Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XVI nr. 211 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XVI nr. 211 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2005
Tijdens het vragenuur op 12 april heeft de heer Van der Vlies (SGP) om informatie gevraagd over abortus in het buitenland (Handelingen II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 71 blz. 4362–4364). De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft mij tijdens dit vragenuur vervangen. De vragen werden gesteld naar aanleiding van een interview met de heer Schutte, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), door het radio 1 journaal. In dit interview sprak de heer Schutte over het doorverwijzen van vrouwen naar het buitenland voor een abortus na 24 weken zwangerschap. Zoals de minister van VWS tijdens het mondelinge vragenuur al aangaf, ging het om een vrij rommelig interview. Het gaat echter om een gevoelig onderwerp dat een zorgvuldige bespreking verdient.
Omdat in het mondelinge vragenuur nog niet alle vragen van de kamerleden konden worden beantwoord, heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd dat ik in een brief op dit onderwerp terug zou komen.
Na 24 weken is abortus niet meer toegestaan. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan daarvan worden afgeweken1. In sommige Westeuropese landen – bijvoorbeeld Groot-Brittannië, België en Frankrijk – is abortus na 24 weken wel toegestaan als een ernstige aandoening bij de foetus is geconstateerd. Nederlandse vrouwen wijken daarom soms uit naar het buitenland voor een abortus. De Nederlandse arts die een vrouw voor een abortus verwijst naar het buitenland is niet strafbaar. Hij verwijst immers voor een behandeling die in dat land niet strafbaar is. Een in het buitenland begaan feit is in Nederland slechts strafbaar wanneer de wet dit expliciet voorschrijft of wanneer sprake is van dubbele strafbaarheid In dat laatste geval is het feit strafbaar in zowel Nederland als in het land waar het feit is gepleegd.
Tijdens het mondelinge vragenuur rees de vraag of het verstrekken van informatie over de wetgeving en de mogelijkheden ten aanzien van abortus in het buitenland anders moet worden beoordeeld wanneer deze informatie door een arts wordt verstrekt. Een arts heeft een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van de medisch inhoudelijke vraag, omdat hij of zij kan beoordelen of een dergelijke behandeling zorgvuldig kan worden uitgevoerd.
De praktijk van het doorverwijzen
De kamerleden Van Heteren (PvdA) en Buijs (CDA) gaven op 12 april aan dat zij graag meer informatie willen over de onderliggende praktijk, zoals de schaal waarop deze problematiek zich voordoet. De abortusregistratie zoals deze in Nederland plaatsvindt is uitzonderlijk. Dat betekent dat het buiten Nederland moeilijk is om gegevens te verkrijgen over aantallen behandelingen bij buitenlandse vrouwen. Het Verenigd Koninkrijk vormt hierop een uitzondering, want hier worden de gegevens wel bijgehouden. In 2001 werd in het Verenigd Koninkrijk 18 keer bij een buitenlandse vrouw na 24 weken zwangerschap een abortus uitgevoerd om medische redenen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt naar de verschillende landen van herkomst.
In Nederland is het weer moeilijk te achterhalen hoe vaak een vrouw is doorverwezen. Navraag binnen de beroepsgroep leverde de informatie op dat dit in een gespecialiseerd centrum hoogstens een enkele keer per jaar voorkomt, omdat artsen in principe voldoende uit de voeten kunnen met de in Nederland geldende wetgeving. Nederlandse artsen kunnen voor een dilemma komen te staan wanneer sprake is van een zeer ernstige aandoening, die echter niet zo ernstig is dat late zwangerschapafbreking volgens de Nederlandse wetgeving is gerechtvaardigd.
Mevrouw van Heteren (PvdA) gaf aan dat zij geïnteresseerd is in de reden dat deze vrouwen zich zo laat melden voor een second opinion en de diagnose waarbij dit gebeurt. Volgens haar is deze vraag van belang, omdat hiaten in het volksgezondheidsbeleid ten grondslag kunnen liggen aan deze ontwikkeling.
De voorzitter van de NVOG heeft na het interview aangegeven dat hij van mening is dat de wetgeving in Nederland zodanig is dat artsen daarmee voldoende uit de voeten kunnen. Aandoeningen van de foetus kunnen worden gevonden door onderzoek naar aanleiding van lichamelijke klachten. Het is mogelijk dat er symptomen optreden pas na de 24e week, die aanleiding zijn om diagnostisch onderzoek te doen. In dat geval staat de keuze voor een abortus niet meer open. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan daarop een uitzondering worden gemaakt. In een aantal gevallen eindigt de zwangerschap door een spontane abortus. Onderzoek op grond van andere aanwijzingen dan lichamelijke klachten, bijvoorbeeld een erfelijke aandoening in de familie, vindt bij voorkeur uiterlijk in het tweede trimester plaats. Wanneer een vrouw naar aanleiding daarvan een abortus wenst, kan dit binnen de termijn van 24 weken gebeuren. Uiteraard zijn er ook aandoeningen die niet op te sporen zijn met prenataal onderzoek.
Gegevens over de Britse abortuspraktijk laten zien welke aandoeningen in 2001 aanleiding vormden voor een late abortus bij vrouwen uit het buitenland. Dit waren microcephalie, hydrocephalie, andere hersenafwijkingen, afwijkingen aan het hart- en vaatstelsel, afwijkingen aan de spieren en gewrichten en het syndroom van Down. Gevallen waarin alleen sprake was van een ontbrekende arm of been zijn niet bekend.
Standpunt over late zwangerschapsafbreking
De heer Rouvoet (ChristenUnie) heeft tijdens het mondelinge vragenuur aan de minister van VWS verzocht om in deze brief een standpunt te geven over late zwangerschapsafbreking. Hij geeft er de voorkeur aan dat het beleid ongewijzigd blijft.
In het standpunt over late zwangerschapsafbreking uit 1999 wordt het beleid ten aanzien van late zwangerschapsafbreking uiteen gezet. In het najaar sturen de minister van Justitie en ondergetekende een brief aan de Tweede Kamer die hierop voortbouwt.
Zie hiervoor het standpunt van de ministers van Justitie en VWS over late zwangerschapsafbreking. Kamerstuk 26 717, nr. 1, vergaderjaar 1998/1999.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29800-XVI-211.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.