord moeten geven op de vraag of de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië kunnen worden afgesloten. Tenslotte zal de Europese Raad zich moeten uitspreken over een eventueel begin van de toetredingsonderhandelingen met Turkije.

Ten tijde van het redigeren van deze Staat was nog niets bekend over de intenties van het Luxemburgse voorzitterschap ten aanzien van de Europese Raden in het voorjaar van 2005. De Europese Voorjaarsraad staat traditioneel in het teken van de Lissabonstrategie, dit keer meer in het bijzonder in het teken van de Midterm Review.

Referenties

• Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad op 16–17 oktober 2003 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20, nr. 227).

• Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad op 12 december 2003 en de bijeenkomst op het niveau van de Staatshoofden en regeringsleiders van de Intergouvernementele Conferentie (IGC) op 12–13 december 2003 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20 en 29 213, nr. 233).

• Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad op 25–26 maart 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-02, nr. 533).

• Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad en de laatste onderhandelingszitting van de Intergouvernementele Conferentie, 17–18 juni 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20 en 29 213, nr. 252).

• Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad op 29 juni 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20, nr. 256).

6.2 Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Vergaderdata

12–13 juli 2004RAZEB in Brussel
26 juli 2004RAZEB in Brussel
29 juli 2004RAZEB in Genève
3–4 september 2004Informele Raad in Maastricht (Gymnich)
13–14 september 2004RAZEB in Brussel
11–12 oktober 2004RAZEB in Luxemburg
26–27 oktober 2004Informele Raad (ontwikkelingssamenwerking) in Maastricht
2–3 november 2004RAZEB in Brussel
22–23 november 2004RAZEB in Brussel (met ministers voor ontwikkelingssamenwerking en ministers van defensie)
13–14 december 2004RAZEB in Brussel
31 januari–1 februari 2005RAZEB in Brussel
21–22 februari 2005RAZEB in Brussel
16–17 maart 2005RAZEB in Brussel
25–26 april 2005RAZEB in Luxemburg (met ministers voor ontwikkelingssamenwerking)
23–24 mei 2005RAZEB in Brussel (met ministers van defensie)
13–14 juni 2005RAZEB in Brussel

6.2.1 Institutionele onderwerpen

Stand van Zaken

Herziening Statuut EG-ambtenaren

Onder Italiaans en Iers Voorzitterschap is de herziening van het Statuut (de rechtspositie) van de EG-ambtenaren tot stand gekomen. Op 22 maart 2004 heeft de Raad na twee jaar onderhandelen het nieuwe Statuut aanvaard. De Nederlandse regering heeft tijdens het gehele onderhandelingsproces een kritische maar constructieve positie ingenomen. Die was met name gericht op de beheersing van de pensioenuitgaven. In het Statuut zijn enigszins versoberde salaris- en pensioenbepalingen voor de komende 10 jaren vastgelegd. Daarnaast bevat het een klokkenluidersregeling. Het pakket maatregelen is op 1 mei 2004 in werking getreden. Het nieuwe Statuut moet bijdragen aan de vorming van een modernere Europese bestuursdienst gebaseerd op transparantie, bevordering op grond van verdiensten en effectiviteit.

Talen

Op verzoek van de Europese Raad van Sevilla (juni 2002) is in Raadskader gesproken over praktische aanpassingen van de talenregeling. Deze aanpassingen waren nodig omdat onverminderde handhaving van deze regeling in een uitgebreide Unie zou leiden tot aanzienlijke kostenstijgingen en vooral tot grote praktische problemen (gebrek aan tolken en tolkencabines). Onder Italiaans voorzitterschap is in december overeenstemming bereikt over een nieuwe regeling voor vertolking in de ambtelijke voorbereidende instanties van de Raad. De nieuwe regeling (vastgesteld door de Secretaris-generaal van de Raad) is op 1 mei 2004 in werking getreden. Met deze nieuwe regeling ziet de vertolking in de uitgebreide Unie er als volgt uit:

• vergaderingen van de Raad van Ministers behouden volledige vertolking (20 talen);

• vergaderingen van het Coreper behouden een beperkt regime van 3 talen (Frans, Engels, Duits);

• vergaderingen van werkgroepen en comités krijgen een combinatie van regimes, te weten;

– deels volledige vertolking;

– deels beperkte vertolking (werktalen Engels en Frans);

– voor het leeuwendeel een «request and pay-systeem».

Het «request and pay»-systeem houdt in dat de lidstaat die om vertolking vraagt daarvoor ook betaalt. Elk half jaar kunnen de lidstaten een verzoek voor actieve en passieve vertolking indienen. Voor elke taal is per half jaar een bedrag van 1 miljoen euro uit de Raadsbegroting beschikbaar. Indien de aanvragen boven de 1 miljoen euro uitkomen moeten de betrokken lidstaten het verschil bijleggen.

De nieuwe regeling komt overeen met de Nederlandse inzet. Deze was ten behoeve van soepele besluitvorming in de uitgebreide Unie gericht op een betaal- en werkbaar talenregime voor de ambtelijke voorbereidende instanties. Aangezien het «request and pay-systeem» geen vooropgelegd beperkt regime is komt het tegemoet aan het principe van de gelijkheidwaardigheid van talen in de Unie. Voor eind 2005 zal worden geëvalueerd of de nieuwe regeling daadwerkelijk bijdraagt aan een oplossing voor het vertolkingprobleem.

Statuut Europees Parlement-leden

Ondanks de inspanningen van het Italiaanse en Ierse Voorzitterschap heeft de Raad geen politiek akkoord bereikt over een Statuut van de Europees Parlement-leden. Tijdens het Ierse Voorzitterschap is een compromisvoorstel van het Europees Parlement behandeld. Hiervoor heeft Nederland zijn steun uitgesproken, maar Duitsland, Frankrijk, Zweden en Oostenrijk konden niet instemmen. Deze landen hadden onder meer bezwaar tegen het voorziene salaris van Europarlementariërs. Hoewel ook Nederland dit aan de hoge kant vond, meende de regering dat de kans om tot een uniforme regeling te komen met daarbij een transparante onkostenvergoeding moest worden aangegrepen vóór de verkiezingen van 2004. Door de tegenstem van bovengenoemde landen kon er echter geen gekwalificeerde meerderheid ontstaan. Afgewacht moet worden wanneer ontwikkelingen in de lidstaten en het nieuwe Europees Parlement nopen tot een nieuwe poging om tot een akkoord te komen.

Europees Parlementverkiezingen

De Europese verkiezingen van 10–13 juni 2004 waren aanleiding voor een vervolgtraject. De Europese Commissie onderzoekt de bekendmaking van de verkiezingsuitslag. Nederland en andere lidstaten melden hun officiële resultaten op de dag van de verkiezing. De Commissie is van mening dat dit in strijd is met de bepaling dat de officiële uitslag van de Europese verkiezingen niet eerder dan op de laatste dag, om 22.00 uur bekend gemaakt mag worden. De betreffende lidstaten stellen zich op het standpunt dat de officiële uitslag ook in hun land pas na dit tijdstip bekend is gemaakt. Zo heeft de Kiesraad in Nederland de uitslag op 14 juni 2004 bekend gemaakt. Deze lidstaten vrezen een negatief effect op de opkomstcijfers indien geen informatie over de uitslag meer naar buiten mag worden gebracht op de dag van de verkiezingen.

Beleid in voorbereiding

IGC/Grondwettelijk Verdrag

Met het afsluiten van de IGC is het werk voor het nieuwe Grondwettelijke Verdrag nog niet gedaan. Er zijn nog verscheidene losse einden die aandacht vragen in het komende jaar, ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Het verdrag zal in de komende tijd gecontroleerd worden op juridische en taaltechnische aspecten. Zeker in een Unie met thans 20 verschillende talen is dit een intensief en tijdrovend karwei. Na afronding van deze controles zal het verdrag dit najaar getekend worden.

Naast het werk aan het verdrag zelf is ook nog de voorbereiding nodig van implementatie. Zaken die een follow-up vragen zijn onder meer de voorbereiding van een Europees Minister Buitenlandse Zaken, inrichting van teams voor teamvoorzitterschappen en de blauwdruk voor een Europese Diplomatieke dienst. Verder moeten verscheidene voorbereidingen van praktische aard getroffen worden voor inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag. Daartoe behoren onder meer de huisvesting en staf voor de vaste voorzitter van de Europese Raad. Nederland zal tijdens het voorzitterschap en ook daarna hieraan werken. Dit najaar zal de Unie een inventarisatie maken van de onderdelen van het verdrag die een follow-up vragen. Nederland zal hiertoe een eerste aanzet geven. De regering zal de Kamer vanzelfsprekend geïnformeerd houden over de vorderingen op dit vlak.

Comitologie

Eind 2002 heeft de Commissie voorgesteld om het huidige comitologiebesluit te herzien. Dit voorstel vloeit voort uit het «Witboek Europees Bestuur» dat de Commissie in maart 2000 heeft gepresenteerd. De herziening betreft twee aspecten:

– verduidelijken dat de Commissie verantwoordelijk is voor de uitvoering van besluiten op Europees niveau;

– het Europees Parlement als medewetgever gelijkstellen aan de Raad als het gaat om de controle op uitvoeringsmaatregelen, wanneer de onderliggende besluiten met co-decisie tot stand zijn gekomen.

De behandeling van dit Commissie-voorstel is na enkele verkennende besprekingen in mei 2003 op verzoek van de meeste lidstaten aangehouden in afwachting van de uitkomst van de IGC. Nu de IGC is afgerond zal de Commissie het Nederlandse Voorzitterschap vragen de behandeling van dit voorstel weer op te pakken. De regering acht vereenvoudiging van de comitologieprocedure wenselijk. Wel moet de rol van de wetgever gewaarborgd blijven voor essentiële onderdelen van het uitvoeringsbesluit.

Regelgevende agentschappen

Onder Iers Voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen over de Commissie-mededeling «Een kader voor regelgevende agentschappen». Deze mededeling is een uitwerking van het «Witboek Europees Bestuur» waarin de Commissie voorstelt om voor bepaalde uitvoerende taken min of meer zelfstandige agentschappen op te richten. De Raadsconclusies dienen als inbreng voor de kaderverordening die de Commissie tijdens het Nederlands Voorzitterschap over regelgevende agentschappen wil voorleggen.

Referenties

• Statuut EG-ambtenaren: Verordening 723/2004 van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de EG en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (PB L 124/1)

• Statuut Europees Parlementleden: Resolutie van het Europees Parlement over het Statuut van de leden van het Europees Parlement P5-TA-PROV (2003)0573

• Comitologie: Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, COM (2004)324.def

• Regelgevende agentschappen: Commissie mededeling «Kader voor regelgevende agentschappen», COM (2002)718.def

6.2.2 Uitbreiding

In het afgelopen jaar stonden de «monitoring» van de voorbereidingen op de toetreding van de tien nieuwe lidstaten en het verloop van de onderhandelingen met Bulgarije en Roemenië centraal. Daarnaast besteedde de Raad aandacht aan de voortgang van Turkije bij het voldoen aan de politieke Kopenhagen-criteria, de kwestie-Cyprus en de lidmaatschapsaanvraag van Kroatië.

In de Raad van november 2003 werd mede op aandringen van Nederland overeengekomen dat de Commissie de Raad regelmatig zou blijven informeren over de voortgang van de toetredende landen. De Commissie gaf hier gevolg aan in de Raad van april 2004. Zij verklaarde dat de nieuwe lidstaten volgens plan gereed waren bij toetreding en geen enkel gebied was geïdentificeerd waar vanaf 1 mei 2004 vrijwaringsmaatregelen nodig waren. Voor het aanvankelijk zorgwekkende terrein van voedselveiligheid waren enkele aanvullende overgangstermijnen vastgesteld.

De Raad erkende de grote inspanningen die de nieuwe lidstaten zich ter voorbereiding van hun lidmaatschap hebben getroost. Hij dankte de lidstaten en de Commissie voor hun grondige en intensieve werk om de nieuwe lidstaten te helpen hun verantwoordelijkheid als leden van de Unie ten volle te dragen.

De Raad nam er voorts nota van dat de Commissie zich onverkort zal blijven inzetten om de uitvoering van het EU-beleid vlot te laten verlopen. Het monitoringproces met het oog op de uitbreiding per 1 mei 2004 is afgerond maar na de toetreding zullen reguliere monitoringactiviteiten zoals inspectiemissies op het gebied van voedselveiligheid, blijven plaatsvinden, net als in de huidige lidstaten. De Commissie zal, wanneer daar aanleiding toe bestaat, passende maatregelen nemen (bijvoorbeeld het starten van inbreukprocedures of het opleggen van vrijwaringsmaatregelen) ter bescherming van het goed functioneren van de interne markt. Dit gebeurt overeenkomstig het acquis, waaronder de bepalingen in het toetredingsverdrag.

De Raad bereidde voorts de Europese Raden voor waar conclusies ten aanzien van Bulgarije, Roemenië, Cyprus, Turkije en Kroatië werden getrokken. Deze conclusies bepalen de agenda voor het komende jaar. De toetredingsonderhandelingen met Bulgarije zijn technisch inmiddels afgerond. Formele afronding vindt eind 2004 plaats. De onderhandelingen met Roemenië zullen nog in 2004 worden afgerond indien dit land voldoende voortgang boekt. De Raad bereidt de besluitvorming hierover door de Europese Raad voor, mede op basis van de jaarlijkse voortgangsrapporten van de Commissie. Deze zullen in oktober verschijnen. Indien de Unie concludeert dat de geboekte voortgang onvoldoende is, zullen de onderhandelingen op een later tijdstip worden afgerond. Streefdatum voor toetreding is 2007 voor Roemenië en Bulgarije.

Op 26 april 2004 sprak de Raad zijn teleurstelling uit dat – als gevolg van de uitslag van de referenda over het zogenaamde Annan-plan – de toetreding van een herenigd Cyprus tot de EU op 1 mei 2004 niet mogelijk was gebleken. De Raad sprak zijn hoop uit dat deze hereniging op korte termijn haar beslag krijgt. De Raad wil een einde maken aan het isolement van de Turks-Cypriotische gemeenschap en de hereniging van Cyprus vereenvoudigen door bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap. De Raad heeft besloten de 259 miljoen euro, die aanvankelijk zou vrijkomen in het geval van een oplossing, nu al te steken in die economische ontwikkeling. Tevens heeft de Raad kort voor 1 mei een verordening aangenomen waarin bepalingen zijn vastgelegd ten aanzien van het vrij verkeer van personen, goederen en diensten over de zogenaamde «groene lijn».

De Europese Raad van juni 2004 besloot dat Kroatië aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet en kandidaat-lidstaat is. Begin 2005 kunnen toetredingsonderhandelingen worden gestart. Daartoe zal onder Nederlands voorzitterschap een raamwerk voor de onderhandelingen moeten worden vastgesteld. Dat raamwerk zal rekening houden met een door de Commissie op te stellen evaluatie van de huidige vijfde uitbreidingsronde.

Overeenkomstig de afspraak van de Europese Raad van december 2002 in Kopenhagen zal die van 17 december 2004 op basis van een rapport en een aanbeveling van de Commissie concluderen of Turkije aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet. Indien dit het geval is, zullen onverwijld toetredingsonderhandelingen worden geopend. Het rapport en de aanbeveling van de Commissie worden begin oktober verwacht.

Zoals gebruikelijk vinden en marge van de Raad associatieraden met kandidaat-lidstaten plaats. Ook zal de Raad de gemeenschappelijke posities van de lidstaten over verschillende onderhandelingshoofdstukken van het acquis voor onderhandelingen met kandidaat-lidstaten blijven bepalen.

Referentie

• Verslag bijeenkomst Europese Raad te Kopenhagen op 12–13 december 2002 (Kamerstuk 2002–2003, 21 501-20, nr. 209)

• Notitie «De vijfde uitbreiding van de Europese Unie» van 7 november 2003 (Kamerstuk 2003–2004, 23 987, nr. 33)

• Verslag bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel op 12–13 december 2003 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20 en 29 213, nr. 233)

• Verslag bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel op 25–26 maart 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 533)

• Brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Europese Zaken over toetreding van tien landen tot de EU van 21–22 april 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 23 987, nr. 36)

• Verslag Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26–27 april 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-02, nr. 547)

• Verslag bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel van 17–18 juni 2004 (Kamerstuk 2003–2004, 21 501-20 en 29 213, nr. 252)

6.2.3 Euratom/Nucleaire Aangelegenheden

De Raad nam in december 2003 een richtlijn aan inzake controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen. Doel van deze richtlijn is controle op deze bronnen te harmoniseren en te verbeteren. In april 2004 aanvaardde de Raad een herziening van de verordening inzake de toepassing van Euratom waarborgen (safeguards). Samen met de inwerkingtreding van het Additioneel Protocol voor alle Euratom-lidstaten per 30 april 2004 heeft dit een positieve invloed op de nucleaire veiligheid in de gemeenschap, inclusief de nieuwe lidstaten. Het draagt bij aan de inspanningen tegen de verspreiding van massavernietigingswapens.

Beide besluiten zijn voorbereid in raadskader. De Raadswerkgroep atoomzaken heeft in de verslagperiode veel tijd besteed aan bespreking van het zogenoemde nucleaire pakket. Dit pakket bestaat uit twee ontwerprichtlijnen, waarvan één op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties, en een tweede over het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval. Ondanks intensieve onderhandelingen en de inspanningen van het Italiaanse en Ierse voorzitterschap is het niet gelukt om overeenstemming te bereiken over deze richtlijnen. In dit licht is nu een breed consultatieproces met alle betrokken partijen voorzien. De Commissie heeft aangegeven in het najaar met herziene voorstellen te willen komen.

Referentie

• Richtlijn inzake controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (PB L346 d.d. 03-12-03)

6.2.4 Buitenlands beleid; relaties met derde landen

Westelijke Balkan

Onder Italiaans en Iers Voorzitterschap werd voortgang geboekt met het uitvoeren van de agenda van Thessaloniki. Deze is gericht op verbetering van de relatie tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan via het Stabilisatie- en Associatie Proces (SAP). Uiteindelijke doel is de toetreding van deze landen tot de EU. De EU biedt hierbij het toetredingsperspectief en ondersteuning, de landen zelf bepalen via implementatie van gemaakte afspraken het tempo.

Tijdens het Italiaans Voorzitterschap vond de eerste ministeriële bijeenkomst van de EU met de landen van de Westelijke Balkan in het kader van het «EU-Western Balkans Forum» plaats. De onderwerpen waren externe betrekkingen, en justitie en binnenlandse zaken. Onder het Iers Voorzitterschap bracht de Commissie een positief advies uit over de Kroatische lidmaatschapsaanvraag voor de EU. Voorts werd door Nederland de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst met dit land alsnog geratificeerd. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hadden eerder de ratificatieprocedure opgeschort vanwege onvoldoende samenwerking van Kroatië met het ICTY. Hoofdaanklaagster Del Ponte van het ICTY gaf in april 2004 echter aan dat de samenwerking bevredigend was. Macedonië vroeg onder het Ierse voorzitterschap het lidmaatschap van de EU aan. De Commissie bereidt hierover een advies voor.

Onder het Nederlandse voorzitterschap wordt de volgende ministeriële bijeenkomst in het kader van het EU-Western Balkans Forum georganiseerd. Ten aanzien van Kroatië zal de Commissie beginnen met «acquis screening». Voor wat betreft Bosnië-Herzegovina zal in december 2004 bezien worden of voldoende voortgang is geboekt met de 16 voorgestelde prioriteiten om te kunnen overgaan tot onderhandelingen over afsluiting van een Stabilisatie en Associatie Overeenkomst (SAO). Macedonië zal de implementatie van de Ohrid Overeenkomst moeten voortzetten. Ondertussen zal de Commissie een advies over de lidmaatschapsaanvraag opstellen. Dit wordt in de loop van 2005 verwacht.

Met Albanië zullen onderhandelingen over afsluiting van een SAO doorgaan. Absolute voorwaarde is implementatie van gemaakte afspraken op alle terreinen en van wetgeving tot bestrijding van georganiseerde misdaad. Servië en Montenegro heeft nog een lange weg te gaan naar de opening van onderhandelingen over een Stabilisatie en Associatie Overeenkomst. Hierbij is verbetering van de samenwerking met het ICTY, net als bij Bosnië-Herzegovina, een van de belangrijkste uitstaande punten. Ook ten aanzien van Servië en Montenegro is de implementatie van gemaakte afspraken een punt van zorg. Voor de meeste landen op de Westelijke Balkan is derhalve het kernwoord implementatie. Daarbij gaat het om hervormingen op economisch terrein, wetgeving, overheid en bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit, inclusief samenwerking met het ICTY.

Oostelijke buren

De landen die een PSO met de Unie hebben (Rusland, Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië, Azerbeidjan) hebben tijdig (vòòr 1 mei 2004) het uitbreidingsprotocol van de Partnerschaps-en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO) ondertekend. Daardoor hebben de PSO's ook betrekking op de 10 nieuwe lidstaten. Niettemin moeten veel landen het protocol nog ratificeren. In de betrekkingen met Rusland vormt het door de Commissie in 2003 opgestelde Actieplan, geactualiseerd in 2004, een goede basis voor concretisering van de vier beoogde gemeenschappelijke ruimten. In mei 2004 bereikten de EU en Rusland een akkoord over WTO-toetreding van Rusland.

De dit jaar aflopende gemeenschappelijke strategie van de Unie ten aanzien van Rusland zal met een jaar worden verlengd. Voor Oekraïne en Moldavië zijn er concept-Actieplannen in het kader van het Europese Nabuurschapbeleid opgesteld. Goedkeuring van deze plannen is voorzien tijdens Nederlands voorzitterschap. De agenda van de Raadswerkgroep Oost-Europa en Centraal Azië (COEST) zal tijdens het Nederlands voorzitterschap in het teken staan van de verdere uitwerking van deze Actieplannen. Finalisering van die voor Oekraïne en Moldavië heeft voor Nederland prioriteit. Ook voor Georgië, Armenië en Azerbeidzjan zullen in de toekomst Actieplannen worden opgesteld. De EU-Oekraïne top die op 8 juli 2004 werd gehouden is goed verlopen. Voorts zal op 11 november 2004 de EU-Rusland top plaatsvinden.

Middellandse Zee en Midden-Oosten/Golfstaten

De EU heeft onder Italiaans voorzitterschap de onderhandelingen voortgezet met Syrië (associatieakkoord), de Golfstaten verenigd in de Gulf Cooperation Council (GCC, handelsakkoord) en Iran (handels- en samenwerkingsakkoord). De periodieke landbouwonderhandelingen met Marokko en Israël zijn afgerond. In het kader van het Barcelona Proces werd de zesde formele Conferentie voor Ministers van Buitenlandse Zaken georganiseerd in Napels. Deze conferentie heeft besloten tot oprichting van de Euromed Stichting voor de Dialoog der Culturen, tot oprichting van de Euromed Parlementaire Assemblee en tot uitbreiding van het mandaat van de FEMIP, de EIB-faciliteit voor de regio. Tot slot werden Ministeriële Conferenties georganiseerd op het gebied van handel, landbouw en energie.

Onder Iers voorzitterschap zijn de onderhandelingen met Syrië, Iran en de Golfstaten verenigd in de GCC voortgezet. Bovendien besprak de EU de concept-Actieplannen in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid met de Mediterrane partnerlanden. In de onderhandelingen met Iran over een handels- en samenwerkingsakkoord werd geen vooruitgang geboekt, onder andere wegens gebrek aan voortgang op het terrein van nucleaire non-proliferatie. Met de GCC werd een Ministeriële top georganiseerd in Brussel. In mei werd een midterm Euromed Ministeriële top georganiseerd in Dublin. Daar werd onder andere besloten tot vestiging in Alexandrië van de Euromed Stichting. De Europese Raad nam een EU Strategisch Partnerschap met de Mediterranée en het Midden-Oosten aan.

Onder Nederlands voorzitterschap zullen de onderhandelingen met Syrië mogelijk worden afgerond en die met Iran en de GCC voortgezet. Tevens zullen met een eerste groep landen (Marokko, Tunesië, Jordanië, Israël en Palestijnse Autoriteit) Actieplannen in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid worden opgesteld. Er zal een mid-term Conferentie voor ministers van Buitenlandse Zaken worden gehouden alsmede ministeriële bijeenkomsten op het gebied van handel en industrie. Bovendien zal de EU vorm gaan geven aan haar relatie met Irak. Daarnaast zal zij vervolg geven aan de Europese Raadsconclusies over het EU Strategisch Partnerschap met de Mediterranée en het Midden-Oosten.

Azië

De EU heeft het beleidskader voor de relatie met Zuidoost-Azië en China aangescherpt. De EU-toppen met India en China onder Italiaans voorzitterschap verliepen succesvol: de dialoog met India en China werd geïntensiveerd en de praktische samenwerking geëffectueerd (Toerisme-overeenkomst en Galileo-verdrag met China). Tijdens het Nederlands voorzitterschap zijn opnieuw toppen voorzien met India (Den Haag, oktober 2004) en China (Den Haag, december 2004) alsook de Asia-Europe Meeting (ASEM, Hanoi, oktober 2004) en de top met Zuid-Korea (Hanoi, oktober 2004). Bij deze ontmoetingen zal op de resultaten van de voorgaande toppen worden voortgebouwd.

Voorts heeft het Europees Parlement na jaren van beraadslaging ingestemd met het Derde Generatie-akkoord EU-Pakistan. Dit maakt het voor de EU mogelijk de dialoog met Pakistan op een breed terrein te intensiveren. De dialoog met Pakistan is van groot belang gezien de cruciale rol die dit land in de regio is gaan spelen. Ook Afghanistan kon op onverminderde aandacht rekenen van de EU. Dit zal onder Nederlands voorzitterschap niet veranderen. De dialoog in het kader van de ASEM verloopt moeizaam vanwege de uitbreidingskwestie/Birma. De EU hecht evenwel veel belang aan dit forum en zal trachten de geplande top tot een succes te maken.

Naast de voorbereiding van de diverse toppen met Azië zal de werkgroep COASI trachten om thema's als non-proliferatie, migratie en economische relaties met de regio verder vorm te geven. Nederland zal vanwege zijn traditionele banden met Indonesië als voorzitter daarnaast ook inzetten op een verdere verbetering van de relaties tussen de EU en dit land.

Latijns Amerika

Onder Italiaans voorzitterschap heeft de EU met Midden-Amerika (Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama) en de Andes Gemeenschap (Venezuela, Colmbia, Peru, Ecuador en Bolivia) politieke dialoog- en samenwerkingsakkoorden afgesloten. Op 28 mei 2004 vond onder Iers voorzitterschap de tweejaarlijkse bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de EU, Latijns Amerika en de Cariben plaats in Guadalajara, Mexico. Onderhandelingen over een associatieakkoord met de Mercosur (Brazilie, Argentinië, Paraguay, Uruguay) gaan voort met het oog op mogelijke afsluiting in 2004. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal verder worden gegaan met de voorbereiding van associatieakkoorden (inclusief vrijhandelscomponent) met Midden-Amerika en de Andes Gemeenschap. De politieke dialoog met de Latijns-Amerikaanse landen zal voornamelijk in het teken staan van mensenrechten, effectief multilateralisme en sociale cohesie.

Transatlantische betrekkingen

De Italiaanse en Ierse voorzitterschappen stonden in het teken van herstel van de EU-Verenigde Staten betrekkingen. De Europese Raad van december 2003 onderstreepte het belang van versterking van de transatlantische betrekkingen. Op economisch terrein trok de Verenigde Staten eind december de geldende importbeperkingen voor een groot aantal staalproducten in. Daarmee kwam een einde aan het sinds maart 2002 uitstaande staalconflict met de Verenigde Staten. Ook sloot de EU een overeenkomst af met de Verenigde Staten, het zogenaamde «Passenger Name Record» (PNR), over de verstrekking van bepaalde gegevens van vliegtuigpassagiers aan de autoriteiten in de Verenigde Staten.

Tijdens de EU-Verenigde Staten Top van 26 juni 2004 werd het belang van een goede transatlantische relatie herbevestigd. Er werden zeven separate verklaringen afgelegd over versterkte samenwerking en dialoog in de strijd tegen het terrorisme, non-proliferatie en bestrijding van massavernietigingswapens, het Midden-Oosten en het Mediterrane gebied, economische betrekkingen, Irak en Soedan en HIV/AIDS, malaria en tuberculose. Daarnaast ondertekenden de EU en de Verenigde Staten het verdrag over het Europese satellietnavigatiesysteem, Galileo.

De gebruikelijke halfjaarlijkse EU-Canada Top werd tijdens het Italiaans voorzitterschap afgelast. Wel werd een verdrag over de export van wijn en sterke dranken gesloten. Ook nam de Raad conclusies aan over hoofdlijnen ter herziening van de relatie tussen EU-Canada. Onder het Ierse voorzitterschap stond de gebruikelijke halfjaarlijkse topontmoeting in het teken van herbezinning op en versterking van de relaties. In dit verband werden een Politieke Verklaring inzake de EU-Canada relatie, de «EU-Canada Partnership Agenda» alsmede een raamwerk voor de «Trade and Investment Enhancement Agreement» (TIEA) aangenomen. De Partnership Agenda bevat ruim 50 onderwerpen waar de samenwerking moet worden geïntensiveerd zoals internationale veiligheid, effectief multilateralisme, bevordering van economische welvaart, justitie en binnenlandse zaken, behandeling van mondiale en regionale problemen en de bevordering van contacten tussen de Europese en Canadese burgers. Daarnaast voorziet de Agenda in de instelling van een Coördinatiegroep die uitvoering zal geven aan de Partnership Agenda en de topontmoetingen voorbereidt. De TIEA is gericht op versterking van de bilaterale economische betrekkingen en is «complementair» aan wat in WTO-verband is of wordt vastgelegd.

Tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap zal het accent liggen op uitwerking van de verklaringen van bovengenoemde toppen met de Verenigde Staten en Canada. Een belangrijk aanvullend onderwerp op de Nederlandse agenda is effectief multilateralisme. Betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de versterking van het multilaterale systeem is essentieel. Daarnaast wordt in de dialoog met de Verenigde Staten gestreefd naar intensivering van de informatie-uitwisseling over voorgenomen maatregelen («early warning»), onder meer op het gebied van terrorismebestrijding. Op economisch terrein zal de nadruk komen te liggen op samenwerking in de WTO-onderhandelingen (zie ook hoofdstuk 6.2.6) bij naleving van de WTO-regels. Daarnaast zal in vervolg op de economische verklaring van de EU-Verenigde Staten top een «stakeholder dialogue» worden gestart ten einde belemmeringen in de Transatlantische economische relatie weg te nemen. In de relatie met de VS spelen handelsgeschillen over de Foreign Sales Corporations, de anti-dumpingregelgeving van de Verenigde Staten en de EU-regelgeving ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen.

Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-landen (ACS)

Met de ratificatie van het Verdrag van Cotonou in juni 2003 is de samenwerking tussen de EU en de Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-landen (ACS) een nieuwe fase ingegaan. In 2004 vind een tussentijdse herziening van het Verdrag plaats. Sinds april 2004 heeft de Commissie mandaat om namens de Unie hierover te onderhandelen.

De Raad heeft haar goedkeuring verleend aan een tweetal nieuwe instrumenten binnen het Verdrag van Cotonou: de Waterfaciliteit en de Afrikaanse Vredesfaciliteit. Beide instrumenten worden vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gefinancierd. Met de goedkeuring van de Vredesfaciliteit voor Afrika in november 2003 is eenmalig 250 miljoen euro uitgetrokken voor financiering van Afrikaanse vredesoperaties. Voor de Waterfaciliteit is eveneens een bedrag van 250 miljoen euro gereserveerd. Afhankelijk van de prestaties van het EOF en de afzonderlijke ACS-landen zal een tweede tranche van 250 miljoen euro worden vrijgemaakt voor de Waterfaciliteit.

Het afgelopen jaar verlengde de Raad de sancties in het kader van het Verdrag van Cotonou tegen Zimbabwe en Haïti voor een jaar. De situatie in Zimbabwe lijkt te verslechteren, reden voor de Raad om haar hulpprogramma's grotendeels te bevriezen. In Haïti is de situatie in korte tijd drastisch veranderd. De Raad zal zich in de loop van 2004 beraden op een eventuele hervatting van de hulp. Ook zijn er consultaties gestart met Guinee Bissau, de Centraal Afrikaanse Republiek, Guinee, Liberia en Togo. De samenwerking met Fiji, die lange tijd stil lag als gevolg van een staatsgreep, is in het afgelopen jaar volledig hervat nu er weer een democratisch gekozen regering is.

De onderhandelingen over de herziening van het Verdrag van Cotonou zijn tijdens de ACS-EG Raad in Botswana van start gegaan. De Unie zet in op versoepeling van de financieringsmogelijkheden voor ontwikkelingsprojecten zodat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) sneller en doelgerichter kan worden aangewend. Daarnaast wordt onderhandeld over opname van een clausule over respectievelijk non-proliferatie en terrorisme, en over verwijzing naar het Internationaal Strafrechtshof. De Nederlandse Regering hecht er aan, net zoals ten aanzien van andere partnerlanden, deze punten ook in het Verdrag van Cotonou aan de orde te stellen.

De volgende ACS-EG Raad komt in mei 2005 bijeen. In november 2004 vindt de ACS-EG Paritaire Parlementaire Vergadering plaats in Nederland. Onder het Nederlandse voorzitterschap zal de Raad overeenstemming proberen te bereiken over het integreren van het EOF in de EU-begroting. Het voorstel van de Commissie past in de Nederlandse opvatting dat het externe beleid van de EU inclusief de samenwerking met de ACS-landen – in onderlinge samenhang moet worden bekeken. Voor een groot aantal lidstaten zijn de financiële gevolgen van het voorstel echter negatief, zodat er nog geen overeenstemming is. Indien consensus in de loop van 2004 uitblijft, zal met de onderhandelingen over het tiende EOF worden gestart.

Verder zal de Raad het komend jaar aandacht besteden aan de problematische situatie in Haïti en een groot aantal Afrikaanse ACS-landen (Zimbabwe, Democratische Republiek Congo, Burundi, Rwanda, Uganda, Liberia, Ivoorkust, Soedan, en Somalië). Daarnaast zal de Raad zich beraden hoe bij te dragen aan de voortgang in het vredesproces tussen Ethiopië en Eritrea. In de tweede helft van 2004 zal de «Trade and Development Cooperation Agreement» (TDCA) met Zuid Afrika formeel in werking treden. De TDCA zal in dezelfde periode worden geëvalueerd (5 jaar na voorlopige inwerkingtreding).

6.2.5 Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

In 2003 heeft de EU haar eerste militaire crisisbeheersingsoperaties uitgevoerd in Macedonië en Congo. De EU leidt thans twee politiemissies: de European Police Mission in Bosnia and Herzegovina (EUPM) en Proxima in Macedonië. In juli 2004 gaat de eerste EU «Rule of Law» missie van start, EUJUST Themis in Georgië. In Bosnië-Herzegovina volgt de EU eind 2004 de stabilisatiemacht SFOR van de NAVO op. Hiermee onderneemt de EU haar eerste grotere militaire crisisbeheersingsoperatie, genaamd ALTHEA.

Intussen gaat de EU verder met de ontwikkeling van civiele en militaire capaciteiten voor crisisbeheersingsoperaties. De Veiligheidsstrategie stelt dat de Unie, om haar doelstellingen te bereiken, ook bereid moet zijn waar nodig over te gaan tot vroegtijdige, snelle en soms ook robuuste interventie. Overeenkomstig hiermee stelt de «Headline Goal 2010», die in juni 2004 door de Europese Raad is bekrachtigd, vooral hogere kwaliteitseisen aan de Europese militaire capaciteiten, in het bijzonder ten aanzien van de inzetbaarheid, het expeditionair vermogen, het voortzettingsvermogen en de interoperabiliteit. Overigens wordt ook de noodzaak onderstreept om de resterende militaire tekorten ten opzichte van de Helsinki Headline Goal op te heffen.

Deze hogere kwaliteitseisen zijn speciaal van toepassing op het initiatief van de EU-battlegroups – coherente militaire formaties van ruim 1500 militairen die snel ingezet moeten kunnen worden buiten Europa. Deze battlegroups vormen een reële militaire capaciteit die de EU in staat moet stellen om effectief op te treden in crisissituaties. Zij geven hiermee een impuls op het gebied van capaciteitsversterking in het algemeen. De EU battlegroups en de NATO Response Force zullen in goede harmonie verder ontwikkeld moeten worden en dienen elkaar te versterken.

Onlangs is overeenstemming bereikt over de grondslagen van het Europees Defensie Agentschap (EDA), dat eind 2004 operationeel moet worden. Het EDA krijgt een centrale rol op het gebied van capaciteitsversterking. Het zal zich richten op de implementatie van de doelstellingen uit de Headline Goal 2010. Ook krijgt het taken op het gebied van materieelverwerving, technologie en onderzoek, en de Europese defensiemarkt.

Ook op het gebied van civiele crisisbeheersing zal Nederland zich inzetten voor verbetering van de kwaliteit en beschikbaarheid van de aangeboden capaciteiten op het gebied van politie, «rule of law», openbaar bestuur en civiele protectie. Dit gebeurt onder andere door het organiseren van een civiele capaciteitenconferentie in november 2004. De gecoördineerde inzet van civiele en militaire middelen in crisisbeheersingsoperaties dient te worden verbeterd, onder meer door de oprichting van een civiel-militaire cel binnen de EU militaire staf.

6.2.6 Handelsbetrekkingen

Het Italiaanse voorzitterschap stond in het teken van de vijfde Ministeriële WTO-Conferentie die van 11–14 september 2003 plaatsvond in het Mexicaanse Cancún. Daar zou een inventarisatie worden gemaakt van de stand van zaken in de onderhandelingen en besluiten worden genomen over onderhandelingsonderwerpen waarvan eerdere deadlines waren gemist. De Nederlandse inzet was er met name op gericht om de EU een voortrekkersrol te laten vervullen bij de concrete invulling van de ontwikkelingsdimensie van de Doha-ronde. De deelname van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de Nederlandse delegatie benadrukte dit. Kort vóór Cancún werd op het gebied van het intellectuele eigendom bij medicijnen een akkoord bereikt (TRIPs-verdrag). Via een «waiver» op een tweetal bepalingen uit het TRIPS-verdrag wordt het mogelijk dat ontwikkelingslanden zonder eigen productiecapaciteit onder dwanglicentie goedkope versies van geoctrooieerde geneesmiddelen importeren. Om die medicijnen onder dwanglicentie te kunnen uitvoeren uit de EU is nog wel omzetting in nationale en EU regelgeving nodig.

De Conferentie in Cancún is vervolgens mislukt. Te grote verschillen in de verwachtingen (en onderhandelingsposities) van de aan de WTO-onderhandelingen deelnemende landen ten aanzien van de Singapore issues (investeringen, mededinging, handelsfacilitatie en overheidsaankopen), op het landbouwgebied waarbij het katoendossier illustratief was – en veranderingen in internationale (geo-)politieke verhoudingen en organisatorische onvolkomenheden zijn de hoofdoorzaken van het mislukken van de onderhandelingen. Door deze mislukking zal de Doha-ronde niet volgens het schema eind 2004 worden afgerond. Duidelijk wordt dat ontwikkelingslanden zich steeds meer laten gelden als onderhandelingspartner.

Na een periode van reflectie zijn begin 2004 de onderhandelingen in Genève weer langzaam op gang gekomen. In december 2003 bevestigde de EU haar inzet in een Commissie mededeling en in raadsconclusies. Kern daarvan was dat de EU zich, na de voorbije periode van reflectie, weer actief in zal zetten voor het welslagen van de ronde en onverminderd grote betekenis hecht aan deze multilaterale onderhandelingen. Nederland was één van de pleitbezorgers voor een constructieve en flexibele EU-positie. Begin 2004 gaf de VS een soortgelijk positief signaal af met een brief van handelsgezant Zoellick.

Om de onderhandelingen een impuls te geven, hebben begin mei de Commissarissen Lamy voor handel en Fischler voor landbouw een brief met voorstellen gestuurd aan alle WTO-leden. De EU gaf hiermee nogmaals de bereidheid aan om op belangrijke punten tot compromissen te komen. Dat werd gekoppeld aan parallelle bereidheid bij de andere onderhandelingspartners. Ten eerste was de EU bereid toe te zeggen dat alle exportsubsidies op landbouwproducten worden afgebouwd, mits andere landen hun exportsteun parallel aanpakken en er een bevredigend resultaat komt in de landbouwonderhandelingen op gebied van markttoegang en binnenlandse steun. Ten tweede was de EU bereid de «Singapore-onderwerpen» mededinging en investeringen uit de «Single Undertaking» van de Doharonde te laten vallen. Van het vierde Singapore-onderwerp, transparantie bij overheidsaanbestedingen, maakte de EU geen breekpunt, zodat alleen handelsfacilitering overbleef. Daarnaast vermeldden de Commissarissen dat MOL's en «andere zwakke of kwetsbare ontwikkelingslanden» geen nieuwe verplichtingen hoeven aan te gaan in deze ronde. Wel worden deze landen gevraagd hun tarieven te binden. De EU heeft met de brief haar flexibiliteit duidelijk gemaakt in de Doha-ronde.

Op 1 augustus 2004 zijn de 147 landen van de WTO er in geslaagd in Genève een akkoord te bereiken over een raamwerk voor verdere onderhandelingen in de Doha-ronde. De raamwerktekst gaat specifiek in op een viertal thema's uit de Doha Development Agenda: landbouw, industrieproducten, handelsfacilitatie en ontwikkeling. Daarnaast wordt stilgestaan bij het katoenvraagstuk. De overige onderwerpen worden zonder nadere parameters doorverwezen naar de volgende fase van de onderhandelingen. Over de dienstenonderhandelingen is weliswaar een aparte annex opgenomen, maar die bevat geen concrete afspraken. Na de mislukking in Cancún, kan nu de blik weer naar de toekomst gericht worden. Het belang van dit succes valt niet te onderschatten. Dit akkoord legt de basis voor verdergaande handelsliberalisering die zal kunnen leiden tot economische groei, waar niet alleen de EU, maar ook de ontwikkelingslanden van kunnen profiteren. Bovendien is dit akkoord tot stand gekomen in het licht van de nieuwe geopolitieke verhoudingen: ontwikkelingslanden zijn volwaardige onderhandelingspartners geworden.

Het raamwerk bevat vooralsnog alleen globale afspraken. In aanloop naar de Ministeriële Conferentie in Hongkong (december 2005) zal verder moeten worden onderhandeld over de nadere invulling van de afspraken met cijfers en tijdspad. Nederland streeft naar een spoedige succesvolle afronding van de ronde.

Algemeen Preferentieel Stelsel (APS)

Via het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) geeft de EU eenzijdig tariefkortingen op producten uit begunstigde ontwikkelingslanden, zolang zij voldoen aan een aantal criteria. Eind 2003 heeft de Raad besloten tot verlenging van dit stelsel met één jaar, tot eind 2005. Hiermee is de herziening van het APS uitgesteld en ligt het zwaartepunt van de herziening tijdens het Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap. Centraal staat de zorg van de begunstigde landen over de erosie van preferenties.

Leidraad voor Nederland is het scheppen van een zo groot mogelijke markttoegang voor ontwikkelingslanden. Hierbij vormt eenvoud en voorspelbaarheid van het systeem een belangrijk doel. Het huidige APS heeft vanwege zijn complexiteit een lage benuttingsgraad. Nederland meent dat deze in het nieuwe systeem flink omhoog moet. Ook herziening van de preferentiële regels van oorsprong is van belang. Nederland is voorstander van verdere vereenvoudiging, versoepeling en harmonisatie van deze regels. Bij de harmonisatie zal onder meer gelet moeten worden op de regels die gelden onder het Cotonou verdrag. Een ander uitgangspunt voor Nederland is dat preferenties terecht komen waar ze het hardste nodig zijn. Ook dient de relatie van het APS met duurzaamheid en milieu opnieuw te worden bezien. Tot slot zal WTO-conformiteit een belangrijke rol spelen bij de herziening van het APS. Begin april heeft de WTO de «drugsclausule» (extra preferenties voor landen die drugs bestrijden) veroordeeld. Alle APS-begunstigden in dezelfde omstandigheden (dat wil zeggen die ontwikkelings-, financiële en handelsbehoeften hebben waarop de preferentie wil inspelen) moeten non-discriminatoir behandeld worden, zo meent deze organisatie. Aangezien «EU-drugspreferenties» niet openstaan voor alle APS-begunstigden die op vergelijkbare manier door het drugsprobleem worden geraakt, voldoen de drugspreferenties niet aan deze eis.

Nederland meent dat het APS – en de preferentiële stelsels van andere landen – uiteindelijk als onderdeel van het Special & Differential Treatment (SDT) moet worden opgenomen in een WTO-breed preferentieel stelsel. Dit zal echter een proces zijn van lange adem. De huidige herziening van het APS biedt hier echter wel een uitgelezen kans voor.

Economic Partnership Agreements (EPAs)

In het kader van het Cotonou verdrag zal met verschillende groepen (regio's) van de Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-landen (ACS) over afzonderlijke Economic Partnership Agreements (EPAs) worden onderhandeld. Deze onderhandelingen moeten uiterlijk 2008 zijn afgerond. Met een aantal regio's – ECOWAS (West-Afrika), CEMAC (Centraal-Afrika), ESA (Oost- en Zuidelijk Afrika) en CARICOM (Cariben) – zijn de onderhandelingen reeds formeel geopend. Naar verwachting zullen op 8 juli 2004 de onderhandelingen met SADC formeel van start gaan. Vooralsnog is er echter weinig vooruitgang omdat tijdpaden en onderhandelingsschema's nog vastgesteld moeten worden. Daarnaast hebben de net opgerichte onderhandelingsautoriteiten in de ACS-landen over het algemeen te weinig bevoegdheden om effectief te kunnen onderhandelen.

De EPAs moeten WTO-conform zijn. Dit betekent dat de huidige eenzijdige preferenties jegens de ACS-landen opgeheven zullen worden en toegewerkt moet worden naar reciprociteit. Uiteindelijk is vrijhandel van beide kanten het doel. Nederland streeft naar evenwichtige partnerschapsakkoorden die op korte termijn meer marktkansen bieden voor de ACS-landen, ruimte bieden voor ontwikkeling van hun productiepotentieel en regionale integratie bevorderen.

6.2.7 Ontwikkelingssamenwerking

Tijdens het Italiaans en Iers voorzitterschap stond de effectiviteit van de Europese hulpverlening centraal, alsmede de follow-up van de Monterrey commitments en de voorbereiding van de EU op de VN-top inzake de «Millennium Development Goals» (MDG) die in 2005 zal plaatsvinden.

In november nam de Raad conclusies aan over het Jaarverslag van de Commissie over het ontwikkelingsbeleid en de externe hulp in het jaar 2002. Deze Raadsconclusies zijn voornamelijk gericht op verdere verbetering van het Jaarverslag in de toekomst. Belangrijke punten zijn: nadruk op armoedebestrijding als hoofddoelstelling voor de ontwikkelingsactiviteiten van de Commissie in alle regio's; een verzoek aan de Commissie om te rapporteren over de uitvoering van het in 2000 ingezette hervormingsproces; en een verzoek om verslag uit te brengen over de integratie van coherentievraagstukken binnen het werk van de Commissie.

In november aanvaardde de Raad conclusies over een mededeling van de Commissie over integratie in haar ontwikkelingsactiviteiten van het thema «goed bestuur», alsmede over twee mededelingen van de Commissie inzake de bevordering van de private sector in ontwikkelingslanden.

Tijdens het jaarlijkse Oriëntatiedebat in januari stelde het Iers voorzitterschap effectiviteit van de hulp van de EU aan de orde. In de Raadsconclusies die hierover werden aangenomen, wordt onder andere de noodzaak onderstreept van een pro-actieve opstelling van de EU in multilateraal verband – inclusief het Doha-proces –, verdere verbetering van de effectiviteit van de Europese hulp, het realiseren van de «Review» van de Millennium Development Declaration en coherentie in het buitenlands beleid van de EU.

De Raad nam in april 2004 conclusies aan over de jaarlijkse voortgangsrapportage van de Commissie over de follow-up van de conferentie over «Financing for Development» (Monterrey, 2002). Uit de rapportage van de Commissie blijkt dat de EU goed op koers ligt met haar bijdrage aan de follow-up van Monterrey. De Raadsconclusies benadrukken de noodzaak van een verdere stijging van ODA-bijdragen. Daarnaast erkennen zij het belang van verdere implementatie van afspraken over coördinatie en harmonisatie binnen de EU zelf. Besloten is een ad hoc werkgroep van de Raad in te stellen die de voorstellen gaat bestuderen die de Commissie op dit terrein heeft gedaan. Deze groep dient uiterlijk in november 2004, tijdens Nederlands voorzitterschap, aan de Raad te rapporteren.

Ook bereikte de Raad in april overeenstemming over de bijdrage van de EU aan de VN-top in het najaar van 2005. Dan wordt de balans opgemaakt van de voortgang die sinds 2000 is geboekt bij het verwezenlijken van de MDG's. De Raadsconclusies geven de Commissie mandaat om een synthese-rapport op te stellen over de inspanningen op dit terrein van zowel de lidstaten als de Commissie zelf. Naast het synthese-rapport zal de EU-bijdrage bestaan uit de nationale rapporten van de lidstaten. De bedoeling is dat alle rapporten worden opgesteld volgens eenzelfde format. In november 2004 zal de Commissie aan de Raad rapporteren over de voortgang bij het opstellen van het synthese-rapport. Uiterlijk in april 2005 zal het rapport in de Raad ter discussie voorliggen.

Tenslotte nam de Raad in april conclusies aan over grondstoffen en katoen. In de conclusies wordt erkend dat de voortbrenging van landbouwbasisproducten van cruciaal belang is voor armoedevermindering in ontwikkelingslanden. Ook wordt een integrale en multidisciplinaire aanpak voorgestaan van de problemen die zich hierbij voordoen.

Het komende jaar onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap zal vooral in het teken staan van verdere bevordering van de effectiviteit van het Europese ontwikkelingsbeleid, beleidscoherentie, voortzetting van het hervormingsproces van het management van de hulp, harmonisatie van de EU-hulp, en de EU-voorbereiding op de «MDG-high level event» in het najaar van 2005. Tevens zal in EU-verband aandacht worden besteed aan de tienjarige herdenking van de Bevolkingsconferentie in Caïro en de Vrouwenconferentie in Beijing en de implementatie van de daar gemaakte afspraken.

Het Jaarverslag van de Commissie over het extern optreden in 2003 is in augustus 2004 verschenen en zal tijdens het Nederlands voorzitterschap worden beoordeeld. Een rapportage van de Commissie over de hervorming van het beheer van de ontwikkelingshulp vormt onderdeel van het Jaarverslag. Het jaarlijkse Oriëntatiedebat over het externe optreden van de EU zal dit jaar voor het eerst in het najaar plaatsvinden. Het zal onderdeel zijn van een jaarlijkse planningscyclus waarin begrotingsbeheer, programmering, uitvoering, verslaglegging en evaluatie van het buitenlandse optreden beter op elkaar aansluiten. Deze planningscyclus zal naar verwachting een bijdrage leveren aan de verbetering van de efficiëntie en de effectiviteit van de Europese hulp. Bovendien zou het Oriëntatiedebat dit najaar beleidsmatige inbreng kunnen leveren voor de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven voor zover deze de categorie «extern optreden» betreffen.

In april besloot de Raad tot oprichting van een ad hoc werkgroep harmonisatie, die zich dient te buigen over voorstellen van de Commissie voor verdere harmonisatie van de EU-hulp (d.w.z. hulp van de EU en haar lidstaten). Nederland is met gelijkgezinde landen als Denemarken, Zweden en het VK van mening dat harmonisatie en coördinatie binnen de EU dient aan te sluiten bij al bestaande initiatieven, zoals die binnen de OESO/DAC. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met harmonisatieprocessen in de ontwikkelingslanden zelf, met het nationale beleid van de lidstaten en met de capaciteit van de Commissie. De werkgroep dient verslag uit te brengen aan de Raad in november.

De Commissie heeft eind april een ontwerpverordening over ontbinding van de hulp uitgebracht. De onderhandelingen hierover worden deels tijdens het Nederlands voorzitterschap gevoerd. Voorts heeft de Commissie aangekondigd dat er in het najaar een mededeling verschijnt over landhervormingen. De Raad zal hierover waarschijnlijk onder Nederlands voorzitterschap Raadsconclusies aannemen. Mede op verzoek van Nederland brengt de Commissie in de zomer een notitie uit over «Public Private Partnerships»; de bedoeling is dat de Raad hierover in het najaar Raadsconclusies zal aannemen. De Commissie heeft in juni een mededeling uitgebracht over bescherming in de regio en een rapport over terug- en overnamebeleid. Beide documenten zullen waarschijnlijk leiden tot Raadsconclusies.

Het stilstaan bij de tienjarige herdenking van de «International Conference on Population and Development» (ICPD, Caïro 1994), zal worden aangegrepen om in EU-verband speciale aandacht te vragen voor seksuele en reproductieve gezondheid en -rechten en aan verbeterde en versnelde implementatie van de in Caïro gemaakte afspraken. Nederland zal tijdens het voorzitterschap aandacht besteden aan reproductieve gezondheid en aan de implementatie van de ICPD-agenda.

6.2.8 Toekomstige verhouding van de Nederlandse Antillen en Aruba met de EU

De uitbreiding en de verdere integratie van Nederland in de EU hebben gevolgen voor de behartiging van met name de Koninkrijksaangelegenheden. Zij hebben geleid tot een bezinning van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland op de relatie van de Caraïbische landen van het Koninkrijk tot de EU.

De Unie kent verschillende modaliteiten voor betrekkingen met de gebieden en landen die constitutioneel verbonden zijn met de lidstaten. Een door de drie landen van het Koninkrijk ingestelde commissie (Commissie EU, onder voorzitterschap van de heer Van Beuge) heeft op 7 juli 2004 aan de drie landen en de Rijksministerraad een rapport gepresenteerd met een inventarisatie van de consequenties van alle verschillende mogelijke relaties tussen de Nederlandse Antillen en Aruba en de EU. Dit rapport vormt een belangrijke inbreng voor de verdere dialoog over de toekomst van deze verhouding. Besluitvorming hierover vindt plaats in de drie landen van het Koninkrijk en in het Koninkrijk als geheel.

In de laatste IGC is besloten dat het eventueel verlenen van de ultraperifere status aan de Nederlandse Antillen en Aruba kan worden gerealiseerd via een lichtere procedure dan formele Verdragswijziging, namelijk door een unaniem besluit van de Europese Raad op verzoek het Koninkrijk en na advies van de Europese Commissie.

6.3 Raad Economische en Financiële zaken

Vergaderdata

5 juli 2004Eurogroep in Brussel
5 juli 2004Ecofin Raad in Brussel
16 juli 2004Ecofin Raad (begroting) in Brussel
10–11 september 2004Informele Ecofin Raad in Scheveningen
20 oktober 2004Eurogroep in Luxemburg
21 oktober 2004Ecofin Raad in Luxemburg
15 november 2004Eurogroep in Brussel
16 november 2004Ecofin Raad in Brussel
25 november 2004Ecofin Raad (begroting) in Brussel
6 december 2004Eurogroep in Brussel
7 december 2004Ecofin Raad in Brussel
17 januari 2005Eurogroep in Brussel
18 januari 2005Ecofin Raad in Brussel
14 februari 2005Eurogroep in Brussel
15 februari 2005Ecofin Raad in Brussel
7 maart 2005Eurogroep in Brussel
8 maart 2005Ecofin Raad in Brussel
11 april 2005Eurogroep in Brussel
12 april 2005Ecofin Raad in Brussel
6 juni 2005Eurogroep in Luxemburg
7 juni 2005Ecofin Raad in Luxemburg

6.3.1 Ecofin Raad

Eurogroep

Gewoonlijk komen de twaalf lidstaten die de euro hebben ingevoerd als Eurogroep bijeen op de avond voorafgaand aan de Ecofin Raad. De vaste agendapunten van de Eurogroep waren:

– de economische situatie in de eurozone;

– budgettaire ontwikkelingen en vooruitzichten in de eurozone.

De begrotingssituatie in de lidstaten speelde tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen, net als in 2002–2003, een prominente rol in de discussies in de Eurogroep.

Stand van zaken

Tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen heeft de Ecofin Raad zich geconcentreerd op de volgende thema's:

• Versterking van economische groei;

• IGC;

• Economische beleidscoördinatie;

• Lissabon-agenda;

• Buitensporig-tekortprocedure;

• Integratie van financiële markten;

• Belastingen;

• Uitbreiding van de EU.

Versterking van economische groei (Europees Groei-initiatief)

In de conclusies van de Europese Raad van 16 en 17 oktober 2003 werd het belang onderstreept van investeringen in infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling ter stimulering van de economische groei in de Unie.

In navolging daarvan lanceerde de Europese Commissie het Europese «Groei-initiatief»: een actieplan om investeringen in netwerken en kennis in de EU een impuls te geven en daarmee bij te dragen aan de economische groei in de Unie. Het actieplan sloot aan op eerdere voorstellen van de Commissie van oktober voor het versnellen van investeringen in 29 prioritaire Trans-Europese vervoernetwerken. Daarnaast omvat het voorstellen voor investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het Groei-initiatief zou op deze wijze de bredere agenda van structurele hervormingen van de Lissabonstrategie moeten versterken. Het voorstel van de Commissie bevat onder meer een lijst van projecten die binnen redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd, het zogenaamde «quick start programme». Deze lijst is besproken en goedgekeurd tijdens de Europese Raad van december 2003.

De Commissie heeft verder voorstellen gedaan voor de wijze waarop projecten kunnen worden gefinancierd. Naast 50 miljard euro aan leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) voor transeuropese vervoernetwerken (zogenaamde transport-TENs) en 40 miljard euro voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling, is voorgesteld om enkele bestaande EIB-instrumenten uit te breiden. Het gaat hierbij om de zogenaamde Structured Finance Facility (SFF), die extra risicovolle activiteiten financiert bij de TENs en bij onderzoek en ontwikkeling, alsmede het Europees Investeringsfonds. Dit verstrekt onder meer risicokapitaal in geval van innovatieve voorstellen van het Midden- en Kleinbedrijf. Daarbij is als voorwaarde gesteld dat deze voorstellen de timing van de komende kapitaalverhoging van de EIB (2008) en de financiële soliditeit van de EIB niet zullen aantasten.

De Europese Voorjaarsraad heeft in maart 2004 conclusies aangenomen over het Europese Groei-initiatief. Hij heeft de lidstaten opgeroepen om bij het opstellen van de nationale begroting voor 2005 financiële ruimte vrij te maken voor initiatieven die kunnen bijdragen aan de tenuitvoerlegging van het Europese Groei-initiatief.

Economische Beleidscoördinatie

Hoewel de Europese economie in 2004 voorzichtig herstel vertoonde, kampten veel lidstaten in 2003–2004 nog met de nasleep van de economische stagnatie. Hierdoor werden noodzakelijke hervormingen uitgesteld of slechts gedeeltelijk doorgevoerd. Ook zagen veel lidstaten hun begrotingstekorten oplopen en bevond een tiental lidstaten zich medio juni 2004 in een buitensporig-tekortprocedure1.

Gelet op de toenemende verwevenheid van de economieën van de Europese Unie, en de zorgelijke begrotingssituatie van sommige lidstaten, wordt het belang van economische beleidscoördinatie in de Unie steeds weer bevestigd.

In 2003 is een initiatief genomen om het huidige coördinatieraamwerk van het economische beleid beter te stroomlijnen. Daartoe heeft de Unie voor het eerst een samenhangend pakket richtsnoeren aangenomen voor de sturing van het economisch beleid van de Unie als geheel en van de lidstaten afzonderlijk voor de periode 2003–2005. Dit pakket geldt voor drie jaar en bestaat uit:

– de «Globale richtsnoeren voor het economisch beleid» (GREB) voor de Unie en de afzonderlijke lidstaten;

– de «Werkgelegenheidsrichtsnoeren» en de jaarlijkse «werkgelegenheidsaanbevelingen» aan de lidstaten;

– de «Interne Markt Strategie» met aanbevelingen aan de lidstaten voor de harmonisatie van de interne markt voor producten en diensten.

Door meer nadruk te leggen op het middellange-termijnkarakter van de richtsnoeren verschuift de focus van het formuleren van richtsnoeren naar de uitvoering ervan, conform de wens van de Nederlandse regering. Op basis van het Key Issues Paper van de Ecofin Raad zijn de GREB voor 2004 bijgesteld. Gezocht is naar een strakkere aansluiting van de drie prioriteiten, die de Raad in juni 2003 heeft vastgesteld bij het aannemen van de GREB, bij het «Key Issues Paper»: bevordering van economische groei, flexibilisering van arbeidsmarkten, en het verzekeren van houdbare overheidsfinanciën.

De update van de GREB voor 2004 is kort. Grootste verandering ten opzichte van de GREB 2003 is de invoeging van de nieuwe lidstaten in het raamwerk van economische beleidscoördinatie van de Unie. Daarnaast is aan Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Italië, Griekenland en Portugal een aanvullende budgettaire aanbeveling gedaan.

Van de mechanismen voor economische beleidscoördinatie stond het afgelopen jaar, evenals in 2002–2003, het afgelopen jaar het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) in de schijnwerpers. Een toenemend aantal lidstaten heeft problemen met de doelstelling van het SGP om op middellange termijn naar evenwicht of overschot op de begroting te streven. Dit overschrijden van de 3% tekortnorm heeft ertoe geleid dat de Commissie tegen een toenemend aantal lidstaten in de loop van 2004 een buitensporig-tekortprocedure is gestart.

Buitensporig-tekortprocedure

Inleiding

Het Verdrag schrijft voor dat lidstaten buitensporige tekorten op hun begrotingen (3% van hun Bruto Binnenlands Product (BBP) of meer) dienen te vermijden. Wanneer zij hier niet in slagen, treedt de buitensporig-tekortprocedure in werking. Deze voorziet erin dat de Commissie aan de hand van een rapport en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité (ambtelijk voorportaal van de Ecofin Raad) het vermeende buitensporige tekort vaststelt. Vervolgens beveelt de Commissie de Raad (Ecofin) aan de bevindingen van de Commissie over te nemen. De Raad moet op basis daarvan het bestaan van een buitensporig tekort vaststellen en de in overtreding zijnde lidstaat manen zijn tekort binnen een bepaalde tijd onder de maximum referentiewaarde te brengen. Mocht betrokken lidstaat dit verzuimen, dan kan dat uiteindelijk leiden tot het opleggen van een boete aan die lidstaat van maximaal 0,5% BBP.

Verdere verslapping budgettaire discipline

Tijdens het Italiaanse en Ierse voorzitterschap zijn de afspraken over de begrotingsregels, zoals vastgelegd in het Verdrag en het Stabiliteits- en Groeipact, verder onder druk komen te staan. Dit naar aanleiding van de budgettaire problemen in een toenemend aantal lidstaten. In de Raad van 25 november 2003 stond de buitensporig-tekortprocedure tegen Duitsland en Frankrijk centraal. Bij beide lidstaten werd een buitensporig tekort over 2002 vastgesteld. Daarop kregen zij in respectievelijk januari en mei 2003 van de Commissie aanbevelingen (conform artikel 104 lid 7) om het tekort uiterlijk in 2004 weg te werken1. Toen in de loop van 2003 bleek dat zowel Frankrijk als Duitsland daar niet in zouden slagen heeft de Commissie nieuwe aanbevelingen (conform artikel 104, lid 8 en 9) gedaan, zoals het Verdrag en het Pact voorschrijven. Op de Raad van 4 november 2003 werd duidelijk dat de steun voor een objectieve beoordeling van de Franse begrotingssituatie gering was. Duitsland, Portugal en ook Italië zagen zich zelf met budgettaire problemen geconfronteerd. Daarnaast achtten sommige kleine lidstaten een geëxponeerde opstelling tegen Frankrijk niet wenselijk. Enkele lidstaten vonden de Commissie-aanbevelingen te streng en hebben zelfs gepleit voor alternatieven die het Pact grotere schade zouden toebrengen.

Nederland heeft telkens gepleit voor een strikte naleving van de Europese begrotingsregels. In aanloop naar de Ecofin van 25 november 2003 kreeg Nederland actief steun van Oostenrijk, Zweden, Finland, Spanje en Denemarken. Ook Ierland was kritisch. Portugal en Griekenland namen een tussenpositie in en de overige lidstaten steunden Frankrijk en Duitsland.

Ecofin Raad 25 november 2003

Op 25 november 2003 sprak de Raad over de inhoud van nieuwe aanbevelingen aan Frankrijk en Duitsland over de te volgen procedure. De Commissie oordeelde dat beide lidstaten niet hadden voldaan aan eerdere aanbevelingen (volgens artikel 104 lid 7 VEG) en legde de Raad nieuwe aanbevelingen voor. Deze hielden in dat de Raad zou vaststellen dat beide lidstaten niet hadden voldaan aan eerdere aanbevelingen en dat hij zou besluiten tot nieuwe aanbevelingen. Voor zowel Frankrijk als Duitsland waren de aanbevelingen vergelijkbaar. Beide lidstaten dienden aanzienlijke maatregelen te treffen die ertoe moesten leiden dat hun tekorten uiterlijk in 2005 onder de 3% zouden worden gebracht2. Duitsland verzette zich fel tegen nieuwe aanbevelingen en de dreiging van sancties. Het wilde niet dat de Raad besluiten zou nemen over nieuwe aanbevelingen; het wilde zelfs na het besluit onder artikel 104, lid 8 terugkeren in de procedure naar de aanbevelingen onder artikel 104, lid 7. Frankrijk was bereid de procedure uit het Verdrag te volgen, maar gaf aan de Duitse standpunten te steunen.

De Raad kon het vervolgens niet eens worden over de vraag of hij een besluit zou moeten nemen over de aanbevelingen van de Commissie. Sommige lidstaten meenden dat het Verdrag terzake een grote mate van vrijheid laat aan de Raad. Nederland, gesteund door enkele andere lidstaten, verzette zich hiertegen. Het Italiaanse voorzitterschap gaf uiteindelijk aan geen besluiten te willen nemen over de aanbevelingen van de Commissie, omdat daar geen gekwalificeerde meerderheid voor zou zijn. In plaats daarvan zou worden gewerkt met (niet-bindende) Raadsconclusies. De Commissie betoogde daarop dat een dergelijke besluitvorming in strijd is met het Verdrag en het Pact. Uiteindelijk verzetten Nederland, Spanje, Oostenrijk en Finland zich tegen de Raadsconclusies. Hiermee werd net geen blokkerende minderheid gehaald.

Bij een stemming over de aanbevelingen van de Commissie werd twee maal een meerderheid van lidstaten vóór de aanbevelingen gevonden, maar in beide gevallen niet genoeg voor een gekwalificeerde meerderheid3. Tegen de Raadsconclusies stemden uiteindelijk Nederland, Spanje, Oostenrijk en Finland. Dit was net niet genoeg voor een blokkerende minderheid.

In de Raadsconclusies roept de Raad Duitsland en Frankrijk op in 2004 respectievelijk een 0,6%-punt en 0,8%-punt structurele tekortreductie te realiseren, conform hun reeds voorgenomen plannen, en er voor te zorgen dat het tekort in 2005 weer onder de 3% teruggebracht wordt. De buitensporig-tekortprocedure is opgeschort, waarbij de Raad aan heeft gegeven klaar te staan alsnog aanbevelingen onder artikel 104, lid 9 VEG aan te nemen als Duitsland en/of Frankrijk zich niet aan de geschetste tekortreductie houden.

Nederland ondersteunde de verklaringen van de Commissie en de Europese Centrale Bank die aan de conclusies van de Ecofin Raad worden gehecht. Daarin wordt gesteld dat de Raad de letter en geest van het Verdrag en het Pact niet gevolgd heeft. De Commissie gaf hierin ook aan de implicaties van het besluit van de Raad te onderzoeken.

Gevolgen

Nederland heeft het besluit van de Raad van 25 november 2003 betreurd. Het is een ernstige zaak dat het Verdrag en het Pact wat betreft de inhoud en de procedure naar letter en de geest is geschonden. Het gevaar dreigt dat dit een nieuwe periode van verslapping van de budgettaire discipline in Europa inluidt. Ook naar de toetredende lidstaten was dit geen goed signaal.

De Commissie heeft op 28 januari 2004 beroep aangetekend bij het Europese Hof van Justitie tegen de besluiten van de Ecofin Raad van 25 november 2003 over het SGP en (het opschorten van) de buitensporig-tekortprocedure tegen Frankrijk en Duitsland. Na behandeling van het beroep van de Commissie op 28 april 2004, heeft het Hof op 13 juli 2004 arrest gewezen. Het arrest bevatte grofweg twee elementen:

– Het Hof heeft de Commissie niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek de besluiten van de Raad van 25 november 2003 om niet de formele maatregelen vast te stellen als bedoeld in de aanbevelingen uit hoofde van artikel 104, lid 8 en 9, EG, te vernietigen;

– Het Hof heeft de conclusies van de Raad op 25 november 2003 vernietigd, voor zover deze betrekking hebben op de opschorting van de buitensporig-tekortprocedure tegen FRA en DUI en voor zover ze de eerdere aanbevelingen van de Raad op basis van artikel 104, lid 7 EG hebben gewijzigd.

Het arrest van het Hof vormt het uitgangspunt voor verdere besprekingen over het SGP in de Ecofin Raad.

Integratie van financiële markten

De Raad heeft in 2000 het «Actieplan Financiële Diensten» aangenomen. Het bevat een pakket van 43 maatregelen dat moet leiden tot geïntegreerde financiële markten in 2005. Tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen is voortgang geboekt bij de voltooiing van dit plan. In haar tiende voortgangsrapportage (juni 2004) uitte de Commissie zich positief over de ontwikkelingen. Over vrijwel alle actieplanmaatregelen is inmiddels overeenstemming bereikt in de Raad.

In 2003–2004 heeft de Raad overeenstemming bereikt over richtlijnen voor beleggingsdiensten, transparantievereisten voor beursgenoteerde ondernemingen, en de uitbreiding van het Lamfalussy-systeem naar de banken- en verzekeringssector en de overnamerichtlijn.

Belastingen

De Commissie heeft in juli 2003 een voorstel voor een algemene herziening van de verlaagde BTW-tarieven ingediend. Uitvoerige besprekingen in de Raad onder Italiaans voorzitterschap hebben geen akkoord opgeleverd. De Commissie heeft in februari 2004 een document verspreid over de verlaagde BTW-tarieven, waarin zij tot de volgende conclusies kwam:

• de BTW-tarieven hoeven niet verder te worden geharmoniseerd, maar een behoorlijke werking van de interne markt vereist een zekere mate van gemeenschappelijkheid;

• bij tariefverlaging moet de lidstaten meer autonomie worden gegeven, zonder evenwel de interne markt te verstoren;

• het ziet er niet naar uit dat de specifieke uitzonderingen voor sommige lidstaten worden gewijzigd; een soortgelijke aanpak voor de tien nieuwe lidstaten stuit echter op moeilijkheden. Daarom moet er een oplossing worden gevonden waarbij alle lidstaten op gelijke voet worden behandeld.

Na consultaties over de vraag of voortgang op dit dossier mogelijk was, heeft het Ierse voorzitterschap geconstateerd dat er twee grote problemen bestaan:

• lidstaten die in bepaalde sectoren verlaagde tarieven wensen in te voeren;

• tien nieuwe lidstaten die hun tijdelijk verlaagde BTW-tarieven wensen te handhaven.

Het voorzitterschap stelde daarop dat er globaal genomen twee mogelijkheden zijn:

• een akkoord over de opname van nieuwe goederen en/of diensten; of

• de Raad verzoekt de Commissie een regeling voor te stellen waarbij lidstaten, op voorstel van de Commissie, aan de Raad toestemming kunnen vragen om verlaagde tarieven in te voeren.

Een ruime meerderheid van lidstaten (20 van de 25) is voor de laatste oplossing; vijf lidstaten zijn tegen. Het Ierse voorzitterschap concludeerde daarop dat zij de enige realistische uitweg uit de huidige impasse biedt.

Uitbreiding van de EU en deelname aan ERM-II

Op 1 mei 2004 zijn tien nieuwe lidstaten toegetreden tot de EU. Vanaf die datum neemt elke nieuwe lidstaat deel aan de EMU als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 122 van het EG-Verdrag. Dit betekent dat invoering van de euro op termijn verplicht is indien aan de convergentiecriteria van Maastricht is voldaan. Eén van deze criteria schrijft voor dat een lidstaat gedurende ten minste twee jaar succesvol moet deelnemen aan het ERM-II, het wisselkoersmechanisme van de EU. Binnen het ERM-II wordt de nationale valuta van een lidstaat gekoppeld aan de euro en mag de valuta slechts binnen een bandbreedte van +/– 15% rondom deze koppeling fluctueren. Als de munt de bandbreedte bereikt zal de ECB in principe automatisch en onbeperkt interveniëren om de wisselkoers te verdedigen en te voorkomen dat de bandbreedte wordt doorbroken, tenzij het primaire doel van prijsstabiliteit in de lidstaat of het eurogebied in gevaar komt.

Om de euro te kunnen invoeren moet een lidstaat niet alleen deelnemen aan ERM-II, maar dient te worden voldaan aan de convergentiecriteria uit het Verdrag waaronder het wisselkoerscriterium. Dit criterium behelst dat de wisselkoers gedurende tenminste twee jaar dichtbij pariteit moet zijn gebleven. In de «terms of reference» van april 2003 heeft de Ecofin hierbij wel aangetekend dat appreciaties van meer dan 2,25% «meegenomen zullen worden, in lijn met het verleden». Achtergrond hiervan is dat ERM-II nominale en reële convergentie moet helpen bevorderen. Deze convergentie kan gepaard gaan met een nominale appreciatie van de wisselkoers.

Slovenië, Estland en Litouwen zijn inmiddels toegetreden tot ERM-II. In de Eurogroep is hierover reeds gesproken waarbij werd gerefereerd aan de in december 2003 gepubliceerde beleidspositie van de ECB over toetreding van nieuwe lidstaten tot ERM-II. Hierin wordt bevestigd dat net als in het verleden, ERM-II aanvragen van geval tot geval zullen worden behandeld waarbij het principe van gelijke behandeling geldt. De ECB stelt verder dat op het moment van ERM-II deelname specifieke aanbevelingen aan de lidstaat kunnen worden meegegeven. Ook wordt benadrukt dat het voor een succesvolle deelname noodzakelijk is dat grote beleidsaanpassingen, bijvoorbeeld inzake prijsliberalisatie en budgettair beleid, zijn doorgevoerd en dat het macro-economische beleid verenigbaar moet zijn met ERM-II.

Beleid in voorbereiding

Administratieve lasten

De vier opeenvolgende voorzitters van de Ecofin Raad (Ierland, Nederland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk) hebben in een gezamenlijke brief («joint initiative on regulatory reform») vermindering van administratieve lasten bepleit. Commissievoorzitter Prodi heeft hier in een brief namens de Commissie bijzonder positief op gereageerd. Het onderwerp administratieve lasten heeft prioriteit tijdens het Nederlands voorzitterschap en zal tijdens de Europese Raad van november 2004 worden geagendeerd. In de conclusies zullen drie centrale thema's terug moeten komen, te weten kwantificering van administratieve lasten in de EU (indicatoren), verbetering van «impact assessment» voor nieuwe regelgeving en vereenvoudiging van de bestaande regelgeving. De Commissie zal hiertoe – samen met de Ecofin Raad en de Raad voor het Concurrentievermogen voorstellen doen. Het Nederlandse voorzitterschap zet hierbij onder meer in op een methodologie voor het meten van de aministratieve lasten in de EU en op een meer op administratieve lastenvermindering toegespitste follow-up van het lopende EU-actieplan voor betere regelgeving .

Financiële Perspectieven

Tijdens het Ierse voorzitterschap zijn de besprekingen gestart over de nieuwe meerjarenbegroting van de EU. Onder het Nederlands voorzitterschap worden deze besprekingen voortgezet. Zie ook hoofdstuk 4.

Bestrijding terrorisme

Het Nederlands voorzitterschap zal streven naar verdere maatregelen ter bestrijding van de financiering van terrorisme. Het actieplan van EU-terrorismecoördinator, de Nederlander Gijs de Vries, dat is aangenomen door de Europese Raad van juni 2004, vormt hiervoor een goede basis. Nederland ondersteunt de daarin genoemde maatregelen. Een aantal heeft prioriteit voor het NL voorzitterschap:

• een politiek akkoord over de derde richtlijn «witwassen», die ook toeziet op de bestrijding van financiering van terrorisme;

• een politiek akkoord over de verordening die maatregelen inhoudt die verplichten tot het opnemen van afzender-informatie bij girale betalingen;

• spoedige totstandkoming van maatregelen voor het grensoverschrijdend verkeer van contante geldstromen;

• het starten van een discussie in Europees verband over de transparantie en regulering van zogenaamde non-profit organisaties;

• het bezien van de effectiviteit van het Europese systeem voor de bevriezing van tegoeden.

Integratie van financiële markten

De Raad zal zich blijven inspannen de maatregelen die aangekondigd zijn in het Actieplan Financiële Diensten voor de gestelde deadline van 2005 aan te nemen. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal de aandacht vooral gericht zijn op het bereiken van een politiek akkoord over de achtste Vennootschapsrichtlijn (toezicht op en registratie van accountants). Hiermee wordt beoogd het bestaande registratiesysteem voor accountants te moderniseren en toezicht te introduceren. De richtlijn kan worden gezien als het Europese antwoord op de Sarbanes-Oxley Act van de Verenigde Staten. Voorts zullen de «Legal Payments Framework»-richtlijn en de derde richtlijn witwassen worden behandeld. Tenslotte wordt gestreefd naar een politiek akkoord over de richtlijn inzake minimum kapitaalvereisten (Bazel-II akkoord).

Belastingbeleid van de EU

Op het gebied van directe belastingen moeten eventueel openstaande punten bij de richtlijn spaartegoeden worden opgelost. Voorts staat wijziging van de fusierichtlijn op de agenda (lopend dossier). Deze wijziging is er op gericht fiscaal de mogelijkheden te verbeteren voor grensoverschrijdende fusies en splitsingen van ondernemingen. Op het gebied van de indirecte belastingen zal worden gewerkt aan het richtlijnvoorstel voor één BTW-loket en een voorstel voor een algemene anti-misbruikbepaling in de Zesde BTW-richtlijn. Daarnaast zal het dossier verlaagde BTW-tarieven opnieuw op de agenda staan.

Referenties

http://www.minfin.nl (Ministerie van Financiën)

http://www.dnb.nl (De Nederlandsche Bank)

http://www.europe.eu.int/comm/index (Europese Commissie)

6.3.2 De begrotingsraad

(Zie ook hoofdstuk 4: de financiën van de Unie)

De begroting voor 2005 komt tot stand onder de verantwoordelijkheid van het Nederlandse Voorzitterschap. Op basis van de afspraken gemaakt tijdens de Europese Raad van Sevilla heeft Nederland al tijdens de eerste helft van 2004, onder Iers voorzitterschap, de ambtelijke voorbereiding voor de begroting 2005 voor zijn rekening genomen.

De behandeling van de EU-begroting voor 2005 verloopt volgens het volgende stramien:

– presentatie van het voorontwerp van de begroting van de Commissie tijdens de reguliere Ecofin van mei 2004;

– eerste lezing van het voorontwerp van de begroting tijdens de Ecofin Raad (begroting) van 16 juli 2004. Vaststelling ontwerpbegroting door de Raad;

– eerste lezing ontwerpbegroting door het Europees Parlement in plenaire zitting van oktober 2004;

– tweede lezing van de ontwerpbegroting zoals geamendeerd door het Europees Parlement op 25 november 2004;

– tweede lezing van de ontwerpbegroting door het Europees Parlement in december 2004 en de vaststelling van de begroting 2005.

In 2005 verloopt de voorbereiding van de begroting voor 2006 – de laatste onder de huidige FP's – langs dezelfde lijnen.

Op 16 juli kwam de Raad (begroting) bijeen ter bespreking van de ontwerpbegroting voor 2005. Voorafgaand aan de eerste lezing van de begroting door de Raad is traditiegetrouw een delegatie van de begrotingscommissie van het Europees Parlement ontvangen. Deze conciliatiebijeenkomst is bedoeld om mogelijke geschilpunten tussen Raad en Europees Parlement op te lossen. Daar deze delegatie niet te zeer vooruit wenste te lopen op de onderhandelingsinzet van het inkomende Europees Parlement, beperkte de inhoudelijke discussie over de begroting 2005 zich vooral tot het uitwisselen van wederzijdse standpunten. Het ging hierbij om de landbouwuitgaven, de internationale visserijakkoorden, het externe beleid – waaronder de middelen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en de inzet van het flexibiliteitsinstrument1 – de administratieve uitgaven en de betalingskredieten.

Raad en Europees Parlement kwamen overeen de Commissie op te roepen de financiële programmering bij het interne en externe beleid te verbeteren en voor 2006 ook rekening te houden met de middelen voor Irak. Tevens werd afgesproken dat Europees Parlement, Raad en Commissie tijdens de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven wederzijds informatie uit zullen wisselen.

Als gevolg van de eerste lezing van de Raad bedragen de totale vastleggingskredieten voor 2005 116 miljard euro, een stijging van 4,1% ten opzichte van 2004. De betalingskredieten bedragen in het compromisvoorstel 105,2 miljard euro. Dit is een stijging van 5,4% ten opzichte van 2004 in plaats van door de Commissie voorgestelde 9,8%. De totale marges onder de FP's zijn voor 2005 vastgesteld op 3,6 miljard aan vastleggingskredieten en 9 miljard aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 0,99% van het EU-BNI. In de Ecofin Raad meende een ruime meerderheid dat met een stijgingspercentage van 5,4 (in 2004 2,3%) de betalingen als gevolg van de uitbreiding en het wegwerken van de betalingsachterstanden gefinancierd kunnen worden. Mochten onder Categorie 1a (landbouw), 2 (structuurbeleid) of 7 (pre-accessie) additionele kredieten nodig zijn, dan kan de Commissie een aanvullende begroting hiervoor indienen. Een verklaring van die strekking is onderdeel van de Raadsconclusies.

6.4 Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Vergaderdata

19 juli 2004JBZ-Raad in Brussel
30 september–1 oktober 2004Informele JBZ-Raad in Den Haag
25–26 oktober 2004JBZ-Raad in Luxemburg
2–3 december 2004JBZ-Raad in Brussel
24 februari 2005JBZ-Raad in Brussel
14 april 2005JBZ-Raad in Luxemburg
2–3 juni 2005JBZ-Raad in Luxemburg

6.4.1 Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie

Stand van zaken

Asiel en migratie

De minimumnormen voor de vluchtelingenstatus zijn onder Iers voorzitterschap afgerond. Er is een politiek akkoord bereikt over minimumnormen voor asielprocedures onder het Ierse voorzitterschap. Daarmee is voldaan aan de termijn die in het Verdrag van Amsterdam stond voor de eerste fase van een gemeenschappelijk asielbeleid. Door het moeizame verloop van de onderhandelingen is een lager harmonisatieniveau bereikt dan Nederland had gewenst. De tijdige afronding stelt de EU wel in staat om stappen op een inhoudelijk en procedureel hoger niveau van harmonisatie te nemen in de tweede fase van het gemeenschappelijk asielbeleid. Sinds mei 2004 heeft besluitvorming terzake plaats met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en met een volwaardige rol voor het Europees Parlement. Daarnaast heeft de Raad overeenstemming bereikt over asiel- en migratiedossiers, zoals het verblijf van slachtoffers van mensenhandel en -smokkel (eind 2003) en het verblijf van studenten afkomstig uit derde landen (begin 2004).

Grenzen

Betere samenwerking bij grensbewaking krijgt gestalte in een Agentschap voor het Beheer van de Buitengrenzen. In november 2003 is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de mandaat van het agentschap. Dit moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten bij het beheer van de buitengrenzen ondersteunen. Het agentschap zal daarin een coördinerende taak hebben, technische ondersteuning en adviezen geven, en risico-analyses uitvoeren. Hiermee is een belangrijke eerste stap gezet naar een meer Europese aanpak.

Onder Italiaans voorzitterschap is overeenstemming bereikt over maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie via de zeegrenzen van de lidstaten van de EU. Begin 2004 is door de Raad besloten het Visa Informatiesysteem (VIS) te ontwikkelen. Het VIS is gericht op tegengaan van fraude met visa, verbeteren van controle aan de grens van visumhouders en hulp bij de identificatie van vreemdelingen zonder documentatie. Tevens is op het gebied van grenscontrole overeenstemming bereikt over een richtlijn voor de uitwisseling van gegevens van passagiers uit derde landen en over de invoering van biometrische kenmerken (vingerafdrukken en gezichtsherkenning) in visa en verblijfsvergunningen.

Terugkeer

Het terug- en overnamebeleid is een cruciaal deel van de strijd tegen illegale immigratie. De Unie sluit daartoe terug- en overnameovereenkomsten (T&O's) met andere landen. In 2003 zijn de eerste T&O's met Sri Lanka en Hong Kong in werking getreden. Voorts is in 2004 de EG-overeenkomst met Macau afgesloten. Daarnaast zijn in november 2003 de onderhandelingen over een T&O met Albanië afgerond. Met andere landen is de Commissie begonnen met onderhandelingen of heeft zij een mandaat gekregen om dat te doen (Algerije, China, Marokko, Oekraïne, Pakistan, Rusland en Turkije). Nederland onderschrijft het belang van het afsluiten van terug- en overnameovereenkomsten.

Onder Italiaans voorzitterschap is politieke overeenstemming bereikt over financiële lastenverdeling bij wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten. Op basis van de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten worden kosten van verwijdering in rekening gebracht bij de lidstaat die het terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Daarnaast is tijdens het Ierse voorzitterschap overeenstemming bereikt over het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de terugkeer van illegale onderdanen van derde landen. Nederland acht een Europees terugkeerbeleid een belangrijk onderdeel van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid.

Financiering van beleid

De EU heeft een serie programma's gelanceerd ter bevordering van samenwerking op het gebied van asielbeleid, migratie, buitengrenzen en integratie. Deze programma's moeten de solidariteit bij het beheer van de migratiestromen vergroten. Het zogeheten ARGO-programma, dat de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 bestrijkt, richt zich op administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asielbeleid en immigratie. Om de problematiek van de integratie van migranten (anders dan vluchtelingen) in de Unie aan te pakken is een nieuw begrotingsartikel ingevoerd voor de financiering van proefprojecten in 2003 en 2004. Voor samenwerkingsprojecten met derde landen is onder de budgetlijn «AENEAS» in de komende vijf jaar 250 miljoen euro beschikbaar.

Tevens is besloten tot een tweede fase van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 (EVF II) om de opvang van vluchtelingen en ontheemden aan te moedigen. Ook steunt het integratie van toegelaten vluchtelingen en de vrijwillige terugkeer van personen die geen bescherming meer nodig hebben. De financiering voor de periode 2005–2006 (in totaal 114 miljoen euro) wordt ingepast in de lopende financiële perspectieven.

Beleid in voorbereiding

Asiel en migratie

In het kader van de door «Tampere» voorziene tweede fase van het asielbeleid zal de Commissie in juli 2004 met een mededeling komen over een uniforme asielprocedure. Daarin wordt eenzelfde status bepleit voor vluchtelingen en personen die anderszins bescherming behoeven («subsidiaire bescherming»). Dit sluit aan bij de Nederlandse wensen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk asielstelsel. Op het gebied van legale migratie zal de Raad verder onderhandelen over het verblijf voor wetenschappelijk onderzoek van onderdanen uit derde landen. Voorts zal de Commissie in het najaar van 2004 een groenboek presenteren over de toelating van arbeidsmigranten. Ook zal in de Raad de relatie tussen legale en illegale immigratie worden besproken waarover de Commissie in juni 2004 een mededeling heeft gepresenteerd.

Grenzen

Het Agentschap voor het Beheer van de Buitengrenzen dient per 1 januari 2005 operationeel te zijn. Het is belangrijk dat men zo snel mogelijk aan de slag kan gaan met het takenpakket dat de Europese Raad heeft gegeven. Op lange termijn zal de vraag aan de orde komen of de rol, taken en bevoegdheden van het Agentschap moeten worden uitgebreid om de bewaking van buitengrenzen nog meer tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te maken. Daarnaast zal de invoering van het Visa Informatiesysteem (VIS), voorzien voor medio 2007, een belangrijke stap zijn om bestrijding van illegale immigratie naar een hoger en uniform niveau van Europese samenwerking te tillen. Een bijdrage daartoe wordt ook verwacht van afspraken over het stempelen van reisdocumenten van onderdanen van derde landen, over het lokaal grensverkeer aan de buitengrenzen van de Unie, en over een gemeenschappelijk Handboek inzake de controle van buitengrenzen. Tevens moet de Raad een besluit nemen over de invoering van biometrische kenmerken in paspoorten van burgers van de EU. Nederland juicht al deze maatregelen toe.

Terugkeer

De ontwikkeling van een Europees terugkeerbeleid vormt voor Nederland een integraal onderdeel van de bestrijding van illegale immigratie. De Commissie zal eind 2004 met een voorstel komen voor een richtlijn met minimumnormen voor terugkeerbeleid. Daarnaast zal men een mededeling presenteren over de versterking van het Europees terug- en overnamebeleid. Op basis van een evaluatie van terug- en overname overeenkomsten zal de Raad bezien met welke andere landen onderhandelingen wenselijk worden geacht. Verder spreekt de Raad ook over gezamenlijke terugkeeroperaties (charters). Nederland ziet versterking van deze beleidspunten als één van de prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap.

Samenwerking met andere landen

De EU streeft naar toenemende samenwerking met derde landen om een goed beheer van de buitengrenzen en van migratiestromen te realiseren, inclusief de terug- en overname van illegale migranten door landen van oorsprong en doorreis. Daarnaast dient een hechte Europese en internationale samenwerking te leiden tot een betere bescherming van vluchtelingen en duurzame oplossingen. Wil de Unie slagvaardig en coherent te werk gaan, dan is het van belang dat asielbeleid en migratie beter worden geïntegreerd in het externe beleid van de Unie.

Het Nederlands voorzitterschap zal zich ervoor inzetten dat de Raad conclusies vaststelt naar aanleiding van een Commissiemededeling van juni 2004 over een beter gereguleerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en over versterking van de bescherming van vluchtelingen in de regio van herkomst. Samenwerking met landen van eerste opvang èn met UNHCR zal daarbij cruciaal zijn. Deze kwestie, evenals externe aspecten van het terugkeerbeleid, en de relatie tussen legale en illegale immigratie zullen tijdens het Nederlands voorzitterschap in de High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG) en het Strategische Comité inzake immigratie, grenzen en asiel besproken worden.

Integratie

Een integrale aanpak van asiel- en migratiebeleid binnen de EU vereist dat daarbij alle fasen van de migratieketen volledig worden betrokken. Dit is conform de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003 en het eerste jaarrapport van de Commissie over migratie en integratie dat in juli 2004 is uitgebracht. De Commissie zal in 2005 het tweede jaarrapport publiceren gericht op de ontwikkeling van een integratiebeleid binnen EU-kader. Nederland wil afspraken maken over doel en basisbeginselen van dit beleid in de tweede helft van 2004.

Financiering van beleid

Onder Nederlands voorzitterschap zal nader vorm worden gegeven aan nieuwe instrumenten die de solidariteit bij het beheer van de migratiestromen vergroten. In dit verband heeft de Commissie voorgesteld in 2005 en 2006 voorbereidende maatregelen te financieren om het terugkeerbeleid te ondersteunen. Hiervoor is een bedrag van 30 miljoen euro uitgetrokken. Dit is bestemd voor specifieke gevallen die op gemeenschappelijke basis worden geselecteerd. Het is van belang dat samenhang en complementariteit met andere instrumenten wordt gewaarborgd. Nederland meent dat de inspanningen van de Gemeenschap aanvullend moeten zijn op de verantwoordelijkheden van de lidstaten.

6.4.2 Civielrechtelijke samenwerking

Stand van zaken

Op civielrechtelijk gebied is vooruitgang geboekt bij het tot stand brengen van een vrij verkeer van rechterlijke uitspraken. Er wordt gewerkt aan verbetering en versnelling van de erkenning van beslissingen door het afschaffen van de nu bestaande procedures van rechterlijke toetsing. In dit verband wordt verwezen naar het akkoord dat is bereikt over de wederzijdse erkenning bij ouderlijke verantwoordelijkheid, in het bijzonder het omgangsrecht voor kinderen, wanneer ouders na scheiding in verschillende landen wonen.

Tevens is de Europese Executoriale Titel (EET) voor niet-betwiste vorderingen in burgerlijke en handelszaken tot stand gekomen. Dit betekent dat de schuldeiser de rechter in het land, waar de beslissing is gegeven over de vordering, kan vragen een Europese Executoriale Titel af te geven. Hiermee kan de schuldeiser de uitspraak in elke andere lidstaat zonder tussenkomst van een rechter laten uitvoeren.

In het licht van de aanslagen in Madrid zijn de onderhandelingen afgerond over compensatie van slachtoffers van misdrijven, waaronder terrorisme. Overeenstemming werd bereikt over regels voor de toegang tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende gevallen. Geen afspraken zijn gemaakt over minimumnormen voor de hoogte van de compensatie. Overigens zijn lidstaten wel verplicht om voor 1 juni 2005 te voorzien in een billijk stelsel van schadeloosstelling. Nederland voldoet al aan dit vereiste.

Beleid in voorbereiding

Nederland zet de onderhandelingen over een Europese Betalingsbevelprocedure (EBB) voort. Doel van dit voorstel is een eenvormige procedure voor de incasso van onbetwiste vorderingen. Nederland ziet toegevoegde waarde van de EBB bij grensoverschrijdende gevallen. Dit dient in nauwe samenhang te worden gezien met een voorstel voor een eenvormige procedure voor vorderingen met een geringe geldswaarde («small claims» procedure), dat najaar 2004 wordt verwacht.

Voorts streeft Nederland naar een intensieve bespreking van een verordening inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (de «Rome II»-Verordening). Nederland geeft hieraan prioriteit, aangezien thans onduidelijkheid bestaat over de vraag welk recht van toepassing is op onrechtmatige daden met een grensoverschrijdend karakter. Deze onduidelijkheid leidt tot verschillen binnen de EU die de werking van de interne markt nadelig beïnvloeden.

De voortgaande civielrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten richt zich thans vooral op procesrechtelijke onderwerpen. De EET, het EBB en het te verwachten voorstel voor een «small claims» procedure zijn daarvan voorbeelden. De verschillen in rechtspraktijk tussen de lidstaten, waarbij onder meer gedacht moet worden aan taal, kosten van rechtstoegang en rechtsbijstand, wijze van betekening en procestermijnen, kunnen een goede werking van bovenstaande instrumenten in grensoverschrijdende gevallen belemmeren. Tijdens het voorzitterschap zal Nederland voor deze belemmeringen aandacht vragen tijdens een speciale conferentie over dit onderwerp.

6.4.3 Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Stand van zaken

Wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen

Tijdens de Europese Raad van Tampere (1999) is besloten dat de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen hoeksteen dient te vormen van de justitiële samenwerking. Sindsdien zijn enkele instrumenten van wederzijdse erkenning aangenomen. Tijdens het Iers voorzitterschap is overeenstemming bereikt over het voorstel tot wederzijdse erkenning van confiscatiebeslissingen conform de deadline in de Verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 over terrorismebestrijding. Het kaderbesluit regelt de tenuitvoerlegging door de ene lidstaat van een beslissing tot confiscatie in een andere lidstaat. Op 1 juni 2004 is de Overleveringswet, die voorziet in de implementatie van het eerste instrument van wederzijdse erkenning in Nederland, het Europees aanhoudingsbevel (EAB), in werking getreden. Hiermee worden vereenvoudigde en snellere overleveringsprocedures tussen de lidstaten ingevoerd. Vanwege de benodigde uitvoeringswetgeving in de lidstaten is het niet gelukt om het EAB per 1 januari 2004 voor de gehele EU in werking te laten treden zoals oorspronkelijk was voorzien. Nederland zal zich ervoor inspannen dat achtergebleven lidstaten spoedig overgaan tot implementatie.

Onderlinge aanpassing van wetgeving

Het EU-verdrag maakt de onderlinge aanpassing van strafbaarstelling en bestraffing op het gebied van georganiseerde criminaliteit, terrorisme, mensenhandel en illegale drugshandel mogelijk. Tijdens het Italiaans voorzitterschap is overeenstemming bereikt over de bestrijding van drugshandel. Resultaat is een gemeenschappelijke definitie van illegale drugshandel en de daaraan gekoppelde straffen. Ook heeft de Raad een verklaring aangenomen, waarin de lidstaten worden opgeroepen om maatregelen te nemen ter ontmoediging van drugstoerisme. Zij bevat geen bepalingen over opsporing en vervolging van delicten. Wel dient op termijn de strafmaat voor de teelt van grote hoeveelheden cannabis te worden verhoogd naar tenminste 5 jaar. Met de buurlanden wordt overlegd hoe de samenwerking beter te laten verlopen bij bestrijding van drugstoerisme.

Naar aanleiding van de olieramp met de «Prestige» voor de Spaanse kust wordt gesproken over de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen. Het gaat erom internationale lozingsvoorschriften in het gemeenschapsrecht op te nemen. Bij nader inzien zijn de strafrechtelijke bepalingen (harmonisatie straffen en geldboetes) uit deze richtlijn overgeheveld naar een separaat kaderbesluit. Nederland hecht als kust-, haven- en vlaggenstaat uiteraard sterk aan maatregelen die de maritieme veiligheid en het milieu bevorderen.

Operationele samenwerking

Er is goede voortgang gemaakt bij behandeling van het Nederlandsevoorstel ter bestrijding van het omvangrijke probleem van voertuigcriminaliteit. Het voorstel bevordert de samenwerking tussen autoriteiten (wetshandhavingsdiensten, Europol en voertuigregistratie autoriteiten) en private partijen. Belangrijk is dat gebruik wordt gemaakt van beschikbare informatie en bestaande opsporings- en registratiesystemen zoals het Schengen Informatiesysteem, Interpol en nationale voertuigregisters.

Thans vinden wederzijdse evaluaties plaats van nationale structuren gericht op bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit. In juni 2004 heeft de EU Antiterrorisme coördinator Gijs de Vries een interim-rapport gepresenteerd naar aanleiding van de evaluaties. Duidelijk is dat coördinatie in de lidstaten in de afgelopen jaren is verbeterd, maar dat de uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsdiensten enerzijds en inlichtingen- en veiligheidsdiensten anderzijds achter blijft. Daarbij is ook de rol van Europol onvoldoende. Op basis van de uitkomst van deze evaluaties zullen aan de Raad aanbevelingen worden gedaan.

Samenwerking met instellingen

Niet alleen in de samenwerking tussen lidstaten krijgt de criminaliteits- en terrorismebestrijding aandacht maar ook in de samenwerking met betrokken EU-instellingen: Europol, Eurojust en de Europese politieacademie (CEPOL). Deze hebben in de Verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 een duidelijke taak gekregen bij terrorismebestrijding. Dit heeft ertoe geleid dat binnen Europol een anti-terrrorisme task force wordt opgericht. Deze «task force» zal zich vooral richten op operationele analyses en dreigingsanalyses. Onder het Iers voorzitterschap is de samenwerkingsovereenkomst tussen Europol en Eurojust aangenomen. Deze beoogt de samenwerking tussen beide instellingen uit te breiden en te vereenvoudigen, met name bij de gegevensuitwisseling. De lidstaten hebben in 2003 een grotere bereidheid getoond om zaken aan Eurojust toe te vertrouwen: het aantal door Eurojust behandelde zaken steeg met 50%. Voorts heeft de Europese Raad van 20 december 2003 het Verenigd Koninkrijk als vestigingsplaats voor CEPOL aangewezen.

Drugsproblematiek

Tijdens een drugsconferentie (Dublin, 10–11 mei 2004) heeft een eerste gedachtewisseling plaatsgevonden over de nieuwe EU-Drugsstrategie. Deze dient onder Nederlands voorzitterschap te worden aangenomen. De lidstaten konden zich vinden in de basisprincipes; een multidisciplinaire benadering en een gebalanceerde aanpak van vraag- en aanbodvermindering. Onder Iers voorzitterschap zijn ook afspraken gemaakt om uitwisseling van informatie, risicobeoordeling en controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen te bevorderen. Doel hiervan is om adequaat te kunnen inspelen op nieuwe stoffen die op de Europese markt worden aangetroffen. Daartoe moet de benodigde samenwerking tussen EU-lidstaten worden verbeterd.

Beleid in voorbereiding

Aspecten van terrorismebestrijding

De Verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 geeft aan dat de informatie-uitwisseling (tussen lidstaten onderling en aan Europol en Eurojust) verbeterd dient te worden. Dit heeft ook de komende maanden prioriteit. De Commissie heeft hierover een mededeling gepubliceerd. Naast aankondiging van toekomstige voorstellen, zoals een Europees strafregister, doet de Commissie een voorstel om het huidige instrument voor informatieverstrekking van lidstaten aan Europol en Eurojust aan te passen. De informatie-uitwisseling moet worden uitgebreid naar alle stadia van de strafrechtelijke procedure en tot alle natuurlijke- en rechtspersonen tegen wie een onderzoek loopt of die vervolgd worden of veroordeeld zijn voor terrorisme. Nederland ondersteunt een goede informatie-uitwisseling. Tegelijkertijd dient de aangeleverde informatie ook relevant en bruikbaar te zijn voor Europol en Eurojust. Nederland zal beide instellingen nauw betrekken bij de verdere besprekingen van het voorstel. Daarnaast gaan besprekingen van start ter bevordering van informatie-uitwisseling tussen de rechtshandhavingsdiensten van lidstaten, en over bewaring van gegevens van openbare elektronische communicatiediensten en -communicatienetwerken.

Nederland zal ook zoveel mogelijk de lopende activiteiten voor de ontwikkeling van het nieuwe Schengen Informatiesysteem (SIS II) afronden, zodat SIS II in 2007 van start kan gaan. Het gaat onder meer om besluiten over strategisch en operationeel management, de financiering en de nieuwe functies van SIS II.

Ook zal Nederland een aanzet doen voor ontwikkeling van een strategisch concept voor georganiseerde criminaliteit. Het concept richt zich op een duidelijke prioriteitsstelling binnen de EU bij opsporing. Het gaat ook in op implementatie, functioneren en samenhang tussen de bestaande instrumenten en instituties.

Samenwerking met instellingen

Een ander aandachtsgebied in het kader van terrorismebestrijding is de versterking van de instellingen. Europol moet in de komende maanden zowel de Anti-terorrisme Task Force als het Europol Informatiesysteem (EIS) operationeel maken. Onder Nederlands voorzitterschap zullen voorstellen moeten worden gedaan ter versterking van de capaciteit van Eurojust bij terrorismebestrijding. Speciaal aandachtspunt hierbij is de samenwerking met Europol. Voor eind december zullen hoofden van politie aanbevelingen moeten doen hoe de capaciteit voor operationele samenwerking van de Task force te versterken.

Wederzijdse erkenning

De Commissie rapporteert eind 2004 over uitvoering en toepassing van het Europese Arrestatie Bevel (EAB). De Raad ziet dit rapport met belangstelling tegemoet. Door de opgelopen vertraging betreft het primair de beoordeling van de wettelijke en organisatorische uitvoering.

Daarnaast gaat de aandacht uit naar bevordering van wederzijds vertrouwen. De Commissie heeft een voorstel gepresenteerd gericht op waarborgen voor verdachten in het strafproces. Nederland staat hier welwillend tegenover. Prioritair is ook de totstandkoming van een Europees Bewijsverkrijgingsbevel. Daarmee moet de samenwerking tussen de lidstaten worden versneld bij het vergaren en overdragen van bestaand bewijs. De justitiële autoriteit van de uitvaardigende lidstaat kan dit bevel afgeven. De lidstaat op wiens grondgebied de voorwerpen, documenten of gegevens zich bevinden moet het uitvoeren. Nederland steunt een Europees bewijsverkrijgingsbevel, maar er moet wel aansluiting bij verschillende rechtsstelsels van de lidstaten worden gevonden.

Onderlinge aanpassing wetgeving

Gestreefd wordt naar afronding van de besprekingen over de bestrijding van vervuiling door zeeschepen. De aandacht gaat hierbij uit naar harmonisatie van geldboetes die door rechtspersonen worden opgelegd. Nederland blijft streven naar nauwe samenhang tussen dit kaderbesluit en de relevante richtlijn. Daarnaast wordt onder het Nederlands voorzitterschap een begin gemaakt met de onderhandelingen over bepaalde procedurele rechten in strafprocedures.

Operationele samenwerking

Nederland zal een modelovereenkomst voor grensoverschrijdende politiesamenwerking voorstellen. Een dergelijke overeenkomst met standaardafspraken kan bijdragen aan de operationele samenwerking. Voorts zal de bespreking van het Nederlandse initiatief voor bestrijding van voertuigcriminaliteit worden afgerond. In dit verband zal de Commissiemededeling over politie- en douanesamenwerking (uit juni 2004) worden besproken. Deze mededeling geeft aan wat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is bereikt bij de praktische samenwerking tussen politiële, justitiële en andere bevoegde autoriteiten. Voorts signaleert de Commissie knelpunten en stelt mogelijke oplossingen voor. Zij doet vooralsnog geen concrete voorstellen. De mededeling biedt een basis voor de verbetering van de operationele samenwerking.

Drugsproblematiek

Belangrijkste aandachtspunt onder het Nederlandse voorzitterschap is het aannemen van de herziene EU-Drugsstrategie voor de periode 2005–2012 op basis van de reeds genoemde conferentie in Dublin. Ook de verwachte evaluatie van de Commissie over de implementatie van de huidige strategie en het actieplan zal hierbij van belang zijn. Uitgangspunten voor de nieuwe drugsstrategie zijn:

• gebruikmaken van bestaande instrumenten in plaats van het ontwikkelen van nieuwe;

• toekenning van een belangrijke rol aan onderzoek;

• evaluatie en monitoring;

• gebruik van de mogelijkheid van versterkte samenwerking.

Onder Luxemburgs voorzitterschap zal een actieplan ontwikkeld moeten worden voor de uitvoering van de EU-Drugsstrategie.

6.4.4 Civiele Bescherming

Stand van zaken

Eind 2003 is het eerste jaarlijkse NRBC-programma vastgesteld. Dit is gericht op de verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van civiele bescherming bij nucleaire, radiologische, biologische en chemische (NRBC) terroristische dreigingen en aanvallen. In het voorjaar van 2004 heeft de Europese Commissie de Mededeling inzake de versterking van de civiele beschermingscapaciteit in de EU uitgebracht. De Raad heeft het belang hiervan onderstreept.

Medio 2004 is een overeenkomst ondertekend tussen de EU en de VN inzake de operationele samenwerking op het terrein van de civiele bescherming. De overeenkomst treedt met name in de afstemming over de inzet in derde landen.

Beleid in voorbereiding

Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal het Actieprogramma civiele bescherming 2000–2004 zonder inhoudelijke wijzigingen verlengd worden voor de periode 2005–2006. Een inhoudelijke evaluatie van het Actieprogramma is voorzien voor de eerste helft van 2005. Voorts dient eind 2004 het tweede NRBC-programma te worden vastgesteld. Op basis van de conclusies van de Europese Raad van maart 2004 wordt dit programma verbreed tot een alomvattend terrorismeprogramma op het gebied van de civiele bescherming.

Tenslotte streeft Nederland naar het oprichten van een Europees crisisbeheersingscentrum dat in zijn essentie vergeleken kan worden met het Nationaal Crisiscentrum (NCC), met operationele taken en een ondersteunende taak bij politieke besluitvorming.

Referenties

Asiel en migratie

• Conclusies voorzitterschap Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 (SN 200/99)

• Conclusies voorzitterschap Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 (SN 200/03)

• Mededeling van de Commissie voor een voorstel voor een richtlijn en twee aanbevelingen tot vergemakkelijking van de toelating van onderdanen van derde landen tot de EG met het oog op wetenschappelijk onderzoek, COM (2004)178

• Mededeling van de Commissie over herziening van het Gemeenschappelijk Handboek voor de buitengrenzen, COM (2004)391/5

• Mededeling van de Commissie over de beheerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en de uitbreiding van de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst, COM (2004)410

• Mededeling Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over immigratie, integratie en werkgelegenheid, COM (2003)336

• Mededeling Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, Eerste jaarrapport over migratie en integratie, COM (2004)508

Civiele bescherming

• Beschikking inzake communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 327 van 21/12/1999, blz. 53)

• Mededeling Versterking van de capaciteit op het gebied van civiele bescherming in de EU, 7890/04

• Eerste NRBC-jaarverslag 2003, 16 285/03 EXT 1

Politie en justitie

• Conclusies van de Europese Raad van Brussel (25–26 maart 2004) (SN 100/04)

• Conclusies van de Europese Raad van Brussel (17–18 juni 2004) (SN 200/04)

• Verklaring ter bestrijding van terrorisme (7906/04)

• Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over bepaalde maatregelen die moeten worden genomen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit met name om de uitwisseling van informatie te verbeteren, COM(2004)221

• Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het voorkomen en bestrijden van georganiseerde criminaliteit in de financiële sector, COM (2004)262

• Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en deRaad over versterking van politie- en douanesamenwerking in de EU, COM(2004)376

• Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot de invoering van een Europese betalingsbevelprocedure, COM (2004)173

6.5 Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Vergaderdata

8–10 juli 2004Informele Raad WSBVC in Maastricht (werkgelegenheid en sociaal beleid)
9–10 september 2004Informele Raad WSBVC in Noordwijk (volksgezondheid)
4 oktober 2004Raad WSBVC in Luxemburg
6–7 december 2004Raad WSBVC in Brussel
3–4 maart 2005Raad WSBVC in Brussel
2–3 juni 2005Raad WSBVC in Luxemburg

6.5.1 Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Stand van zaken

Employment Taskforce/werkgelegenheidstrategie

In november 2003 heeft de Employment Taskforce onder leiding van oud-minister-president Wim Kok zijn rapport «Jobs, jobs, jobs» uitgebracht. Daarin werd de situatie op de Europese arbeidsmarkten geanalyseerd en zijn aanbevelingen gedaan om de participatiedoelstellingen van de werkgelegenheidsstrategie te behalen. De aanbevelingen richtten zich op vergroting van het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt, verhoging van de arbeidsparticipatie en meer investeringen in menselijk kapitaal. Daarbij moest vooral meer aandacht worden geschonken aan de effectieve implementatie van beleid. Specifieke aanbevelingen voor Nederland betroffen onder meer hervorming van de WAO, een activerend arbeidsmarktbeleid, langer werken en de loonontwikkeling. De aanbevelingen van de Taskforce zijn integraal opgenomen in het gezamenlijk voortgangsverslag en de Commissiemededeling «Versterking van de tenuitvoerlegging van de Europese Werkgelegenheidstrategie» (bestaande uit een Raadsbesluit inzake richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en een Commissieaanbeveling aan de Raad over het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten). De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft deze Commissiemededeling aangenomen. In het kader van de nieuwe werkgelegenheidsstrategie, die in 2003 voor drie jaar is vastgesteld, moeten lidstaten uiterlijk per 1 oktober 2004 aan de Commissie rapporteren over de wijze waarop de aanbevelingen in het nationale werkgelegenheidsbeleid zijn opgenomen.

Vereenvoudiging coördinatie Sociale zekerheidsstelsels (verordening 1408/71)

Onder het Italiaanse en Ierse Voorzitterschap werd vooruitgang gemaakt met de vereenvoudiging van coördinatie van sociale zekerheidsstelsels. Er kon een akkoord bereikt worden ten aanzien van de gehele verordening. Het is aan het Nederlandse voorzitterschap om verder te werken aan de uitvoeringsbesluiten.

Richtlijn uitzendkrachten

De Raad kon in juni 2003 geen overeenstemming bereiken over de totstandkoming van een richtlijn voor uitzendarbeid. Doel van de richtlijn is het garanderen van minimumvoorwaarden en gelijke behandeling van uitzendwerkers. Meest controversiële onderwerp is de gelijke behandeling op het gebied van beloning. De vraag is vanaf welk moment een uitzendwerknemer een gelijk loon dient te krijgen als, een met de uitzendwerknemer, vergelijkbare werknemer van het inlenende bedrijf. Een aantal lidstaten wil de gelijke beloning van uitzendwerkers permanent opschorten. Sindsdien liggen de onderhandelingen stil en een poging van het Italiaanse voorzitterschap om eind 2003 de richtlijn wederom op de agenda van de Raad te plaatsen mislukte. Met name van de kant van de Commissie wordt veel waarde gehecht aan dit dossier. Het Nederlandse voorzitterschap wil alleen dan de richtlijn agenderen indien er zicht is op resultaat.

Stroomlijning sociale bescherming

De Raad heeft gedebatteerd over de vraag hoe de sociale dimensie van de Lissabonstrategie beter kan aansluiten bij de andere grote beleidsprocessen zoals de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid (GREB) en de Werkgelegenheidsrichtsnoeren. Daarbij is geconcludeerd dat de activiteiten op het gebied van sociale bescherming gestroomlijnd moeten worden met de driejaarlijkse cyclus van de GREB en de Werkgelegenheidsstrategie. Hiermee wordt overlap voorkomen. Ook zullen ambtelijke comités zoals het sociale beschermingscomité (SPC) en het werkgelegenheidscomité (EMCO) meer moeten samenwerken, vooral op het gebied van pensioenen.

Sociale insluiting

Sinds 2001 wordt bij sociale insluiting met de open coördinatie methode gewerkt ten einde de Lissabondoelstellingen op het gebied van sociale cohesie te realiseren. De Commissie en de Raad hebben in het kader hiervan een tweede gezamenlijk Verslag uitgebracht over sociale intsluiting. Hierin worden de Nationale Actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, die de lidstaten in 2003 hebben opgesteld, beoordeeld. Het rapport was zeer positief over de «coherente aanpak» in Nederland en de hier geboekte vooruitgang op het gebied van onder meer sociale activering, de reductie van de armoedeval door afschaffing van gemeentelijke categoriale inkomensondersteuning en de hoge arbeidsparticipatie van ouderen en etnische minderheden.

Elektromagnetische velden en golven

Op het terrein van arbeidsomstandigheden is de Raad er na veel moeite in geslaagd een akkoord te bereiken over minimumvoorschriften voor gezondheid en veiligheid van werknemers bij blootstelling aan fysische agentia (elektromagnetische velden en golven). Dit dossier is het derde inzake dit onderwerp. Eerder werden al richtlijnen aangenomen over trillingen en geluid. Rest nog de richtlijn over optische straling.

Stroomlijning gelijke kansen man/vrouw (gender mainstreaming)

In het kader van de stroomlijning van beleid gericht op gelijke kansen man/vrouw heeft de Commissie dit jaar voor het eerst hierover een jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Europese Voorjaarsraad aangeboden overeenkomstig de afspraak van de Voorjaarsraad. De rapportage geeft de tot nu toe bereikte resultaten weer om de verschillen in positie tussen mannen en vrouwen op belangrijke beleidsterreinen zoals bij de werkgelegenheid en in het onderwijs te verkleinen. Hoewel de trend positief is dient er nog veel te gebeuren. Belangrijke uitdagingen zijn onder meer het doen verdwijnen van de voortbestaande beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, het aantrekken van meer vrouwen in verantwoordelijke posities en een evenwichtige taakverdeling tussen arbeid en zorg.

Daphne II

De Raad en het Europees Parlement hebben in 2004 ingestemd met vaststelling van de tweede fase van het actieprogramma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2004–2008 (50 miljoen euro). Het Daphne II programma sluit goed aan bij de aandacht die de afgelopen jaren, ook in Nederland, is ontstaan voor de aanpak van huiselijk geweld tegen vrouwen.

Indicatoren Peking

Op de Wereldvrouwenconferentie van Peking in 1995 heeft de EU zich verplicht om uitvoering te geven aan het aldaar vastgestelde actieprogramma. Elk jaar behandelt de Raad een specifiek onderwerp uit dit actieprogramma en besluit daarbij over indicatoren die een vergelijking op het betreffende terrein tussen de lidstaten mogelijk maken. Onder Iers voorzitterschap is gekozen voor seksuele intimidatie. Het heeft een onderzoek gestart dat tot de ontwikkeling van een beperkt aantal indicatoren leidt. Naar verwachting zal de Raad van december een resolutie kunnen aannemen waarin deze worden vastgesteld.

Beleid in voorbereiding

Richtlijn gelijke behandeling bij levering goederen en diensten

De Commissie heeft in november 2003 een voorstel ingediend voor een richtlijn over gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten, zowel in de publieke als private sector. Daarmee wil zij directe en indirecte discriminatie op grond van geslacht ook buiten de werkplek verbieden. Het meest controversieel is de bepaling over een verbod op het gebruik van sekse als actuariële factor. Dit speelt bij de afsluiting van risicoverzekeringen.

Arbeidstijdenrichtlijn

De Commissie heeft een voorstel tot herziening van de arbeidstijdenrichtlijn gepresenteerd om de gevolgen van uitspraken van het Europese Hof (Simap en Jaeger) te repareren. Het Hof bepaalt hierin dat aanwezigheidsdiensten niet als rusttijd mogen worden aangemerkt los van het feit of deze slapend of werkend worden doorgebracht. Deze uitspraak heeft grote financiële en personele gevolgen. De Raad heeft hier een eerste oriënterend debat over gevoerd. Hij was het er over eens dat de Commissie met wijzigingsvoorstellen moet komen. De onderhandelingen hierover zullen onder het Nederlandse voorzitterschap plaatsvinden.

Sociale dimensie Lissabonstrategie

In het voorjaar van 2005 zal de Europese Raad, op basis van het rapport van de High Level Group onder leiding van Wim Kok en van een Voorjaarsrapport van de Europese Commissie, de resultaten van de Lissabonstrategie beoordelen en voorstellen doen voor een vernieuwde opzet voor de periode 2006–2010. In 2005 zal de Commissie bovendien een voorstel doen voor een nieuwe Europese Sociale Beleidsagenda 2006–2010. Duidelijk is dat lidstaten actie moeten ondernemen om de Lissabondoelstellingen binnen bereik te houden en daadwerkelijk voortgang te boeken naar meer en betere banen. De uitdaging nu is om de grondslagen te leggen voor een veranderingsgerichte Europese Sociale Beleidsagenda ter uitvoering van de vernieuwde Lissabonstrategie. Die moet er voor zorgen dat de lidstaten de overeengekomen afspraken bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsmarkthervormingen ook daadwerkelijk gaan uitvoeren. Het gaat daarbij dus niet om het formuleren van nieuwe doelen, maar om de geformuleerde ambities om te zetten in concreet beleid. Inzet van Nederland is dat de herziening van het Europese sociale beleid zoveel mogelijk moet bijdragen aan realisatie van de Lissabondoelstellingen en daarmee de economische groei van Europa. Onder Nederlands voorzitterschap zal worden begonnen met een brede oriëntatie ten aanzien van uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid waarvoor de EU zich de tweede helft van dit decennium geplaatst ziet. Nederland is hierbij van mening dat een modern sociaal beleid een bijdrage kan leveren aan een positieve en duurzame economische ontwikkeling.

Pensioenen

In 2005 zal een nieuwe ronde plaatsvinden van de open coördinatie van pensioenen. Lidstaten moeten medio 2005 Nationale Actieplannen inleveren in Brussel. Op grond van de analyse hiervan door de Commissie zullen Raad en Commissie een gezamenlijk verslag indienen. Ter voorbereiding van de nieuwe ronde Nationale Actieplannen wordt beoogd het komende najaar afspraken te maken over doelstellingen, werkmethoden en indicatoren op pensioengebied. Daarnaast heeft de Raad besloten een tweetal studies uit te laten voeren over verschillende aspecten van de nationale pensioenstelsels. De eerste betreft het bevorderen van langer werken. De tweede een studie naar de tweede en derde pijlerpensioenen. De studies zullen eind dit jaar worden afgerond.

De Commissie zal vermoedelijk eind 2004 met een voorstel komen ter vereenvoudiging van de overdraagbaarheid van pensioenen bij het aangaan van werkzaamheden in een andere lidstaat. Grondslag hiervoor is een advies van de door de Europese Raad van Stockholm (maart 2001) in het leven geroepen Task Force Mobiliteit en Vaardigheden. Dit ziet de belemmeringen die werknemers thans ondervinden als een oorzaak voor de geringe arbeidsmobiliteit in de Unie.

Stichting Dublin en Agentschap Bilbao

De Raad heeft de Commissie verzocht naar aanleiding van evaluaties van de Stichting in Dublin Verbetering van Arbeids- en Levensomstandigheden en het Agentschap in Bilbao inzake Veiligheid en Gezondheid de instellingsverordeningen van beide instituten te wijzigen als gevolg van de onder andere de uitbreiding.

Genderinstituut

De Raad heeft de Commissie verzocht om met een voorstel te komen tot instelling van een onafhankelijk Europees Genderinstituut. Dit instituut zal zich moeten bezighouden met het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie alsmede de bevordering van uitwisseling van goede ervaringen. Het is niet onwaarschijnlijk dat diverse taken die nu onder specifieke programma's vallen, aan het instituut worden overgedragen waaronder niet-regelgevende taken van de Commissie.

6.5.2 Volksgezondheid

Stand van zaken

Vrij patiëntenverkeer

Op 8 december 2003 vond in Brussel de slotbijeenkomst plaats van het «High level process of reflection on patient mobility and health care developments in the EU». Het ging daarbij om een informeel overleg van ministers van volksgezondheid. In dit overleg hebben zij zich sinds 29 oktober 2002 gebogen over vraagstukken van grensoverschrijdende zorg. Het slotdocument bevat 19 aanbevelingen aan de Commissie, gegroepeerd rond de volgende thema's:

• Europese samenwerking om beter gebruik te maken van beschikbare middelen;

• informatievereisten voor patiënten, werknemers in de zorg en beleidsmakers;

• toegang tot en kwaliteit van zorg;

• afstemming van nationaal gezondheidsbeleid op Europese verplichtingen;

• gezondheidszorg en het Europese cohesie- en structuurbeleid.

De Commissie heeft in april een mededeling gepubliceerd over de follow-up van het «High level process». Daarin gaat zij in op de aanbevelingen voor vrij verkeer van patiënten. Eén van de belangrijkste gaat over de oprichting van een «High level group on health services and medical care», die de aanbevelingen nader uitwerkt. De Raad heeft in juni een resolutie aangenomen van het Ierse voorzitterschap over het vervolg op het «High level process» en een besluit genomen over de «High level group».

Europees centrum voor ziektepreventie en bestrijding

Tijdens de informele ministeriële conferentie in Milaan (5–6 september 2003) is gesproken over acties ter bestrijding en preventie van «Severe Acute Respiratory Syndrom» (SARS). Een Europees centrum voor (infectie)ziektepreventie en bestrijding (ECDC) wordt opgericht om doeltreffend op te kunnen treden wanneer de volksgezondheid daar om vraagt. Het centrum wordt gevestigd in Stockholm en is in 2005 operationeel. Het betreft een kleine, slagvaardige organisatie die de EU kan voorzien van adviezen. Het gaat om de volgende werkzaamheden:

• (het bewaken van de kwaliteit van) «surveillance» en «early warning»;

• het geven van wetenschappelijk onderbouwde adviezen;

• het initiëren wetenschappelijke studies;

• het verzorgen van opleidingen en uitwisselingen van experts;

• het verspreiden van informatie aan verschillende doelgroepen.

Nederland wenst de werking van het centrum na drie jaar te evalueren. Hierop kan besloten worden het mandaat uit te breiden naar ziekten (dreigingen) van niet-overdraagbare aard.

Kankerscreening

De Raad nam in december 2003 een aanbeveling aan over kankerscreening. Daarin beveelt het optimale werkwijzen aan. De aanbevelingen richten zich op drie vormen van kankerscreening:

• borstkanker (mammografie bij vrouwen van 50–69 jaar);

• darmkanker (fecale occult bloedtest (FOBT) bij personen van 50–74 jaar);

• baarmoederhalskanker (uitstrijkje bij vrouwen van 30 jaar en ouder).

De aanbeveling is tevens bedoeld om de uitwisseling van «best practices» te stimuleren.

Herziening geneesmiddelenwetgeving

De Raad van juni 2003 heeft een politiek akkoord bereikt over de herziening van de geneesmiddelenwetgeving. Deze herziening is gericht op verbetering van de Europese regelgeving voor geneesmiddelen voor gebruik door mens en dier. De verbeteringen betreffen enerzijds de Europese procedure voor het verlenen van een handelsvergunning en anderzijds de nationale erkenningsprocedure inclusief die tussen lidstaten onderling. De erkenningsprocedure tussen lidstaten is van toepassing op aanvragen voor een handelsvergunning in één of meerdere lidstaten.

Menselijke weefsels en cellen

In juni 2003 bereikte de Raad een politiek akkoord over de richtlijn voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van weefsels en cellen. De richtlijn stelt kwaliteits- en veiligheidseisen aan handelingen met menselijke weefsels en cellen. Doel ervan is de bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van de overdracht van ziekten door het vrije verkeer van weefsels en cellen. Bij de tweede lezing bleek dat het Europees Parlement, anders dan de Raad, vond dat ook onderzoek naar en onderwijs over weefsels en cellen onder de richtlijn dienen te vallen.

Gezonde levenswijzen

Zowel Italië als Ierland hebben tijdens hun voorzitterschap veel aandacht besteed aan «lifestyle ziekten» Het Italiaanse voorzitterschap borduurde voort op een ambtelijke conferentie over gezonde levenswijzen in september 2003. Op instigatie van de voorzitter nam de Raad in december 2003 conclusies over dit onderwerp aan. Hierin werd het belang onderstreept van de initiatieven van de Commissie om roken en alcoholmisbruik tegen te gaan. Ook stelde de Raad dat gezonde levenswijzen het ziektecijfer in de EU drastisch kunnen verlagen. In navolging hiervan heeft het Ierse voorzitterschap het onderwerp cardiovasculaire ziekten geagendeerd op de informele conferentie in Cork (mei 2004). De Raad van juni 2004 heeft hierover conclusies aangenomen. Daarnaast zijn er ook conclusies aangenomen over de beperking van aan alcohol gerelateerde schade bij jongeren.

Beleid in voorbereiding

Gezondheidszorg in een vergrijzende samenleving

In het najaar van 2004 organiseert het Nederlandse voorzitterschap een informele ministeriële conferentie over «Health care in an ageing society; a challenge for all European countries». Deze conferentie vloeit voort uit de ontwikkelingen op het gebied van gezondheidszorg in de EU. De problematiek van de vergrijzing en de gevolgen daarvan voor de zorgstelsels van de lidstaten staat centraal tijdens deze bijeenkomst. Nederland hoopt hiermee een bijdrage te leveren aan de discussie over hoe de kwaliteit, de toegankelijkheid en de financiële grondslagen van de gezondheidszorg in de EU gewaarborgd kunnen blijven.

Voedings- en gezondheidsclaims

De Raad zal in de tweede helft van 2004 verder gaan met de behandeling van de verordening voor voedings- en gezondheidsclaims. Tijdens het Ierse voorzitterschap heeft het Europees Parlement de eerste lezing van dit onderwerp niet kunnen afronden. Een gezondheidsclaim legt een verband tussen een bepaald voedingsmiddel (of één van de ingrediënten daarvan) en de gezondheid. Een voedingsclaim betreft het gehalte aan energie, nutriënten of andere substanties. Uitgangspunt is dat alleen aanspraak mag worden gemaakt op gezondheidsclaims indien de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft vastgesteld dat deze voldoende wetenschappelijke basis hebben.

Toevoegingen van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen

De verordening over de toevoeging van vitaminen, mineralen of andere stoffen aan levensmiddelen harmoniseert nationale verschillen in levensmiddelenwetgeving die de vrije markt belemmeren. Zij bepaalt het maximale gehalte van toegevoegde stoffen dat veilig is voor de volksgezondheid. Ook stelt de verordening regels voor de etikettering van voedingsmiddelen vast. De verordening hangt samen met het voorstel inzake voedings- en gezondheidsclaims. Er wordt gestreefd naar een politiek akkoord tijdens het Nederlandse voorzitterschap.

Internationale Gezondheidsregels in het kader van de WHO

De Internationale Gezondheidsregelingen (IHR) voorzien in bepalingen voor melding van ziektegevallen van gele koorts, cholera en pest, die grensoverschrijdende gezondheidsrisico's met zich mee brengen. De IHR bevatten tevens maatregelen voor verkeer en vervoer, die de lidstaten van de WHO moeten nemen wanneer deze ziekten gesignaleerd zijn. De WHO stelt voor de IHR te herzien en uit te breiden naar alle gebeurtenissen die een accuut gevaar voor de internationale volksgezondheid met zich mee kunnen brengen. De Raad heeft in juni 2004 onderhandelingsrichtsnoeren voor de Commissie vastgesteld voor besprekingen inzake de IHR in de WHO. In de tweede helft van 2004 nemen de lidstaten en de Commissie deel aan de intergouvernementele conferentie van de WHO. Naar verwachting zal de WHO-Assemblee in 2005 een besluit nemen.

Influenza-pandemie

De Raad heeft in juni 2004 conclusies aangenomen over een communautair draaiboek voor een influenza-pandemie. Een influenza-pandemie kan miljoenen mensen ziek maken en talloze dodelijke slachtoffers eisen. Een nog op te richten Europese coördinatiestructuur moet zorgen voor een goede voorbereiding op een dergelijke pandemie. Met dat doel is besloten het mandaat van het Health Security Committee (HSC) gedurende één jaar uit te breiden. Nederland geeft er de voorkeur aan de verantwoordelijkheid hiervoor uiteindelijk bij het Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) neer te leggen.

«Priority Medicines»

Onder deze noemer werd in 2003–2004 met medewerking van de WHO een groot project (waaronder de voorzitterschapsconferentie op 18 november 2004) op de rails gezet. Dit project beoogt een brug te slaan tussen volksgezondheidsbeleid en onderzoek- en innovatiebeleid op het gebied van geneesmiddelen, vaccins en biologische producten. Uiteindelijk doel is om vooral die producten te ontwikkelen waar de burgers binnen maar ook buiten Europa het meeste behoefte aan hebben. Nu al staat vast dat ongeveer twaalf prioritaire gebieden voorgesteld zullen worden, zoals HIV/AIDS, diabetes, infuenza-pandemie, en de virale en bacteriële resistentie-problematiek. In 2005 zal in samenwerking met het Britse voorzitterschap ruim aandacht worden geschonken aan de follow-up. Daarbij gaat het er om dat in het 7e Kaderprogramma maar ook elders aspecten/obstakels buiten de onderzoekssfeer worden opgenomen.

Voedselveiligheid

Naar verwachting zal de Raad over voorstellen voor levensmiddelenetikettering en over de wijziging van de bestaande «Novel Foods»-verordening (veiligheidsbeoordeling van producten-niet GGO's- met gezondheidsclaims) spreken.

Referenties

Werkgelegenheid en sociaal beleid

• Jobs, jobs, jobs, rapport Task force Werkgelegenheid (november 2003, ISBN 92-894-6911-0)

• Mededeling van de Commissie voor Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren en landenspecifieke aanbevelingen 2004, COM(2004)239

• Voorstel van de Commissie voor vereenvoudiging van verordening 1408/71 (coördinatie sociale zekerheid), COM(98)779

• Ontwerprichtlijn bescherming uitzendkrachten, COM(2002)701

• Gezamenlijke verslag sociale insluiting van de Commissie, COM(2003)773

• Verslag Commissie op gelijkheid van mannen en vrouwen 2004, COM(2004)115

• Ontwerprichtlijn gelijke behandeling m/v bij levering van goederen en diensten, COM(2003)657

• Mededeling Commissie over herziening van richtlijn arbeidstijden, COM(2003)843

Volksgezondheid

• Mededeling van de Commissie over de follow-up van de «high level process of reflection on patient mobility and healthcare developments in the EU» (8682/04)

• Ontwerpconclusies over mobiliteit van patiënten (9562/04)

• Ontwerpverordening tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding COM(2003)441.def.

• Ontwerpconclusies over bevordering van de hartgezondheid (9627/04)

• Mededeling van de Commissie over herziening van de Internationale Gezondheidsregeling in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie COM(2003)545

• Ontwerpverordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (11 646/03)

• Ontwerpverordening over toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (14 842/03)

• Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening, COM(2003)230

6.6 Raad voor het Concurrentievermogen

Vergaderdata

1–3 juli 2004Informele Raad in Maastricht
24 september 2004Raad voor het Concurrentievermogen in Brussel
25–26 november 2004Raad voor het Concurrentievermogen in Brussel
7–8 maart 2005Raad voor het Concurrentievermogen in Brussel
18 april 2005Raad voor het Concurrentievermogen in Brussel
6 juni 2005Raad voor het Concurrentievermogen in Brussel

Stand van zaken

De Raad voor het Concurrentievermogen (RvC) is verantwoordelijk voor regelgeving op het terrein van interne markt, consumenten, toerisme, industrie en onderzoek. Het onderwerp consumentenbescherming had aanvankelijk een plaats gekregen in de raadsformatie voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken. Gebleken is echter dat het Italiaans en Iers voorzitterschap er de voorkeur aan gaven consumentenonderwerpen die betrekking hebben op het functioneren van de interne markt, toch in de RvC te behandelen. De Europese Raad heeft in november 2003 de RvC een horizontale rol toebedeeld ter bevordering van het Europese concurrentievermogen.

De Raad kende onder het Italiaans voorzitterschap drie reguliere bijeenkomsten. De Ieren belegden tweemaal een bijeenkomst van de Raad. Daarnaast organiseerde het Italiaanse voorzitterschap een informele bijeenkomst in Rome. Hoofddoel van deze vergadering was een gedachtewisseling over het functioneren en de doelstellingen van de Raad. Er werd onder meer gesproken over de relatie van onderzoek, markt en ondernemerschap met concurrentievermogen. Het Iers Voorzitterschap organiseerde eveneens een informele Raadsbijeenkomst. Lidstaten en de Commissie spraken in Dromoland over deïndustrialisatie, bevordering van productiviteitsgroei, R&D en innovatie. Ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en kennisinstellingen namen hieraan deel.

Interne Markt Strategie 2003–2006

De Raad heeft tijdens het Italiaans voorzitterschap conclusies aangenomen over de Interne Markt Strategie 2003–2006 van de Commissie. De Commissie benadrukt in deze mededeling de alarmerende staat waarin de interne markt zich bevindt. De handel binnen de EU is teruggevallen op het niveau van tien jaar geleden, directe investeringen nemen sterk af en het proces van prijsconvergentie binnen de Unie is nagenoeg tot stilstand gekomen. Een groot deel van deze problemen komt voort uit het gebrek aan actie binnen de EU om de belemmeringen op de interne markt op te heffen. Het stijgende implementatietekort van Europese regelgeving werkt eveneens stagnatie op de interne markt in de hand. De Raad concludeerde dat de interne markt van groot belang blijft voor economische groei binnen de EU.

Loopbaanperspectief onderzoekers binnen de Europese Onderzoeksruimte

De Raad nam onder het Italiaans voorzitterschap een resolutie aan over de carrièreperspectieven van onderzoekers binnen de Europese onderzoeksruimte. Hierin werd het belang onderstreept van onderzoek naar het concurrentievermogen van de Europese economie. Ook bevat de resolutie een aantal maatregelen om de mobiliteit van onderzoekers binnen de Unie te vergroten. De Raad heeft de aanpak van de Commissie om de bestaande belemmeringen weg te nemen verwelkomd: op vrijwillige basis afspraken maken over onder andere standaardcriteria voor de beoordeling van het werk van onderzoekers en hun functioneren, de vergelijking van arbeidsvoorwaarden voor onderzoekspersoneel en de stimulering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Fundamenteel onderzoek

De Raad nam onder het Iers voorzitterschap conclusies aan over de mededeling «Europa en fundamenteel onderzoek». De mededeling onderstreepte, in het licht van de totstandbrenging van de Europese onderzoeks- en innovatieruimte en de nakoming van de Lissabondoelstellingen, het belang van kennis en daarmee van fundamenteel onderzoek voor de economische en maatschappelijke ontwikkeling. Een zwakte van het fundamentele onderzoek in de EU is het ontbreken van voldoende competitie op Europees niveau. Meer concurrentie met onderzoekers uit andere landen zou er toe moeten leiden dat de creativiteit en de kwaliteit van dit onderzoek wordt gestimuleerd. De discussie concentreerde zich in de Raad op de vraag of er sprake moet zijn van competitie op basis van wetenschappelijke excellentie. Ook was bevordering van competitie tussen individuele onderzoeksteams een belangrijk onderwerp van discussie.

Overnamebodrichtlijn

Op 26 november 2003 heeft de Raad tijdens het Italiaans voorzitterschap overeenstemming bereikt over de overnamebodrichtlijn. Op 30 maart 2004 werd de overnamebodrichtlijn definitief goedgekeurd. Deze richtlijn beoogt de rechtszekerheid bij grensoverschrijdende openbare biedingen op effecten van beursvennootschappen te vergroten en minderheidsaandeelhouders die met een openbaar bod worden geconfronteerd, te beschermen. Het akkoord over de overnamerichtlijn is na jarenlange onderhandelingen totstandgekomen. Het eerste voorstel dateert uit 1989.

De definitieve tekst is gebaseerd op een compromisvoorstel van het voorzitterschap. Aangezien de grote verschillen tussen rechtssystemen in de lidstaten een akkoord over vergaande harmonisering onmogelijk maken, is er voor gekozen de richtlijn te beperken tot een kader van gemeenschappelijke beginselen en algemene eisen die de lidstaten zullen moeten naleven via uitvoeringsregels. De Raad was unaniem van mening dat er nu eindelijk een besluit moest worden genomen. De financiële markten wachten immers al jaren op duidelijkheid op dit terrein. De lidstaten moeten de richtlijn uiterlijk op 20 mei 2006 hebben geïmplementeerd.

De richtlijn zal vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden. De Commissie kan dan een voorstel doen tot herziening ervan.

Gemeenschapsoctrooi

Tijdens het Italiaans en Iers voorzitterschap is geen overeenstemming bereikt over het Gemeenschapsoctrooi. Invoering hiervan moet het gemakkelijker en goedkoper maken voor bedrijven hun intellectuele eigendomsrechten in de Unie effectief te beschermen. Daarmee draagt het bij aan innovatie en economische groei.

Bij de uitwerking van het politiek akkoord op hoofdlijnen van 3 maart 2003 zijn nieuwe problemen ontstaan tussen enkele lidstaten over de talenkwestie. Het gaat daarbij om de vraag of de verplichte gedeeltelijke vertalingen in alle EU-talen een juridische status moeten hebben. Sommige lidstaten eisen dat die vertalingen een puur informatief karakter hebben, zonder juridische status. Andere lidstaten eisen weer dat derden zich mogen beroepen op vertaalfouten en dat daarom de vertalingen een juridische status moeten hebben.

Een ultieme poging van het Ierse voorzitterschap, om de impasse op dit punt te doorbreken, is op niets uitgelopen. Hoewel een meerderheid van de lidstaten zich – met het oog op een akkoord – flexibel opstelde, bleek een aantal lidstaten niet bereid het compromisvoorstel van het voorzitterschap te kunnen aanvaarden. Nederland zal het dossier formeel pas op de Raad voor het Concurrentievermogen agenderen wanneer de thans dwarsliggende lidstaten (met name Duitsland en Spanje) zich flexibeler opstellen. Een akkoord over dit dossier vereist unanimiteit. Er zijn tot op heden nog geen aanwijzingen in die richting. Uiteraard vinden de nodige bilaterale contacten plaats om de eventuele ruimte voor beweging in de nationale standpunten goed in te kunnen schatten.

Verlenging tijdelijk defensiemechanisme scheepsbouw

De Raad keurde, met gekwalificeerde meerderheid in een besloten zitting, de verlenging goed van een tijdelijk defensiemechanisme voor de scheepsbouw. Vier lidstaten, waaronder Nederland, stemden tegen de voorgestelde verlenging. Op basis van dit besluit mogen lidstaten bepaalde onderdelen van de scheepsbouwsector compenseren voor vermeende Koreaanse concurrentievervalsing. De verlenging heeft de duur van maximaal één jaar (uiterlijk 31 maart 2005) of loopt af zodra er een uitspraak is in de WTO-zaak tussen de EU en Korea.

Vrij verkeer van personen

De Raad heeft onder Italiaans voorzitterschap een politiek akkoord bereikt over het recht van burgers van de EU zich met hun familieleden op het grondgebied van de lidstaten vrij te verplaatsen en er vrij te verblijven. Deze richtlijn beoogt de verschillende bestaande regelingen bijeen te brengen in één geconsolideerde richtlijn. Een belangrijk discussiepunt was de definitie van het begrip «familielid». Besloten is dat bepaling ervan dient te geschieden op basis van de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat. Nederland heeft zich bij de behandeling van de ontwerprichtlijn – conform geldende Nederlandse wetgeving – voorstander getoond van gelijke behandeling. Dit betrof in het bijzonder gevallen van een homoseksuele echtgenoot en een ongehuwde partner. De richtlijn schrijft nu voor dat het ontvangende land het verblijf dient te faciliteren van alle EU-burgers en hun partner indien sprake is van een aantoonbare en duurzame relatie. De richtlijn bevat tevens bepalingen over het recht van EU-migranten op sociale minimumuitkeringen in de ontvangende lidstaat.

Oneerlijke handelspraktijken

De Raad heeft onder het Iers voorzitterschap een akkoord bereikt over de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Deze richtlijn bevat een algemeen verbod op dergelijke handelspraktijken die de economische belangen van consumenten schaden. Naast belemmeringen als BTW, tijd, taal en afstand vormen deze praktijken volgens de Commissie een belangrijke barrière voor de werking van de interne markt. Een algemeen verbod van oneerlijke handelspraktijken – hoofdonderdeel van de richtlijn – zorgt voor de nodige harmonisatie om genoemde verstoringen van de interne markt weg te werken en een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming te bieden. De richtlijn is gebaseerd op maximumharmonisatie.

Voor veel lidstaten bleek schrapping van het begrip «gemiddelde consument» een groot probleem. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, keerde zich tegen schrapping van het zogenaamde land-van-oorsprong-beginsel. Dit principe regelt dat een onderneming alleen behoeft te voldoen aan de nationale bepalingen van het land waar zij gevestigd is. Nederland gaf aan zich zorgen te maken over het klaarblijkelijk afnemende vertrouwen van de lidstaten in elkaars wetgeving. Tevens benadrukte Nederland het risico van mogelijke precedentwerking van deze oplossing voor andere wetgevingsvoorstellen. Commissaris Byrne bevestigde, op uitdrukkelijk Nederlands verzoek, dat voor de Commissie geen sprake kan zijn van enige precedentwerking voor bijvoorbeeld de kaderrichtlijn diensten. Tot slot heeft een aantal lidstaten bezorgd gevraagd of aanvullende eisen om consumenten te beschermen gehandhaafd konden blijven. Hiertoe is in het compromisvoorstel een derogatiebepaling opgenomen. De voorzitter concludeerde dat er sprake was van een gekwalificeerde meerderheid voor zijn compromisvoorstel, waardoor een gemeenschappelijk standpunt een feit was. Het voorstel gaat nu voor tweede lezing naar het Europees Parlement.

Erkenning beroepskwalificaties

De Raad bereikte onder het Ierse voorzitterschap een akkoord over de grensoverschrijdende erkenning van beroepskwalificaties. Dit voorstel beoogt de mobiliteit van werknemers te bevorderen. Het compromisvoorstel kon door de meeste lidstaten worden geaccepteerd.

De discussie spitste zich toe op de vraag welke documentatie het land van ontvangst van een inkomende dienstverlener vooraf mag eisen ter erkenning van de beroepskwalificatie. Het uiteindelijk compromis legt vast dat bij grensoverschrijdende dienstverlening een ontvangende lidstaat bij de eerste dienstverlening van de inkomende dienstverlener documentatie mag vragen die ingaat op nationaliteit, doel van vestiging, bewijs van opleiding en relevante werkervaring. Alleen indien zich in betreffende periode materiële wijzigingen in de situatie van de dienstverlener voordoen, dient deze informatie jaarlijks te worden verschaft. In andere gevallen voldoet een verklaring van de intentie om in dat jaar diensten te verlenen en informatie over de verzekeringsituatie. Nederland heeft met dit compromis kunnen instemmen. Het gewijzigde voorstel zal nu voor tweede lezing naar het Europees Parlement gaan.

Administratieve samenwerking

Onder Iers voorzitterschap is tussen de Raad en het Europees Parlement een akkoord bereikt over de verordening inzake administratieve samenwerking bij handhaving van consumentenrecht. Nederland heeft voor deze verordening gestemd aangezien een effectieve handhaving zowel nationaal als Europees marktfalen voorkomt. Samenwerking tussen de publieke autoriteiten in de lidstaten is van belang omdat door de toename van grensoverschrijdende aankopen (door de ontwikkeling van e-commerce) en de komst van de euro de kans op grensoverschrijdende inbreuken is vergroot.

Beleid in voorbereiding

Interne Markt voor Diensten

Het Nederlands en Luxemburgse voorzitterschap zullen zich inspannen om totstandkoming van de kaderrichtlijn diensten te bespoedigen. De richtlijn behelst een horizontaal wettelijk instrument om belemmeringen bij de vrije vestiging en het vrij verkeer van diensten voor grensoverschrijdende dienstverleners systematisch te verwijderen. Zij beoogt een gelijk speelveld te creëren voor de interne markt voor diensten en bij te dragen aan voltooiing ervan.

De voorgestelde richtlijn verplicht de lidstaten een aantal vestigingsvereisten en voorwaarden aan commerciële dienstverlening af te schaffen. Het gaat om een breed spectrum van dienstverlening zoals de uitzendbranche, distributie, certificering, bouwnijverheid, makelaardij, ambachten, toerisme, de gereguleerde beroepen en accountancy. Uitgezonderd zijn de financiële diensten, de vervoersdiensten, elektronische communicatie (op deze terreinen bestaat al EU-regelgeving) en vooralsnog de kansspelen. Ook is in het voorstel een groot aantal uitzonderingen gemaakt op het-land-van-oorsprong-beginsel. Dit houdt in dat een onderneming alleen behoeft te voldoen aan de nationale bepalingen van het land waar zij gevestigd is. Het veronderstelt een voldoende hoog niveau van consumentenbescherming in alle lidstaten. Het Commissievoorstel gaat uit van een gefaseerde implementatie tot 2010.

De regering staat positief ten opzichte van het voorstel van de Commissie voor een kaderrichtlijn voor de interne markt voor diensten. Nederland kan de doelstellingen ervan ondersteunen en wenst ook daadwerkelijk een beter functionerende interne markt voor diensten te creëren. Niettemin moet een balans gevonden worden tussen de uitzondering van zo min mogelijk «economische activiteiten» en handhaving van diverse beschermingsvormen bij sociale politiek, milieubescherming, nationale veiligheid, consumentenbescherming en volksgezondheid in Nederland.

Chemische Stoffen (REACH)

Tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap zal worden getracht zoveel mogelijk voortgang te boeken bij de behandeling van het wetgevingspakket Chemische Stoffen «REACH (Registration, Evaluation, Authorisation of Chemicals)». Het betreft een nieuwe verordening over de registratie en toelating van chemische stoffen. Uitgangspunt van het voorstel is dat voortaan niet overheden, maar bedrijven verantwoordelijk zijn voor het leveren van informatie ter beoordeling van toelaatbaarheid van stoffen. Het Nederlands voorzitterschap zal het werk concentreren op bespreking van een cruciaal onderdeel van het REACH-voorstel, namelijk het registratieonderdeel en de daarmee samenhangende voorstellen van lidstaten. Afhankelijk van het tijdstip van beschikbaarheid van de «impact» studies en de daaruit voortvloeiende standpuntbepaling van de lidstaten, zal zo mogelijk worden gestreefd naar een politiek akkoord op deelaspecten of tenminste een inventarisatie van knelpunten en overeenkomsten.

Corporate governance

In mei 2003 is de Commissie met de mededeling «Modernising Company Law and Enhancing Corporate Governance in the European Union – a Plan to Move Forward» gekomen. Doelstelling hiervan is vergroting van de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven en herstel van vertrouwen in de financiële markten. Voorts heeft de Commissie in november 2003 een voorstel gepresenteerd voor een richtlijn voor grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen. Binnenkort zal zij ook voorstellen doen voor een richtlijn tot verplaatsing van de statutaire zetel van kapitaalvennootschappen en voor de aanpassing van de (tweede) richtlijn voor kapitaalbescherming. Tijdens het Nederlands voorzitterschap wordt gestreefd naar een akkoord over de richtlijn grensoverschrijdende fusies. Het gaat hier om juridische fusie van kapitaalvennootschappen uit verschillende lidstaten mogelijk te maken (bijvoorbeeld de juridische fusie van een Nederlandse naamloze vennootschap en een Duitse Aktiengesellschaft). De richtlijn regelt de procedure en de rechtsgevolgen van een grensoverschrijdende fusie.

Octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen

Het Europees Parlement heeft in oktober 2003 het Commissievoorstel in eerste lezing geaccepteerd. In mei 2004 heeft de Raad vervolgens een gemeenschappelijk standpunt bereikt. Niet alle amendementen van het Europees Parlement werden overgenomen. Het gemeenschappelijke standpunt gaat tijdens het Nederlandse voorzitterschap voor tweede lezing naar het Europees Parlement. In juli 2004 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen. Daarin wordt de regering gevraagd de zorg van de Kamer over te brengen aan de andere lidstaten. Deze geldt de waarborgen, die het gemeenschappelijk standpunt van de Raad biedt, om misstanden met octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen te voorkomen.

Tevens wordt de regering in de motie gevraagd de richtlijntekst waarover de Raad op 18 mei een gemeenschappelijk standpunt heeft bereikt, niet verder te steunen.

Betere Regelgeving

Het Nederlands voorzitterschap zal in belangrijke mate aandacht vragen voor het thema «Betere Regelgeving». Het bedrijfsleven wordt teveel belast door nationale en Europese regelgeving. De Commissie is van de urgentie doordrongen en heeft het «Actieplan Betere Regelgeving» opgesteld. Zij beoogt hiermee de impact van nieuwe EG-regelgeving op bedrijven te toetsen en bestaande wetgeving te vereenvoudigen. Uitvoering van het actieplan is inmiddels in een vergevorderd stadium. Het Nederlands voorzitterschap is een geëigend moment om voorstellen te bespreken ter versterking van dit actieplan. Het gaat in het bijzonder om het ontwikkelen van een methode om de administratieve lasten voor bedrijven (zowel op nationaal als Europees niveau) te meten. Bij nieuwe regelgeving zullen de «impact assessments» naast het in beeld brengen van de administratieve lasten ook nadruk moeten leggen op gevolgen voor het concurrentievermogen. Ook in het werkprogramma ter vereenvoudiging van bestaande regelgeving kunnen dezelfde accenten worden gelegd. In dit verband hebben het Ierse en het – toen nog inkomende – Nederlandse voorzitterschap de overige lidstaten verzocht te onderzoeken welke EU-regelgeving vereenvoudigd kan worden.

Onderzoek, technologie en innovatie

In het licht van de Lissabon- en Barcelona-doelstellingen zal het Nederlands voorzitterschap proberen bij te dragen aan de totstandkoming van een Europese onderzoeks- en innovatieruimte en de bevordering van de discussie over de toekomst van het Europese onderzoeks- en technologiebeleid. De recent verschenen evaluatie van de nieuwe instrumenten van het Zesde Kaderprogramma en de Commissie mededeling «Science and Technology, the key to Europe's future», vormen daarbij een eerste stap op weg naar het volgende Kaderprogramma. De onderwerpen uit de mededeling sluiten goed aan bij de Nederlandse voorzitterschapsprioriteiten. Deze betreffen Europese Technologie Platforms, versterken van excellentie in fundamenteel onderzoek (European Research Council), «human resources en mobiliteit van onderzoekers», onderzoeksinfrastructuren en de rol van het MKB in innovatie.

Daarnaast zal veel aandacht uitgaan naar de werkzaamheden die vorig jaar zijn gestart naar aanleiding van het verschijnen van het Actieplan Investing in Research (3% R&D). Dit plan wordt uitgevoerd aan de hand van de open coördinatiemethode. Er wordt aandacht besteed aan verbetering van de publieke-private samenwerking, verbetering van het aanbod en mobiliteit van onderzoekers en technostartersbeleid.

Ruimtevaart

De afsluiting van een EU/ESA-overeenkomst is een belangrijke stap in de verdere ontwikkeling van het Europees ruimtebeleid. De EU streeft nog voor eind 2004 naar een gezamenlijke bijeenkomst met ESA.

Referenties

• Scorebord Interne Markt (http://www.europa.eu.int/comm/internal market/en/update/score/index.htm).

• Voorstel Commissie voor een verordening Gemeenschapsoctrooi, COM(2001)546.def.

• Verordening Verkoopbevorderende activiteiten, COM (2002)0585.def.

• Kwaliteit van Regelgeving: Actieplan «Vereenvoudiging en verbetering van regelgeving, COM(2002)278.

• Zesde Kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandkoming van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002–2006) PE-CONS 3535/0).

6.7 Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Vergaderdata

9–10 juli 2004Informele Raad VTE in Amsterdam (vervoer)
7–8 oktober 2004Raad VTE in Luxemburg
18–20 november 2004Informele Raad VTE in Rotterdam
29 november 2004Raad VTE in Brussel (energie)
9–10 december 2004Raad VTE in Brussel
24 februari 2005Raad VTE in Brussel
27–28 juni 2005Raad VTE in Luxemburg

6.7.1 Vervoer

Stand van zaken

In de Transportraden werd tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen een aantal belangrijke onderwerpen aan de orde gesteld:

– Externe relaties in de burgerluchtvaart;

– Oneerlijke tariefpraktijken in de burgerluchtvaart;

– Verzekeringen burgerluchtvaart;

– Minimumvereisten bij veiligheid van tunnels;

– Beveiliging van havenfaciliteiten en schepen;

– Trans Europese Netwerken (TEN's);

– Slots (tijdstippen van landen en stijgen van vliegtuigen);

– Uitbreiding van het takenpakket van het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA).

Externe relaties in de burgerluchtvaart.

De Raad bereikte overeenstemming over een verordening over onderhandelingen en implementatie van luchtvaartverdragen tussen de lidstaten en derde landen. Het Hof oordeelde in 2003 dat de bilaterale «open skies»-akkoorden met de VS deels in strijd zijn met het EG-verdrag. De EG is op een aantal deelterreinen exclusief bevoegd over luchtvaartakkoorden te onderhandelen met derde landen.

Oneerlijke tariefpraktijken in de burgerluchtvaart.

De Raad bereikte een politiek akkoord over een verordening die maatregelen toestaat bij oneerlijke concurrentie door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen (via marktverstorende subsidies) op routes van en naar de Gemeenschap.

Verzekeringen burgerluchtvaart.

Er was overeenstemming in de Raad over een verordening inzake geharmoniseerde verzekeringseisen voor communautaire en niet-communautaire luchtvaartcarriers, en exploitanten die op of boven EU-gebied, actief zijn.

Minimumvereisten bij veiligheid van tunnels.

De Raad stemde in met een richtlijn over minimum veiligheidseisen op het gebied van beheer, uitrusting en onderhoud aan tunnels langer dan 500 meter die deel uitmaken van het trans-Europese wegennet. Ook worden aan voertuigen die door deze tunnels rijden veiligheidseisen gesteld. De richtlijn heeft betrekking op bestaande en nog aan te leggen tunnels. Binnen 10 jaar moeten alle bestaande tunnels aan de veiligheidseisen voldoen.

Beveiliging havenfaciliteiten en schepen.

Deze verordening, waarover de Raad een politiek akkoord bereikte, zet mondiaal overeengekomen bepalingen uit het SOLAS-verdrag (Safety of Life at Sea) en de ISPS-code (International Ship and Port Facility Security Code) om in Gemeenschapsrecht. Schepen worden onder meer verplicht veiligheidsinformatie door te geven voordat een Europese haven wordt aangedaan en om scheepveiligheidsplannen op te stellen. Daarnaast voorkomt de verordening dat beveiligingsregimes tussen lidstaten onderling, maar ook met derde landen, sterk uiteen gaan lopen.

Trans Europese Netwerken (TEN's)

Een politiek akkoord is bereikt over algehele herziening van de richtsnoeren voor de TEN's. Dit omvat onder andere een lijst met prioritaire projecten en formuleert enkele nieuwe instrumenten om de totstandkoming van de TEN's beter te faciliteren (een «Europees coördinator» voor grensoverschrijdende projecten en de «Verklaring van Europees belang» voor projecten met duidelijke Europese betekenis).

De lijst van prioritaire projecten bestaat uit de Essen-lijst, de Commissie-lijst van 2001, de lijst van de High Level Group Van Miert alsmede een aantal nieuwe projecten. In de prioritaire lijst staan drie projecten die voor Nederland van direct belang zijn; Maasroute (binnenvaart), Zeesnelwegen (korte zeevaart) en de de IJzeren Rijn (spoor). Onder unanieme druk van de Lidstaten kon een door Frankrijk – in een later stadium – aangedragen binnenvaartproject (Seine-Schelde) aan de lijst worden toegevoegd.

Deze projecten komen met voorrang in aanmerking voor een communautaire subsidie.

De Ecofin had al eerder tot het ophogen van het cofinancieringpercentage voor grensoverschrijdende delen van projecten tot 20% besloten. Projecten dienen mede van nut te zijn voor meer lidstaten dan de twee direct betrokkenen.

In april 2004 is met het Europees Parlement een akkoord bereikt over zowel de herziening van de TEN richtsnoeren als over de verhoging van het maximum cofinancieringpercentage.

Slots (tijdstippen van landen en opstijgen van vliegtuigen)

De Raad bereikte een politiek akkoord over de herziening van een verordening over slots, dat wil zeggen de op een luchthaven uitgegeven start- en landingstijden. Op een luchthaven met capaciteitsproblemen (Schiphol, Eindhoven) wijst de slotcoördinator slots voortaan bindend toe. Het huidige systeem van slots belemmert de concurrentie op de markt, in het bijzonder voor nieuwe aanbieders op de markt.

De herziening scherpt de technische toewijzigingscriteria voor slots aan en verduidelijkt de rol van de slotcoördinator. Handel in slots, beperking van de looptijd van historische rechten en milieucriteria bij toewijzing van slots komen in de tweede fase van de herziening aan de orde.

Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA)

Er was overeenstemming in de Raad over een herziening van de verordening die voorziet in de uitbreiding van het takenpakket van EMSA, het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid. Het gaat onder andere om het toezicht op kwalificaties en opleidingsinstituten buiten de EU en het uitwerken van een plan van aanpak bij verontreiniging door schepen in Europese territoriale wateren. Tot de oprichting van EMSA (opstart begin 2004) is besloten na het vergaan van olietanker «Erika» voor de Bretonse kust in 1999.

Beleid in voorbereiding

Als motto voor het Nederlands voorzitterschap heeft Verkeer en Waterstaat gekozen «grensverleggend in verbindingen». Dit motto verbindt de rode draden veiligheid, efficiënte mobiliteit, kennis en innovatie en goed nabuurschap.

Belangrijkste thema's voor het komende jaar zijn:

Burgerluchtvaart

Thema's die de agenda van de Europese burgerluchtvaart bepalen zijn veiligheid en externe betrekkingen. De Commissie is met de VS in onderhandeling om te komen tot een Transatlantisch alomvattend luchtvaartverdrag. Vervolgens zal een besluit genomen moeten worden over de vraag met welke landen de Commissie kan gaan onderhandelen.

Kustvaart binnen Europa

Belangrijkste knelpunten die bij «short sea shipping» (kustvaart binnen Europa) moeten worden aangepakt zijn vermindering van de administratieve lasten, afschaffing van douaneprocedures en verbetering van de efficiëntie van inspecties.

Wegvervoer

De Raad zal trachten een besluit te nemen over een afstandsgerelateerde gebruiksheffing voor het vrachtvervoer over de weg (nieuwe richtlijn «Eurovignet»). Discussiepunten zijn het doorberekenen van de externe kosten, het wel of niet verplichten van het terugsluizen van opbrengsten van de heffingen naar infrastructuur en de kortingen voor de «frequent users».

Binnenvaart

Als het belangrijkste binnenvaartland maakt Nederland zich sterk voor een richtlijn voor de toepassing van «River Information Services» (RIS): een in Europees verband ontwikkeld pakket van informatiediensten en afspraken over samenwerking om de efficiëntie en veiligheid van de binnenvaart te bevorderen. Ook zal Nederland trachten zich in te zetten voor de harmonisatie van communautaire regelgeving, in overeenstemming met regels die gelden voor het vervoer over de Rijn.

Zeevaart

Naar aanleiding van enkele grote scheepsrampen (met name de Erika en de Prestige) is in de zeevaart de laatste jaren al veel nieuwe Europese wetgeving tot stand gekomen. Nederland rekent verdere verbetering van de maritieme veiligheid tot zijn prioriteiten. Het zal zeker aandacht besteden aan eventuele aanvullende voorstellen van de Commissie. Beveiliging in transport blijft een belangrijk onderwerp in Europa. Eind december wordt het voorstel van de Commissie inzake beveiliging van de intermodale transportketen verwacht. Daarnaast zal Nederland zich inzetten voor wederzijdse erkenning van beroep bij certificaten voor zeevarenden.

Spoorvervoer

Nederland zal zich met name inzetten voor de verbetering van kwaliteit en betrouwbaarheid van het goederenvervoer per spoor en invoering van een internationaal rijbewijs voor machinisten. Een akkoord op andere elementen van het zogenaamde derde spoorpakket (waaronder de liberalisering van het personenvervoer per spoor) lijkt voorlopig niet haalbaar.

Verkeersveiligheid

Nederland streeft naar het bereiken van een politiek akkoord over het voorstel voor de Derde Rijbewijsrichtlijn. Deze zou moeten leiden tot een vermindering van fraude, waarborgen voor het vrije verkeer van burgers en een verbeterde verkeersveiligheid.

Galileo

De ontwikkeling van het Europese satellietsysteem voor navigatie en plaatsbepaling, Galileo, komt tijdens het Nederlands voorzitterschap waarschijnlijk in een belangrijke nieuwe fase. In december dient een besluit te worden genomen ten aanzien van de start van de stationeringsfase. Daarbij wordt ook het uitvoerende consortium aangewezen. Tevens wordt dan een besluit genomen over de maximale publieke bijdrage uit EU-middelen. Nederland zal oog blijven houden voor het kostenaspect van Galileo.

6.7.2 Telecommunicatie

Stand van zaken

Tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen sprak de Raad onder meer over de:

• algehele situatie van de elektronische communicatiesector in Europa;

• vestiging van een Europees Agentschap voor Netwerken Informatiebeveiliging (ENISA);

• interoperabele levering van pan-Europese elektronische overheidsdiensten aan overheden, ondernemingen en burgers (IDABC);

• voorbereiding en follow up van de World Summit on the Information Society (WSIS).

De situatie van de elektronische communicatiesector in Europa

Tekenen van herstel in de ICT/telecommunicatiesector zijn duidelijk zichtbaar. Lidstaten maken dan ook melding van een bovengemiddelde groei. Niettemin heeft Europa op veel deelterreinen een achterstand op de VS en op een aantal Aziatische landen. Begin dit jaar heeft de Commissie de mededeling uitgebracht «Connecting Europe at High Speed» over de recente ontwikkelingen in de sector. De mededeling benadrukt dat duurzaam politiek commitment noodzakelijk is om het gebruik van ICT in de EU te verbeteren. Daarnaast bevat de mededeling actiepunten om drempels voor investeringen weg te nemen. Zo roept de Commissie de lidstaten op tot implementatie van het nieuwe regelgevende kader, tot het spoedig opstellen van nationale breedbandstrategieën en de stimulering van «digital-divide (digitale kloof) quick start-projecten» voor de uitrol van breedband in zogenoemde minder toegankelijke gebieden. In het licht van de Lissabon-doelstellingen pleitte Nederland in de Raad voor een prioriteitsstelling. Europa moet haar «man on the moon»-project definiëren; hierbij zal breedband een cruciaal element zijn. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal de Raad een discussie voeren over toekomstige ontwikkelingen op het gebied van ICT vanuit het perspectief van de kenniseconomie en het Europees concurrentievermogen.

Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA).

ENISA zal een belangrijke rol spelen bij de beveiliging van de digitale economie in Europa en de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in het algemeen. De organisatie krijgt een adviserende en coördinerende taak (verzameling en analyse van gegevens over informatiebeveiliging). Zij zal vooral dienen als een expertisecentrum. De Raad bereikte inmiddels overeenstemming over taakstelling, besturingsstructuur en rechtsgrondslag van het Agentschap. Tijdens de Europese Raad van december 2003 is een besluit genomen over de vestigingsplaats van ENISA: Heraklion, Griekenland.

Interoperabele levering pan-Europese elektronische overheidsdiensten (IDABC)

De Raad bereikte een politiek akkoord over «Interchange of Data between Administrations, Businesses and Citizens»(IDABC). Met dit programma beoogt de Unie de levering van pan-Europese elektronische overheidsdiensten te bevorderen. IDABC verschilt van de voorgaande versie doordat de reikwijdte is uitgebreid van overheden naar bedrijven en burgers. Voorts beoogt IDABC de uitwisseling van gegevens, kennis en informatie tussen overheidsdiensten in de verschillende lidstaten enerzijds en de EU-instellingen anderzijds te stimuleren. Hiermee wordt de efficiency en effectiviteit (onder meer voor het uitvoeren van de communautaire regelgeving) vergroot.

World Summit on the Information Society (WSIS)

Op initiatief van de ITU (International Telecommunications Union) besloot de VN een «World Summit on the Information Society» te organiseren. De eerste bijeenkomst vond plaats in Genève in december 2003. Het doel van deze VN-top was het samenbrengen van nationale overheden, VN-agentschappen, de private sector, het maatschappelijke middenveld en NGO's ten einde de ontwikkeling van de informatiemaatschappij beter te coördineren en uit te bouwen. Tijdens de top zijn een politieke verklaring en een actieplan aangenomen. Daarin werd het belang van de informatiemaatschappij en wereldwijde toegang hiertoe benadrukt.

In november 2005 zal een tweede bijeenkomst van de WSIS worden georganiseerd in Tunis. In EU-verband heeft steeds afstemming plaatsgevonden van de standpunten voor de WSIS. Onderwerpen, die voor Nederland (en de EU) van belang zijn, zijn onder andere mensenrechten, bestrijding van SPAM, veiligheid en internet governance en de ontwikkeling van e-strategies, waaronder eGovernment.

Beleid in voorbereiding

Hoofdthema's voor de komende periode zijn:

Een strategische discussie over de ontwikkelingen op ICT/telecom-gebied voor de periode 2006–2010. Thans wordt een onderzoek uitgevoerd waarbij ontwikkeling en beleid in de EU, de VS en Azië worden vergeleken. De uitkomsten hiervan worden tijdens het Nederlandse voorzitterschap gepresenteerd. Tijdens de informele VTE-Raad in november te Rotterdam, staan de mogelijkheden om met behulp van innovatie de betrouwbaarheid van de netwerksectoren voor transport, telecom en energie te verbeteren centraal. Verder heeft het veilig gebruik van internet prioriteit.

6.7.3 Energie

Stand van zaken

Liberalisering energiemarkt

De liberalisering van de energiemarkt voor zakelijke gebruikers is per 1 juli 2004 een feit. In 2007 volgt een volledige liberalisering. Het pakket van richtlijnen ter voorbereiding van deze liberalisering, zoals de herziene richtlijnen elektriciteit en gas en de richtlijn energiebelasting, is inmiddels aangenomen.

Voorzieningszekerheid

Voorzieningszekerheid is en blijft een belangrijk thema in Europa, zeker in een geliberaliseerde energiemarkt. De Commissie heeft in september 2002 een pakket aan mededelingen, richtlijnen en beschikkingen inzake voorzieningszekerheid aangenomen. De Nederlandse inzet is geweest het scheppen van voorzieningszekerheid van olie en gas zonder aantasting van de soevereiniteit van lidstaten over eigen bodemschatten. Daarnaast wilde het een goed werkende interne markt en harmonisatie van vraag beperkende maatregelen. Nederland is erin geslaagd deze belangen op de juiste wijze te behartigen. In de Raad van december 2003 werd een politiek akkoord bereikt over de richtlijn veiligstelling van de aardgasvoorziening. De Commissie beraadt zich over haar positie ten aanzien van de richtlijn in haar huidige vorm.

De Raad is niet akkoord gegaan met de door de Commissie voorgestelde uitbreiding van verplichte olievoorraden van 90 naar 120 dagen. Voor veel lidstaten – inclusief Nederland – was deze uitbreiding bezwaarlijk. De Commissie beraadt zich over haar positie ten aanzien van de richtlijn in haar huidige vorm.

Voorzieningszekerheid: energievoorziening en infrastructuur

De Commissie heeft in december 2003 een pakket voorstellen gepresenteerd gericht op de voorzieningszekerheid van elektriciteit en versterking van de energieinfrastructuur. Dit pakket bestaat uit:

• Een voorstel van de Commissie over voorwaarden voor toegang tot gastransmissie netwerken. Hierover heeft de Raad in juni 2004 een akkoord bereikt.

• Een voorstel voor een richtlijn inzake waarborging van de continuïteit van de elektriciteitvoorziening en infrastructuurinvesteringen. Doel van de richtlijn is onder meer lidstaten te verplichten om taken van elektriciteitsleveranciers en netwerkbeheerders in het licht van de voorzieningszekerheid te definiëren. Voorts dienen bestaande Europese afspraken op het gebied van veiligheid van netwerken nagekomen te worden.

• Een beschikking tot het opstellen van richtsnoeren voor Trans-Europese Netwerken (TEN) in de energiesector en aanpassing van de bestaande richtlijn voor TEN's vanwege de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de EU. De Raad van juni 2004 bereikte overeenstemming over een algemene benadering van het TEN besluit. Naar verwachting zal het besluit dit najaar worden afgerond.

Voorzieningszekerheid: extern energiebeleid

De Raad heeft met het oog op voorzieningszekerheid in december 2003 conclusies aangenomen over de samenwerking met de omliggende landen op het gebied van energie, energietransport en energiemarkt.

Aandachtsgebieden zijn:

• Intensivering van de samenwerking met de aan de EU grenzende buurlanden op het terrein van energieinfrastructuur en energiebeleid;

• De Euro-mediterrane samenwerking;

• Een beleid richting Zuid-Oost Europa om de interne energiemarkt tot deze regio uit te breiden;

• De EU-Rusland Energiedialoog.

Duurzame energievoorziening

Naast voorzieningszekerheid, is het Europese energiebeleid gericht op een verminderding van de vraag door aanzienlijke energiebesparingen. Naar aanleiding van onder andere de informele Raad van Energie en Milieu ministers in Montecatini (juli 2003), worden energie- en milieubeleid nu beter op elkaar afgestemd. Hier is Nederland altijd een actief voorstander van geweest. Belangrijke afspraken zijn onder andere:

• Het politiek akkoord dat de Raad in juni 2004 bereikte over een kaderrichtlijn inzake ecologisch verantwoorde energieverbruikende producten (ECO-design). Hiermee is een goede stap gezet in de richting van een meer milieuvriendelijke en energiebesparende productencyclus. Doel van de richtlijn is er voor te zorgen dat milieuoverwegingen al zo vroeg mogelijk bij de productontwikkeling worden meegewogen.

• Het voorstel dat de Commissie in december 2003 presenteerde voor een richtlijn voor energieefficiëntie bij eindgebruikers en energiediensten. Doel van deze richtlijn is verhoging van energieefficiëntie bij eindverbruikers door bevordering van de marktwerking voor energiediensten en de totstandkoming van energieefficiëntie maatregelen in het algemeen (besparingsdoelstellingen, toestaan van fondsenvorming voor subsidiëring van programma's en maatregelen voor energieefficiëntie).

• In de Raadswerkgroep Energie is een gezamenlijk standpunt voorbereid voor de Internationale Conferentie over Duurzame Energie die van 1 tot 4 juni 2004 plaatsvond in Bonn. Daarin wordt benadrukt dat lidstaten zich moeten inspannen om de doelstellingen voor 2010 conform de richtlijn duurzame elektriciteit te behalen. De Commissie zal de lidstaten indien nodig hiertoe aansporen. Ook zij zelf zal een aantal extra initiatieven nemen om de kans op succes te vergroten.

Beleid in voorbereiding

Voorzieningszekerheid: energievoorziening en infrastructuur

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal een informele bijeenkomst van de Raad VTE over innovatie in de netwerksectoren plaatshebben.

Het Europees Parlement zal rond dit najaar een eerste lezing wijden aan de richtlijn voorzieningszekerheid elektriciteit. Nederland onderschrijft de doelstelling van deze ontwerprichtlijn en acht het van groot belang dat de voorzieningszekerheid van elektriciteit ook in EU-verband aandacht krijgt. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap wordt gestreefd naar een politiek akkoord.

Voorzieningszekerheid: extern energiebeleid

In november 2004 vindt de EU–Rusland top plaats. Vanwege het strategische belang voor de voorzieningszekerheid, zal Nederland zich ervoor inzetten een nieuwe impuls aan de energiedialoog te geven. Centrale thema's zijn daarbij voorzieningszekerheid gas, lange termijn contracten, interconnectie en integratie van de Russische energiemarkt in de Europese. Gestreefd wordt naar Raadsconclusies over dit voor Nederland belangrijke onderwerp. Voorts zal de Commissie naar verwachting een voortgangsrapport uitbrengen over de resultaten die zij tot nu toe behaald heeft bij de onderhandelingen inzake de energiemarkt Zuid-Oost Europa.

Duurzame energievoorziening

Bij het onderwerp koppeling milieu- en energiebeleid wordt de komende tijd gekeken of de EU op schema ligt voor wat betreft de stevige doelstellingen voor duurzame energie die zij zelf heeft geformuleerd. Bezien zal worden of in dit kader extra maatregelen nodig zijn om lidstaten die achterblijven aan te sporen en te helpen bij het behalen van deze doelstellingen. De Commissie zal onder andere komen met een voorstel voor een internationaal actieplan voor biomassa en voorstellen voor verdere R&D-stimulering. Daarnaast zal de Policy Workshop voor «wind offshore» die gehouden wordt van 30 september tot 1 oktober 2004 naar verwachting aanbevelingen doen voor meer Europese samenwerking bij de ontwikkeling van deze belangrijke duurzame energie optie. Tijdens het Nederlands voorzitterschap wordt gestreefd naar ambitieuze Raadsconclusies ten aanzien van de Commissiemededeling over hernieuwbare energie en het in Bonn door de Commissie gemelde voornemen om in 2007 met nieuwe doelstellingen voor na 2010 te komen voor duurzame energie. Bijzondere aandacht zal er verder zijn voor monitoring (van onder meer import/export) en voor meer structurele samenwerking en informatie uitwisseling op het gebied van duurzame energie in de EU.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal de behandeling over de richtlijn energieefficiëntie en energiediensten worden voortgezet. Afhankelijk van de datum van de eerste lezing van het Europees Parlement kan een politiek akkoord worden bereikt.

Referenties

Vervoer

• Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake erkenning van door de lidstaten afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid voor zeevarenden en tot wijziging van richtlijn 2001/25 EG, COM(2004)311.def

• Voorstel tot wijziging van richtlijn 1999/62 EG «Eurovignet», betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtwagens

• Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Traffic Information Services op de binnenwateren in de Gemeenschap, 2004/0123 (COD)/COM(2004)329.def

• Voorstel verordening betreffende compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor, COM(2004)144

• Voorstel voor een richtlijn inzake de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap, COM(2004)142

• Voorstel tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG «Derde Rijbewijsrichtlijn», COM(2003)621.def

• Voorstel voor een verordening betreffende onderhandelingen en implementatie van luchtvaartovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen (EG 847/2004)

• Mededeling van de Commissie inzake een gemeenschappelijke luchtvaartbeleid richting buurlanden, COM (2004)74

Telecommunicatie

http://europa.eu.int/information_society/eeurope/2005/index (situatie in de elektronische communicatie sector; eEurope 2005).

http://www.enisa.eu.int/ (ENISA).

http://europa.eu.int/ (IDABC).

http://www.itu.int/wsis/ (WSIS).

http://www.ez.nl/ (ICT trends en ontwikkelingen 2006–2010).

Energie

• Ontwerprichtlijn tot wijziging van de richtlijn voor elektriciteit (96/92/EG) en gas (98/30/EG), COM(2001)125

• Groenboek «Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening», COM(2000)769

• Voorstel beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese Netwerken (TEN) in de energiesector en intrekking van Beschikkingen 96/391/EG en 1229/2003/EG, COM(2003)742

• Ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad over energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten, COM(2003)739

• Ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad voor totstandbrenging van een kader voor eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad, COM(2003)453

• Ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen, COM (2003)740

• Ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad over voorwaarden voor toegang tot gastransmissienetten, COM(2003)741

6.8 Landbouw- en Visserijraad

Vergaderdata

19 juli 2004Raad in Brussel
5–7 septemberInformele Raad in Noordwijk
20 september 2004Raad in Brussel (eventueel)
18 oktober 2004Raad in Luxemburg
22–23 november 2004Raad in Brussel
21–22 december 2004Raad in Brussel
10 januari 2005Raad in Brussel (eventueel)
14 februari 2005Raad in Brussel
14 maart 2005Raad in Brussel
26 april 2005Raad in Luxemburg
30 mei 2005Raad in Brussel
20 juni 2005Raad in Luxemburg

6.8.1 Landbouw

Stand van zaken

Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Tijdens de Italiaanse en Ierse voorzitterschappen is verder invulling gegeven aan de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De in januari 2003 door de Commissie gepresenteerde voorstellen voor de hervorming van de sectoren akkerbouw, rundvlees en zuivel, resulteerden nog tijdens het Griekse voorzitterschap in het «Akkoord van Luxemburg». Ontkoppeling van inkomenssteun aan de feitelijke productie vormde de kern van deze hervorming. Hiermee worden de concurrentieverstorende elementen van het GLB in zeer belangrijke mate teruggedrongen. De prikkel tot extra productie is immers grotendeels uit het beleid verdwenen. Op basis van de uitgangspunten van dit «Akkoord van Luxemburg», werd in de tweede helft van 2003 de aanzet voor een tweede hervorming gegeven. De Commissie presenteerde voorstellen voor de Mediterrane producten (katoen, olijfolie en tabak) en hop.

Het «Akkoord van Luxemburg» heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het onlangs bereikte akkoord in Genève. Op 1 augustus 2004 zijn de WTO-leden er in Genève in geslaagd om een akkoord te bereiken over een raamwerk voor verdere onderhandelingen in de Doha-ronde. In het raamwerk is vastgelegd dat alle vormen van handelsverstorende exportsteun op termijn worden uitgefaseerd, binnenlandse steun verder wordt afgebouwd en de markten van met name de ontwikkelde landen verder worden geopend. De EU lijkt – in tegenstelling tot de Verenigde Staten – deze afspraken in beginsel te kunnen accommoderen in haar reeds hervormde landbouwbeleid. Het raamwerk bevat vooralsnog alleen globale afspraken. In aanloop naar de Ministeriële Conferentie in Hongkong (december 2005) zullen de leden van de WTO verder moeten onderhandelen over de nadere invulling van de afspraken met cijfers en een meer specifiek tijdspad. Ook moeten «non-trade concerns» als dierenwelzijn, milieu en voedselveiligheid verder worden uitgewerkt.

Bij de wetsvoorstellen voor de hervorming van de Mediterrane producten en hop, kreeg katoen de bijzondere aandacht van Nederland. Dit werd ingegeven door het Nederlandse streven naar een coherent ontwikkelings- en landbouwbeleid. De Commissie presenteerde deze voorstellen in november 2003. In september was hieraan een mededeling over de hervorming van tabak, katoen, olijfolie en suiker vooraf gegaan. Voor suiker kondigde de Commissie aan pas medio 2004 met een wetsvoorstel te komen. Geheel in de geest van het «Akkoord van Luxemburg» vormde de ontkoppeling van directe inkomenssteun ook voor de Mediterrane producten en hop de kern van de voorstellen. Ook de andere elementen van het «Akkoord van Luxemburg» werden meegenomen in deze hervorming. De betaling van de inkomenspremies wordt afhankelijk gemaakt van het voldoen aan normen op het gebied van milieu, dieren-welzijn en voedselveiligheid (de zogenaamde cross compliance). Verder wordt een deel van de financiële middelen uit het markt- en prijsbeleid (begrotingscategorie 1a) overgeheveld naar het plattelandsbeleid (begrotingscategorie 1b). Deze modulatie stimuleert de verdere vergroening van het landbouwbeleid. Tenslotte is ook het mechanisme van financiële discipline dat er voor zorgt dat het in oktober 2002 afgesproken plafond voor GLB-uitgaven gehandhaafd wordt, in deze hervorming opgenomen.

In april 2004 bereikte de Raad een akkoord. Het oorspronkelijke Commissievoorstel is goeddeels overeind gebleven. De voorgestelde ontkoppelingspercentages zijn voor tabak (100%), olijfolie (60%) en hop (75%) gehandhaafd. Alleen voor katoen is de ontkoppeling vijf procent hoger uitgevallen (65%). Nederland verwelkomde de voorstellen in grote lijnen, maar wenste ten aanzien van katoen verdere – en bij voorkeur volledige – ontkoppeling van de inkomenssteun. Gezien het krachtenveld was een ontkoppeling hoger dan 65% echter niet haalbaar. De Commissie is de (producerende) Mediterrane landen tegemoet gekomen met compensatiebetalingen voor olijfolie en een langere overgangstermijn voor volledige ontkoppeling van tabakssteun. Bovendien gaf de Commissie gehoor aan de wens van Nederland en enkele andere noordelijke lidstaten om ten aanzien van katoen een mechanisme in te stellen, dat zicht geeft op de effecten van de gedeeltelijke ontkoppeling op productie en handel.

Hygiënepakket

Tijdens het Italiaanse en Ierse voorzitterschap is tevens het zogenaamde hygiënepakket afgerond. Het hygiënepakket maakt onderdeel uit van het Witboek voedselveiligheid en beoogt de versnipperde regelgeving op het gebied van levensmiddelenhygiëne te verbeteren en te vereenvoudigen. Ook heeft de Raad een akkoord bereikt over de voorstellen op het gebied van hygiënevoorschriften voor diervoeders en op het gebied van officiële controle op levensmiddelen en diervoeders. In de laatste verordening is mede op initiatief van Nederland een bepaling opgenomen over technische assistentie en capaciteitsopbouw ten gunste van ontwikkelingslanden.

Dierenwelzijn

Op het gebied van de bescherming van dierenwelzijn tijdens vervoer bestond onder de lidstaten aanzienlijk minder eensgezindheid. Er tekende zich grofweg een scheiding af tussen de noordelijke en de zuidelijke lidstaten. Ondanks de compromisbereidheid aan Nederlandse zijde, bleken de standpunten over met name de lengte van de rij- en rusttijden van slachtvee te ver uiteen te liggen.

Genetisch gemodificeerd voedsel

Op het terrein van genetisch gemodificeerd voedsel is – niet gehinderd door eenzelfde diepe verdeeldheid – wel een doorbraak tot stand gekomen. In april 2004 werd voor het eerst sinds 1998 een toelatingsbesluit voor genetisch gemodificeerd maïs voor gebruik in levensmiddelen aan de Raad voorgelegd. Onder de lidstaten bleek echter geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen het op de markt toelaten van het genetisch gemodificeerd suikermaïs Bt-11 te zijn. Het van kracht worden van regelgeving inzake de markttoelating, traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen, die de zorgen van de moratorium-lidstaten zou moeten wegnemen, veranderde weinig aan de stemverhoudingen. Hieruit volgde conform de procedure dat de Commissie zelf bevoegd was een beslissing te nemen. Daarmee kwam in mei 2004 een einde aan het de facto moratorium op toelating van nieuwe genetisch gemodificeerde levensmiddelen.

Identificatie en registratie van schapen en geiten

Verder werd overeenstemming bereikt over de identificatie en registratie van schapen en geiten. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het snel kunnen indammen van de uitbraak en verspreiding van besmettelijke dierziekten zoals mond- en klauwzeer via het handelsverkeer in schapen en geiten. Ook bereikte de Raad een akkoord over maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en dierlijke oorsprong.

Beleid in voorbereiding

Verdere hervormingen GLB

In juli heeft de Commissie een mededeling voor de hervorming van de veelbesproken marktordening voor suiker gepresenteerd. Daarin stelt zij onder meer een forse prijsverlaging (van een derde) voor alsook een daling van de productiequota met circa 16%, die bovendien tussen de lidstaten verhandelbaar worden. De gesubsidieerde export van suiker zal hierdoor fors afnemen. De Europese boeren worden voor ongeveer 60% van de prijsdaling gecompenseerd door middel van een volledig ontkoppelde inkomenssteun. Hoewel dit voorstel richtinggevend is, zal de Commissie op zijn vroegst in het najaar van 2004 met een wetgevingsvoorstel komen of pas tijdens Luxemburgs voorzitterschap. De uitspraak van het WTO-panel dat tegen het EU-suikerbeleid is aangespannen kan daar nog een belangrijke factor in spelen. Met het oog op deze externe ontwikkelingen is in de Commissiemededeling een evaluatie voorzien in 2008. Nederland is van mening dat de handelsverstorende elementen van het suikerbeleid moeten worden teruggedrongen. Daarnaast zal de Commissie wijzigingsvoorstellen presenteren voor de marktordeningen wijn en groente & fruit. Met name in het geval van suiker is het belangrijk dat ook de belangen van ontwikkelingslanden en preferentiële handelspartners zorgvuldig worden meegewogen.

Landbouwbudget

Het landbouwbudget is tot 2013 goeddeels vastgelegd met het «Plafond van Brussel», waarover de lidstaten in 2002 overeenstemming bereikten. In het voorstel voor de nieuwe meerjarenbegroting voor 2007–2013 dat de Commissie in de zomer van 2004 zal presenteren, staat niettemin nog een belangrijke kwestie op landbouwgebied open. De lidstaten zijn verdeeld over de vraag of de landbouwuitgaven voor Roemenië en Bulgarije wel of niet onder het afgesproken plafond moeten vallen. Nederland vindt van wel.

Plattelandsbeleid

De hervorming van het plattelandsbeleid hangt nauw samen met deze nieuwe meerjarenbegroting. Ongeveer gelijktijdig zal de Commissie ook hierover een voorstel presenteren. De vereenvoudiging van de fondsen voor plattelandsontwikkeling is daarbij een belangrijke doelstelling, ook vanuit het oogpunt van administratieve lasten. Op inhoudelijk vlak zal men oog moeten hebben voor specifieke nationale plattelandsproblemen. Aangezien de conceptverordening onderdeel is van het brede pakket aan voorstellen van Agenda 2007, zijn bij bespreking van dit voorstel de betreffende Nederlandse uitgangspunten van toepassing.

Diversen

Het Nederlandse voorzitterschap zal ook aandacht besteden aan een nieuw voorstel gericht op vernieuwingen in de bestrijding van Aviaire Influenza. Mede gelet op de grote uitbraak van vogelpest in 2003 hecht Nederland hieraan veel waarde. Verder gaat de aandacht uit naar mogelijkheden om biologische landbouw verder te stimuleren. De Commissie heeft daartoe inmiddels een actieplan gepresenteerd. Tevens wordt een voorstel verwacht over het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tenslotte wordt er gestreefd naar voortgang bij de conceptverordening inzake illegale handel in hout, het zogenaamde «Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT)». Op het gebied van natuur zal de Raad naar verwachting spreken over de mededeling van de Commissie inzake de financiering van Natura 2000. Aan de Raad zal worden gerapporteerd over de resultaten van de Conferentie «25 jaar Vogelrichtlijn» die Nederland in samenwerking met de Commissie organiseert.

EU voorzitterschap

Tijdens het voorzitterschap zal Nederland een aantal eigen accenten plaatsen. De aandacht zal uitgaan naar maatschappelijke aspecten van de landbouw zoals maatschappelijk verantwoorde dierziektebestrijding. De publiek-private verantwoordelijkheidsverdeling in de landbouw- en voedingsmiddelensector in relatie tot het streven naar een maatschappelijk meer gewenste en duurzame landbouw valt ook onder deze thematiek. Administratieve lastenverlichting is een horizontaal aandachtspunt.

6.8.2 Visserij

Stand van zaken

Hervorming Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De Italiaanse en Ierse voorzitterschappen stonden op het gebied van visserij voor een groot deel in het teken van de uitwerking van het onder Deens voorzitterschap hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De Raad nam in oktober 2003 conclusies aan om technisch en wetenschappelijk advies over het visserijbeleid te verbeteren. Dit moet leiden tot een betere coördinatie en afstemming van de advisering tussen de lidstaten. Nederland acht een goed functionerend GVB, gebaseerd op gefundeerde wetenschappelijke adviezen, noodzakelijk voor een duurzame exploitatie van aquatische ecosystemen. Daarnaast stelde de Raad beheersmaatregelen vast voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee. De zeer zorgelijke situatie van enkele visbestanden vormde hier de aanleiding toe.

Partnerschapsovereenkomsten voor visserij met derde landen

Op extern vlak toonde de Raad zich minder slagvaardig, maar uiteindelijk zijn de lidstaten het na anderhalf jaar toch eens geworden over richtlijnen voor partnerschapsovereenkomsten voor visserij met derde landen. Dergelijke overeenkomsten moeten de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding volgens Nederland beter integreren in het externe visserijbeleid. Nederland heeft concrete voorstellen ingediend om onder meer de rol van onafhankelijk wetenschappelijke onderzoek en evaluaties te versterken en de betrokkenheid van de lokale visserijsector in de onderhandelingen te vergroten.

Herstelplannen kabeljauw en noordelijke heek

In december 2003 stelde de Raad meerjarige herstelplannen vast voor kabeljauw in de Noordzee en de noordelijke heek. Hiermee is een goede basis gelegd voor het herstel van deze bestanden binnen een termijn van vijf tot tien jaar. Op basis van een beperking van de visserijinspanning werd tevens overeenstemming bereikt over het visserijbeheer in de wateren ten westen van het Verenigd Koninkrijk. Met dit akkoord is een einde gekomen aan de beperkende overgangsmaatregelen voor Spanje en Portugal die nog voortvloeiden uit de toetreding van deze landen.

Vangstquota

Zoals altijd werden in dezelfde decemberraad besluiten genomen over de toegestane vangsthoeveelheden voor het komende jaar. Net als voorgaande jaren stond de discussie in het teken van de alarmerende situatie van enkele visbestanden. Voor de meeste visbestanden zijn de vangstquota dan ook verlaagd. De voor Nederland belangrijke tong en haring in de Noordzee vormen daar een uitzondering op. Voor Noordzeeschol is afgesproken dat er een herstelplan moet komen.

Regionale Adviesraden

Een belangrijke uitwerking van het hervormde GVB is de vorming van zeven Regionale Adviesraden, waaronder één voor de Noordzee. Hierover bereikten de lidstaten in mei 2004 overeenstemming. Deze adviesraden bevorderen de dialoog tussen de verschillende belangengroepen in de visserijsector en kunnen de Commissie gevraagd en ongevraagd adviseren. De adviesraden zijn transparant van opzet, een punt waar Nederland op heeft aangedrongen.

Verder bereikte de Raad overeenstemming over maatregelen die de bijvangst van walvisachtigen tot een minimum moeten beperken. Ook zijn er voor het eerst beperkingen opgelegd aan de visserij in koudwaterkoraalriffen ten noordwesten van Schotland. Bepaalde gebieden worden gesloten voor bodemberoerende visserij. Tenslotte is het toepassingsgebied van de structuurfondsen voor de visserij dusdanig uitgebreid dat ook de aquacultuur hier voortaan onder valt. Hiermee worden positieve ontwikkelingen verwacht met name op het gebied van productkwaliteit en milieubescherming.

Beleid in voorbereiding

Hervorming Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Ook onder Nederlands voorzitterschap zal nader invulling en uitwerking worden gegeven aan het hervormde GVB. Een centraal onderdeel daarvan is de verdere ontwikkeling en implementatie van herstelplannen voor een aantal visbestanden, waaronder de Europese aal. Daarnaast worden toegangsbepalingen voor bepaalde visgronden herzien, wordt het visserijbeheer in de Middellandse Zee verder ontwikkeld en zullen beheersmaatregelen voor de Oostzee aan de orde komen. Eind 2004 zullen de toegestane vangstmogelijkheden en quota voor 2005 worden vastgesteld. Dit geldt ook voor de referentieprijzen.

Handhavings- en controlebeleid

Het handhavings- en controlebeleid zal in de tweede helft van 2004 een centrale plaats op de agenda innemen. Handhaving en controle zijn twee aspecten die een uniforme uitvoering van het GVB en een gelijkwaardig niveau van handhaving en inspectie garanderen. In dit kader zullen communautaire inspectie- en controlestrategieën worden ontwikkeld. De Commissie heeft daarnaast een voorstel voor een Agentschap voor de Controle van de Visserij ingediend. Ook een voorstel voor een elektronisch logboek moet bijdragen aan de verbetering van de controle- en handhavingsmogelijkheden.

Op het gebied van extern visserijbeleid hoopt Nederland de richtlijnen voor partnerschapsovereenkomsten met derde landen af te ronden. In dit kader staat tevens een aantal externe visserijovereenkomsten op de agenda. Daarbij hecht Nederland belang aan een coherente benadering vanuit de EU, dus met een evenwichtige integratie van duurzaamheidsbeginselen en armoedebestrijdingsdoelstellingen.

Referenties

Landbouw

• Mededeling van de Commissie over de totstandbrenging van een duurzaam landbouwmodel via het hervormde GLB – de sectoren tabak, olijfolie, katoen en suiker, COM(2003)554 def, 23 september 2003.

• Brief minister LNV aan de Tweede Kamer over de hervorming van het GLB d.d. 11 november 2003 (TK 28 625, nr. 12) en d.d. 13 mei 2004 (TK 21 501-32, nr. 74).

Visserij

• Mededeling van de Commissie over de hervorming van het GVB, COM(02)181 d.d. 28 mei 2002.

• Brief van staatssecretaris LNV aan de Tweede Kamer over de hervorming van het GVB d.d. 4 juni 2002.

6.9 Milieuraad

Vergaderdata

16–18 juli 2004Informele Raad Milieu in Maastricht
14 oktober 2004Raad Milieu in Luxemburg
20 december 2004Raad Milieu in Brussel
10 maart 2005Raad Milieu in Brussel
24 juni 2005Raad Milieuin Luxemburg

Stand van zaken

De Raad heeft, na een politiek akkoord onder Italiaans Voorzitterschap, begin 2004 een gemeenschappelijk standpunt in eerste lezing bereikt over de richtlijn vluchtige organische stoffen (VOS) in verven en lakken. Aangezien er in tweede lezing geen amendementen van het Europees Parlement meer waren, kon de richtlijn worden vastgesteld. De richtlijn stelt grenzen aan het aandeel vluchtige organische stoffen in gebruiksklare verven, vernissen en primers. Nederland heeft zich sterk ingezet voor deze richtlijn en altijd gepleit voor de totstandkoming van VOS-grenswaarden, te beginnen met verven. De Nederlandse wensen voor herziening in 2008 en bescherming van schilders overeenkomstig de huidige Nederlandse arbo-regelgeving zijn daarin goed verwoord.

Eveneens werd een akkoord bereikt over de richtlijn inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (met name locomotieven en binnenvaartuigen). De wederzijdse erkenning van de normen van de Rijnvaart Commissie (CCNR) met de EU-normen waar Nederland zeer aan hecht, maakt onderdeel uit van de tekst.

Tenslotte werd onder Italiaans Voorzitterschap een akkoord bereikt over de beschikking inzake een bewakingssysteem voor uitstoot van broeikasgassen. Met deze beschikking geeft de Commissie uitvoering aan verplichtingen uit het klimaatverdrag en het Kyoto Protocol. Onder Iers Voorzitterschap is een akkoord bereikt over de richtlijn inzake het koppelen van de project-mechanismen «Joint Implementation» en «Clean Development» van het Kyoto Protocol aan het EU systeem voor emissiehandel. Deze treedt op 1 januari 2005 in werking. De kosteneffectiviteit van emissiereducties wordt hiermee verder vergroot.

Onder Italiaans Voorzitterschap werden onder meer Raadsconclusies aangenomen over de mededeling van de Commissie inzake geïntegreerd productenbeleid. Deze beogen de milieu-effecten van producten tijdens hun hele levenscyclus terug te dringen. Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen over structurele indicatoren die de Commissie in staat moeten stellen de ontwikkelingen op het gebied van milieu beter te evalueren en over de Strategie ter beperking van Atmosferische Emissies door Zeeschepen.

In conciliatie zijn tijdens het Italiaanse Voorzitterschap akkoorden bereikt met het Europees Parlement over de Richtlijn Verpakkingsafval waarbij Nederland de tegenstem ten tijde van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad heeft gehandhaafd vanwege het lage ambitieniveau. Over de Seveso-II Richtlijn en de Richtlijn Milieu-aansprakelijkheid werd in tweede lezing een akkoord bereikt tussen Raad en Europees Parlement.

De Raad van juni 2004 bereikte overeenstemming over de wijziging van de richtlijn inzake Zwavel in Scheepsbrandstoffen. Het gaat erom de richtlijn in overeenstemming te brengen met een eerder besluit van de IMO om in enkele wateren een algeheel verbod in te voeren op het gebruik van scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte boven de 1,5%. De Raad is er echter niet in geslaagd een akkoord te bereiken over de verordening inzake overbrenging van afval. Onder Iers voorzitterschap heeft de Raad een akkoord bereikt over wijziging van de richtlijn zwemwater. De huidige richtlijn zwemwater is, zowel wetenschappelijk als beheersmatig gezien, verouderd en dient gemoderniseerd te worden. Doel van de richtlijn is het beschermen van de gezondheid van zwemmers in oppervlaktewateren (binnenwateren, kustwater), met inachtneming van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De lidstaten hebben de inspanningsverplichting om de zwemkwaliteit van locaties van de klasse aanvaardbaar te verbeteren, maar kunnen locaties in de klasse «slecht» sluiten als er geen haalbare maatregelen mogelijk zijn of dit disproportionele kosten met zich meebrengt. Tijdens de Raad van juni 2004 presenteerde het Ierse voorzitterschap een compromispakket dat voor zowel de Raad als Commissie aanvaardbaar was. Hiermee was een politiek akkoord een feit. Eind van dit jaar zal naar verwachting een tweede lezing over de richtlijn in het Europees Parlement plaatsvinden.

Biotechnologie

Op 18 april 2004 zijn twee verordeningen in werking getreden over GGO's, te weten één inzake toelating en etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, en één inzake de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders. Mede dankzij dit nieuwe GGO-regime kwam op 19 mei 2004 een eind aan het de facto moratorium op de toelating van nieuwe GGO's. Met een besluit van de Commissie, op basis van een advies van de European Food Safety Agency, werd een nieuw GGO maïs voor gebruik in levensmiddelen tot de Europese markt toegelaten. In de Raad (landbouw en visserij) van april was geen gekwalificeerde meerderheid tegen dan wel voor een ontwerpbeschikking inzake de milieutoelating van een GGO maïs voor de handel in levensmiddelen. Analoog aan de procedure voor de toelating voor gebruik in levensmiddelen heeft de Commissie in juli de beslissing genomen voor de (milieu)toelating van de GGO-mais tot de intracommunautaire handel. In november 2005 zal de Commissie een evaluatie van de verordeningen inzake markttoelating van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders uitbrengen. Nederland zal daarbij aandacht vragen voor de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de verordening, wat al bij de aanname ervan een onderwerp van zorg was.

In mei 2003 zijn de VS, Canada en Argentinië een WTO-procedure begonnen tegen de EU vanwege het de facto moratorium op de toelating van GGO's. Deze procedure loopt nog. De ophef van het moratorium zal de procedure niet beïnvloeden, omdat de procedure is aangespannen op basis van economische schade die de Verenigde Staten hebben geleden in de periode vanaf 1997 tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe verordening.

Het «Cartagena Protocol on Biosafety» is 11 september 2003 van kracht geworden. Het is het eerste uitvoerende Protocol onder het Biodiversiteitsverdrag. Het protocol beoogt een adequaat beschermingsniveau voor transport, behandeling en gebruik van genetisch gemodificeerde organismen die een nadelig effect kunnen hebben op behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit. Het protocol is door ruim honderd landen, inclusief vrijwel alle EU lidstaten en de Gemeenschap geratificeerd. Van 23–27 februari 2004 heeft de eerste bijeenkomst van partijen plaatsgevonden in Kuala Lumpur, Maleisië. Daar zijn besluiten genomen over naleving en aansprakelijkheid in het kader van het protocol. De tweede bijeenkomst van partijen zal in juni 2005 plaatsvinden. Dan zal worden gesproken over opheffing van de knelpunten betreffende documentatie en capaciteitsopbouw.

Beleid in voorbereiding

Kyoto Protocol

Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen blijft een van de voornaamste doelstellingen op milieugebied. De lidstaten zullen in de loop van 2004 hun nationale allocatieplannen voor de periode 2005–2008 aan de Europese Commissie ter beoordeling voorleggen (uitvoering van de richtlijn emissiehandel). Samen met andere EU-partners wordt druk uitgeoefend op Rusland het Kyoto Protocol te ratificeren, zodat dit spoedig in werking kan treden. Daarnaast bereidt de EU zich voor op de onderhandelingen in de VN over verdere verplichtingen in de periode na 2012. Nederlandse inzet is een kostenefficiënt regime dat een substantiële bijdrage levert aan bestrijding van «global warming», zonder wereldwijde concurrentievervalsing. Deelname van de VS en industrialiserende ontwikkelingslanden is daarbij een vereiste, evenals aandacht voor de specifieke belangen en omstandigheden van ontwikkelingslanden.

Chemische stoffen (REACH)

Onder de Nederlandse en Luxemburgse Voorzitterschappen zal de behandeling van de verordening over chemische stoffen (REACH) worden voortgezet. REACH beoogt één enkel geïntegreerd systeem voor Registratie, Evaluatie, beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) ten aanzien van chemische stoffen. Het betreft een complex dossier met relevantie voor zowel milieu en volksgezondheids als voor de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven. Belangrijke elementen voor Nederland zijn: een hoog beschermingsniveau voor mens en milieu, een effectieve interne markt en verbetering van de concurrentiepositie van de industrie. Dit moet gebeuren door het stimuleren van innovatie, onder andere gericht op minder milieubelastende alternatieven. Onder Nederlands voorzitterschap wordt getracht het werk te concentreren op bespreking van het cruciale registratie-onderdeel van het REACH-voorstel (Titel I en II van het REACH-voorstel) en de daarmee samenhangende voorstellen van lidstaten. Na beschikbaarheid van de «impact» studies en de daaruit voortvloeiende standpuntbepaling van de lidstaten, zal onder het Nederlands voorzitterschap worden gestreefd naar een politieke overeenkomst op deelaspecten of tenminste een inventarisatie van knelpunten en overeenkomsten. Onder Luxemburgs voorzitterschap zou een verdere impuls in de richting van een gemeenschappelijke positie kunnen worden gegeven, mogelijk pas te bereiken onder Brits voorzitterschap.

Milieudimensie Lissabonstrategie

Nederland wil dat het milieubeleid meer bijdraagt aan de concurrentiekracht van de EU en het verwezenlijken van de Lissabonstrategie. De synergie tussen de economische, sociale en milieupijler wordt nog onvoldoende benut. Innovaties, die bijvoorbeeld door vermindering van energie- en materiaalgebruik kostenbesparend zijn, blijken nog onvoldoende hun weg naar de markt te vinden. De Raad (milieu) zal zich, met het oog op een bijdrage aan de Midterm Review van de Lissabonstrategie, buigen op welke wijze de (Europese en nationale) overheid de markttoegang van deze innovaties kan verbeteren.

Stillere, schonere en zuinigere auto's

De Raad zal in agendazettende zin spreken over stillere, schonere en zuinigere auto's. Een actueel milieuprobleem vormt de luchtverontreiniging van dieselmotoren. Versnelling van de invoeringvan roetfilters voor dieselpersonenauto's is daarom een eerste bespreekpunt. Een tweede element is te bespreken hoe de reductie tot 120 gram/km. Co2-uitstoot per kilometer voor nieuwe personenauto's gerealiseerd kan worden, in overleg met de (internationale) koepels van autofabrikanten. Als derde punt van aandacht geldt het streven om geluidsoverlast van het verkeer brongericht aan te pakken, in plaats van het werken met dure «end-of-pipe»-oplossingen zoals geluidsschermen.

Overige wetgevingsdossiers

Behandeling van de wetgevingsdossiers zal het komende jaar worden voortgezet op het gebied van mijnafval. Doel van deze ontwerprichtlijn is regulering van afval dat bij de winning van mineralen ontstaat. Het Nederlandse voorzitterschap zal overeenstemming trachten te bereiken op het dossier gefluorideerde gassen. Deze verordening beoogt de emissie van gefluorideerde broeikasgassen en krachtige broeikasgassen die onder het Kyoto Protocol vallen te beperken. Zij regelt de invoering van kosteneffectieve beperkingsmaatregelen en voorkomt een verstoring van de interne markt die gevolg zou kunnen zijn van verschillen in ingevoerde nationale maatregelen.

Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal ook het wetgevingspakket op de agenda worden geplaatst voor een politiek akkoord over de ratificatie van het Aarhus Verdrag. Dit betreft toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter bij milieu-aangelegenheden. Het is in 1998 ondertekend door alle lidstaten van de EU en de Gemeenschap. In aanvulling op reeds vastgestelde richtlijnen moeten nog drie voorstellen worden aangenomen: toepassing van de bepalingen van het Verdrag voor de EU-instellingen en organisaties, de toegang tot de rechter bij milieuaangelegenheden en ratificatie door de EU van het Verdrag. Zo nodig zal voorrang worden gegeven aan de verordening inzake toepassing van het Verdrag voor EU instellingen en maatschappelijke organisaties. Deze is immers noodzakelijk voor spoedige ratificatie van het Aarhus Verdrag door de Gemeenschap. Dit geldt niet voor de richtlijn inzake toegang tot de rechter.

Raadsconclusies worden nagestreefd over de Commissiemededeling «Naar een thematische strategie voor het Stedelijk Milieu». Deze behelst een pakket van maatregelen om een gezonde leefomgeving voor alle Europese burgers te bewerkstelligen. Daarnaast worden Raadsconclusies nagestreefd over een samenhangende Europese kwikstrategie ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu. De strategie kent een levenscyclus benadering met inbegrip van productie, gebruik, afvalverwerking en emissies van kwik. De EU-strategie zal ook een rol spelen bij gecoördineerde EU voorbereiding op de UNEP bijeenkomst in februari 2005.

Er is een begin gemaakt met de herziening van de richtlijn batterijen en accu's. Het streven is om de reikwijdte tot alle batterijen en accu's te verbreden, inzamel- en recyclingsdoelstellingen te formuleren, evenals een vorm van producentenverantwoordelijkheid. Ook is onder Nederlands voorzitterschap begonnen met de behandeling van de Grondwaterrichtlijn betreffende de uitwerking van artikel 17 van de Kaderrichtlijn water, waarin nadere bepalingen worden aangekondigd inzake het voorkomen en beheersen van grondwaterverontreiniging.

Water

Voor Nederland als delta van vier stroomgebieden in West-Europa is een goede samenwerking en afstemming met andere bovenstroomse landen van belang. Het principe van «niet-afwentelen» geldt hierbij als uitgangspunt («solidarity principle: not passing on problems»). Nederland heeft er belang bij dat bovenstrooms maatregelen worden getroffen, in het bijzonder voor Rijn en Maas. Er zijn in het kader van de riviercommissies al hoogwateractieprogramma's overeengekomen voor deze twee stromen. Europese afspraken zouden de tijdige implementatie van die actieprogramma's veilig kunnen stellen. De Europese Commissie heeft een mededeling besproken in de Informele Milieuraad van juli 2004. Deze moet leiden tot Raadsconclusies over hoe dit vraagstuk verder in EU-verband te behandelen.

Tevens zal de Commissie voor mei 2005 met de Europese Mariene Strategie (EMS) komen.

CSD

De VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) coördineert binnen de VN uitvoering van de afspraken van de «World Summit on Sustainable Development» en Agenda 21. De EU heeft tijdens CSD12 in april 2004 aandacht gevraagd voor een goede samenwerking tussen de VN en de Bretton Woods instellingen. Ook dringt zij aan op de samenhang tussen de drie thema's van het werkprogramma (water, sanitaire voorzieningen en «human settlements»). CSD13 in 2005 zal beleidsafspraken maken om knelpunten voor de uitvoering van de Johannesburg-afspraken op het gebied van water, sanitaire voorzieningen en «human settlements» uit de weg te ruimen. Het Nederlands voorzitterschap streeft naar substantiële voortgang in de formulering van de Europese inzet voor CSD13, zodat Luxemburg dit in de eerste maanden van 2005 kan afronden.

Referenties

• Richtlijn vluchtige organische stoffen (VOS) in verven en lakken (2004/42/EG).

• Richtlijn milieu-aansprakelijkheid (2004/35/EG)

• Richtlijn verpakkingsafval (2004/12/EG)

• Richtlijn Seveso-II

• Ontwerprichtlijn kwaliteit zwemwater, COM(2002)0581.def

• Richtlijn maatregelen tegen uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, COM(2002)765

• Ontwerprichtlijn inzake zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen, COM/2002/0595.def

• Ontwerpverordening inzake overbrenging van afval, COM/2004/0172.def

• Verordening inzake markttoelating van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (EG/1829/2003)

• Verordening inzake de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (EG/1830/2003)

• Ontwerpverordening chemische stoffen «REACH», COM/2003/0644.def

• Beschikking inzake een bewakingssysteem voor uitstoot broeikasgassen (280/2004/EG)

• Ontwerprichtlijn mijnafval, COM (2003)319

• Ontwerpverordening gefluoreerde broeikasgassen, COM/2003/0492.def

• Ontwerpverordening betreffende de toepassing van het Aarhus Verdrag voor de EG-instellingen en organisaties, COM(2003)622

• Ontwerprichtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toegang tot de rechter inzake milieu-aangelegenheden, COM(2003)624

• Commissiemededeling over geïntegreerd productbeleid, COM(2003)302.def

• Commissiemededeling «Naar een thematische strategie voor het Stedelijk Milieu», COM/2004/60

• Ontwerprichtlijn batterijen en accu's, COM/2003/0723

6.10 Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

Vergaderdata

12–13 juli 2004Informele Raad te Rotterdam (onderwijs)
13–14 juli 2004Informele Raad te Rotterdam (cultuur)
15–16 november 2004Raad OJC te Brussel
21–22 februari 2005Raad OJC te Brussel
23–24 mei 2005Raad OJC te Brussel

Stand van zaken

Onderwijs

Doelstellingenrapport

In het kader van de Lissabonstrategie heeft de Raad in februari 2002 het doelstellingenrapport onderwijs en opleiding vastgesteld. Deze doelstellingen betreffen de kwaliteit en toegankelijkheid van onderwijs en opleiding. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de «open coördinatie methode» om het beleid in de diverse lidstaten beter op elkaar af te stemmen.

De Raad bereikte in mei 2003 overeenstemming over de volgende streefwaarden voor 2010.

• vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters in de EU;

• stijging van het aantal bèta-/technisch afgestudeerden in de EU;

• stijging van het aantal gediplomeerden in het hoger secundair onderwijs in de EU;

• vermindering van het aantal 15-jarigen in de EU die slecht kunnen lezen;

• stijging van het aantal volwassenen dat deelneemt aan leeractiviteiten in de EU.

In februari 2004 heeft de Raad een voortgangsrapportage voor de Voorjaarsraad van dat jaar vastgesteld. Hieruit bleek dat de lidstaten over het algemeen voortgang hebben geboekt. Dit kwam onder meer tot uiting door intensievere samenwerking op het gebied van onderwijs. Niettemin vindt de Raad dat het tempo waarmee de onderwijs en opleidingssystemen worden hervormd omhoog moet. In dit verband moeten lidstaten:

• concrete hervormingen sneller uitvoeren;

• investeren in strategische gebieden (onder andere menselijk kapitaal);

• nationale strategieën implementeren, met name op het terrein van een Leven Lang Leren;

• vormgeven aan een Europese Ruimte voor onderwijs en scholing, onder andere door het wegnemen van belemmeringen die mobiliteit hinderen.

Versterkte samenwerking op het terrein van onderwijs

De wens te komen tot versterkte samenwerking op het terrein van onderwijs en opleiding liep als een rode draad door het Italiaanse en het Ierse voorzitterschap. Dit heeft zich vertaald in diverse activiteiten van de Raad:

• «Menselijk kapitaal»

De Raad heeft in november 2003 conclusies aangenomen over menselijk kapitaal in de kennissamenleving. Hij concludeerde dat samenwerking tussen de lidstaten op dit terrein noodzakelijk is wil de Unie de Lissabon-doelstellingen bereiken. Ook dienen lidstaten meer te investeren in menselijk kapitaal. Daarvoor is permanente loopbaanbegeleiding nodig (resolutie «Guidance»). Hiervoor heeft de Raad een resolutie aangenomen om de «employability» van werknemers te verhogen en de schooluitval tegen te gaan. Het gaat hier om langdurige begeleiding van mensen in alle stadia van hun schoolgaande en werkzame leven. Doel van de resolutie is het belang van versterkte samenwerking tussen lidstaten te onderstrepen. De ministers van onderwijs hebben op 28 en 29 april 2004 informeel in Dublin gesproken over permanente loopbaanbegeleiding. Aanleiding hiervoor zijn onderzoeken van de OESO, de Europese Commissie en de Wereldbank. Die hebben uitgewezen dat de beleidsmaatregelen en -systemen op het gebied van permanente loopbaanbegeleiding niet aansluiten op de behoefte en de doelstelling van de kenniseconomie.

• «Europass»

De Raad heeft in mei 2004 een politiek akkoord bereikt over «Europass». Dit is een verzameling documenten die de kwalificaties en competenties van de houder in een gemeenschappelijke Europese terminologie beschrijft. Doel hiervan is transparantie van kwalificaties te vergroten. De verzameling documenten bestaat uit:

– het «Europees curriculum vitae» (een Europees model voor een cv);

– de «mobilipass» (een document dat de in het buitenland opgedane leerervaring in het beroepsonderwijs beschrijft);

– het «Diplomasupplement» (een document dat een specifiek leertraject in het hoger onderwijs beschrijft);

– het «Europees Taalportfolio» (een talenpaspoort dat de taalvaardigheden van de houder beschrijft);

– «Certificaatsupplement» (een document dat min of meer gelijke beroepskwalificaties en -competenties van de bezitter verzekert).

Kwaliteitsbewaking van beroepsonderwijs en opleiding

In 2002 hebben de ministers van onderwijs van de EU, de toenmalige kandidaat-lidstaten en de partners van de Europese Economische Ruimte (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) in Kopenhagen een verklaring aangenomen over versterkte Europese samenwerking op het vlak van beroepsonderwijs en opleiding. Prioriteiten daarbij zijn versterking van de Europese mobiliteit, vergelijkbaarheid van kwalificaties en kwaliteitswaarborging. In vervolg hierop heeft de Raad in mei 2004 conclusies aangenomen over een gemeenschappelijk kader voor kwaliteitsbewaking in beroepsonderwijs en -opleiding. Doel is meer transparantie en consistentie in het beleid van de lidstaten, zonder dit dwingend op te leggen.

Erkenning verworven competenties

De Raad heeft tijdens het Ierse voorzitterschap conclusies aangenomen over erkenning van verworven competenties binnen de EU. Het gaat om competenties die verworven zijn door niet-formeel en informeel leren (respectievelijk ervaringskennis en leertrajecten buiten de formele stelsels om). De conclusies vloeien voort uit de Kopenhagen-verklaring (2002) waarin de wens wordt uitgesproken de vergelijkbaarheid in verschillende landen van verworven competenties te verbeteren en de kwaliteit van het beroepsonderwijs te waarborgen. Dit komt de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers ten goede.

Jeugd

Het Italiaanse voorzitterschap organiseerde op 3 en 4 oktober 2003 een informele ministeriële conferentie te San Patrignano over leerproblemen bij de jeugd en voortijdig schoolverlaten. Aanleiding hiervoor was de doelstelling om in 2010 het aantal voortijdige schoolverlaters in 2010 met 50% te hebben teruggedrongen (Lissabonstrategie). Uit deze conferentie is een resolutie over scholen als «open leeromgeving» voortgekomen die de Raad in november 2003 heeft aangenomen.

Doelstellingen participatie en informatie jeugd

In 2001 is het Witboek «Jeugd» verschenen voor samenwerking in de Unie op dit terrein. De Commissie heeft als follow-up in 2003 een mededeling gepresenteerd met voorstellen voor gemeenschappelijke doelstellingen voor participatie en informatie van jongeren. Hoofddoelstelling is jongeren te stimuleren actieve burgers te worden. Daarbij wordt gewerkt met de open coördinatiemethode. Onder het Italiaanse voorzitterschap heeft de Raad een resolutie aangenomen over dit onderwerp.

Sociale integratie jongeren

In mei 2004 riep de Raad de lidstaten en de Commissie in een resolutie op te werken aan een betere coördinatie van beleidsmaatregelen en een intensievere samenwerking tussen lidstaten om de sociale integratie van jongeren te bevorderen.

Racisme en onverdraagzaamheid jongeren

De Raad heeft in mei 2005 gesproken over een verklaring over racisme en onverdraagzaamheid met betrekking tot jongeren. In deze verklaring stelt de Raad dat jongeren in veel gevallen zowel dader als slachtoffer zijn van racisme, xenofobie, antisemitisme en discriminatie. Tegelijk spelen zij een belangrijke rol bij de bestrijding ervan.

Europees jaar van opvoeding door sport 2004

Bij de opening van het Europees jaar van opvoeding door sport 2004, op 29 januari 2004, hebben de ministers van onderwijs en van sportzaken van Italië, Ierland en Nederland samen met de Commissie een verklaring opgesteld. Hierin benadrukken zij het belang van sport voor de gezondheid van Europeanen. Sport draagt niet alleen bij tot de maatschappelijke participatie van onder andere jongeren in Europa, maar ook aan de integratie van minderheden en gehandicapten en aan de strijd tegen discriminatie.

Cultuur/Audiovisueel

Resolutie museale samenwerking

Gedurende het Italiaanse voorzitterschap heeft de Raad een resolutie aangenomen over samenwerking tussen musea in de EU. Doel hiervan is deze samenwerking te intensiveren op het gebied van tentoonstellingen, conservering, restauratie en reproductie van culturele goederen, bestrijding van illegaal verkeer van culturele goederen, en van onderzoek en vervolgopleidingen.

Cinematografisch erfgoed

De Raad heeft tijdens het Italiaanse voorzitterschap een resolutie aangenomen ter aanmoediging van acties voor het behoud en beheer van cinematografische werken in de EU. Cinematografische werken worden in de resolutie als belangrijke uitingen van de culturele rijkdom en de diversiteit van de Europese culturen aangemerkt.

Evaluatie Cultuur 2000 en Media Plus programma's

De Raad debatteerde in november 2003 over de toekomst van het programma Cultuur en het Media Plus. Het programma Cultuur 2000 stimuleert in het bijzonder Europese samenwerkingsprojecten. Media Plus ondersteunt de ontwikkeling, de distributie en de promotie van films in de EU. Media Training moedigt de bijscholing van werknemers in de audiovisuele sector en de uitwisseling van knowhow aan. De Commissie heeft de programma's geëvalueerd en zal op basis hiervan in 2004 voorstellen doen voor de periode na 2006.

Televisie zonder Grenzen – mededeling toekomstig regelgevend kader

In december 2003 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over de toekomst van de audiovisuele regelgeving. Zij heeft, mede aan de hand van de uitkomsten van openbare hoorzittingen, besloten de richtlijn «Televisie zonder Grenzen» op de korte termijn niet te herzien. In plaats hiervan kiest de Commissie voor een stapsgewijze benadering. Zij heeft in dat kader een voorstel gedaan voor de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid. Nederland zal als voorzitter hierover besluitvorming voorbereiden zonder daarbij vooruit te willen lopen op de Financiële Perspectieven.

Beleid in voorbereiding

Onderwijs

Programma's onderwijs en opleiding 2007–2013

Op 14 juli 2004 is de Commissie met een voorstel gekomen voor een besluit voor een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren. Dit vervangt de huidige programma's Leonardo da Vinci II en Socrates II. Het voorstel zet in op een stijging van het aantal deelnemers aan het programma. Daarnaast beoogt het de transparantie en efficiëncy van de programma's te vergroten. Het voorziet in een sterk gedecentraliseerd programma waarbij circa 80% van het budget beheerd wordt door nationale agentschappen. De Raad heeft inmiddels benadrukt dat meer aandacht moet worden gegeven aan kwaliteit. Nederland (of wellicht het Luxemburgse voorzitterschap) zal als voorzitter besluitvorming voorbereiden zonder daarbij vooruit te willen lopen op de Financiële Perspectieven.

Onderwijs en Europees burgerschap

Het Nederlandse voorzitterschap zal verslag uitbrengen over het onderwerp onderwijs en burgerschap. Doel hiervan is het belang van onderwijs voor sociale participatie en sociale cohesie te onderstrepen. Tijdens de informele Raad in juli 2004 hebben de Europese ministers van onderwijs en cultuur zich in Rotterdam over dit onderwerp gebogen.

Jeugd

Programma Jeugd 2007–2013

Op grond van een mededeling «Making Citizenship Work», over de nieuwe generatie programma's op het terrein van jeugd, cultuur, audiovisueel en participatie van burgers heeft de Raad tijdens het Ierse voorzitterschap gedebatteerd. De mededeling is een voorbode van de voorstellen voor nieuwe programma's, die in de loop van 2004 verschijnen. Nederland (of wellicht het Luxemburgse voorzitterschap) zal als voorzitter besluitvorming voorbereiden zonder daarbij vooruit te willen lopen op de Financiële Perspectieven.

Gemeenschappelijke doelstellingen vrijwilligersactiviteiten door jongeren

In het kader van het Witboek Jeugd zal de Raad mogelijk tijdens het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming bereiken over een resolutie over gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten van jongeren.

Gemeenschappelijke doelstellingen voor een beter begrip en kennis van jongeren

De Raad zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming trachten te bereiken over een resolutie over gemeenschappelijke doelstellingen voor een beter begrip van en meer kennis over jongeren.

Open coördinatiemethode in het jeugdbeleid

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal de Commissie een mededeling presenteren over toepassing van de open coördinatiemethode in het jeugdbeleid (en de kaders voor Europese samenwerking op dit terrein) waarover de Raad mogelijk van gedachten zal wisselen.

Tussentijdse evaluatie EU-Jeugdprogramma (2000–2006)

De Raad zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap trachten een resolutie aan te nemen over de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van het EU Jeugdprogramma (2000–2006).

Cultuur

Programma's Cultuur, Audiovisueel en participatie van burgers 2007–2013

In de mededeling Making Citizenship Work ontvouwde de Commissie op hoofdlijnen haar plannen inzake de nieuwe generatie programma's Cultuur, Audiovisueel en Participatie van burgers. Hierover heeft de Raad tijdens het Ierse voorzitterschap gedebatteerd. De mededeling loopt vooruit op de voorstellen voor nieuwe programma's die in de loop van 2004 zullen verschijnen. Het zal van het tijdstip van verschijning afhangen of het Nederlandse voorzitterschap de Commissievoorstellen inhoudelijk kan agenderen voor de Raad.

Wijziging actieplan Europese Culturele Hoofdstad

De Raad zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap het besluit tot wijziging van het actieplan Culturele Hoofdstad van Europa 2005–2019 aannemen. Reden hiervoor is om ook steden in de nieuwe lidstaten te kunnen nomineren. In de eerste helft van 2004 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een gemeenschappelijk standpunt over dit Actieplan. In eerste lezing heeft het Europees Parlement aangegeven dat het de selectieprocedure wil wijzigen. Raad en Commissie hebben aangegeven hiermee te willen wachten tot na de publicatie van een studie over de selectieprocedure.

Nieuw werkplan cultuur

De Raad zal conclusies aannemen over een nieuw werkplan (2005–2006) voor Europese samenwerking op het gebied van cultuur. Doel van dit werkplan is via stimulering van mobiliteit van culturele werken en werknemers een bijdrage te leveren aan de interculturele dialoog en zo het gevoel van Europees burgerschap te versterken. De in het werkplan geformuleerde doelstellingen zijn leidend voor de komende vier voorzitterschappen. Hierbinnen geeft Nederland prioriteit aan de bevordering van mobiliteit van collecties, de mobiliteit van personen werkzaam in de culturele sector, de rol van cultuur, de audiovisuele sector (culturele industrieën) en de digitalisering van het cultureel erfgoed.

Aanbeveling cinematografische werken

Het Nederlandse voorzitterschap zal een voorstel van de Commissie over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten agenderen voor verdere besluitvorming.

Referenties

Onderwijs

• «Onderwijs en opleiding 2010»: Ontwerpverslag over uitvoering van de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingssystemen in Europa (14358/03)

• Ontwerpconclusies over de ontwikkeling van het menselijke kapitaal bij sociale cohesie en concurrentievermogen in de kennismaatschappij (14354/03)

• De nieuwe generatie programma's op het terrein van onderwijs en opleiding na 2006, COM(2004)156.def

• Voorstel voor een beschikking inzake transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass), COM(2003)796.def

• Ontwerpconclusies over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (9599/04)

• Ontwerpresolutie inzake het versterken van beleidsmaatregelen, systemen en praktijken op het gebied van levenslange begeleiding in Europa (8448/04)

Jeugd

• Naar actief burgerschap: cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen door programma's voor jeugd, de audiovisuele sector en participatie van burgers, COM(2004)154.def

• Ontwerpresolutie betreffende de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie aan jongeren (14 353/03)

• Ontwerpresolutie betreffende sociale integratie van jongeren (9178/04)

• Ontwerpresolutie betreffende racisme en onverdraagzaamheid met betrekking tot jongeren (9405/04)

Cultuur

• Actieplan Europese Culturele Hoofdstad 2005–2019, COM(2003)700.def

• Naar actief burgerschap: cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen door programma's voor jeugd, cultuur, de audiovisuele sector en participatie van burgers. (Making Citizenship Work), COM(2004)154.def

• De toekomst van de audiovisuele regelgeving, COM(2003)784.def

• Ontwerpresolutie inzake de samenwerking tussen culturele instellingen op museaal gebied (14035/03)

• Ontwerpresolutie betreffende het depot van cinematografische werken in de Europese Unie (13986/03)

• Evaluatieverslag betreffende de programma's Media plus en Media Opleiding (14073/03)

• Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten, COM(2004) 341

• Voorstel voor uitvoering van een stimuleringsprogramma voor de Europese audiovisuele sector, COM(2204)470.def

Fiches opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 2003–2004

Titel ficheDeptNr Comdoc (def)Kamerstuk 22 112/dd.
1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Voorstel voor basisbesluiten voor de subsidies die momenteel vallen onder de administratieve autonomie van de Commissie (Deel A van de begroting) of de uitoefening van haar institutionele prerogatieven: algemene inleidingBZ(03)274285 dd.03-10-03
2. Besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderenBZ(03)280285 dd.03-10-03
3. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de implementatie van verplichtingen aangegaan door de toetredende lidstaten in het kader van de toetredingsonderhandelingen over hoofdstuk 21 – regionaal beleid en coördinatie van structurele instrumentenBZ(03)433286 dd.08-10-03
4. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrumentBZ(03)393289 dd.21-10-03
5. Tweede actieplan voor de noordelijke dimensie, 2004–2006BZ(03)343289 dd.21-10-03
6. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Een nieuw partnerschap met Zuidoost-AziëBZ(03)399289 dd.21-10-03
7. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's «Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: EU-standpunten voor de Wereldtop over de informatiemaatschappij van de Verenigde Naties (WSIS)»BZ(03)271290 dd.29-10-03
8. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingBZ(03)465290 dd.29-10-03
9. – Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten; – Voorstel voor een verordening van de Raad inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten.BZ(03)502292 dd.5-11-03
10. Beleidsdocument van de Commissie ter voorlegging aan de Raad en het Europese Parlement: Op weg naar een volwassen partnerschap – gezamenlijke belangen en taken in de betrekkingen tussen EU en China.BZ(03)533293 dd.19-11-03
11. – Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel; – Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen.BZ(03)558294 dd.27-11-03
12. Initiatief van het voorzitterschap betreffende de beveiliging en de controle van visa.BZ(03)n.v.t.295 dd.03-12-03
13. Mededeling De EU en de Verenigde Naties: kiezen voor multilateralismeBZ(03)526296 dd.11-12-03
14. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch Sociaal Comité Bestuur en OntwikkelingBZ(03)615296 dd.11-12-03
15. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Naar de volledige integratie van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begrotingBZ(03)590296 dd.11-12-03
16. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-AfrikaBZ(03)627299 dd.06-01-04
17. Communication from the Commission: «Structural indicators»BZ(03)585299 dd.06-01-04
18. Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Veror- dening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsverband een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen. BZ(03)639301 dd.23-01-04
19. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest. BZ(03)606302 dd.30-01-04
20. Besluit van de Raad betreffende de voorlopige toepassing van de bepalingen inzake handel en aanverwante zaken van de Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds.BZ(03)733302 dd.30-01-04
21. Voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2001/131/EG van de Raad houdende afsluiting van de overlegprocedure met Haïti in het kader van artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomstBZ(03)786305 dd.13-02-04
22. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de overlegprocedure met Guinee-Bissau in toepassing van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou.BZ(03)824308 dd.08-03-04
23. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en bevattende bepalingen inzake de oprichting van een Waterfaciliteit voor de ACS-landenBZ(04)43309 dd.08-03-04
24. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot instelling van het Gemeenschapsoctrooi- gerecht en betreffende beroepen bij het Gerecht van eerste aanlegBZ(03)828312 dd.25-03-04
25. Voorstel voor een besluit van de Raad tot verlenging van de periode van toepassing van de maatregelen in Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-PartnerschapsovereenkomstBZ(04)46312 dd.25-03-04
26. Mededeling: Ketens van landbouwbasisproducten, afhankelijkheid en armoede; voorstel voor een EU-actieplanBZ(04)89315 dd.05-04-04
27. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap binnen de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot de herziening van de financieringsvoorwaarden voor korte-termijnfluctuaties van de exportopbrengstenBZ(04)68315 dd.05-04-04
28. Mededeling: Voorstel voor een partnerschap tussen de EU en Afrika ter ondersteuning van de ontwikkeling van de katoensectorBZ(04)87317 dd.13-04-04
29. Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de ToetredingsakteBZ(04)145319 dd.13-05-04
30. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2130/2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in AziëBZ(04)126320 dd.13-05-04
31. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers ten aanzien van het besluit betreffende het gebruik van de reserve van de middelen voor langetermijnontwikkeling van het negende Europees OntwikkelingsfondsBZ(04)208322 dd.19-05-04
32. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot buitenlandse hulpBZ(04)313325 dd.21-06-04
33. Mededeling van de Commissie: Advies inzake de aanvraag door Kroatië van het lidmaatschap van de Europese UnieBZ(04)257325 dd.21-06-04
34. Mededeling van de Commissie over de doelstellingen van de Commissie in het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns Amerika, in aanloop naar de derde top van staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en Latijns Amerika en de Caraïben te houden in Guadalajara (Mexico) op 28 mei 2004BZ(04)220325 dd.21-06-04
35. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tenuitvoer- legging van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de Europese UnieBZ(04)196329 dd.06-07-04
36. Mededeling van de Commissie: European Neighbourhood Policy Strategy PaperBZ(04)373329 dd.06-07-04
37. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – De Europese Unie en Irak – Een raamwerk voor engagementBZ(04)417329 dd.06-07-04
38. Mededeling van de Commissie: Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio'sBZ(04)343332 dd.22-07-04
39. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité – Een strategisch partnerschap tussen de EU en IndiaBZ(04)430. dd.Juli 2004
40. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot de instelling van een programma voor financiële en technische bijstand aan derde landen op het gebied van migratie en asielBZ/JUST(03)355292 dd.5-11-03
41. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS)BZ/JUST(04)99318 dd.22-04-04
42. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de gereguleerde binnenkomst in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en de versterking van de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst. «Verbetering van de toegang tot duurzame oplossingen.»BZ/JUST(04)410331 dd.20-07-04
43. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: Opvolging van de Top van Genève van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)BZ/EZ(04)111317 dd.13-04-04
44. Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap(civic participation)BZK(03)276285 dd.03-10-03
45. Initiatief van de Italiaanse Republiek met het oog op aanneming van een resolutie van de Raad met het oog op de oplegging in de lidstaten van een stadionverbod voor voetbalwedstrijden met een internationale dimensieBZK(03) n.v.t. 292 dd.5-11-03
46. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: The Role of eGovernment for Europe's FutureBZK(03)567293 dd.19-11-03
47. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de toegang tot en de levering van goederen en dienstenBZK(03)657301 dd.23-01-04
48. Mededeling van de Commissie over de dialoog met de verenigingen van territoriale overheden.BZK(03)811307 dd.26-02-04
49. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot instelling van een gerecht voor Europese ambtenarenzakenBZK(03)705307 dd.26-02-04
50. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende normen voor de veilig- heidskenmerken van en biometrische gegevens in paspoorten van EU-burgersBZK(04)116318 dd.22-04-04
51. Mededeling Versterking Internationaal Bijstandsmechanisme van de Europese UnieBZK(04)200324 dd.06-06-04
52. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van paneuropese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDAbc)BZK/EZ(03)406294 dd.27-11-03
53. Ontwerpbesluit betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrij- dende implicatiesBZK/JUSTn.v.t. 312 dd.25-03-04
54. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europese Parlement: «Verbetering van de tenuitvoerlegging van de nieuwe aanpak-richtlijnen»EZ(03)240285 dd.03-10-03
55. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistieken van het goederenvervoer tussen de lidstaten.EZ(03)364285 dd.03-10-03
56. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van energiebeleid voor de uitgebreide Europese Unie, haar buurlanden en partnerlandenEZ(03)262286 dd.08-10-03
57. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijnEZ(03)380287 dd.15-10-03
58. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerkenEZ(03)220287 dd.15-10-03
59. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissie- rechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van KyotoEZ/VROM(03)403289 dd.21-10-03
60. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende belemmeringen voor een brede toegang tot de nieuwe diensten en toepassingen van de informatie- maatschappij via open platforms op het vlak van digitale televisie en mobiele commu- nicatie van de 3e generatie.EZ(03)410292 dd.5-11-03
61. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over de informatiemaatschappijEZ(03)509293 dd.19-11-03
62. Mededeling inzake de overgang van analoge naar digitale omroep (van «omschake- ling» naar digitaal tot «uitschakeling» van analoog)EZ(03)541295 dd.03-12-03
63. Mededeling van de Commissie, De Structuurfondsen en de coördinatie met het Cohesiefonds, herziene indicatieve richtsnoerenEZ(03)499296 dd.11-12-03
64. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringenEZ(03)507296 dd.11-12-03
65. Voorstel voor een verordening van de Raad tot bescherming tegen de gevolgen van de toepassing van de Antidumping Act van 1916 van de Verenigde Staten van Amerika en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen.EZ(03)543301 dd.23-01-04
66. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van aanvullende douane- rechten op bepaalde producten uit de Verenigde Staten van Amerika.EZ(03)661302 dd.30-01-04
67. Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de RaadEZ(03)453302 dd.30-01-04
68. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's inzake de evaluatie van het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën, door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud, met name ter bescherming van kinderen en minderjarigenEZ(03)653305 dd.13-02-04
69. Mededeling: een samenhangend kader voor de lucht- en ruimtevaartindustrie- een antwoord op het STAR 21 verslagEZ(03)600306 dd.20-02-04
70. Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie uit te voeren aanvullend onderzoekprogramma. EZ(03)756306 dd.20-02-04
71. Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2506/96 betreffende de opening en wijze van beheer van autonome communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwen industrieproducten.EZ(03)805306 dd.20-02-04
72. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal (APRK)EZ(03)654306 dd.20-02-04
73. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1031/2002 houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van AmerikaEZ(03)788307 dd.26-02-04
74. Mededeling van de Commissie: De concurrentiepositie van bedrijfsgerelateerde diensten en hun bijdrage aan de prestaties van het Europese bedrijfsleven.EZ(03)747307 dd.26-02-04
75. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financieringEZ(03)713307 dd.26-02-04
76. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het EP, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: De toekomst van de Europese scheepsbouw en scheepsreparatie -concurrentievermogen door uitmuntendheid.EZ(03)717307 dd.26-02-04
77. Voorstel voor een besluit van de raad betreffende een standpunt van de Gemeenschap inzake een besluit van de Samenwerkingsraad van de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië tot verdere liberalisering van de handel in landbouw- en visserijproducten. EZ(03)744308 dd.08-03-04
78. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgenEZ (03)740308 dd.08-03-04
79. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissienettenEZ(03)741308 dd.08-03-04
80. Mededeling van de Europese Commissie over de uitvoering van de Voorbereidende Actie ter verbetering van het Europese industrieel potentieel op het vlak van Veiligheids- onderzoek, Op weg naar een programma om Europese veiligheid te bevorderen d.m.v. Onderzoek en TechnologieEZ(04)72312 dd.25-03-04
81. Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiedienstenEZ(03)739312 dd.25-03-04
82. Mededeling: Connecting Europe at high speed: recente ontwikkelingen in de elektronische communicatie sectorEZ(04)61312 dd.25-03-04
83. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Enkele kernpunten inzake Europa's concurrentievermogen – Naar een geïntegreerde aanpakEZ(03)704312 dd.5-03-04
84. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europese Parlement, het Europese Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's inzake ongevraagde commerciële communicatie of «spam»EZ(04)28314 dd.05-04-04
85. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Tussentijdse evaluatie eEurope 2005EZ(04)108315 dd.05-04-04
86. Voorstel voor een besluit van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in EuropaEZ(04)96317 dd.13-04-04
87. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Actieplan: De Europese agenda voor onder- nemerschapEZ(04)70318 dd.22-04-04
88. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sectorEZ(03)789318 dd.22-04-04
89. Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van de bij- en nascholing in ondernemingenEZ(04)95319 dd.13-05-04
90. Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieënEZ(04)91320 dd.13-05-04
91. Beschikking van het Europese Parlement en de Raad tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en houdende intrekking van Beschikkingen nr. 96/391/EG en nr. 1229/2003/EGEZ(03)742321 dd.24-05-04
92. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de bevordering van coöperatieve vennootschappen in EuropaEZ(04)18324 dd.06-06-04
93. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistiekenEZ(03)823326 dd.21-06-04
94. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende datum waarop sommige bepalingen (elektriciteitsmarkt) van toepassing worden op SloveniëEZ(04)309328 dd.06-07-04
95. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van sommige bepalingen (elektriciteitsmarkt) op EstlandEZ(04)318328 dd.6-07-04
96. Mededeling: Aanmoedigen van Structurele Hervormingen, Europees industriebeleid na de uitbreidingEZ(04)274328 dd.06-07-04
97. Mededeling van de Commissie aan de Raad: Herziening eEurope 2005: «eEurope 2005 Action Plan: An Update»EZ(04)380330 dd.15-07-04
98. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Connecting Europe at High Speed: National Broadband StrategiesEZ(04)369331 dd.20-07-04
99. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Een pro-actief mededingingsbeleid als hefboom voor Europees concurrentievermogenEZ(04)293331 dd.20-07-04
100. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: «Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte» (2002–2006)EZ/OCW/VWS(03)390297 dd.11-12-03
101. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees toerismeEZ/LNV(03)716306 dd.20-02-04
102. Verordening betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescher- ming («Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumenten- bescherming»)EZ/JUST(03)443309 dd.08-03-04
103. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de Interne MarktEZ/Alle departementen(04)2321 dd.24-05-04
104. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromuntenFIN(03)426284 dd.26-09-03
105. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de GemeenschapFIN(03)278285 dd.03-10-03
106. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 77/388EEG wat de verlaagde BTW-tarieven betreftFIN(03)397285 dd.03-10-03
107. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en de indirecte belastingenFIN(03)446286 dd.08-10-03
108. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemersFIN(03)452287 dd.15-10-03
109. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzenFIN(03)452287 dd.15-10-03
110. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW). FIN(03)452287 dd.15-10-03
111. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Versterking van de wettelijke accountantscontrole in de EUFIN(03)286287 dd.15-10-03
112. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten.FIN(03)462287 dd.15-10-03
113. Mededeling van de Commissie: Procedure ter informatie van de gegadigden en inschrijvers, na de gunning van een opdracht en voor de ondertekening van het contract, voor overheidsopdrachten die door de Commissie op grond van artikel 105 van het Financieel Reglement worden geplaatst.FIN(03)395292 dd.5-11-03
114. Mededeling Private sector ontwikkeling in de Mediterrane RegioFIN(03)587296 dd.11-12-03
115. Voorstel tot wijziging van de Richtlijn 90/434/EEF van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten.FIN(03)613299 dd.06-01-04
116. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 93/6/EEG en 94/19/EG van de Raad en van de richtlijnen 2000/12/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële dienstenFIN(03)659301 dd.23-01-04
117. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité – Een interne markt zonder belemmeringen op het gebied van de vennootschapsbelasting: verwezenlijkingen, lopende initiatieven en resterende uitdagingenFIN(03)726305 dd.13-02-04
118. Mededeling: Balans en bijstelling van de prioriteiten van de BTW-strategieFIN(03)614306 dd.20-02-04
119. – Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten – Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen. FIN(03)825306 dd.20-02-04
120. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de berekening en indiening van gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuldFIN(03)761306 dd.20–02–04
121. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een nieuw rechtskader voor betalingen in de Interne MarktFIN(03)718307 dd.26-02-04
122. Voorstellen voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betref- fende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen, bepaalde accijnzen en heffingen op verzekerings- premies alsmede van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daaropFIN(03)797308 dd.08-03-04
123. Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van dienstenFIN(03)822309 dd.08-03-04
124. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstatenFIN(03)841309 dd.08-03-04
125. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende op euromunten lijkende medailles en penningenFIN(04)39309 dd.08-03-04
126. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité Belasting op dividend van natuurlijke personen in de interne marktFIN(03)810312 dd.25-03-04
127. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot intensivering en uitbreiding van de Overeenkomst betreffende samenwerking en weder- zijdse bijstand in douanezaken van 28 mei 1997 ten einde daarin ook de samenwerking op het gebied van containerveiligheid en aanverwante zaken op te nemenFIN(04)36312 dd.25-03-04
128. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG teneinde bepaalde lidstaten toe te staan om vrijstellingen of verlagingen van de belastingniveaus toe te passen voor energieproducten en elektriciteitFIN(04)42315 dd.05-04-04
129. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Reglemen- tering van bewaarders van icbe's in de lidstaten: stand van zaken en mogelijke toekom- stige ontwikkelingenFIN(04)207321 dd.24-05-04
130. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG and 83/349/EEG van de RaadFIN(04)177321 dd.24-05-04
131. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waardeFIN(04)246325 dd.21-06-04
132. Voorstel voor een beschikking van de Raad over de toepassing van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredietenFIN(04)287325 dd.21-06-04
133. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on reinsurance and amending Council Directives 73/239/EEC, 92/49/EEC and Directives 98/78/EC and 2002/83/EC (Richtlijn over herverzekering)FIN(04)273326 dd.21-06-04
134. Mededeling van de Commissie over de werkzaamheden van oktober 2002 tot december 2003 van het Gezamenlijk EU-forum over verrekenprijzen in het kader van de belasting op ondernemingen en over een voorstel tot Gedragscode voor een efficiënte toepassing van het Arbitrageverdrag (90/436/EEG) van 23 juli 1990FIN(04)297326 dd.21-06-04
135. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Clearing en afwikkeling in de Europese Unie – een strategie voor de toekomstFIN(04)312328 dd.06-07-04
136. Voorstel voor een besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap aan de Europese Investeringsbank (EIB) voor verliezen op leningen voor bepaalde projecten in Rusland en de westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten (WNOS)FIN(04)385332 dd.22-07-04
137. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: «Naar toegankelijker, rechtvaardiger en beter beheerde asielstelsels»JUST/BZ(03)315285 dd.03-10-03
138. Initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad betreffende de oprichting van een netwerk van immigratie-verbindingsfunctionarisssenJUSTn.v.t.(lidstaat-initiatief)286 dd.08-10-03
139. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptieJUST(03)317286 dd.08-10-03
140. Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een richtlijn van de Raad betreffende bijstand bij doorgeleiding over land in het kader van verwijderingsmaatregelen van de lidstaten ten aanzien van onderdanen van derde landenJUSTn.v.t.(lidstaat-initiatief)287 dd.15-10-03
141. Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een besluit van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de collectieve verwijdering van illegale onderdanen van derde landen van het grondgebied van twee of meer lidstaten.JUSTn.v.t.(lidstaat-initiatief)287 dd.15-10-03
142. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke «business-to-consumer»-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken)JUST/EZ(03)356287 dd.15-10-03
143. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie – Een actieplanJUST(03)284289 dd.21-10-03
144. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepenJUST(03)227289 dd.21-10-03
145. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over immigratie, integratie en werkgelegenheidJUST/SZW(03)336290 dd.29-10-03
146. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen («ROME II»)JUST(03)427290 dd.29-10-03
147. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Vreemdelingenhaat vergezeld van voorstellen voor een herschikking van Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad. JUST(03)483293 dd.19-11-03
148. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaartJUST(03)566296 dd.11-12-03
149. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen. JUST(03)510296 dd.11-12-03
150. Voorstel van de Commissie voor een verordening voor de oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EUJUST(03)687302 dd.30-01-04
151. Voorstel voor een verordening van de Raad waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onder- danen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigdJUST(03)664305 dd.13-02-04
152. Ontwerp-kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafproceduresJUST(03)688306 dd.20-02-04
153. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappenJUST(03)703306 dd.20-02-04
154. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de totstandkoming van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- coördinatienetwerk voor de migratiebeheers- diensten van de lidstatenJUST(03)727307 dd.26-02-04
155. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement betreffende de doorgifte van persoonsgegevens (PNR-gegevens): Een allesomvattende EU-aanpakJUST(03)826317 dd.13-04-04
156. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005–2010JUST(04)102318 dd.22-04-04
157. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Ontwikkeling van het Schengeninformatiesysteem II en mogelijke synergie met een toekomstig visuminformatiesysteem (VIS)JUST(03)771321 dd.24-05-04
158. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Statenvan AmerikaJUST(04)190322 dd.19-05-04
159. Voorstel voor een richtlijn en twee voorstellen voor aanbevelingen tot vergemak- kelijking van de toelating van onderdanen van derde landen tot de Europese Gemeenschap met het oog op wetenschappelijk onderzoekJUST(04)178326 dd.21-06-04
160. Aanbeveling van de Commissie inzake handhaving op het gebied van verkeersveiligheidJUST(04) n.v.t.326 dd.21-06-04
161. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Het beheer van auteursrecht en naburige rechten in de interne marktJUST(04)261328 dd.06-07-04
162. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedureJUST(04)173329 dd.06-07-04
163. Ontwerp-kaderbesluit over de bewaring van gegevens die zijn verwerkt en opge- slagen in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatie- diensten of gegevens in openbare communicatienetwerken met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, daaronder begrepen terrorismeJUSTn.v.t. 331 dd.20-07-04
164. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/463/EG tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO programma)JUST(04)384332 dd.22-07-04
165. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personenJUST(04)391. dd.Juli 2004
166. – Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende de door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken – Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 betreffende de door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoekenJUST/FIN(04)103 (04)104320 dd.13-05-04
167. Mededeling: Criminaliteitspreventie in de Europese UnieJUST/BZK(04)165321 dd.24-05-04
168. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het voorkomen en bestrijden van georganiseerde criminaliteit in de financiële sectorJUST/FIN(04)262330 dd.15-07-04
169. – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over bepaalde maatregelen die moeten worden genomen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit met name om de uitwisseling van informatie te verbeteren – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aardJUST/BZK(04)221332 dd.22-07-04
170. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestandLNV(03)374284 dd.26-09-03
171. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT). Voorstel voor een EU-actieplanLNV(03)251287 dd.15-10-03
172. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling ter compensatie van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en de Franse departementen Guyana en Réunion.LNV(03)516292 dd.5-11-03
173. – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de bescherming van dieren tijdens het vervoer – Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EGLNV(03)425293 dd.19-11-03
174. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van maatregelen betref- fende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 88/98LNV(03)451293 dd.19-11-03
175. Mededeling van de Commissie: Ontwikkeling van een communautair actieplan voor het beheer van Europese aal.LNV(03)573296 dd.11-12-03
176. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende afwijking van verordening (EG) nr 1251/1999 ten aanzien van de braakleggingsverplichting voor het verkoopseizoen 2004/2005LNV(03)691299 dd.06-01-04
177. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouwLNV(03)602299 dd.06-01-04
178. Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrechtLNV(03)456301 dd.23-01-04
179. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende aanpassing van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- beleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, Verordening (EG) nr. 1786/2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen en Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatieen Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese UnieLNV(03)640301 dd.23-01-04
180. Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van de Gemeenschap in de VisserijsectorLNV(03)658305 dd.13-02-04
181. – Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds – Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij als bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds, wat de bepalingen over experimentele visserij betreft. LNV(03)609/(03)601305 dd.13-02-04
182. Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleidLNV(03)607305 dd.13-02-04
183. Verordening van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 973/2001LNV(03)589306 dd.20-02-04
184. Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de visserijcontroleprogramma's van de lidstatenLNV(03)706307 dd.26-02-04
185. Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten.LNV(03)814307 dd.26-02-04
186. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor de zuidelijke heek en langoestine in de Cantabrische Zee en het westelijke Iberische schiereiland en wijziging van Verordening 850/98LNV(03)818308 dd.08-03-04
187. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor de tongbestanden in het Westelijk Kanaal en de Golf van BiskajeLNV(03)819308 dd.08-03-04
188. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van een communautair programma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouwLNV(03)817309 dd.08-03-04
189. Mededeling van de Commissie: Tenuitvoerlegging door de EG van de «Richtsnoeren van Bonn» inzake toegang tot de genetische hulpbronnen en verdeling van de voordelen in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteitLNV(03)821311 dd.12-03-04
190. – Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van de Republiek Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 – Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van de Republiek Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008LNV(03)765 (03)766312 dd.25-03-04
191. Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot een voorstel voor een aanbeveling inzake varkens, goed te keuren tijdens de 46e vergadering van het Permanent Comité van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Straatsburg, 2004)LNV(03)775314 dd.05-04-04
192. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille OceaanLNV(03)855315 dd.05-04-04
193. Voorstel voor een Verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 met betrekking tot de bescherming van koudwaterkoraalriffen tegen de gevolgen van de trawlvisserij in bepaalde gebieden van de Atlantische OceaanLNV(04)58318 dd.22-04-04
194. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiodeLNV(04)163322 dd.19-05-04
195. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Verbetering van het toezicht op de industriële visserij in de EULNV(04)167326 dd. 21-06-04
196. Richtlijn van de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 202/54/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van de in derde landen geproduceerd zaaizaadLNV(04)263326 dd.21-06-04
197. Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleidLNV(04)289330 dd.15-07-04
198. Communication from the Commission on the modification of the European Community's import regime for bananasLNV(04)399330 dd.15-07-04
199. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Milieu- vriendelijke visserijmethoden bevorderen: de rol van technische instandhoudings- maatregelen»LNV(04)438332 dd.22-07-04
200. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouwLNV(04)415332 dd.22-07-04
201. Ontwerp voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het statuut van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleidingenOCW/SZW(03)394284 dd.26-09-03
202. Besluit tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleidingen.OCW(03)273285 dd.03-10-03
203. Besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijnOCW(03)275285 dd.03-10-03
204. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheidOCW(03)520292 dd.5-11-03
205. Mededeling: Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen: actieplan 2004–2006OCW(03)449300 dd.06-01-04
206. Voorstel voor besluit van Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit 1999/784/EG van de Raad betreffende deelneming van de Gemeenschap in het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sectorOCW(03)736307 dd.26-02-04
207. Mededeling van de Commissie: Onderwijs en Opleiding 2010. De dringende noodzaak tot hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon.OCW(03)685308 dd.08-03-04
208. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité van de Regio's: De toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleidOCW(03)784308 dd.08-03-04
209. Beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een enkel kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass)OCW(03)796312 dd.25-03-04
210. Mededeling Europa en fundamenteel onderzoekOCW(04)09315 dd.05-04-04
211. Mededeling van de Commissie – De nieuwe generatie EG-Programma's op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding na 2006OCW(04)156327 dd.28-06-04
212 – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de vervolgcontrole van de Mededeling van de Commissie over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (mededeling inzake film) van 26.9 2001 (gepubliceerd in het PB C 43 op 16.2 2002). – Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over cinema- tografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten. OCW(04)171327 dd.28-06-04
213. Aanbeveling van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiedienstenOCW(04)341331 dd.20-07-04
214. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Onderzoekers in de Europese Onderzoekruimte, één beroep, meerdere loopbanenOCW/EZ(03)436292 dd.5-11-03
215. Mededeling van de Commissie: Naar een actief burgerschap: cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen door programma's voor jeugd, cultuur, de audiovisuele sector en participatie van de burgerOCW/VWS(04)154326 dd.21-06-04
216. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijnSZW(03)279285 dd.03-10-03
217. Mededeling: De arbeidskwaliteit verbeteren: een overzicht van de recente vorderingenSZW(03)728306 dd.20-02-04
218. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsrege- lingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststel- ling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71SZW(03)468307 dd.26-02-04
219. Mededeling van de Commissie: Modernising Social Protection for More and Better Jobs: a comprehensive approach contributing to making work paySZW(03)843309 dd.08-03-04
220. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de herziening van Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijdSZW(03)843312 dd.25-03-04
221. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Langere deelname aan en latere uittreding uit het arbeidsproces van oudere werknemersSZW(04)146320 dd.13-05-04
222. Voorstel van de Commissie voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr 1365/75 betreffende de instelling van een Europese Stichting voor de Verbetering van Levens- en ArbeidsomstandighedenSZW(04)57331 dd.20-07-04
223. – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de evaluatie van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk – Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werkSZW(04)50331 dd.20-07-04
224. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroepSZW(04)279. dd.Juli 2004
225. Mededeling van de Commissie aan de Raad: «De sociale dimensie van de globalisering – hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft»SZW/BZ(04)383332 dd.22-07-04
226. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemdV&W(03)418286 dd.08-10-03
227. Mededeling van de Commissie: Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid «Terugdringing van het aantal verkeersslachtoffers in de Europese Unie met de helft in de periode tot 2010: een gedeelde verantwoordelijkheid»V&W(03)311286 dd.08-10-03
228. Wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigenV&W(03)350286 dd.08-10-03
229. Voorstel voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, inclusief strafrechtelijke sancties, voor milieumisdrijvenV&W/JUST/VROM(03)92287 dd.15-10-03
230. Verordening betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteitenV&W(03)229289 dd.21-10-03
231. – Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/408/EEG van de Raad inzake motorvoertuigen, met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen – Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/115/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen – Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/541/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende veiligheidsgordels en bevestigingssystemen van motorvoertuigenV&W(03)361(03)362(03)363294 dd.27-11-03
232. Mededeling: informatie- en communicatietechnologie voor veilige en intelligente voertuigenV&W(03)542295 dd.03-12-03
233. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van een Euro-Mediteraan vervoersnetwerk. V&W(03)376295 dd.03-12-03
234. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overdracht van vracht- en passagiersschepen tussen registers binnen de GemeenschapV&W(03)478299 dd.06-01-04
235. Voorstel voor Verordening van de Raad inzake beheersstructuren van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet. V&W(03)471299 dd.06-01-04
236. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van het gewijzigde voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr.1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet. V&W(03)564299 dd.06-01-04
237. Richtlijn betreffende het gebruik van beschermingsinrichtingen aan de voorzijde op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de RaadV&W(03)586301 dd.23-01-04
238. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen.V&W(03)448301 dd.23-01-04
239. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheidV&W(03)440302 dd.30-01-04
240. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (herschikking). V&W(03)621308 dd.08-03-04
241. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de GemeenschapV&W(03)767309 dd.08-03-04
242. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 – (actieplan 2004–2008)V&W(04)65312 dd.25-03-04
243. Mededeling van de Commissie Een luchtvaartbeleid van de Gemeenschap ten aanzien van haar burenV&W(04)74315 dd.05-04-04
244. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van richtlijn 2002/15/EG en de verordeningen (EEG) 3820/85 en (EEG) 3821/85 betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoerV&W(03)628318 dd.22-04-04
245. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het verhogen van de veiligheid van havensV&W(04)76320 dd.13-05-04
246. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van door de lidstaten afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden en tot wijziging van Richtlijn 2001/25/EGV&W(04)311326 dd.21-06-04
247. Mededeling van de Commissie «Voortzetting van de integratie van het Europese Spoorweg systeem, het derde spoorpakket»V&W(04)140330 dd.15-07-04
248. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de GemeenschapV&W(04)142330 dd.15-07-04
249. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeerV&W(04)143330 dd.15-07-04
250. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de GemeenschapV&W(04)139330 dd.15-07-04
251. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de RaadV&W(04)162330 dd.15-07-04
252. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Traffic Information Services op de binnenwateren in de GemeenschapV&W(04)392332 dd.22-07-04
253. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoorV&W/JUST(04)144330 dd.15-07-04
254. Voorstel voor een wijziging van Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende het financieringsinstrument voor het milieu(LIFE)VROM(03)402284 dd.26-09-03
255. – Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties – Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afvalVROM(03)32284 dd.26-09-03
256. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: «Op weg naar duurzame productie. Vorderingen bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreinigingVROM(03)354286 dd.08-10-03
257. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffenVROM(03)379286 dd.08-10-03
258. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffenVROM(03)331287 dd.15-10-03
259. Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstandVROM(03)332287 dd.15-10-03
260. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijnen 79/117/EEG en 96/59/EGVROM(03)333287 dd.15-10-03
261. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische koolwaterstoffen in de luchtVROM(03)423292 dd.5-11-03
262. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassenVROM(03)492296 dd.11-12-03
263. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; naar een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnenVROM(03)572299 dd.06-01-04
264. Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging (Grondwaterrichtlijn)VROM(03)550300 dd.06-01-04
265. Voorstel voor een wijziging van Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad (EC) nr. 1655/2000 betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE)VROM(03)667301 dd.23-01-04
266. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenhedenVROM(03)624302 dd.30-01-04
267. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij milieubesluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieu- aangelegenheden op EG-instellingen en organisatiesVROM(03)622302 dd.30-01-04
268. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluit- vorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. VROM(03)625302 dd.30-01-04
269. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking.VROM(03)522302 dd.30-01-04
270. – Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap en tot wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en Verordening (EG) {inzake persistente organische stoffen}; – Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen.VROM(03)644302 dd.30-01-04
271. Mededeling van de Commissie: 2003 Environmental Policy Review, Consolidating the environmental pillar of sustainable developmentVROM(03)745309 dd.08-03-04
272. Mededeling van de Commissie: Naar een thematische strategie voor het stedelijke milieuVROM(04)60314 dd.05-04-04
273. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstof- fen in procesoliën voor rubberverwerking en in banden (zevenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)VROM(04)98320 dd.13-05-04
274. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het in de handel brengen van een maïs product (Zea mays L. lijn NK603), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor glyfosaat, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement van de RaadVROM(04)193322 dd.9-05-04
275. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik van tolueen en trichloorbenzeen (achtentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)VROM(04)320330 dd.15-07-04
276. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Integratie van milieuaspecten in de Europese normalisatie {SEC(2004)206}VROM(04)130331 dd.20-07-04
277. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's. VROM/EZ(03)723306 dd.20-02-04
278. Mededeling: Stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een Actieplan voor de Europese Unie inzake Milieutechnologieën (ETAP)VROM/EZ(04)38312 dd.25-03-04
279. Voorstel voor een besluit tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken Voorstel van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. VWS(03)272285 dd.03-10-03
280. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezins- leden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsten, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de proceduresVWS(03)378287 dd.15-10-03
281. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft paraatheid, opsporing en interventie van aanvallen met biologische en chemische stoffen (gezondheidsbescherming).VWS(03)320292 dd.5-11-03
282. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelenVWS(03)424294 dd.27-11-03
283. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot de oprichting van een Europees centrum [voor ziektepreventie en -bestrijding]VWS(03)441295 dd.03-12-03
284. Mededeling van de Commissie aan de Raad over de herziening van de Internationale Gezondheidsregeling in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie. VWS(03)545302 dd.30-01-04
285. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees actieplanVWS(03)650302 dd.30-01-04
286. Voorstel voor een verordening van het EP en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelenVWS(03)671303 dd.02-02-04
287. Beschikking inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe verdovende middelen en nieuwe synthetische drugsVWS(03)560303 dd.02-02-04
288. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komenVWS(03)689303 dd.02-02-04
289. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de coördinatie van het drugsbeleid in de Europese Unie. VWS(03)681306 dd.20-02-04
290. Voorstel voor een verordening betreffende het Europese Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslavingVWS(03)808312 dd.25-03-04
291. Voorstel tot beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van suikermaïs van de genetisch gemodificeerde maïslijn Bt11 als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europese Parlement en de RaadVWS(04)10318 dd.22-04-04
292. Mededeling van de Commissie – Follow-up van het denkproces op hoog niveau over de mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese UnieVWS(04)301326 dd.21-06-04
293. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake modernisering van de sociale bescherming voor de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg: steun aan de nationale strategieën door middel van de «open coördinatiemethode»VWS(04)304329 dd.06-07-04
294. Mededeling van de Commissie aan de Raad: Follow-up van het witboek «Een nieuw elan voor Europa's jeugd«. Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen voor een beter begrip en kennis van jongeren als antwoord op de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 over het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzakenVWS(04)336330 dd.15-07-04
295. Mededeling van de Commissie aan de Raad: Follow-up van het witboek «Een nieuw elan voor Europa's jeugd». Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten door jongeren als antwoord op de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzakenVWS(04)337330 dd.15-07-04
296. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions e-Health – making healthcare better for European citizens: An action plan for a European e-Health AreaVWS(04)356331 dd.20-07-04
297. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van voedingsmiddelen en voedselingrediënten afkomstig van de genetisch gemodificeerde maïslijn NK 603 als nieuwe voedingsmiddelen of nieuwe voedselingrediënten krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de RaadVWS(04)439. dd.Juli 2004
298. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europese Parlement, het Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een sterke Europese farmaceutische industrie in dienst van de patiënt – Een oproep tot actie («G 10 programma»). VWS/EZ(03)383295 dd.03-12-03

Stand Implementatie Europese Regelgeving

Voor het bewaken van implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I) aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden in de omzetting van richtlijnen. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Ministerraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen vervolgens aan de Tweede Kamer.

Schematisch overzicht van de stand van zaken van de implementatie:
Tot en metTotale achterstandInbreukprocedures m.b.t. achterstandUitgevoerd in betrokken kwartaalUitgevoerd t/m betrokken kwartaal
30-06-0449375874
31-03-0465411616
     
31-12-0359422986
30-09-0365391857
30-06-0350352239
31-03-0342281717

Het Directoraat-Generaal voor de Interne Markt van de Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde scorebord interne marktrichtlijnen. In dit scorebord wordt de stand van zaken implementatie interne marktrichtlijnen van alle lidstaten weergegeven.

Uit het scorebord van juli 2004 is gebleken dat Nederland in de verslagperiode (september 2003–mei 2004) helaas op de tiende plaats in de EU-rangorde staat: 2.8% van de Europese interne marktregelgeving is door Nederland nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd.

LIJST VAN AFKORTINGEN

ACS-landenlanden in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan
AENEASProgramma voor technische assistentie op het gebied van asiel en migratie t.b.v. derde landen
ALTHEADe EU-geleide militaire missie in Bosnië-Herzegovina (opvolger SFOR)
APSAlgemeen Preferentieel Stelsel
ASEANAssociation of South-East Asian Nations
ASEMAsia-Europe Meeting
BBPBruto Binnenlandse Product
BNCWerkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen
BNIBruto Nationaal Inkomen
BNPBruto Nationaal Product
BTWBelasting op Toegevoegde Waarde
CARDSCommunity Assistance for Reconstruction, Development and Stabilisation
CDMClean Development Mechanism
COASIRaadswerkgroep Azië en Oceanië
COESTRaadswerkgroep Oost-Europa en Centraal-Azië
EABEuropees Aanhoudingsbevel
EASAEuropean Aviation Safety Agency
EBRDEuropean Bank for Reconstruction and Development
ECBEuropese Centrale Bank
ECOWASEconomic Community of West African States
EDAEuropean Defence Agency
ECDCCentrum voor ziektepreventie en -bestrijding
EEREuropese Economische Ruimte
EETEuropese Executoriale Titel
EGEuropese Gemeenschap
EGKSEuropese Gemeenschap voor Kolen en Staal
EIBEuropese Investeringsbank
EISEuropol Informatiesysteem
EMCOEuropean Employment Committee
EMSAEuropean Maritime Safety Agency
EMUEconomische en Monetaire Unie
ENISAEuropees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging
EOFEuropees Ontwikkelingsfonds
EPEuropees Parlement
EPAEconomic Partnership Agreement
ERKEuropese Rekenkamer
ERMExchange Rate Mechanism
ESFEuropees Sociaal Fonds
EuratomEuropese Gemeenschap voor Atoomenergie
EurojustEuropese Eenheid voor Justitiële Samenwerking
EVAEuropees Vrijhandelsakkoord
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EVRMEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens
EUEuropese Unie
EuropolEuropese Politiedienst
FEMIPFaciliteit voor Euro-Mediterrane Investeringen en Partnerschap
FP'sFinanciële Perspectieven
GBVBGemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
GCCGulf Co-operation Council
GGOGenetisch Gemodificeerde Organismen
GLBGemeenschappelijk Landbouwbeleid
GREBGlobale Richtsnoeren voor Economisch Beleid
GVBGemeenschappelijk Visserijbeleid
HVHoge Vertegenwoordiger
IASInternal Audit Service
ICAOInternational Civil Aviation Organistaion
ICTYInternational Criminal Tribunal for Former Yugoslavia
IDAInterchange of Data between Administrations
IDABCInterchange of Data between Administrations, Businesses and Citizens
IGCIntergouvernementele Conferentie
IFI'sInternationale Financiële Instellingen
IMOInternational Maritime Organisation
InterregInitiatief van de Europese Gemeenschap betreffende grensgebieden
ITUInternational Telecommunication Union
JBZJustitie en Binnenlandse Zaken
JIJoint Implementation
LACLatin-American Countries
LGOLanden en Gebieden Overzee
MatraProgramma Maatschappelijke Transformatie
MDGMillenium Development Goals
MEDAEuro-Mediterraan Partnerschapsprogramma
MKBMidden- en Kleinbedrijf
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
ODAOfficial Development Aid
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking in Europa
OLAFOffice Europeén de Lutte Anti-Fraude
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
PHAREPologne, Hongrie; Aide à la Reconstruction Economique
PISGProvisional Institutions of Self Government
PSOProgramma Samenwerking Oost-Europa
REACHRegistration, Evaluation, Authorisation of Chemicals
R&DResearch & Development
RVVRRuimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
SAPStabilisatie- en Associatieproces
SAOStabilisatie- en Associatieovereenkomst
SARSSevere Acute Respiratory Syndrom
SDTSpecial and Differential Treatment
SFFStructured Finance Facility
SFORStabilisation Force (Bosnië-Herzegovina)
SIS IISchengen Informatiesysteem II
SPCSocial Protection Committee
TACISTechnical Assistance to the Commonwealth of Independent States
TDCATrade and Development Co-operation Agreement
TEN'sTrans-Europese Netwerken
TESWet Toezicht Europese Subsidies
TRIPSTrade Related Intellectual Property Rights
UMTSUniversal Mobile Telecommunication System
UNDPUnited Nations Development Programme
UNHCRUnited Nations High Commissioner for Refugees
UNMIKUnited Nations Mission in Kosovo
VKVerenigd Koninkrijk
VNVerenigde Naties
VSVerenigde Staten
WHOWorld Health Organisation
WSISWorld Summit on Information Society
WSSDWorld Summit on Sustainable Development
WTOWorld Trade Organisation

TREFWOORDENREGISTER

ACS 20, 74, 78, 140, 141, 161

Administratieve lasten 15, 16, 40, 87, 112, 115, 124, 125

Agenda 2007 3, 13, 14, 40, 124

Algemeen Preferentieel Stelsel 77

Antiterrorisme coördinator 28, 95

APS 77, 78, 161

ASEM 20, 31, 72, 161

Asiel en migratie 25, 27, 59, 90, 91, 98, 161

Audiovisueel 135, 136, 137

Barcelona Proces 3, 19, 20, 57

Begroting 3, 7, 13, 14, 19, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 60, 65, 74, 79, 81, 82, 83, 84, 87, 88, 89, 91, 123, 124, 139, 140

Betere regelgeving 15, 87

Biotechnologie 128

BNC 139, 161

Buitensporig-tekortprocedure 63, 81, 82, 83, 85

Bulgarije 3, 5, 13, 44, 46, 49, 50, 51, 59, 64, 67, 68, 124

Cancún 21, 76, 77

CARDS 46, 48, 49, 52, 161

Civielrechtelijke samenwerking 3, 25, 93

Cohesiefonds 143

Comitologie 67

Conventie 11, 31, 61, 63

Cultuur 3, 46, 47, 57, 126, 132, 135, 136, 137, 138, 152, 153

Doha 76, 77, 78, 122

EASA 62, 161

EBRD 46, 161

Economic Partnership Agreement 78

EER 51, 59, 161

EFTA 51, 59

EIB 20, 48, 57, 71, 82, 148, 161

Eigen Middelen Besluit 32, 33, 63

EMSA 113, 115, 161

EMU 61, 86, 161

Energie 3, 19, 36, 46, 47, 53, 57, 61, 71, 105, 113, 118, 119, 120, 121, 130, 142, 143, 144, 147, 161

ENISA 116, 117, 121, 161

ERM-II 86, 87

Euratom 3, 36, 69, 150, 156, 161

Eurogroep 81, 87

Eurojust 18, 24, 26, 27, 29, 62, 95, 96, 161

Europees Aanhoudingsbevel 29, 161

Europees Ontwikkelingsfonds 74

Europees Sociaal Fonds 36

Europese Centrale Bank 85, 161

Europese Rekenkamer 39, 40, 161

Europol 18, 24, 26, 27, 29, 95, 96, 161

Eurostat 40

EVA 161

EVDB 21, 161

Financiële Perspectieven 13, 14, 32, 34, 38, 46, 49, 62, 64, 79, 87, 89, 91, 136, 161

GBVB 12, 28, 89, 161

GCC 31, 71, 72, 162

Genetisch gemodificeerde organismen 123, 129

GGO 106, 128, 129, 162

Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid 162

Groei-initiatief 81, 82

Grondwet 5, 6, 11, 12, 19, 26, 27, 43, 45, 60, 61, 62, 63, 66

IGC 61, 62, 63, 64, 66, 67, 80, 81, 162

ILO 45

IMF 46

IMO 128, 162

Innovatie 15, 16, 82, 105, 107, 108, 112, 113, 115, 118, 119, 130

Interne Markt Strategie 83, 107

Interne Markt voor Diensten 110, 111

Interreg 46, 162

JBZ 12, 18, 19, 23, 24, 26, 27, 28, 29, 51, 61, 63, 89, 162

Jeugd 3, 36, 132, 134, 136, 137, 138, 153, 158, 159

Kandidaat-lidstaten 3, 43, 44, 46, 49, 50, 51, 59, 69, 134, 152

Kaukasus 3, 19, 44, 55, 57

Kopenhagen-criteria 13, 51, 59, 68

Kroatië 3, 5, 13, 44, 46, 50, 51, 52, 53, 60, 68, 69, 70, 141

Kyoto Protocol 128, 129, 130

Latijns Amerika 20, 72, 141

Lissabonstrategie 3, 14, 15, 16, 62, 64, 82, 100, 101, 102, 130, 133, 134

Matra 50, 162

MEDA 46, 48, 49, 57, 59, 162

Mededinging 76, 145

Mediterrane landen 20, 58, 59, 123

Memorie van toelichting 12

Mercosur 20, 72

Midden-Oosten 20, 43, 58, 71, 72, 73

Midterm Review 15, 16, 62, 64, 130

Milieu 3, 14, 15, 16, 36, 46, 47, 53, 77, 94, 111, 115, 119, 120, 122, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 152, 154, 155, 156, 157

Millenium Development Goals 162

Nabuurschap 33, 43, 46, 47, 49, 50, 51, 60, 71, 115, 139

Nabuurschapsbeleid 3, 19, 43, 44, 45, 46, 47, 51, 55, 56, 57, 58, 60, 71

NAVO 21, 75, 162

Nederlandse Antillen en Aruba 3, 80

Netto positie 37, 38

ODA 79, 162

Oekraïne 3, 19, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 55, 56, 60, 71, 90

OESO 80, 133, 162

OLAF 40, 150, 162

Onderzoek 15, 25, 36, 40, 41, 47, 54, 57, 66, 75, 82, 85, 91, 96, 97, 98, 101, 104, 105, 107, 108, 112, 113, 118, 125, 133, 135, 143, 144, 145, 149, 150, 152, 153

Ontwikkelingssamenwerking 3, 22, 64, 65, 76, 78, 139, 140

Open coördinatie 100, 112, 135, 137

OVSE 21, 45, 46, 56, 162

Patiëntenverkeer 103

Pensioen 34, 65, 100, 102

PHARE 46, 48, 49, 162

Politiële en justitiële samenwerking 3, 26, 94

PSO pre-accessie 50

PSO 50, 51, 55, 56, 71, 162

Ratificatie 12, 27, 33, 52, 70, 74, 131

REACH 111, 130, 132, 162

Referendum 12, 51

Roemenië 3, 5, 13, 44, 46, 49, 50, 51, 56, 59, 64, 67, 68, 124

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid 23, 27, 162

Rusland 3, 14, 19, 43, 44, 46, 47, 48, 55, 56, 57, 71, 90, 119, 120, 129, 148

Schengen 24, 28, 51, 95, 96, 148, 149, 162

Sport 135

Stabilisatie en Associatie Overeenkomst 44, 70

Stabilisatie en Associatie Proces 19, 52

Stabiliteits- en Groei Pact 63

Statuut EG-ambtenaren 65, 67

Statuut Europees Parlement-leden 66

Structuurfonds 36, 38, 40, 51, 126, 143

TACIS 46, 48, 49, 55, 56, 162

Tampere 18, 19, 23, 24, 25, 26, 27, 91, 94, 98

Telecommunicatie 3, 47, 61, 113, 116, 121

TEN 82, 113, 114, 119, 121, 162

Terrorisme 3, 7, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 26, 28, 29, 30, 31, 47, 58, 62, 63, 73, 74, 87, 93, 94, 95, 96, 98, 149, 150

Terug- en overname 18, 25, 56, 57, 59, 80, 90, 92

Terugkeer 18, 24, 25, 90, 91, 92

Toetredingsverdrag 51, 68

Trans-Europese Netwerken 121

Transport 47, 53, 82, 113, 116, 118, 119, 129

TRIPS 76, 162

Turkije 3, 5, 13, 44, 50, 51, 52, 57, 59, 64, 68, 69, 90

Twinning 49, 50, 52

Uitbreiding 3, 5, 6, 9, 11, 12, 13, 33, 38, 44, 46, 49, 50, 55, 60, 67, 68, 69, 71, 72, 80, 81, 85, 86, 89, 98, 102, 113, 115, 118, 145, 147

UNHCR 92, 163

Veiligheid 3, 6, 7, 12, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 43, 44, 45, 46, 53, 57, 58, 60, 61, 62, 63, 68, 69, 73, 75, 89, 94, 95, 100, 102, 104, 105, 106, 111, 113, 114, 115, 116, 117, 119, 122, 123, 144, 147, 149, 154, 155, 156, 161, 162

Verenigd Koninkrijk 32, 37, 52, 70, 83, 87, 95, 126, 163

Verenigde Staten 14, 16, 17, 21, 73, 88, 129, 143, 147, 149, 163

Vervoer 3, 61, 82, 105, 111, 113, 115, 116, 120, 121, 123, 142, 150, 155, 156

Vluchtelingenfonds 91, 149

VN 20, 21, 22, 29, 30, 31, 45, 46, 48, 54, 78, 79, 97, 117, 129, 131, 132, 163

Voorjaarsraad 15, 16, 62, 64, 82, 100, 133

Wereldbank 46, 134

Werkgelegenheid 3, 15, 16, 83, 98, 99, 100, 102, 106, 107, 148, 154

Westelijke Balkan 19, 44, 46, 48, 50, 52, 53, 56, 70, 71

Wet Toezicht Europese Subsidies 40, 162

WHO 105, 163

WSIS 116, 117, 121, 139, 141, 163

WSSD 163

WTO 21, 46, 54, 56, 57, 71, 73, 76, 77, 78, 109, 122, 124, 129, 163


XNoot
1

Conclusies Europese Raad van Lissabon, maart 2000; de milieupijler werd toegevoegd in Gotenburg, Europese Raad van juni 2001.

XNoot
1

De Raad voor Economische en Financiële Zaken (Ecofin) is twee maal per jaar geheel gewijd aan de begroting.

XNoot
1

Handelingen 2003–2004, nr. 17, zoals bevestigd in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter Eerste Kamer van 23 maart 2004.

XNoot
1

Van de buren zijn Albanië, Macedonië, Kroatië, Moldavië, Georgië, Armenië, Israël, Jordanië, Egypte, Tunesië en Marokko lid van de WTO. Rusland, Wit-Rusland, Bosnië-Herzegovina, Servië-Montenegro, Oekraïne, Algerije, Azerbeidzjan, Libanon en Syrië voeren toetredingsonderhandelingen voor WTO-lidmaatschap.

XNoot
1

Frankrijk en Duitsland (hoewel procedure is opgeschort n.a.v. 25 november 2003), Nederland, Griekenland, Hongarije, Polen, Tsjechië, Cyprus, Malta, Slowakije.

XNoot
1

Volgens het Pact moeten lidstaten uiterlijk één jaar na vaststelling ervan het buitensporig tekort op hun begroting hebben weggewerkt. Bij Frankrijk en Duitsland werd in 2003 een buitensporig tekort over 2002 vastgesteld. Derhalve werden zij geacht het tekort uiterlijk in 2004 weer onder de 3% te brengen.

XNoot
2

Frankrijk en Duitsland werden derhalve met de nodige coulantie door de Commissie behandeld, omdat hun tekorten volgens de begrotingsregels eigenlijk al in 2004 onder de 3% moesten uitkomen.

XNoot
3

Bij stemming over aanbeveling cf. artikel 104 lid 8 stemden 8 van de 14 lidstaten vóór: Nederland, Spanje, Oostenrijk, Finland, België, Griekenland, Denemarken en Zweden (niet-eurolanden stemmen mee, betrokken lidstaat niet). Bij stemming over 104, lid 9 stemden 6 van de 11 lidstaten vóór: Nederland, Spanje, Oostenrijk, Finland, België en Griekenland (alleen euro-landen stemmen, betrokken lidstaat niet).

XNoot
1

Het flexibiliteitsinstrument is bestemd voor onvoorziene uitgaven die werkelijk nodig zijn, maar niet binnen de door de Financiële Perspectieven bepaalde maxima gevonden kunnen worden. Het bedraagt ten hoogste 200 miljoen per jaar. Voordat de Commissie met een voorstel tot het gebruik hiervan komt, moet zij alle mogelijkheden hebben onderzocht voor een kredietherschikking in de betreffende rubriek. Het flexibiliteitsinstrument kan in principe slechts eenmaal voor hetzelfde doel worden ingezet. Indien dit instrument wordt ingezet dan is sprake van een ophoging van het desbetreffende sub-plafond van de Financiële Perspectieven, met hogere afdrachten van de lidstaten als gevolg.

Naar boven