Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XIV nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-XIV nr. 10 |
Vastgesteld 19 oktober 2004
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 23 september 2004 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over CITES:
– de brief van de minister van LNV van 22 juni 2004 over de 13de Conferentie van Partijen van het CITES-verdrag van 2 t/m 14 oktober 2004 in Bangkok (LNV0400428);
– de brief van de minister van LNV van 17 september 2004 met de stand van zaken van de voorbereiding van de 13de Conferentie van Partijen van het CITES-Verdrag;
– de brief van de minister van LNV van 10 maart 2003 met het eindverslag van de Nederlandse delegatie van de 12de CITES-conferentie (LNV0300144);
– de brief van de minister van LNV van 26 maart 2004 met het werkprogramma van de commissie Bedreigde Uitheemse Dier- en Plantensoorten (Budep) (LNV0400170);
– de nog te ontvangen antwoordbrief van de minister van LNV naar aanleiding van schriftelijke vragen van 16 augustus 2004 van het lid Ormel over de illegale handel in beschermde dieren (Kamervragen 2003–2004, vraagnr. 2030419560).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Ormel (CDA) steunt de inzet van Nederland bij CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna en flora) die de minister duidelijk maakte in zijn brief van 22 juni jl. Hij steunt de afwijzing van het Japanse voorstel om de dwergvinvis van bijlage 1 naar bijlage 2 te verplaatsen. Verder vraagt hij aandacht voor de handel in ivoor. Binnen het Afrikaanse continent vindt nog veel illegale handel in ivoor plaats. Wil de bewindsman in Europees verband pleiten voor Europese steun om deze handel aan te pakken? Kan hij dit punt opnemen met zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking? Verder steunt de heer Ormel het voorstel van Indonesië om ramin wegens het belang in verband met de illegale houtkap in bijlage 2 te plaatsen. Hij maakt zich zorgen over een vermoedelijke tegenstem van de Amerikanen. Wil de minister zijn best doen om de Amerikanen voor te laten stemmen? Ook maakt de heer Ormel zich zorgen over de enorme achteruitgang van de populatie saiga-antilopen. Begin jaren negentig waren er nog ruim een miljoen en bij een telling van enige jaren geleden kwam men niet verder dan 178 000. Kan de bewindsman deze zorg overbrengen op de CITES-conferentie en wil hij pleiten voor een betere handhaving in de gebieden van deze dieren, Kazachstan, Mongolië, Oesbekistan en de Russische Federatie?
Hoe kan de Kamer opkomen voor bedreigde diersoorten als blijkt dat Nederland de spin in het web van de internationale dierenhandel is? CITES-lijsten zijn gedetailleerd maar nauwelijks handhaafbaar. Plaatsing op een lijst is voor dierenhandelaren aantrekkelijk, omdat de prijs van de diersoorten op die lijst verhoogd wordt als ze van bijlage 2 naar bijlage 1 gaan. Waarom wordt toegestaan dat levende dieren onder vaak erbarmelijke omstandigheden over de wereld worden verhandeld? In het wild gevangen dieren hebben per definitie en onbekende ziektehistorie en zijn daardoor een gevaar voor de dier- en volksgezondheid. Beschermde soorten worden vaak verstopt tussen soorten waarin wel gehandeld mag worden. Het gaat niet alleen om beschermde soorten. Een in het wild gevangen grijze roodstaartpapegaai is goedkoper dan een gefokt dier en daardoor vindt grootschalige handel plaats. De pre-exportsterfte tijdens het transport is hoog. 80 Procent van de dieren die Nederland levend halen, wordt niet ouder dan 3 jaar terwijl ze gemakkelijk 75 jaar kunnen worden. Nederlandse in het wild levende dieren zijn door vergaande wetgeving, de Flora- en Faunawet, beschermd en exoten lijken vogelvrij. Een gevonden haas, egel of eend mag niet thuis worden grootgebracht, maar exoten komen in vele huiskamers voor en dat is nergens voor nodig.
De heer Ormel noemt vijf redenen om de internationale handel tegen te gaan: het dierenwelzijn, risico's voor de volksgezondheid, verspreiding van dierziekten, faunavervalsing en illegale dierenhandel. Er leven honderd wasberen in het wild in Nederland. Ze zijn, zoals bekend, levensgevaarlijk voor mensen. Ze zijn besmet met spoelwormen waarvan de larven rechtstreeks naar de hersenen van mensen gaan. Illegale dierenhandel is een crimineel circuit. Handel in legale soorten bemoeilijkt de controle op de illegale handel. De heer Ormel vraagt aan de minister om toe te zeggen dat hij het initiatief neemt om in de Europese Commissie te pleiten voor een invoerverbod van levende in het wild gevangen dieren. Wil de bewindsman tevens onderzoeken of een nulquotum voor de import van grijze roodstaartpapegaaien mogelijk is? Het is mogelijk een onderscheid te maken tussen in het wild gevangen en gefokte dieren via een chip of een paspoort?
De heer Ormel roept zijn motie van 19 februari jl. in herinnering waarin de minister wordt opgeroepen om voor 1 januari 2005 aan te geven hoe de wettelijke basis voor het houden van dieren kan worden ingevuld. In de motie wordt gepleit voor een lijst van te houden huisdieren waarbij rekening wordt gehouden met risico's voor dier- en volksgezondheid en faunavervalsing. In België bestaat al een dergelijke lijst. Als de exoten aan de grens niet kunnen worden tegengehouden vanwege internationale verdragen, kan wel het houden van exoten worden teruggedrongen. De heer Ormel vraagt de minister om een toezegging om deze onwenselijke, dieronvriendelijke en gevaarlijke situatie aan te pakken en om de voor- en nadelen van een positieflijst voor 1 januari 2005 te onderzoeken. Hij roept de bewindsman op om een positieflijst te maken voor te houden dieren.
Tot slot dankt hij de minister voor de beantwoording op zijn schriftelijke vragen over controle op de CITES-verordeningen in Nederland. Aangegeven wordt dat het aantal gespecialiseerde medewerkers bij AID en douane de laatste jaren niet is gewijzigd. Worden er wijzigingen in 2005 verwacht? Klopt het dat in 2005 gesproken wordt over 3,7fte voor CITES-handhaving bij de AID? De minister antwoordt dat de verschillende handhavingsdiensten nauw samenwerken. Uit de praktijk hoort de heer Ormel andere geluiden. De Europese Twix-database, opgezet voor opsporing van exoten en criminele circuits, kan slechts door enkele Nederlandse beleidsmedewerkers worden geraadpleegd. Waarom hebben de opsporingsdiensten geen toegang? Diensten vertonen grote inzet maar werken onvoldoende samen. De heer Ormel pleit voor een multidisciplinaire aanpak en de oprichting van een CITES-team zoals dat ook van 1994 tot 1998 bestond.
Mevrouw Van Velzen (SP) wordt somber van het CITES-dossier. De Kamer pleit al jarenlang voor betere handhaving, opsporing, informatie en samenwerking. Maatregelen van het kabinet zijn van korte duur en na verloop van tijd zakt de boel in elkaar. Volgens haar bloeit de illegale handel in exoten als nooit te voren. Op Schiphol opereert één AID-er per dag, alleen door de week. Mensen van de AID vertellen dat een deel van de overtreders erkende handelaren zijn die antecedenten bij de politie hebben. Met andere woorden: het gaat om georganiseerde criminaliteit die bijzonder lucratief is. Zo gauw een dier bedreigd is, levert het meer op. Deze handel moet Nederland tegengaan omdat het het CITES-verdrag heeft ondertekend. Wat stelt LNV daar tegenover? Een uitgebreid apparaat voor vergunningverlening, ook aan mensen die al veroordeeld zijn, actieve participatie in allerhande conferenties en een paar mensjaren voor controle en inspectie. In het tweejaarlijkse rapport aan de CITES-conferentie wordt gesproken over 16 220 uur, dat is 9,5 fte. Tien mensen zijn binnen de AID werkzaam op het gebied van handhaving. In het werkplan van de AID staat echter heel iets anders; de cijfers daarin zijn een stuk lager. In het antwoord op vragen van de heer Ormel komt het getal van 10 mensjaren weer terug. De papieren realiteit laat een grote chaos zien. Volgens de praktijk is in de verste verten geen sprake van productief optreden tegen de georganiseerde illegale handel. Het landelijk CITES-team bestaat niet meer, het convenant tussen de politie en de douane is sinds 1998 niet meer vernieuwd en het registratiesysteem is zo krachteloos dat niet eens de CITES-rapportage volledig ingediend kan worden, zo blijkt uit de stukken. Daardoor leeft de regering het CITES-verdrag niet na. Bovendien levert het registratiesysteem in Nederland geen strategische informatie op. Daarom is het nutteloos als middel om op te treden. De criminele inlichtingeneenheid komt niet van de grond. Het aantal uitgevoerde inspecties zegt niets. Een inspectie kan ook inhouden dat men langs een kist met leveranties loopt. Het gaat uiteindelijk om het aantal veroordelingen. Het is bekend dat Nederland een knooppunt van internationale dierenhandel is. De regering moet een vuist maken jegens degenen die voor eigen gewin de wet ontlopen. Hoeveel mensen zijn het afgelopen jaar vervolgd voor het overtreden van de CITES-wetgeving? Welke straffen zijn opgelegd? Het huidige beleid staat machteloos tegenover de georganiseerde CITES-criminaliteit. Is dat politieke onwil? Wil de minister wel optreden tegen deze georganiseerde criminaliteit? Het inspecteren van de leveranties op Schiphol staat gelijk aan het zoeken van een speld in een hooiberg. Eén AID-er kan daar geen crimineel netwerk blootleggen. Hiervoor moet een rechercheapparaat worden ingericht. Mevrouw Van Velzen wil dat bijvoorbeeld twee extra inspecteurs in dienst worden genomen. Zij moeten aan de AID worden toegevoegd en zij moeten netwerken tussen Nederland en bijvoorbeeld Mauritius blootleggen. Mevrouw Van Velzen sluit zich aan bij de opmerking van de heer Ormel over het samenstellen van een multidisciplinair team. Verder moet het informatiesysteem worden aangepast, zodat het strategische kennis en informatie oplevert die gekoppeld kan worden aan bestanden in andere landen. Straffen op illegale handel in exoten moeten verhoogd worden. Handelaren die veroordeeld zijn mogen geen vergunningen voor im- of export van dit soort dieren krijgen. Mevrouw Van Velzen heeft haar wensen omtrent het registratieapparaat en extra inspecteurs neergelegd in een amendement op de begroting voor 2005. Zij hoopt dat de minister op deze punten toezeggingen kan doen, zodat zij haar amendement kan intrekken.
Mevrouw Kruijsen (PvdA) merkt op dat er sprake is van een getrapte inbreng: de Nederlandse inbreng gaat vanuit Europa richting CITES. Volgens de minister wordt in Nederland stevig ingezet op handhaving, maar er zijn helaas ook andere berichten. Onder verwijzing naar de «eekhoorntjes-kwestie» vraagt mevrouw Kruijsen wat er gebeurt nadat illegale flora of fauna in Nederland is binnengekomen. Hoe staat het met de handhaving binnen het vergrote Europa? Neemt de minister de aanbevelingen van Traffic en het World Wildlife Fund mee naar de CITES-conferentie? In de landen van oorsprong wordt vaak wegens gebrek aan financiële middelen te weinig gehandhaafd. Is de minister bereid, financiële steun te verlenen, desnoods samen met andere collega's binnen het kabinet? Zijn er sancties op het moment waarop de landen van oorsprong hun werk niet doen en de handhaving door Nederland moet geschieden?
Japan heeft een voorstel gedaan dat niet binnen de IWC (International Whaling Commission) thuishoort maar bij de CITES-conferentie. Mevrouw Kruijsen steunt de minister in zijn voornemen om de dwergvinvis geen mindere beschermingsstatus te geven. Japan stelt ook voor om onder strikte voorwaarden commerciële walvisvaart toe te staan. Nederland heeft in het begin van de zomer via de media laten weten dat het bereid is om daarover te praten als het beheersregime flink wordt aangescherpt. Nederland zal een werkgroep leiden die wil praten over commerciële walvisvaart. Wat is het standpunt van de minister? Is Nederland voor commerciële walvisvaart onder strikte voorwaarden? Gaat daar niet het aanscherpen van het beheersregime aan vooraf?
Verleden week is in het Europees Parlement een resolutie aangenomen met aanbevelingen voor de inbreng van Europa aan de CITES-conferentie. Hoe gaat de bewindsman als verantwoordelijk minister binnen Europa om met deze resolutie?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Kruijsen over het voorstel van Japan om de dwergvinvis te verplaatsen van bijlage 1 naar bijlage 2. Wat is de opstelling van Nederland en welke voorwaarden worden gesteld? Dit voorstel kan voor de opstelling van de VVD-fractie verstrekkende negatieve gevolgen hebben. Onder het kopje «olifanten» in de brief van 22 juni jl. staat: «Belangrijk aandachtspunt, ook voor de EU, is de versterking van controle op de interne markt van ivoor en andere wildproducten in met name de Centraal- en West-Afrikaanse regio.» Hoe kunnen Nederland en Europa invloed uitoefenen op de controle op de interne markt? Onder het kopje «vogelsoorten» staat dat ervoor moet worden gewaakt dat bijlage 1 de aantrekkelijkheid van een soort in de illegale handel niet versterkt. Mevrouw Snijder spreekt haar zorgen uit over het feit dat het plaatsen op de lijst van beschermde diersoorten de handel in illegale soorten in de hand werkt. Plaatsing op bijlage 1 van diersoorten heeft daardoor bijna geen zin. Wat is de reactie van de minister hierop?
De minister schrijft met het oog op de toetredende lidstaten dat er sprake kan zijn van minder illegale handel. Het is echter ook mogelijk dat meer transporten van levende dieren via andere landen de EU binnenkomen. Het Wereldnatuurfonds is er bezorgd over dat de controle in de nieuwe toetredende landen niet goed georganiseerd is. Het risico bestaat dat er nog meer illegale handel plaatsvindt. Het Wereldnatuurfonds wijst op slechte controle door politie, douane en AID. Wat is de reactie van de minister hierop? Hoe gaat Europa om met het risico van uitwijkgedrag? Desgevraagd benadrukt mevrouw Snijder haar wens dat er alles aan gedaan moet worden om handel in beschermde diersoorten te voorkomen.
Uit de media vernam mevrouw Snijder dat de traditionele Chinese medicijnkunst vooral werkt met stoffen van beschermde diersoorten zoals neushoorns en tijgers. Ook deze stoffen komen, doordat alternatieve geneeswijzen toenemen, in verhoogde mate de Nederlandse grens over. Kan hierop worden gecontroleerd? Worden hier maatregelen tegen genomen?
Tot slot vraagt zij of de minister kan ingaan op de vragen die gesteld zijn over de positieflijst.
De minister is het eens met de Kamer dat handel in bedreigde en beschermde diersoorten een verwerpelijk kwaad is. De inzet van Nederland bij de komende CITES-conferentie blijkt uit de aan de Kamer hierover gezonden brieven. De bewindsman sluit zich aan bij de opmerking van de heer Ormel over bepaalde uitheemse diersoorten die een gevaar opleveren voor dier- en volksgezondheid. De minister deelt de zorgen van de Kamer over de illegale handel, maar Europa kent met 24 lidstaten honderden ingangen voor dit soort moeilijk te bestrijden handel. Amsterdam is het centrum van illegale handel omdat er (lucht)havens zijn en een enorme infrastructuur naar het achterland. Controle is een wapen bij het terugdringen van de illegale handel. Hierbij rijst de vraag of daarop voldoende mensen worden ingezet. De bewindsman zal nagaan of er inderdaad een verschil bestaat tussen het aantal mensuren in het tweejaarlijkse rapport ten behoeve van de CITES-conferentie en de cijfers hierover in het AID-werkplan. De AID heeft een beperkte capaciteit en het is de vraag waar die moet worden ingezet. Het is een kwestie van prioriteitstelling. Als de Kamer meent dat een concentratie op import van exoten de voorkeur boven andere activiteiten heeft, moet zij dit de minister mededelen. De bewindsman zegt toe dat hij over de samenwerking van de diverse organisaties contact zal opnemen met de politie en staatssecretaris Wijn die de douane in zijn takenpakket heeft. Onderdeel van dit overleg zal de toegang tot de Europese database zijn. Hij zal de Kamer schriftelijk over zijn bevindingen rapporteren.
De heer Ormel voerde een pleidooi voor de positieflijst. De bewindsman zei op 22 juni dat hij niet wil overgaan tot invulling van artikel 33 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, omdat regelgeving niet de primaire oplossing voor een probleem is. Het zoeken naar oplossingen heeft prioriteit. Daarna kan bezien worden of dit door regelgeving gewaarborgd kan worden. Op 11 oktober a.s. wordt door LNV-organisaties een werkconferentie georganiseerd waar met betrokken partijen over het welzijn van gezelschapsdieren wordt gesproken. De minister verwacht dat de organisaties een gezamenlijke koers zullen bepalen. De adviezen van de Raad voor dierenaangelegenheden over de invulling van artikel 33 kunnen daarvan onderdeel uitmaken. De Kamer zal schriftelijk over de resultaten worden geïnformeerd. De bewindsman zal zijn best doen om bonafide handelaars ervan te overtuigen zich aan de bestaande afspraken te houden en dat het ook in hun belang is dat de malafide handel wordt aangepakt. De overheid wil hiervoor eventueel via regelgeving waarborgen geven.
De bewindsman heeft tijdens de recente bijeenkomst van de IWC in Italië aangegeven dat opheffing van het moratorium met betrekking tot de walvissen niet aan de orde is. Het is belangrijk te onderkennen dat de praktijk van de walvisvangst op vrij uitgebreide schaal plaatsvindt. Duizenden walvissen worden per jaar gevangen. Het Walvisvaartverdrag geeft een uitzondering op grond van vangsten voor wetenschappelijke doeleinden. Ook heeft een aantal landen een voorbehoud gemaakt bij het moratorium. De bewindsman is het hiermee niet eens. Volgens hem moet de IWC alle walvisvangst reguleren. Het moratorium voor de commerciële walvisvangst is in de jaren tachtig ingesteld als een tijdelijke maatregel. Het was de bedoeling dan populaties zich konden herstellen. Verder moesten goede afspraken worden gemaakt over beheer en controle van de walvisvangst. Het herstel van de populatie bij deze diersoorten is een langdurig proces. In het licht van de afspraken uit de jaren tachtig hoeft terugkeer naar een gecontroleerde en zeer beperkte vangst niet bedreigend te zijn. Voor een aantal landen was dit een reële optie. Het is niet ondenkbeeldig dat de IWC die kant op gaat. In ruil voor afspraken over een dergelijke beperkte vangst van niet bedreigde walvissoorten, zoals de dwergvinvis, kan afgesproken worden dat de jacht op alle andere bedreigde diersoorten wordt gestopt. Er ontstaat dan een meer evenwichtige benadering. Nederland zal in dit kader geen werkgroep leiden. De IWC-voorzitter zal dit zelf doen. Afgewogen moet worden de vraag of het verstandiger is als Nederland erbij zit zodat de jacht op walvissen kan worden gecontroleerd en gereguleerd of dat Nederland zich buiten de discussie plaatst door de stelling dat er helemaal niets mogelijk is. Dit is een groot dilemma. De houding van de bewindsman is principieel ingegeven door de manier waarop de bescherming van het dier zelf het grootste effect heeft. Over jacht op bedreigde soorten kan met Nederland niet gediscussieerd worden. De vraag of bezien kan worden of op niet bedreigde soorten gejaagd kan worden, moet bespreekbaar zijn, aannemende dat een onderscheid tussen beide soorten gemaakt kan worden. Er moeten dus mensen aan boord zijn die hierover een professioneel oordeel kunnen geven. Dit moet gegarandeerd worden; anders is het een wassen neus. Nederland neemt dus een genuanceerd standpunt in, maar niet zonder zorg. Het principe moet overeind blijven: via een goed beheersregime moet duidelijk geworden gemaakt dat, op het moment wanneer enige vorm van commerciële walvisvaart wordt toegestaan, niet op bedreigde soorten mag worden gejaagd. De houding van Japan is bekend; als dekmantel voor de jacht spreekt men over wetenschappelijk onderzoek.
Illegale handel in ivoor is verwerpelijk. De bewindsman zal contact opnemen met minister Van Ardenne om te bezien of het mogelijk is mee te werken aan de bestrijding van deze handel in de landen van oorsprong. Hij zal zich sterk maken voor het treffen van juiste maatregelen voor behoud van de saiga-antilopen. De EU heeft de dubieuze handel in grijze roodstaartpapegaaien in de landen van oorsprong stilgelegd. De bewindsman zal bij de Europese Commissie nagaan in hoeverre deze maatregel feitelijk inhoud krijgt. Mocht er sprake zijn van grote afwijkingen dan zal hij de wens om een nulquotum onder de aandacht brengen.
Ingaande op vragen over de handhaving merkt de minister op dat met de uitbreiding van de EU de buitengrenzen langer en het aantal lidstaten groter worden. Het kabinet ziet graag dat de organisatie wordt ondergebracht bij een bestaande samenwerkingsstructuur zoals de Handhavingswerkgroep onder voorzitterschap van de Europese Commissie. Vanuit Nederland wordt aan de Handhavingswerkgroep deelgenomen. De werkgroep vergadert tweemaal per jaar om zodoende de samenwerking te versterken. De grenscontroles voor de nieuw toegetreden lidstaten zijn niet minder scherp; er zullen geen nieuwe gaten ontstaan. De vraag of kan worden nagegaan of er netwerken werkzaam zijn, overstijgt de verantwoordelijkheid van deze minister. Criminele circuits beperken zich niet tot illegale handel in dieren. De bewindsman zal contact opnemen met minister Donner om te bezien of er een reden is tot het uitdelen van hogere straffen en of menskracht kan worden vrijgemaakt zodat onderzocht kan worden of er sprake is van criminele netwerken.
De minister zal met zijn collega Hoogervorst de vraag over de Chinese medicijnkunst bezien. Hij zal nagaan in hoeverre de handel in levende dieren hierdoor wordt beïnvloed. De AID en de douane hebben experts die kunnen nagaan in hoeverre bedreigde diersoorten voor dit soort medicijnen worden gebruikt. Met het Wereldnatuurfonds heeft het departement en de politie speciale brochures en voorlichtingsprogramma's gemaakt voor handelaren en gebruikers met de bedoeling dat degenen die deze middelen gebruiken zich verantwoordelijk voor de achtergrond weten.
Tot slot merkt de bewindsman op dat hij bij de begrotingsbehandeling op de inhoud van de amendementen van mevrouw Van Velzen zal ingaan.
De heer Ormel (CDA) spreekt in verband met de positieflijst zijn bewondering uit voor het werk dat verricht is voor de Raad van de dierenaangelegenheden. Hij constateert met genoegen dat de minister zich inzet voor de verkorte positieflijst. Hij vraagt nogmaals aandacht voor het nulquotum van de grijze roodstaartpapegaaien en verzoekt de minister terughoudend te zijn met toezeggingen rond de walvisvangst.
Mevrouw Van Velzen (SP) vraagt of de bewindsman bij minister Donner het aantal vervolgingen van het afgelopen jaar wil nagaan en welke straffen werden opgelegd. Zij zoekt het probleem niet zozeer bij de hoogte van de boetes, maar bij het departement van LNV dat aan mensen die eerder veroordeeld werden nog steeds vergunningen verstrekt. Om dat te voorkomen moet een ander systeem door het ministerie van LNV en van Justitie worden opgezet. Wil de minister dit bezien? In verband met haar vraag over het registratiesysteem wijst zij op de motie-Van der Ham met de vraag of de bewindsman hiernaar wil kijken.
Mevrouw Kruijsen (PvdA) vraagt hoe de minister omgaat met de onlangs door het Europees Parlement aangenomen resolutie in CITES-verband.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) steunt de houding van de minister ten opzichte van de walvisvangst. Zij hoopt dat het ministerie bij de aanstaande conferentie inzet op een verkorte positieflijst. Hebben de nieuw toegetreden lidstaten voldoende kennis om de afspraken in CITES-verband te controleren en te handhaven?
De minister wil niet vooruitlopen op de conferentie van 11 oktober a.s., maar is positief over de positieflijst. De bewindsman zal bij minister Donner nagaan in hoeverre vervolging en bestraffing heeft plaatsgevonden. Hij zal hierop schriftelijk terugkomen. De opmerking over het verstrekken van vergunningen na een veroordeling wil hij nader uitzoeken. De opmerking over het registratiesysteem neemt de minister ter harte. De resolutie van het Europees Parlement kan vertaald worden als steun voor het Nederlandse standpunt. Aan toetreding tot de EU gaat, zoals bekend, een heel traject vooraf. Op het moment van toetreding is men gehouden tot uitvoering van het acquit. De bijeenkomsten van de Handhavingswerkgroep zijn erop gericht om ervaringen uit te wisselen. Bij het voortraject van de toetreding wordt op alle niveaus expertise uitgewisseld. Het is primair aan de Commissie om te bezien of de lidstaten ook op dit punt correct de regels van de Unie navolgen. Tot slot zegt de minister toe, de Kamer voor de volgende IWC-conferentie op de hoogte te brengen van zijn inzet betreffende de walvisvaart.
De voorzitter adviseert de leden om, indien zij behoefte hebben om het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten, dit vandaag bij de regeling van werkzaamheden aan te vragen.
Hij adviseert de bewindsman al zijn toezeggingen in één brief aan de Kamer onder te brengen: er komt een rapportage over de wijze waarop de samenwerking tussen douane, AID en politie georganiseerd is (het overleg met staatssecretaris Wijn); ten aanzien van de opsporingscapaciteit zal een en ander worden verduidelijkt; de bewindsman zal overleg voeren met minister Van Ardenne over de aanpak van de handel in ivoor; hij zal overleg voeren met minister Donner over de vraag in hoeverre er sprake is van brede criminele netwerken; verder zal de minister overleg voeren met minister Hoogervorst over de herkomst en samenstelling van Chinese medicijnen. Voor 1 januari 2005 zal de minister de Tweede Kamer informeren over de uitkomst van de conferentie van 11 oktober 2004 en over de positieflijst. Verder ontvangt de Kamer het verslag van de CITES-conferentie, en ruim vóór de volgende IWC-conferentie ontvangt de Kamer het Nederlandse standpunt met betrekking tot de walvisvangst.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Mosterd (CDA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29800-XIV-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.