Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XIV nr. 106 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XIV nr. 106 |
Vastgesteld 3 augustus 2005
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 15 juni 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van LNV van 11 mei 2005 over advies Raad voor dierenaangelegenheden (RDA) over het houden van potentieel gevaarlijke diersoorten als huisdier (28 286, nr. 24);
– de brief van de minister van LNV van 2 juni 2005 over de Nederlandse inzet op de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) in juni 2005 in Korea (29 800 XIV, nr. 92);
– de brief van de minister van LNV van 7 juni 2005 over wijziging Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten m.b.t. zeehondenproducten (LNV 0500423);
– de brief van de minister van LNV van 7 juni 2005 over het werkprogramma 2005 Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (commissie Budep) (29 800 XIV, nr. 93);
– de antwoordbrief van de minister van LNV van 14 juni 2005 op schriftelijke vragen van het lid Van Velzen inzake inzet AID bij Cites-dossier (29 800 XIV, nr. 101);
– de brief van de minister van LNV van 14 juni 2005 n.a.v. toezeggingen tijdens algemeen overleg van 16 maart jl. en VAO van 24 maart jl. (brief toegevoegd onder voorbehoud) (29 800 XIV, nr. 95);
– de nog te ontvangen brief van de minister van LNV over sonar-problematiek bij walvissen (nummer nog niet beschikbaar).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Ormel (CDA) merkt op dat de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) op verzoek van de Kamer onderzocht heeft of de positieflijst kan worden verkort en of de criteria faunavervalsing en zoönosen (gevaar voor de mens) bij het opstellen van de lijst betrokken kunnen worden. Het stelt hem teleur dat de raad concludeert dat deze criteria geen leidraad zijn voor de Gezondheids- en welzijnswet (GWWD) voor dieren. Deelt de bewindsman deze teleurstelling?
De heer Ormel doet het volgende voorstel. De positieflijst die de RDA als compromis vanuit de sector heeft samengesteld voor reptielen, amfibieën, vissen, vogels en zoogdieren kan in artikel 33 bij algemene maatregel van bestuur in de GWWD worden geïmplementeerd. Via de positieflijst wordt het voor de sector mogelijk voorwaarden op te stellen voor een groot aantal te houden dieren. Bovendien zullen veel diersoorten, waarvoor geen nadere voorwaarden door een vereniging van houders van die diersoort binnen twee jaar kunnen worden opgesteld, verhuizen naar de negatieflijst. Deze voorwaarden moet de sector voorleggen aan een deskundigencommissie, zo luidt het advies, en dat kan de RDA of het Forum Welzijn Gezelschapsdieren zijn. De overheid biedt het wettelijke kader waarom de sector zelf vraagt. Een sector die zijn eigen verantwoordelijkheid neemt, sluit aan bij het streven naar minder regulering en handhaving door de overheid en meer verantwoordelijkheid voor de sector. De sector geeft aan dat hij deze verantwoordelijkheid graag neemt, maar dat vastlegging van de positieflijst in de vorm van wetgeving noodzakelijk is. Een toezegging van de bewindsman op dit punt betekent een grote stap voorwaarts in het belang van het welzijn van gezelschapsdieren.
De fractie van de heer Ormel is tegen walvisjacht. Hij constateert met genoegen dat de bewindsman vanuit ditzelfde uitgangspunt zoveel mogelijk resultaat uit de Internationale Walvisvaartconferentie (IWC) wil halen. Hij steunt de inzet van de Nederlandse regering om de IWC in stand te houden. Het is de heer Ormel een doorn in het oog dat onder het mom van wetenschappelijk onderzoek jaarlijks honderden walvissen gedood worden. Diverse keren heeft hij de minister schriftelijk gevraagd tegen deze gang van zaken te protesteren bij Japan, Noorwegen en IJsland. Hij constateert dat men echter nog verder van huis is als deze landen uit de IWC stappen. Het juridisch zoveel mogelijk inperken van de huidige vangsten zal meer walvissen redden dan wanneer men zelfgenoegzaam vanuit een Haagse stoel pleit voor een verbod en daarna constateert dat de vangst onder de dekmantel van wetenschappelijk onderzoek doorgaat of, nog erger, dat genoemde landen uit de IWC stappen. Het is schokkend dat walvissen door ondeskundig harpoeneren soms een doodsstrijd van enkele uren hebben. Met name Japan jaagt op walvissen ondanks het risico dat zeldzame ondersoorten gedood worden. Daarom zijn onafhankelijke controle en waarneming noodzakelijk en die maken reeds onderdeel uit van de inzet van de minister.
De heer Ormel steunt de minister in zijn pogingen de walvisjagende landen binnen de IWC te houden onder de voorwaarde dat Nederland een eventuele opheffing van het moratorium steunt als de huidige vangsten buiten het moratorium onder een afspraak vallen en als onafhankelijke en deskundige controle op het dierenwelzijn aan boord van de schepen plaatsvindt. Hij steunt ook het voorstel van de minister voor het instellen van walvisreservaten.
De heer Ormel is er verheugd over dat de minister een verbod op import van zeehondenproducten voorbereidt. De gruwelijke beelden van het massaal doodknuppelen van jonge zeehondjes vragen om een duidelijke stellingname van de hele EU.
Mevrouw Van Velzen (SP) wijst op de uitkomst van een recente enquête van het NIPO over de jacht op walvissen: 93% vindt de wrede methode waarop gejaagd wordt verwerpelijk. In zijn algemeenheid staat 90% negatief tegenover walvissenjacht; 84% vindt dat de Nederlandse regering niet mag instemmen met het nieuwe beleid, het herziene beheerregime (Revised Management Scheme). Helaas is de bewindsman voorstander van het RMS waarbij in ruil voor een klaarblijkelijk goede controle legaal commercieel op walvissen gejaagd mag worden. Een luid «nee», zo vat mevrouw Van Velzen het standpunt van de minister samen, zou leiden tot polarisatie en de pogingen om de jacht onder controle te krijgen, zouden hierdoor beschadigd worden.
Na de uitslag van de enquête is de opdracht duidelijk waarmee de ambtenaren van de minister naar Korea gaan. Nederland mag geen lippendienst bewijzen aan Japan dat onder het mom van wetenschappelijk onderzoek op walvissen jaagt die vervolgens in de supermarkt belanden als walvissushi. Ook IJsland, dat zich verschuilt achter een wetenschappelijk gordijn, moet gestopt worden. Mevrouw Van Velzen vraagt de minister dringend zich aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw Zeeland die oppositie voeren tegen landen die het verbod op walvissenjacht ondermijnen. Het is absurd om te zeggen dat in Korea de walvissen beschermd worden door quota toe te staan. Alle deskundigen zeggen dat het instellen van nieuwe quota voor commerciële jachten ertoe leidt dat het verbod op handel in walvisproducten opgeheven wordt en dat een nieuwe markt gecreëerd wordt voor dit door wreedheid verkregen vlees.
Het verbod van de IWC op de commerciële vangst van walvissen is gekoppeld aan het Cites-verdrag. (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora). Dit betekent dat, zolang de commerciële jacht op walvissen verboden is, het Cites-verdrag in stand blijft en dus niet in walvisproducten gehandeld mag worden. Wordt het IWC-verdrag uitgehold door een MRS-systeem en quota in te stellen? Bij het Cites gaat dan ook het licht op groen en zodoende mag in walvisproducten gehandeld worden waardoor een nieuwe markt ontstaat. Canada, de Filippijnen en Indonesië zullen graag het strijdperk betreden en wie zal dat verbieden?
Het beheerplan bepaalt onder meer de hoeveelheid walvissen die geschoten mag worden. Blijkbaar heeft men het idee dat de quota lager uitvallen dan wat nu illegaal of semi-illegaal onder het mom van wetenschappelijk onderzoek gehaald wordt. Mevrouw Van Velzen kan zich niet voorstellen dat Japan, Noorwegen en IJsland lagere quota dan ze nu al binnenhalen, accepteren. De IWC heeft al twintig resoluties ingediend om deze landen bij de les te houden. Het is naïef om ervan uit te gaan dat een nieuw beheerplan bij deze landen tot een beperking leidt. Waarom gaat de Nederlandse regering met een dergelijke compromishouding naar Korea? Acceptatie van het beheerplan zal de eigenzinnigheid van walvisjagende landen alleen maar belonen. Bovendien helpt het beheerplan weinig bij het verbeteren van het welzijn tijdens de walvisjacht. De Kamer is duidelijk geweest. Zij aanvaardde een motie-Van der Ham/Van Velzen tegen commerciële walvisjacht. Mevrouw Van Velzen benadrukt dat dit standpunt in Korea bepleit moet worden en dat geen compromis gesloten mag worden. Zij is bereid in een tweede motie een duidelijke instructie voor de ambtenaren neer te leggen.
Kamerbreed is zorg uitgesproken over de wijze waarop overtreding, en met name de smokkel van bedreigde dier- en plantensoorten, van het Cites-verdrag gehandhaafd wordt. Negen inspecteurs met veel expertise worden nu binnen de AID doorgeschoven. Hoe wil de minister binnen een jaar tijd deze expertise terughalen? Leidt de situatie die de minister nu creëert er niet toe dat er opnieuw één slag mensen voordeel behaalt: mensen die een dik belegde boterham verdienen met illegale handel in bedreigde diersoorten. Is het mogelijk dat de negen inspecteurs zo lang op hun post blijven, totdat hun expertise aan vervangers is overgedragen?
In verband met de positieflijst is mevrouw Van Velzen het eens met de opmerking van de heer Ormel dat de minister de vraag van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren om wettelijke maatregelen niet naast zich neer mag leggen. De voorliggende positieflijst wordt niet in de wet vastgelegd en gaat faunavervalsing niet tegen. Dieren die gevaarlijke ziektes kunnen verspreiden, mogen nu in Nederland gehouden worden. Op de lijst staan civetkatten, waarvan bekend is dat ze SARS kunnen verspreiden. Mevrouw Van Velzen wil dat er regelgeving op dit punt komt.
In België is wetgeving voorbereid voor een verbod op import van zeehondenbont. Deze wetgeving is ter notificatie aan de Europese Commissie voorgelegd. Wil de minister deze Belgische wetgeving overnemen en niet wachten totdat Canada opnieuw een quotum neerlegt? Het is tijd voor een krachtig signaal.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) merkt met betrekking tot de verkorte RDA-lijst op dat het niet alleen om gevaarlijke diersoorten gaat, maar ook om het welzijn van dieren. Zij sluit zich aan bij wat de heer Ormel hierover heeft opgemerkt.
In het werkprogramma doet de Cites-werkgroep een beroep op de minister om de bureaucratische barrières te slechten waar het gaat om het kweken en fokken voor commerciële doeleinden. Het kweken en fokken wordt momenteel door een reeks van op elkaar gestapelde resoluties sterk tegengewerkt. Wat is de reactie van de bewindsman hierop?
Klopt het dat dierentuinen die rechtstreeks dieren importeren niet onder de verplichte quarantaineprocedure vallen? Vooral bij import van vogels bestaat het risico op verspreiding van influenza.
De minister heeft een staatje overgelegd over het totaal aantal dode dieren dat in beslag is genomen. De aantallen lopen weliswaar terug, maar is er sprake van voldoende inzet en ziet men nu alleen de top van de ijsberg? Dit alles heeft te maken met de vraag of de handhaving en de controle door de AID op het juiste spoor zijn gezet. Mevrouw Snijder sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Van Velzen over de expertise bij de AID.
Over de import van zeehondenproducten is eerst interdepartementale afstemming nodig voordat nadere stappen kunnen worden gezet. Mevrouw Snijder veronderstelt dat in dezen een algemene maatregel van bestuur die gekoppeld wordt aan de Flora- en faunawet een importverbod sneller regelt, in ieder geval voor september, dan het opstellen van een nieuwe wet. Nederland kan op dat gebied de stappen van België volgen. Wat is de inzet van de minister?
Mevrouw Snijder is tegen de commerciële en wetenschappelijke walvissenjacht. Zij gaat ervan uit dat ook de minister inzet op een totaal verbod van walvissenjacht. Kan de minister zijn standpuntbepaling in Korea nader toelichten, gelet op het dilemma tussen een volledig moratorium of het risico dat een aantal landen zich uit de IWC terugtrekt?
De heer Slob (ChristenUnie) heeft met belangstelling kennisgenomen van de argumenten van de minister om over te gaan tot taakroulatie van medewerkers van de vakgroep Natuurbescherming AID. Hij wil zich niet met het personeelsbeleid bemoeien, maar hij zal de minister beoordelen op basis van zijn beleid. Hierbij spreekt hij de hoop uit dat de wens tot taakroulatie geen afbreuk doet aan een goed beleid. Aan de hand van de criminaliteitsbeeldanalyse is gesproken over rapporten die ineens opdoken, waarbij de heer Slob de bewindsman opriep om hiernaar onderzoek te verrichten. Het is onacceptabel dat vanuit het ministerie «gelekt» wordt. De bewindsman heeft inmiddels een onderzoek in gang gezet, maar onduidelijk is nog steeds op welke wijze die rapporten naar buiten zijn gekomen. De maatregelen rondom de taakroulatie staan hier los van. De heer Slob dringt erop aan dat de minister zijn onderzoek op dit punt voortzet. De kern van deze zaak is dat illegale handel in bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten adequaat wordt bestreden. De minister schrijft dat hij thans geen noodzaak ziet om de opsporingscapaciteit voor de bestrijding van Cites-gerelateerde criminaliteit te vergroten. Kan hij hiervoor een onderbouwing geven? Is de opsporingscapaciteit werkelijk voldoende in relatie tot de verwachte omvang van de aan Cites gerelateerde criminaliteit?
De heer Slob sluit zich wat de walvisvangst betreft aan bij degenen die hun zorg hebben geuit over wat internationaal gaande is. Hij kan zich voorstellen dat de minister tijdens de IWC zal trachten iedereen erbij te houden, maar er bestaat een grens. De heer Slob realiseert zich dat de Kamer de minister niet kan aangeven hoe hij zich moet opstellen in een dergelijk krachtenveld waarbij afspraken moeten worden gemaakt, maar hij benadrukt dat hij het ontoelaatbaar vindt dat Japan, IJsland en Noorwegen iedere keer proberen om onder de afspraken uit te komen en de andere deelnemers min of meer gijzelen door hiermee te dreigen en tegelijkertijd positieve uitzonderingen voor hen te formuleren. Hij wenst de bewindsman veel wijsheid toe om samen met andere kritische landen goed in de gaten te houden wanneer de grens bereikt is.
Kortheidshalve sluit de heer Slob zich aan bij wat de heer Ormel zei over de RDA en de positieflijsten.
Mevrouw Kruijsen (PvdA) vraagt hoe de biodiversiteit behouden kan blijven. Zij is absoluut tegen de jacht op en handel in bedreigde diersoorten. Dit vergt een internationale aanpak. Zij bepleit een strengere controle en een integrale aanpak in internationaal verband. Als Nederland in 2007 gastheer is voor de internationale Cites-conferentie kan hierop goed worden ingespeeld. Welke maatregelen treft de bewindsman om Nederland als voorbeeldland op de kaart te zetten voor een effectieve en integrale aanpak? Kan de Kamer op de begroting voor 2006 extra middelen en doelen verwachten voor het tegengaan van handel in bedreigde diersoorten? Zal de minister ook in EU-verband pleiten voor een versterkte en integrale aanpak? Welke aanpak kiest de minister om de zorg van de Kamer ten aanzien van de rol van de AID weg te nemen? Hij heeft de leiding van de AID de opdracht gegeven aan de kwaliteitsborging van de Cites-handhaving invulling te geven, maar dat vindt mevrouw Kruijsen onvoldoende. In internationaal verband moet de borging van de kwaliteit verhoogd worden. Hoe geeft de bewindsman een extra dimensie aan de Cites-handhaving mede met het oog op de internationale conferentie?
Het grootste zoogdier ter wereld moet in al zijn verscheidenheid behouden blijven, zegt ook de bewindsman, maar hij maakt hier een voorbehoud bij waarover mevrouw Kruijsen zich grote zorgen maakt. De minister wil terecht voorkomen dat een aantal pro-walvisvaartlanden uit de IWC stapt, maar hoe reëel is het gevaar dat Japan daaruit stapt? Als Nederland «nee» zegt tegen de walvisvaart, hoe ver moet het dan meegaan met het dreigement dat landen de IWC verlaten? Mevrouw Kruijsen hoopt dat het Nederlandse «nee» duidelijk in Korea doorklinkt. Zij blijft tegen het opheffen van het moratorium. Als eenmaal een kleine markt voor walvismarkt wordt toegelaten, is het eind zoek. In hoeverre blijft de minister zich inzetten voor het behoud van het moratorium? Japan wil meer jagen onder het argument van wetenschappelijk onderzoek. De bewindsman bepleit in zijn brief inperking van de wetenschappelijke jacht, maar mevrouw Kruijsen verzet zich hiertegen. Er wordt namelijk meer gejaagd en het illegale circuit van walvisvlees wordt groter. De resultaten van het wetenschappelijke onderzoek zijn een paar artikelen waar wetenschappers grote vraagtekens bij zetten.
De bewindsman heeft ook zitting in de Beschermingscommissie. Het is bekend dat de bijvangst bij de gewone visserij enorm is. Wil de minister ervoor pleiten dat het vissen met sleepnetten zoveel mogelijk wordt beperkt, zodat de bijvangst vermindert? Sonar kan verstorend op walvissen werken. Welke stappen onderneemt de minister om bijvoorbeeld in NAVO-verband het gebruik van sonar te stoppen?
Mevrouw Kruijsen bepleit instelling van de positieflijst. In het rapport staat dat het veld geen draagkracht heeft voor een verkorte positieflijst, maar mevrouw Kruijsen hoort tegengestelde berichten. Wil de bewindsman bezien of de verkorte positieflijsten een wettelijk kader kunnen krijgen? Hoe staat het met het International Tigerfund en de bijdrage van Nederland daaraan?
De heer Van der Ham (D66) maakt zich in verband met de walvisvaart zorgen over de «polderhouding» van de bewindsman: men moet altijd in het midden uitkomen. Hij vreest dat in dit geval deze opstelling niet zal werken. De heer Van der Ham wijst op de succesvolle houding van Amerika in dezen. Door het amendement-Packwood-Magnuson heeft de IWC een sanctie-element in handen gekregen door een verbod op visvangst in bepaalde gebieden uit te vaardigen. Welke sanctie heeft de minister in gedachten als bepaalde landen uit de IWC stappen, zodat ze gedwongen worden weer terug te keren naar de onderhandelingstafel? Onder verwijzing naar de opstelling van de ex-presidenten Clinton en Reagan – zij dreigden Japan de toegang tot de Amerikaanse wateren te weigeren, waardoor dit land gedwongen werd opnieuw te onderhandelen – vindt de heer Van der Ham een zekere wereldburgerlijke ongehoorzaamheid ten opzichte van de WTO in dit geval gepast. Nederland kan op het gebied van visserij geen druk op Japan leggen, maar volgens hem kunnen andere vormen gebruikt worden om druk uit te oefenen. Nederland staat niet alleen in dezen. Hij roept de bewindsman op om bij de onderhandelingen samen met andere tegenstanders op te trekken tegen Japan en de moed te hebben om daaruit de ultieme consequentie te trekken. Als de tegenstanders zich blijven aanpassen, komt men nooit een stap verder.
De heer Vendrik (GroenLinks) sluit zich aan bij het pleidooi voor drastische bekorting van de positieflijst. De reden van de lijst is onder andere het bewaken van dierenwelzijn. Waarom gaat de minister hiermee niet krachtig voort en kort hij de lijst in? Kan de lijst kracht van wet krijgen, zodat harder kan worden opgetreden tegen onder andere illegaal dierenbezit? Terzijde vraagt de heer Vendrik of het nodig is om de poema die thans op de Veluwe losloopt dood te schieten. Waarom kan het dier niet gevangen worden?
De minister geeft in zijn brief over de walvisvangst een dubbele boodschap af. De heer Vendrik steunt vanzelfsprekend de minister in zijn streven om zo snel mogelijk de walvissenjacht wereldwijd uit te bannen. De zeeën zijn onderhand leeg, maritieme ecosystemen zijn wereldwijd aangetast en de walvispopulatie is ernstig verminderd. Naast de wijze waarop walvissen gevangen worden, zijn dit redenen om met alle kracht te streven naar een wereldwijd verbod op elke vorm van jacht.
Met de strategie die Nederland wil volgen bij de IWC is de heer Vendrik het niet eens. Een mondiaal verbod is niet opgenomen in het herziene RMS; er worden aan landen quota uitgedeeld. Het RMS biedt de mogelijkheid de piraten, Noorwegen en Japan, hun foute gedrag te legaliseren. Volgens berichten wordt de omvang van de jacht door het RMS niet beperkt. Het RMS zou de wereldgemeenschap instrumenten in handen geven om landen die de regels overtreden aan te pakken, maar de walvisvarende landen zijn mordicus tegen het houden van steekproeven om via DNA-technieken illegale handel te voorkomen. Verder bestaan geen sancties tegen het overtreden van de regels en geen harde voorstellen om misbruik van de wetenschappelijke jacht aan te pakken. Men heeft er geen idee van hoe het dierenwelzijn bevorderd kan worden. Een Japans woord voor de officiële beleidswerkelijkheid is: tatamai. Er kan gejaagd worden en het dierenwelzijn kan worden bevorderd. Dit is echter onmogelijk: diervriendelijke jacht bestaat niet. De heer Vendrik drukt de minister dan ook op het hart om niet in te stemmen met de gedachtegang dat gejaagd kan worden met behoud van dierenwelzijn. Hij ziet geen enkel winstpunt in het herziene beheersregime. Wat is er constructief aan de voorliggende voorstellen?
Het is begrijpelijk dat een klein land als Nederland belang heeft bij een op regels gebaseerd systeem, maar er bestaat wereldwijd commotie over de walvisjacht. Hij verwacht niet dat landen die willen doorgaan met de walvisjacht bereid zijn de IWC op te blazen en de wereldwijde commotie durven te negeren.
De heer Vendrik maakt zich grote zorgen over de relatie met Cites. Als het moratorium wordt opgeheven, is de handel in walvisproducten gelegaliseerd en wordt een wereldwijde markt geopend. Een dergelijke marktwerking is genadeloos. Het RMS kan naar de prullenbak verwezen worden en de IWC is opgeblazen. Met de heer Van der Ham pleit hij voor een offensieve houding en onderschrijft hij de tactiek om samen met andere landen die ook tegen de walvisvangst zijn op te trekken. Wil de bewindsman met de Europese commissaris Mandelson afspreken dat binnen de EU bij wijze van voorzorg nu reeds een importverbod voor walvisproducten wordt afgekondigd? De heer Vendrik zal de minister van EZ hierover ook aanspreken. Europa kan internationaal druk uitoefenen omdat het het grootste handelsblok ter wereld is. Er zijn onderhandelingen gaande rondom de WTO. Wil de bewindsman de handel in walvisproducten op de WTO-agenda zetten? Tot slot vraagt de heer Vendrik of de minister de politieke bereidheid wil uitspreken het sanctie-instrument te zullen hanteren.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is onder het voorbehoud dat het traject met de sector niet wordt verstoord, bereid te onderzoeken of de positieflijst per algemene maatregel van bestuur in artikel 33 van de GWWD kan worden geïmplementeerd. Zodra het rapport van de sector ontvangen is, zal hij proberen de suggestie van de heer Ormel vorm te geven.
Het principiële standpunt van de Nederlandse regering luidt: stoppen met de walvisvangst. De minister schetst het dilemma van Nederland om dit doel te bereiken, waarbij hij erop wijst dat Nederland zijn invloed op de wereld niet moet overschatten. Nederland alleen beschikt in wezen niet over mogelijkheden om Japan tot een ander standpunt te dwingen. Als blijkt dat Japan en andere landen niet instemmen met een regeling via quota, kan met andere landen naar een dwangmiddel gezocht worden om de jacht zoveel mogelijk te beperken en voor sommige soorten een nulquotum in te stellen. Naming and shaming is een mogelijkheid, maar Nederland kan bijvoorbeeld de invoer van auto's uit Japan niet stopzetten.
Uiteraard wordt bij de IWC het principiële standpunt van Nederland naar voren gebracht. Er is ecologisch gezien alle reden om te stoppen met de walvisvangst. Nederland trekt gelijk op met andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, die dit standpunt innemen. Echter, Nederland doet alleen mee als het duidelijk is dat substantieel via quota kan worden bijgedragen aan een tegemoetkoming van de oorspronkelijke wens om de vangst tot nul te reduceren. Is dit niet het geval, dan werkt Nederland niet mee. Als voor bepaalde soorten een nulquotum wordt ingesteld, is de logische consequentie dat daarin ook geen handel mogelijk is. De consequenties moeten in dat geval worden afgewacht, maar dit is de instructie voor de Nederlandse afgevaardigden naar Korea.
Zoals bekend, geeft Nederland de Europese Commissie geen opdrachten. De Nederlandse regering is er voor als non-trade concerns op de WTO-agenda worden gezet. In Cancún is dit niet gelukt. Blijkens de vooronderhandelingen voor Hongkong kan op dit punt enige hoop worden gekoesterd. In antwoord op de vraag om dit punt in Brussel aan te kaarten, zegt de minister dat hierover contact kan worden opgenomen met de minister van EZ die verantwoordelijk is voor de gang van zaken rondom de WTO. Nederland vindt de non-trade concerns in het handelspolitieke verkeer een factor waarmee Europees en wereldwijd rekening moet worden gehouden. De bewindsman houdt zich verder buiten deze discussie: hij heeft te maken met de positie van Nederland bij de IWC, welke positie hij duidelijk uiteen heeft gezet. De heer Vendrik kan zich beroepen op het recht van de Kamer om alle ministers over het kabinetsbeleid te bevragen; de bewindsman heeft echter het recht om te reageren in het belang van het land. Hij benadrukt dat hij zich niet laat verleiden om uitspraken over de WTO te doen die op de eerste plaats niet terzake zijn en waardoor op de tweede plaats de Kamer de minister van LNV en de minister van EZ tegenover elkaar kan uitspelen.
De bewindsman is niet bereid te bewerkstelligen dat de Kamer namens het kabinet voor vanavond 19.00 uur een brief ontvangt waarin wordt ingegaan op de vraag of de Nederlandse regering de politieke bereidheid heeft om de Europese commissaris de opdracht te geven het handelspolitieke sanctie-element op de agenda te zetten en dat te verbinden aan de houding van Japan en Noorwegen tijdens de IWC. Wel is hij bereid dit punt in de boezem van het kabinet te bespreken. De Kamer moet wachten totdat hiervoor de gelegenheid is geweest. De bewindsman laat zich echter niet onder druk zetten om binnen een tijdsbestek van enkele uren met de minister van EZ over zo'n wezenlijk onderwerp van gedachten te wisselen.
Ingaande op de vraag over het importverbod zegt de minister dat volgens het verdrag het walvisvlees wordt geconsumeerd binnen de landen die jagen. Op dat punt is er dus geen sprake van handel en daarom is er geen reden voor een importverbod. Sprekend over eventuele sancties zegt de minister dat bezien kan worden in hoeverre binnen Europa bepaalde dingen in beweging kunnen worden gezet, bijvoorbeeld op het gebied van handel in bepaalde diersoorten en diertransporten. De inzet van Nederland is echter niet Japan of Noorwegen economisch gezien op de knieën te krijgen: dit is namelijk onmogelijk.
De bewindsman probeert zo snel mogelijk een verbod op import van zeehondenproducten te realiseren. Hij is bereid via een algemene maatregel van bestuur de Flora- en faunawet te wijzigen, mits dit WTO-conform mogelijk is. De signalen zijn echter positief.
De minister heeft per brief de gang van zaken rondom de taakroulatie en de controle op de Cites toegelicht. Taakroulatie is uit een oogpunt van integriteitsbewaking een goede zaak en mag niet leiden tot vermindering van de kwaliteit en de omvang van het toezicht. De wijze waarop dit wordt vormgegeven is opgedragen aan de directeur van de AID. Hierop wordt toezicht gehouden door de secretaris-generaal van LNV. De minister geeft de garantie dat aan die voorwaarden wordt voldaan. Als blijkt dat het uit een oogpunt van kwaliteit en omvang van de handhaving bezwaarlijk is om mensen sneller van functie te laten rouleren zullen aanpassingen plaatsvinden. Er is inderdaad tijd nodig om de opgedane ervaring over te dragen. Overplaatsing van mensen die al lange tijd dit werk verrichten is inderdaad niet gemakkelijk, maar dat is een kwestie van professioneel personeelsbeleid, waarop de bewindsman in dit geval zelf toezicht zal houden.
Er zijn aanwijzingen dat door de kwaliteit van de handhaving de handelsstromen zich verleggen. Dat kan betekenen dat er minder wordt aangevoerd, maar hiervoor is geen hard bewijs. De minister zal ervoor zorgdragen dat kwaliteit en omvang van de handhaving niet achteruit zullen gaan.
Het probleem van de bureaucratische barrières rondom het commercieel fokken treedt in internatonaal verband op. Dit punt sluit aan op het terugdringen van de administratieve lasten. Hierover zal de bewindsman overleg voeren met het secretariaat van Cites. Het antwoord op de vraag of dieren die rechtstreeks geïmporteerd worden onder de quarantainemaatregel vallen, zal de minister laten uitzoeken.
Over de problematiek rondom het gebruik van sonar in relatie tot de NAVO ontvangt de Kamer nog een brief. Het antwoord moet de bewindsman met zijn collega Kamp afstemmen. In EU-verband zijn tijdens het laatste visserijoverleg van december afspraken gemaakt over het gebruik van sleepnetten. Er worden subsidies verstrekt om waarschuwingsapparaten aan de netten te bevestigen, zodat ongewenste bijvangst kan worden voorkomen. Dit punt zal voorts in IWC-verband ingebracht worden in de komende Beschermingscommissie. Getracht zal worden te komen tot een mondiaal verbod op het gebruik van sleepnetten ter voorkoming van ongewenste bijvangsten.
Het verzoek om een bijdrage van Nederland aan het Tigerfund is momenteel in behandeling, maar dit zal vermoedelijk betekenen dat de uitkomst negatief is.
In antwoord op de vraag over de loslopende poema op de Veluwe zegt de minister dat geprobeerd wordt het dier levend te vangen waarna het aan een geschikte opvanginstelling zal worden overgedragen. Men moet zich realiseren dat het om een wild dier gaat dat gevaar voor mensen oplevert, maar pas in laatste instantie zal het zwaarste middel worden toegepast.
Naspeuringen over het «lekken» van vertrouwelijke informatie hebben geen resultaat opgeleverd. De minister wil geen zware maatregelen treffen, omdat de kwestie dan een te zware lading krijgt. Wel is de dienst ervan doordrongen dat dit soort zaken niet mag voorkomen. Men weet dat men loyaal aan de dienst moet zijn en dat men zich, als er problemen zijn, bij de leidinggevende moet vervoegen. Ook kan men zich tot een vertrouwenspersoon wenden of de rol van klokkenluider spelen. Men kan ervan verzekerd zijn dat op een professionele manier met informatie wordt omgegaan zonder dat dit consequenties voor betrokkenen heeft. De minister zal hierop zelf toezien.
De voorzitter concludeert dat de minister, nadat de sector het overleg over de positieflijst heeft afgerond, de mogelijkheden voor een wettelijk kader binnen de GWWD zal onderzoeken en de Kamer daarna zo spoedig mogelijk zal informeren; de bewindsman zal met de minister van EZ overleg voeren over de Nederlandse inzet in WTO-verband en de inbreng in Europa betreffende de walvisvangst en de bewindsman is bereid bij algemene maatregel van bestuur een verbod op import van zeehondenproducten te regelen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Nijs (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29800-XIV-106.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.