29 800 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2005

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 1 september 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijziging van het Besluit tot wijziging van het Toetsingskader Algemene Verbindend Verklaring cao-bepalingen (29 200 XV, nrs. 104 en 107).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Douma (PvdA) memoreert de scriptie die de heer Zalm 20 jaar geleden schreef waarin hij toen al pleitte voor afschaffing van de AVV (Algemeen Verbindend Verklaring). Ook 20 jaar geleden trad de heer De Geus in dienst van de huidige vakbeweging. De heer Douma neemt aan dat de bewindsman gedurende die periode voldoende ervaring heeft opgedaan met het belang van het instrument van de AVV. Hij vindt het verdrietig, te constateren dat in 2004 de 20 jaar oude scriptie van de heer Zalm het lijkt te gaan winnen van de 20 jaar lange ervaring van de huidige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met dit instrument.

In een brief deelde de bewindsman de Kamer mede dat het overleg met de sociale partners is mislukt omdat de vakbonden het bereikte akkoord hebben opgezegd. Hij wekt de suggestie dat in het akkoord een nullijn voor de contractloonontwikkelingen was opgenomen. Beide punten zijn echter onjuist: er was een voorwaardelijk akkoord, waarbij nog overeenstemming bereikt moest worden over belangrijke onderwerpen zoals WAO, VUT, prepensioen en levensloop. In het voorwaardelijke akkoord stond verder dat de vakbonden zouden proberen om de loonontwikkeling richting nul te laten naderen. De heer Douma concludeert dat het voorgelegde besluit deels onder valse voorwendselen is voorgelegd en vraagt de om een reactie van de minister op deze opmerking.

Het lijkt erop dat de minister doelbewust de confrontatie met de sociale partners zoekt en dat hij een poging onderneemt om een belangrijk instrument voor de arbeidsverhoudingen, het sociaal-economisch overleg tussen de drie partijen, om zeep te helpen. Voor de zomer hoopte iedereen dat de partijen die bij het sociaal overleg betrokken waren tot inkeer waren gekomen en dat alsnog een sociaal akkoord tot stand zou komen. Verschillende CDA-prominenten hebben de afgelopen periode hun diensten aangeboden om tussen regering en de sociale partners te bemiddelen, waaruit kan worden afgeleid dat in de kringen van het CDA het besef leeft dat iets dreigt te gebeuren wat niet past bij een politieke organisatie die het belang van overleg met de sociale partners en de betrokkenheid van het middenveld hoog in het vaandel heeft staan. De heer Douma vraagt de bewindsman of hij het ook verstandig vindt dat een sociaal akkoord wordt gesloten.

De bewindsman misbruikt zijn discretionaire bevoegdheid om cao's niet algemeen verbindend te verklaren voor het uitvechten een inhoudelijk conflict. De wet is bedoeld om maximale onderhandelingsvrijheid aan de sociale partners te geven. De minister brengt met zijn aanpak een overlegmodel dat 67 jaar goed heeft gefunctioneerd om zeep. Al die tijd zijn ook contractloonstijgingen algemeen verbindend verklaard. Nog nooit heeft een minister gedreigd om cao's niet algemeen verbindend te verklaren omdat zij in strijd zouden zijn met het algemeen belang. Wat gebeurt er op het moment waarop de minister zijn besluit doorzet? Welke effecten heeft hij op het oog met deze maatregel? Een niet algemeen verbindend verklaring betekent dat in een aantal bedrijven die niet zijn aangesloten bij een werkgeversvereniging loonstijgingen niet doorgaan, maar welk effect zal dit hebben op het cao-overleg zelf? Wil de minister een nul-contractloonstijging in de cao's tot stand brengen of heeft hij andere bedoelingen? De bewindsman weet dat een loonstop van 14 maanden een beperkte economische werking heeft. Er komen cao's waarin wel een loonstijging afgesproken zal worden en werknemers zullen na een periode zonder loonstijging toch proberen dit daarna in te halen.

Bij de juridische afweging spelen drie zaken een belangrijke rol. Vele juristen hebben in dagbladen gesteld dat het besluit van de minister in strijd is met internationale verdragen waarin staat dat de vrijheid van vakbonden en de vrijheid van collectieve onderhandelingen gerespecteerd moeten worden. Collectieve onderhandelingen moeten zelfs bevorderd worden. De wet is niet bedoeld voor ingrepen in de loonvorming. De wetsgeschiedenis toont aan dat een bevordering wordt bedoeld van het vrije decentrale overleg tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. De minister grijpt door de maatregel in het decentrale onderhandelingsproces in. Voor problemen met de loonvorming bestaat een wet op de loonvorming. Volgens een artikel in die wet kan in de loonvorming alleen worden ingegrepen bij een acute noodsituatie. Daar is echter nu geen sprake van. Een ander punt van juridische kritiek heeft te maken met de kwalificatie «algemeen belang». De bewindsman stelt dat contractloonstijgingen in strijd zijn met het algemene belang, maar daar is 67 jaar lang anders over gedacht. De minister geeft een vreemde interpretatie van wat hierover in de wet staat. Het algemene belang wordt juist gediend door het algemeen verbindend verklaren van cao's. Het is niet voor niets dat de vakorganisaties alle juridische mogelijkheden zullen aangrijpen om het besluit aan te vechten. Is het verstandig om over het besluit tot wijziging Toetsingskader AVV een advies van de Raad van State te vragen en op basis daarvan nader met de Kamer te overleggen?

De heer Blok (VVD) merkt op dat de heer Douma zijn klassieken kent: de VVD is vanouds tegen het algemeen verbindend verklaren van cao's vanuit een oogpunt van zuivere verhoudingen in Nederland. De overheid mag geen bemoeienis hebben met arbeidsvoorwaarden in het particuliere bedrijfsleven. Zij is zelf werkgever. Voor thuis-cao-onderhandelingen heeft zij een rol maar niet in het particuliere bedrijfsleven. De heer Blok vindt het juist dat op het terrein van arbeidsvoorwaarden concurrentie plaatsvindt. Dat is goed voor de economie en voor de werkgelegenheid. Dit leidt er onder meer toe dat prijzen niet kunstmatig opgeblazen kunnen worden in arbeidsintensieve sectoren.

Een AVV kan toetredingsbarrières opwerpen. De kinderopvang is hiervan een goed voorbeeld. Iedere nieuwe toetreder valt onder dezelfde regels.De afspraak was dat iedereen die in de kinderopvang werkte een mbo-diploma moest hebben en dat heeft, volgens de OESO, ertoe geleid dat de kinderopvang in Nederland de duurste ter wereld is geworden. Ook in andere arbeidsintensieve sectoren, waar men meer concurrentie wil introduceren is de component arbeidskosten van groot belang. Daarom is het goed als dit niet van bovenaf wordt opgelegd. Wat verboden is voor gewone bedrijven – het maken van afspraken – mag de overheid op de arbeidsmarkt niet aanmoedigen. Uiteraard is er een rol voor de overheid op de arbeidsmarkt, maar daarvoor bestaat het klassieke instrument van wetgeving dat democratisch gecontroleerd wordt.

De heer Blok merkt op dat in Nederland lange tijd rust op de arbeidsmarkt geweest is. De loonkosten zijn 10% meer gestegen dan in de omringende landen. Als dit ongesanctioneerd doorgaat, wordt deze rust al snel de rust op het kerkhof. Zijn vraag aan de minister betreft de manier waarop de AVV ter discussie wordt gesteld. Het kernpunt van de juridische kritiek luidt dat de ingreep van de minister omdat de loonhoogte hem onwelgevallig is, niet leidt tot een algemene maatregel maar tot een specifiek ingrijpen in een onderhandelingsresultaat, hetgeen de reden is om de onderhandelingsvrijheid aan te pakken. De heer Blok vindt dit juridisch een interessante redenering. Is dit echter geen reden om veel algemener te redeneren en te stellen dat de overheid in dezen geen rol heeft en niet in specifieke gevallen zal ingrijpen? Nu de minister kiest voor de route van de specifieke gevallen en het afwegen van het algemeen belang, is de heer Blok benieuwd naar een verdere definiëring van de term «algemeen belang». Het ontbreken van minimumloonschalen is nog steeds actueel. Is dit ook een reden om cao's niet algemeen verbindend te verklaren?De toegankelijkheid voor jongeren, waarbij de werkloosheid hoog is, op de arbeidsmarkt wordt op deze manier belemmerd. Is bij toetredingsbelemmeringen, waarvan uiteindelijk de consument schade heeft, ook het algemeen belang in het geding?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt dat zij keihard rechts VVD-beleid voorgeschoteld krijgt door een «sociale» minister. Zij heeft het afgelopen zomerreces met verbazing naar de houding van de minister gekeken die enerzijds in de media volhoudt dat hij sociale misstanden wil opheffen door bijvoorbeeld geld voor arme Nederlanders bij rijke Nederlanders weg te halen, maar anderzijds keiharde maatregelen voor zijn rekening neemt. Mevrouw Gent vindt het onprettig als de bewindsman zijn maatregelen met een sociaal sausje bedekt. Haar conclusie is dat de minister geen dialoog zoekt: er is er maar één de baas en dat zal men weten. Is de minister werkelijk uit op sociaal beleid en het verbeteren van de economie of is er sprake van een verborgen agenda aan de hand waarvan hij de grote bekken van de vakbeweging wil breken? Door cao's niet meer algemeen verbindend te verklaren wordt de bijl aan de wortel van de Nederlandse arbeidsverhoudingen gelegd. Mevrouw Van Gent ziet maar één acceptabele uitkomst van het debat: de minister moet zijn onzalige plan intrekken. In correspondentie met de vakbeweging vraagt de bewindsman of de strijdbijl begraven kan worden, maar waarom vertoont hij een sfeerverpestende machogedrag in de trant van: er is er maar één de baas en dat ben ik. Mevrouw Van Gent benadrukt dat de minister iets met de signalen uit de samenleving moet doen.

Zij vindt het met de werkgevers- en werknemersorganisaties jammer dat de bewindsman met weinig argumenten onderbouwt waarom hij dit zware middel inzet. Hij komt steeds op een argument terug: het nalaten van het algemeen verbindend verklaren is in het algemeen belang. Tijdens een discussie hierover voor de zomer zei de bewindsman dat het algemeen belang niet per se datgene betreft wat in het regeerakkoord staat; het algemeen belang is er echter wel mee geholpen. Mevrouw Van Gent vindt dit een subjectieve redenering en vraagt de minister nogmaals uit te leggen wat hij onder algemeen belang verstaat. Is sociale onrust in het algemeen belang? Sinds wanneer is een verbod op loondoorbetaling bij ziekte in het algemeen belang? Sinds wanneer is het in het algemeen belang dat 750 000 werknemers niet meer onder een cao vallen of zelf moeten gaan onderhandelen? Dit kan een neerwaartse op opwaartse druk op lonen tot gevolg hebben. Mevrouw Van Gent zit niet te wachten op een dergelijke pirateneconomie. Er mag geen neerwaartse concurrentiespiraal ontstaan om de arbeidsvoorwaarden zo minimaal mogelijk te houden. In haar ogen pleegt de minister contractbreuk met de Kamer en de sociale partners. Er is volgens haar sprake van contractbreuk met het regeerakkoord waarin staat: het algemeen verbindend verklaren van cao's wordt niet ter discussie gesteld, ervan uitgaande dat sociale partners de verantwoordelijkheid nemen om in de Stichting van de Arbeid goede afspraken te maken en deze na te komen. Ondanks deze passage in het regeerakkoord worden de sociale partners nu al gebruuskeerd. Waarop is het wantrouwen gebaseerd dat zij zich niet aan hun verantwoordelijk houden? In 2003 is in het Najaarsakkoord een deal gesloten; als onder meer een akkoord bereikt werd over VUT, prepensioen en levensloop dan houden de sociale partners zich aan de nullijn. Zoals bekend, is dit akkoord er niet gekomen. Waarom zouden werkgevers en werknemers zich aan de nullijn houden? De minister heeft net zo goed verantwoordelijkheid. Waarom mag hij de stekker uit het overleg trekken en vervolgens eisen dat iedereen doet wat het kabinet wil? Waarom vindt hij dat de sociale partners alles moeten geven en dat hij alleen hoeft te nemen? De bewindsman vervreemdt zich van de sociale partners. Als oud-CNV'er zou hij moeten weten hoe het in elkaar steekt. Tellen voormalige vrienden niet meer? Is de vriendschap van de VVD hem zoveel meer waard dan de vriendschap met de sociale partners of zijn oude kameraden in het vakbondswerk? Niet meer algemeen verbindend verklaren draagt op geen enkele manier bij tot het herstel van de economie en de werkgelegenheid. Mevrouw Van Gent vraagt de minister om deze voornemens in te trekken. Het is nog niet te laat. Wil de bewindsman weer in overleg treden met de sociale partners, onder meer over een fatsoenlijke regeling voor levensloop, VUT en prepensioen? Mevrouw Van Gent staat positief tegenover een advies van de Raad van State over een algemeen verbindend verklaren, maar zij hoopt dat een dergelijk advies serieus wordt genomen en dat het niet, zoals bij de VUT en het prepensioen, van tafel wordt geveegd. Tot slot vraagt mevrouw Van Gent of deze gelegenheidswetgeving juridisch haalbaar is.

De heer De Wit (SP) legt de door minister en kabinet gewenste nullijn uit als koopkrachthandhaving. De tekst van het Toetsingskader verbiedt iedere contractloonstijging. Uitgegaan kan worden van prijsstijgingen in 2004 en in 2005. Als dit niet in de lonen gecompenseerd mag worden, is geen sprake meer van koopkrachthandhaving maar van koopkrachtdaling. De vraag aan de bewindsman is, uitgaande van zijn redenering dat er een nullijn moet komen, of – als men op een nullijn uitkomt – dit betekent dat de mogelijkheid van prijscompensatie uitgesloten is en valt onder de regels van het Toetsingskader. Mevrouw Verburg zei in het overleg van 30 juni jl. dat de minister eerst moet aangeven of de nullijn betekent dat de lonen gefixeerd moeten worden of dat er ruimte is voor prijscompensatie. De bewindsman antwoordde dat prijscompensatie onder het Toetsingskader valt en in feite een ophoging is van het loon. Klopt dit? Onder het begrip contractloonstijging wordt in het Toetsingskader de prijscompensatie niet genoemd. Kan de bewindsman volhouden dat een prijscompensatie een onderdeel is van de contractloonstijging? Welke situatie ontstaat dan in Nederland? Er ontstaat, als prijscompensatie niet mogelijk is, een koopkrachtdaling die niet hersteld mag worden. Zelfs fiscale maatregelen om de koopkrachtdaling tot op zekere hoogte ongedaan te maken kunnen vallen onder het begrip contractloonstijging vallen, omdat dezelfde redenering daarop van toepassing is. Klopt dit?

De niet algemeen verbindend verklaring geldt volgens alle teksten en artikelen die daarover verschenen zijn voor ongeveer 7% van de werknemers die in dienst zijn van werkgevers die niet aangesloten bij werkgeversorganisaties. De helft van de werknemers in dit land valt wel onder een cao, omdat zij werken zijn bij werkgevers die zijn aangesloten bij werkgeversorganisaties en cao's afsluiten. Volgens de bewindsman is het in het algemeen belang dat er geen loonstijgingen tot stand komen. Waarom is er sprake van strijd met het algemeen belang wanneer 7% van de werknemers daardoor getroffen wordt terwijl de overgrote meerderheid van werknemers in cao's wel loonstijgingen kunnen afspreken die niet in strijd zijn met het algemeen belang? Tijdens de discussie van 30 juni jl. werd al gesteld dat de minister het begrip algemeen belang merkwaardig uitlegt. De wet op het algemeen verbindend verklaren gaat ervan uit dat het algemeen belang juist gediend is bij algemeen verbindend verklaren. Wanneer de minister of het kabinet een loonmaatregel wil treffen of de lonen wil sturen dan moet hij de wet op de loonvorming gebruiken. Hij moet dan een loonmaatregel treffen maar niet een oneigenlijke greep doen naar het middel van het niet algemeen verbindend verklaren waarbij hij zich op het algemeen belang baseert. Gelet op het verschil tussen die 7% werknemers die niet en die 50% die wel onder een cao vallen, kan de minister niet volhouden dat het algemeen belang hier aan de orde is. Hij heeft geheel andere doeleinden op het oog en verder kan niet worden aangetoond dat er sprake is van algemeen belang. Vele deskundigen kijken anders aan tegen het middel van loonmatiging, loonstijging en de gevolgen daarvan voor de economie.

De klacht van de vakorganisaties bij de ILO (International Labour Organization) en de Raad van Europa is bekend: die klacht is gebaseerd op de conventies 87 en 98 en op artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest. De jurisprudentie van de ILO gaat ervan uit dat een algemeen verbindend verklaring niet kan plaatsvinden wanneer er niet om gevraagd is door werkgevers- en werknemersorganisaties. Uit de reacties blijkt dat de organisaties wel om een algemeen verbindend verklaren vragen. Hoe kan de minister dan dit middel hanteren? Hij keert zich af van de wensen die in de samenleving op dit punt leven en hij voert in feite de al jarenlange wens van de VVD uit om de AAV op de helling te zetten. Het staat voor de heer De Wit vast dat, uitgaande van met name de vrijheid van collectieve onderhandeling die in de conventies is vastgelegd, de algemene maatregel van bestuur zal sneuvelen. Dit middel wordt gebruikt om de lonen te sturen en te matigen, terwijl het daarvoor niet is gegeven. Verder leidt het tot ongelijkheid tussen georganiseerden en niet georganiseerden.

Dit geldt ook voor de maatregel van het kabinet betreffende de aanvulling op het tweede Ziektewetjaar. Ook dit is in strijd met de internationale regels. Zou het niet verstandig zijn als de minister deze algemene maatregel van bestuur intrekt? Is het niet verstandig om te voorkomen dat Nederland internationaal te kijk wordt gezet als een land dat ingrijpt in de vrijheid van collectieve onderhandelingen, een beginsel dat al zeer lang is vastgelegd in internationale regels? Wat gaat de bewindsman doen als Nederland ongelijk krijgt? Het Toetsingskader wordt dan onderuit gehaald en er is sprake van een niet algemeen verbindend verklaring waar dit wel had gekund. Wat betekent dit voor de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties? De heer De Wit meent dat invoering van het Toetsingskader tot chaotische taferelen in dit land zal leiden. Waarschijnlijk zullen de werkgeversorganisaties leeglopen omdat het veel prettiger is om als werkgever alleen te onderhandelen en de lonen te drukken. In ieder geval zullen ongewenste gevolgen voor de samenleving ontstaan. Wil de minister eerst advies inwinnen bij de Raad van State, bij de ILO en de Raad van Europa? In ieder geval wil de heer De Wit dat het Toetsingskader wordt ingetrokken.

Mevrouw Verburg (CDA) juicht het voorstel omtrent het eventueel selectief toepassen van de AVV van cao's niet toe. Dit voorstel komt niet uit de lucht vallen. Het is een uitvloeisel van de ontwikkelingen die voortvloeien uit het voorjaarsoverleg. Mevrouw Verburg hecht aan het domein van de sociale partners, namelijk het maken van afspraken en het vrij onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden. Het belang van loonmatiging, het herstel van de economie en het aan het werk krijgen van vele (jonge) werkzoekenden acht zij van groot belang. Een conclusie uit het najaarsoverleg van november 2003 luidt dat Nederland zich in een onverminderd slechte economische situatie bevindt, hetgeen blijkt uit een afkalvende internationale concurrentiepositie en werkgelegenheid, een achterblijvende innovatiekracht en productiviteit alsmede een onverminderd sterke stijging van de werkloosheid. Een halfjaar na deze conclusie moet worden vastgesteld dat de situatie niet veel is veranderd. Daarom zijn er de noodzaak en het belang om loonmatiging voor nu en het komende jaar te hanteren. Helaas moet worden vastgesteld dat het voorjaarsoverleg niet tot een akkoord heeft geleid. Dit neemt niet weg dat loonmatiging van groot belang blijft voor de groei van de werkgelegenheid en voor een solidaire loonontwikkeling tussen de marktsector en de publieke sector. Mevrouw Verburg acht het van belang dat de solidariteit gehandhaafd blijft, niet alleen met de loonontwikkeling in de publieke sector, maar ook met de uitkeringsgerechtigden.

Het wekt geen verbazing dat minister De Geus vooruit kijkt naar wat van belang is voor de economie en probeert mensen en jongeren die te lang aan de kant staan aan het werk te krijgen. Voor mevrouw Verburg is het eventueel selectief inzetten van het AVV-instrument niet een kwestie van stoerdoenerij. Er wordt geopereerd in het belang van de gehele samenleving in een poging om perspectief te bieden. In die zin kan zij het billijken dat de bewindsman een dergelijke mogelijkheid voorbereidt. Is er sprake van de juiste timing? Het is nu 1 september 2004 en mevrouw Verburg heeft nog geen sociale partner gezien met een nota arbeidsvoorwaardenbeleid. Zij heeft niemand gehoord over te stellen centrale looneisen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat gezamenlijk bezien wordt wat het uitgangspunt moet zijn, in 2004, maar ook in 2005 en latere jaren. Het is terecht dat het kabinet voorwaarden wil scheppen en dat het het toetsingskader voor de komende tijd zodanig wil aanscherpen dat bij een eventuele noodzaak het selectieve AVV-instrument kan worden ingezet in het belang van het herstel van de economie en de groei van de werkgelegenheid. Mevrouw Verburg kan dit billijken, maar spreekt de hoop uit dat het niet noodzakelijk is en dat sociale partners onderstrepen wat zij daarover in de conclusies in het najaarsoverleg hebben gesteld: kijken naar het gedeelde belang tussen publiek, privaat, uitkeringsgerechtigden, herstel van de werkgelegenheid en internationale concurrentiepositie en concreet invulling geven aan de periode tot aan de nullijn. Mevrouw Verburg hoopt dat dit kan betekenen dat het AVV-instrument niet hoeft te worden toegepast.

Het eventueel inzetten van dit belangrijke instrument vergt de nodige zorgvuldige voorbereiding. Mevrouw Verburg verwacht dat de sociale partners de verantwoordelijkheid opbrengen om in het belang van de eigen bedrijfstak, de werkgelegenheid, enz., een naderende nullijn met elkaar af te spreken. Het kabinet moet hiervoor voorbereidingen treffen, maar zij verwacht dat het selectief algemeen verbindend verklaren op het loononderdeel minimaal hoeft te worden toegepast. De datum van 1 november hoort bij de zorgvuldige voorbereiding. Er zijn afspraken hierover gemaakt, ook met betrekking tot publicatie van een voornemen in het Staatsblad.

Met betrekking tot de internationale houdbaarheid, stelt mevrouw Verburg vast dat de sociale partners een en ander bij een aantal internationale organisaties aanhangig hebben gemaakt. Zij wacht de reacties daarop af. Ingaande op een vraag van de heer De Wit over ongelijke behandeling, zegt zij dat van de maatregel een zodanige werking zal uitgaan dat het selectief AVV'en in de praktijk niet vaak hoeft te worden toegepast, zij het dat de minister ten aanzien van elke algemeen verbindendverklaring een eigen afweging maakt. De heer De Wit sprak over 7% van alle werknemers. Mevrouw Verburg verwacht dat werkgevers en werknemers de komende tijd heel zorgvuldig kijken naar ontwikkelingen in de sectoren waar zij onder vallen. Het zal daarbij om de vraag gaan wat staat er in de cao staat en of het zin heeft om het eigen arbeidsvoorwaardentraject voor die 14 maanden af te leggen. Het gaat namelijk om een tijdelijke maatregel.

Het is mogelijk dat men elkaar vindt op een naderende nulontwikkeling in 2005. Waarom houdt de minister de terminologie uit het najaarsoverleg niet vast in zijn Toetsingskader? Mevrouw Verburg roept de sociale partners op om van deze gelegenheid gebruik te maken om de eventuele loonruimte per sector of bedrijfstak te benutten voor het op de markt brengen van een goede levensloopregeling, afspraken over kinderopvang, het maken van een employability-agenda en een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Zij benadrukt dat dit niet het einde betekent van het AVV-instrument. Het gaat om een tijdelijk voorstel en een tijdelijke aanscherping van een onderdeel van de AVV. De AVV heeft in de arbeidsverhoudingen een belangrijke functie. Geboden worden: rust, zekerheid en transparantie; op bepaalde momenten kan gezamenlijk beoordeeld worden wat wel en niet van belang is voor het algemene belang. De AVV moet in stand blijven en moet een belangrijk instrument zijn voor het vormgeven aan arbeidsverhoudingen door sociale partners in de toekomst.

Het antwoord van de minister

De minister merkt op dat de afgelopen jaren de waarde van contractvrijheid en van de AVV wel eens ter discussie hebben gestaan, maar nog nooit ten principale op de helling zijn gezet, hetgeen overigens ook nu niet het geval is. De bewindsman is zich er zeer van bewust dat het akkoord over de loonmatiging een voorwaardelijk akkoord is. In het akkoord is aan loonmatiging de voorwaarde verbonden dat er ook overeenstemming op de andere punten bereikt zou worden. Het inzicht van het belang van loonmatiging en de doorvertaling daarvan in het feitelijk niet stellen van looneisen voor de vakbeweging, is verbonden geweest met het bereiken van overeenstemming op andere punten. Toen het akkoord er niet kwam, was het geen verrassing dat ook de andere punten niet overeind bleven. Ook nader beraad heeft de vakbeweging en de werkgevers – dat op 25 juni jl. plaatsvond – tot de conclusie gebracht dat zij zich niet aan de nadering tot de nullijn willen binden. Dit laat onverlet de eigen verantwoordelijkheid om verantwoorde eisen te stellen. Het is nog niet bekend waar die zullen uitkomen. Er is echter expliciet afstand genomen van de eerdere conceptaanbeveling tot de nullijn. Niet zozeer door de centrale organisaties, maar door de cao-partijen is na het voorjaarsoverleg gesteld dat zij looneisen zullen gaan stellen.

In 2003 werd in het najaarsoverleg over de nullijn gezegd dat het goed zou zijn om de loonmatiging in 2004 op nul te zetten en dat dit eigenlijk ook voor 2005 aan de orde zou moeten zijn. Verwacht werd dat in 2005 herstel zou intreden en daarom is gekozen voor de woorden «naderend tot nul». Mevrouw Verburg zei terecht dat het herstel dat zich nu heel pril aandient nog niet tot uiting komt in de stabilisering van de stijging van de werkloosheid. Wel is er enig effect op de export. Het prille herstel komt echter zo laat dat het ook voor 2005 van groot belang is dat de nullijn gehandhaafd wordt.

De bewindsman is het eens met de opmerking dat het nooit te laat is om een akkoord over loonmatiging te sluiten, maar het klimaat is nu niet zodanig dat een dergelijk akkoord gesloten kan worden. Men kon het niet eens worden over VUT en prepensioen en de bewindsman is bij de onderhandelingen tot het uiterste gegaan. Het is niet juist om nu de verwachting te wekken dat hervatting van overleg vanavond of morgen onmiddellijk tot een zakelijk resultaat zal leiden. De bewindsman heeft niets te bieden wat ten opzichte van 18 juni een nieuwe situatie kan opleveren. Informeel heeft hij aangegeven dat signalen over bemiddeling in eerste instantie betrekking moeten hebben op het meningsverschil tussen partijen in de Stichting van de Arbeid, waarna wellicht met de regering verder gesproken kan worden. Als volwassen partijen is er uiteindelijk voor gekozen om het overleg op te rekken na de fatale datum van 1 mei. Daarna stond geen nieuwe weg meer open. De minister meent dat bemiddeling niets kan toevoegen aan het spel in deze fase. Misschien had bemiddeling tussen werkgevers en werknemers in een eerdere fase geholpen, maar er is voor gekozen om het overleg rechtstreeks te voeren. Het is bekend dat bemiddeling op de wens van alle partijen moet berusten.

Bij het economisch effect spelen twee punten een rol. Het effect van het eventueel niet gebonden zijn aan een in een cao afgesproken loonstijging voor werkgevers en werknemers die niet onder een cao vallen, kan niet precies becijferd worden omdat de loonstijgingen, die in dat geval niet verplicht hoeven te worden uitbetaald, niet bekend zijn. Een ander gedragseffect kan zijn dat werkgevers- en werknemersorganisaties, gegeven het eventuele instrument van een selectieve AVV, besluiten tot een ander percentage. Het financiële effect daarvan is ook niet bekend. Het besluit is genomen met het oog op een oplossing voor een voorzienbaar risico. Wijziging van het Toetsingskader is in eerste instantie bedoeld om de niet gebonden partijen niet datgene op te leggen wat contractpartijen in vrijheid met elkaar hebben afgesproken. Men kan een eigen afweging maken over de uit te betalen loonsverhoging. Dit doel kan met het Toetsingskader worden bereikt. Het antwoord op de vraag hoe dit economisch gezien hout snijdt is niet bekend, omdat het verschil met de eventueel daar geldende loonstijging niet bekend is. Als de bewindsman verder wil gaan dan alleen het doen van een appèl of als hij zaken wil regelen die buiten de cao aan de orde zijn, dan moet hij een loonmaatregel overwegen. Hij weerspreekt dat hij juridisch gezien een inbreuk maakt op de onderhandelingsvrijheid. Er bestaat onderhandelingsvrijheid, cao's worden niet verboden en er wordt geen loonmaatregel gehanteerd. Het kabinet acht het momenteel in strijd met het algemeen belang om eventuele loonstijgingen op te leggen aan niet georganiseerde partijen. De twee gronden daarvoor zijn de economische grondslag en de solidariteitsgrondslag. De situatie is niet zo rampzalig dat zelfs in de contractvrijheid van sociale partners moet worden ingegrepen als daar een loonstijging overeen wordt gekomen. De regering mag strijdigheid met het algemeen belang toetsen in het kader van de AVV. Zij ziet het algemeen belang zo dat in 2004 en 2005 geen loonstijging wordt opgelegd aan partijen die niet georganiseerd zijn om economische reden, werkgelegenheidsredenen en redenen van economisch herstel. Het is mogelijk dat een bedrijf een loonstijging niet kan betalen zonder werkgelegenheidsverlies. Een ander aspect is solidariteit met de collectieve sector en de uitkeringen.

Aangezien het hier een ministerieel besluit betreft, wordt de wet niet gewijzigd. De wet geeft een mogelijke toetsing aan strijdigheid met het algemeen belang aan. De bewindsman maakt thans via een ministerieel besluit duidelijk hoe hij de toetsingsmogelijkheid in deze periode wil gebruiken. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid is het goed om dat bij ministerieel besluit te doen, maar het is niet adviesplichtig voor de Raad van State. De minister vindt het zelfs onverstandig om naar de Raad van State te gaan. Hij heeft het oog op de periode 2004–2005 en wil daarbij geen tijd verliezen. Verder meent hij dat de sociale partners er recht op hebben dat zij hun eventuele betwisting ordelijk kunnen voorleggen. Daarom is kort na de vakantie het aangekondigde besluit voorgelegd. De Raad van State moet in de optie van de minister geen advies worden gevraagd over moeilijke juridische geschillen. De Raad van State moet om advies worden gevraagd op het moment waarop wetgeving aan de orde is. Dat is zijn expertiseterrein. De AVV blijft. De wijziging van het Toetsingskader heeft betrekking op de loonparagraaf en daarbinnen heeft zij betrekking op de contractloonmutatie. Dit is aan de orde voor een periode van twee jaar, 2004 en 2005. Het gaat om loonstijgingen, contractloonmutaties en nadere zaken die in het besluit staan. Prijscompensatie staat niet in het besluit, maar wel in de toelichting. Schaalloonstijging kan op verschillende manieren en is onderdeel van het toetsingskader.

De heer Blok meent dat als de AVV veel algemener ter discussie wordt gesteld de kwestie juridisch minder kwetsbaar is. Het is niet bekend hoe dit politiek ligt, maar de regering hecht aan het instrument van de AVV in zijn algemeenheid, als zijnde nuttig voor een solidaire totstandkoming van arbeidsvoorwaarden die niet alleen niet van materiële aard zijn, maar waarbij ook geen sprake is van een verslechtering van de concurrentiepositie. De minister hecht aan het AVV als instrument, zelfs als het gaat om de lonen, maar niet in de jaren 2004 en 2005 waarin het enorme risico bestaat dat loonstijging schadelijk is voor het prille economische herstel en de solidariteit met de collectieve sector en de uitkeringen.

Kunnen er meer zaken onder het algemeen belang worden gebracht? Discussie over minimumloonschalen, de reïntegratie van arbeidsgeschikten en de kinderopvang vindt met de Kamer plaats. Ook wordt met de Kamer het algemeen belang besproken. Het bijzondere van deze zaak is dat niet alleen tussen regering en parlement het belang van loonmatiging is gewisseld, maar dat dit punt ook in het overleg met sociale partners zelf aan de orde is gekomen. Dat inzicht kreeg verleden jaar niet voor niets gestalte in het voorwaardelijke akkoord.

De bewindsman weerspreekt de opmerking van mevrouw Van Gent dat de situatie van voor de vakantie veranderd is. Voor de vakantie heeft de regering haar voornemens bekend gemaakt en daarna worden deze uitgevoerd. Zij stelt dat er sprake is van een contractbreuk ten opzichte van het regeerakkoord waarin staat dat de AVV niet ter discussie zou worden gesteld, ervan uitgaande dat Dit is de crux. Het leek erop dat er in de Stichting van de Arbeid een afspraak was gemaakt, maar die afspraak wordt niet nageleefd. Dat is het essentiële verschil en daarom is er geen sprake van contractbreuk. Ingaande op de vraag om de voornemens in te trekken en het overleg met sociale partners te hervatten, zegt de bewindsman dat bij eerdere gelegenheden is aangegeven dat hij op dit punt hiervoor geen mogelijkheden ziet. Maandenlang is dit uitvoerig gepeild maar dit heeft niet tot resultaat geleid. Hij ziet geen andere mogelijkheid dan wijziging van het Toetsingskader. Overigens is het wijzigen van het Toetsingskader iets anders dan het niet algemeen verbindend verklaren van een cao.

In antwoord op een opmerking van mevrouw Van Gent zegt de bewindsman dat van zijn bevoegdheid op het punt van het algemeen belang nooit gebruik is gemaakt. Om deze reden is een zorgvuldige procedure gevolgd. De sociale partners zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar te geven. Het kabinet heeft het besluit aangekondigd op een zodanig moment dat degenen, die zich benadeeld voelden, de gelegenheid kregen om juridische stappen te ondernemen.

De nullijn betekent niet automatisch koopkrachthandhaving. De nullijn in de koopkrachtontwikkeling wordt in het Haagse jargon ook wel gebruikt als het gaat om het algemene inkomensbeleid. Als het gaat om de inkomensontwikkeling, zoals deze de laatste tijd in het nieuws is geweest, dan is dit een inkomensontwikkeling die met koopkracht te maken heeft. Bij de discussie over de loonvorming is steeds de nominale nullijn aan de orde geweest. Daarover was ook geen misverstand tussen de sociale partners. Tussen partijen is evident het punt aan de orde geweest dat dit ook een koopkrachtoffer zou betekenen. Niet aan de orde is een algehele loonsverlaging geweest, wat in één klap een behoorlijk effect op de economie en de overheidsuitgaven zou hebben. Er is gekozen voor een nullijn in de nominale zin, hetgeen een koopkrachtoffer betekent.

De bewindsman weerspreekt de opmerking dat wat in het algemeen belang voor 7% is, dit niet voor 93% zou zijn. Het is in het algemeen belang dat de lonen gematigd worden en dat geldt zowel voor de 7% werknemers die bij een ongeorganiseerd bedrijf werken als voor de 93% die bij een georganiseerd bedrijf werken. De regering heeft ervoor gekozen om de contractvrijheid tussen partijen te respecteren. De afweging van dat belang is aan de sociale partners overgelaten. De overheid komt in het geding als een afspraak tussen sociale partners opgelegd gaat worden aan niet georganiseerde partijen. Daar spitst de AVV zich op toe. Het is in strijd met het algemeen belang als het kabinet meewerkt aan een loonstijging, al is deze in contractvrijheid tussen partijen afgesproken. Het belang van loonmatiging is algemeen, maar het instrument verschilt. In het ene geval is dit de cao en in het andere de AVV. De bewindsman moet de AVV toetsen aan strijd met het algemeen belang. Er kan een appèl worden gedaan op partijen die zelf collectieve afspraken maken over arbeidsvoorwaarden om daarbij het algemeen belang te laten meewegen, maar wanneer zij dat niet doen, is het de vraag of men zo ver wil gaan dat een dergelijke afspraak nietig wordt verklaard of met een loonmaatregel wordt getorpedeerd. De regering is niet voornemens, dit te doen. Dit betekent dat in zo'n geval het respecteren van de contractvrijheid zwaarder weegt dan het algemeen belang van de loonmatiging.

Gevraagd is hoe de bewindsman van strijd met het algemeen belang kan spreken als veel juristen het hiermee oneens zijn. Hij benadrukt dat het algemeen belang niet synoniem is met een onbetwist belang. Hij meent dat het juridisch nationaal en internationaal goed te verdedigen is dat strijdigheid met het algemeen belang in het toetsingskader voor de AVV wordt ingevuld. Dit laat de contractvrijheid tussen partijen onverlet. De minister is er niet bang voor dat hij door internationaal rechtsprekende organen op de vingers wordt getikt. Werkgeversorganisaties hebben geen indicatie van een eventueel leeglopen van deze werkgeversorganisaties.

Wat vindt de regering van de bewoordingen in het akkoord van 2003: «nul voor 2004 en naderend tot nul in 2005»? Het hanteren van de terminologie «naderend tot nul» kan in een centrale aanbeveling worden opgenomen, maar niet in een toetsingskader omdat dit geen toetsbaar begrip is. «Naderend tot nul» is indertijd zo gesteld omdat men niet vooruit wilde lopen op een situatie waarbij in 2004 sprake zou zijn van een meerjarige loonmatiging maar nog niet bekend was of dit op nul zou moeten gesteld. Men wilde in 2003 geen schijnduidelijkheid voor 2005 creëren. Wat betekent de timing ten opzicht van het feit dat de arbeidsvoorwaardelijke nota's nog niet verschenen zijn en nog geen cao afgesloten is? Hoe weet men dan dat niet tot een AVV moet worden overgaan? De timing van het Toetsingskader is belangrijk om partijen vooraf duidelijkheid te geven over de voornemens van de regering. Het is iets anders of het daadwerkelijk zo ver komt. Daarvoor moet eerst blijken wat de eisen zijn en wat het antwoord daarop is. Er moet eerst een aantal zaken duidelijk worden, voordat men toe is aan de vraag of er daadwerkelijk een reden is voor het instrument van een niet-AVV. Als op een tijdig moment het economische herstel van Nederland gezamenlijk vorm kan worden gegeven, kan het Toetsingskader van het AVV aan de dan ontstane werkelijkheid worden aangepast, maar de bewindsman ziet op dit moment geen mogelijkheid daartoe, mede gezien de gekozen lijn van de vakbeweging en de noodzaak om in het algemeen belang een aantal regeringsvoornemens nu door te zetten.

Nadere gedachtewisseling

De heer Douma (PvdA) memoreert het kritiekpunt dat dit besluit een indirecte poging is om in te grijpen in de vrije onderhandelingen van vakorganisaties en werkgeversorganisaties. Is het standpunt van de minister juridisch haalbaar? Volgens ILO-verdragen moeten collectieve vrije onderhandelingen bevorderd worden. De minister moet, als hij in de lonen wil ingrijpen, gebruik maken van de Wet op de loonvorming, hetgeen alleen mogelijk is in gevallen van rampspoed. De heer Douma meent dat de bewindsman de Wet-AVV misbruikt om zijn definitie van het algemeen belang voorop te zetten en zo in het sociaal overleg in te grijpen. Wil de minister het risico lopen dat hij door de rechter voor dit besluit veroordeeld wordt? Hij herhaalt zijn pleidooi om de Raad van State te vragen zijn licht te laten schijnen over het Besluit tot Wijziging van het Toetsingskader AVV.

De heer Blok (VVD) constateert dat de bewindsman inziet dat de huidige constructie juridisch kwetsbaarder is dan een algemeen oordeel over het stoppen van de AVV. Kan de heer Blok ervan uitgaan dat als de minister consequent naar het algemeen belang blijft kijken bij het verbindend verklaren van cao's, dat hij ook naar andere terreinen kijkt waarbij het algemeen belang in het geding is en in het bijzonder naar een cao zonder minimumloonschalen? Stelt hij dat aan de orde in het overleg met de sociale partners en verklaart hij dan ook een dergelijk onderdeel niet algemeen verbindend?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat er meerdere wegen bewandeld kunnen worden bij herstel van de economie en de werkgelegenheid. Het stelt haar teleur dat de bewindsman geen garantie kan geven voor de effecten van deze maatregel op de economie en de werkgelegenheid en zij daagt hem uit, die alsnog op te sommen. Het «naderend tot nul» typeert zij als een typische De Geus-methode. Er wordt gezegd «naderend tot nul», maar eigenlijk is het gewoon nul. Wordt het plus nul, nul of min nul? Hoe moet zij dit interpreteren? Mevrouw Van Gent blijft de indruk houden dat de minister deze maatregel als een zwaard van Damocles boven de vakcentrales laat hangen. Waarom vraagt de bewindsman de Raad van State niet om advies? Is hij er bang voor dat de Raad van State moet concluderen dat hij bezig is met gelegenheidswetgeving?

De heer De Wit (SP) merkt op dat niet alleen juristen de minister dwingend ontraden om deze maatregel te gebruiken respectievelijk het Toetsingskader te wijzigen. Hij wijst op een artikel van de heer Sweder van Wijnbergen in NRC/Handelsblad van 18 augustus waarin hij schrijft dat de minister een loonmaatregel moet toepassen maar niet het middel van AVV ten tonele moet voeren. Ter verduidelijking merkt de heer De Wit op dat hij zelf geen loonmaatregel bepleit noch een door de minister voorgestelde maatregel. Zijn fractie brengt steeds naar voren dat de sombere verhalen over de economie niet kloppen en dat er geen reden is om een loonmatiging op deze manier af te dwingen. Volgens de heer De Wit is wel degelijk sprake van een ingreep in de vrijheid van collectief onderhandelen. De minister heeft een doel met deze maatregel. Hij wil de georganiseerden waarschuwen en de ongeorganiseerden treffen. Dit heeft effect op de manier waarop werkgevers- en werknemersorganisaties zullen onderhandelen. Er zal ongelijkheid ontstaan met als uitgangspunt: de minister hanteert het algemeen belang. Dit geldt echter voor de een wel en de ander niet en dat resultaat kan voor een rechter nooit overeind worden gehouden.

Mevrouw Verburg (CDA) benadrukt dat zij hecht aan de vrijheid van onderhandeling door sociale partners. Volgens haar wordt aan deze vrijheid met het huidige voornemen niet getornd. Alleen bij het opleggen van de maatregel aan niet georganiseerden wordt een voorbehoud gemaakt en dat hangt af van de vraag of een cao-resultaat wordt voorgelegd voor AVV. Zij herhaalt dat zij de noodzaak om dit voornemen voor te bereiden niet toejuicht, maar zij onderkent de noodzaak dat met loonmatiging een aantal stappen in de richting van herstel van de werkgelegenheid kan worden gezet. In de regeling zit een discretionaire bevoegdheid voor de minister. Mevrouw Verburg pleit ervoor daarin het element van redelijkheid en billijkheid te hanteren en te zoeken naar een methode om de nullijn of naderend tot nul in het najaarsoverleg gestalte te geven. Veel niet georganiseerden zijn te vinden in het midden- en kleinbedrijf. Mevrouw Verburg verwacht dat zij de komende tijd goed zullen kijken naar de afspraken die voor de wel georganiseerde branches worden gemaakt. Zij maakt zich niet ongerust over afwijkende cao's, zij het dat zij hoopt dat alle cao's wel algemeen verbindend kunnen worden verklaard. Mevrouw Verburg roept de vakbeweging, de werkgevers en de minister op om belangrijke punten als innovatie, kwaliteit arbeid, kinderopvang, levensloopregeling, scholing en employability op de agenda te zetten. Tot de ondernemers in Nederland merkt zij op dat zij veel respect heeft voor de recente afspraken in Duitsland die bij Daimler-Benz en Siemens gemaakt zijn in het belang van de economie en bestrijding van de werkloosheid.

De minister beaamt dat als het om zaken gaat als contractvrijheid goed naar internationale rechtsregels moet worden gekeken. Hij is van mening dat de regering de vrije onderhandelingen niet indirect beperkt. Het staat haar vrij om een appèl te doen op sociale partners en om de eigen instrumenten te toetsen aan strijd met het algemeen belang. Als een effect daarvan is dat partijen kiezen voor een loonmatiging is dat goed, maar de bewindsman wijst de suggestie af dat hij met deze maatregel de contractvrijheid van de sociale partners inperkt. Partijen hebben de vrijheid om een eigen contract te sluiten en de vrijheid om de AVV voor te leggen. Dan pas komt de vraag aan de orde of de minister dat instrument niet toepast vanwege strijdigheid met het algemeen belang.

In antwoord op de opmerking over een cao zonder minimumloon zegt de minister dat dan een juridische situatie ontstaat die hij niet kan rijmen met de mogelijkheid om die uit te sluiten van een AVV. De bewindsman verstaat de vraag van de heer Blok zo dat deze hem vraagt of hij vanuit zijn selectieve bevoegdheid en het algemeen belang met de stofkam door het woud van cao-bepalingen wil gaan. Hij wijst op wat hieromtrent over de huidige situatie is vastgelegd in het regeerakkoord en een conceptakkoord van 2003 over de nullijn. Hierbij spelen belangrijker zaken een rol dan andere punten die op zichzelf van algemeen belang kunnen zijn. Het oplossen van de jeugdwerkloosheid is gediend met het creëren van nieuwe loonschalen. Het instrument van het onthouden van een AVV aan bepaalde zaken geeft de bewindsman echter niet de mogelijkheid om die loonschalen in een cao aan te brengen. Het appèl op de sociale partners daarover klinkt onverminderd. Het belang van loonmatiging is met name voor de jeugd van belang, omdat deze kan leiden tot nieuwe werkgelegenheid.

De minister herhaalt dat hij het effect van deze maatregel niet kan meten. Wel kan hij het risico overzien. Met 1% loonmatiging zijn op de middellange termijn 70 000 arbeidsplaatsen gemoeid. Volgens de bewindsman vindt de heer Sweder van Wijnbergen dat loonmatiging en structurele hervormingen eerder hadden moeten worden ingevoerd. De heer Sweder van Wijnbergen behoort volgens de minister tot de spijtoptanten die nu fel van leer trekken in de pers, zeker als het gaat om mensen die in de tijd waarin die maatregelen niet getroffen werden een nadrukkelijke verantwoordelijkheid hadden.

Naar aanleiding van de oproep van mevrouw Verburg tot een dialoog, memoreert de minister zijn opmerkingen over de positie van de regering daarin. Het is juist dat de bewindsman in dezen een discretionaire bevoegdheid heeft. Met dit Besluit en de toelichting is de laatste beslissing nog niet genomen. Er zal zich een enorme verscheidenheid in casuïstiek voordoen. Veel is nog niet ingevuld, maar geprobeerd wordt om voor 1 november daarin duidelijkheid te creëren.

De heer Douma (PvdA) kondigt aan dat hij op 2 september a.s. bij de regeling van werkzaamheden zal verzoeken om dit verslag op de Kameragenda te plaatsen teneinde de Kamer een uitspraak te vragen over een verzoek om advies op dit punt aan de Raad van State.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) sluit zich hierbij aan.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven