29 800 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2005

nr. 13
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 11 oktober 2004

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 6 oktober 2004 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken in het kader van het begrotingsonderzoek over de volgende onderwerpen: effectiviteit van subsidies, VBTB en innovatie.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Veth

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Woensdag 6 oktober 2004

10.00 uur

De voorzitter: Kortenhorst

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:

Aptroot, De Krom, Hessels, Kortenhorst en Van Dam,

en de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken, en mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken.

Aan de orde is het begrotingsonderzoek inzake de volgende onderwerpen:

effectiviteit van subsidies;

VBTB;

innovatie.

De voorzitter:

Ik open de vergadering en heet u allen welkom.

Ik stel voor dat in eerste termijn de Kamer alle onderwerpen achter elkaar behandelt, waarna de bewindslieden kunnen antwoorden.

Daartoe wordt besloten.

Effectiviteit van subsidies

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik wil een aantal vragen stellen over subsidies. Ik zal bij mijn vragen paginanummers noemen en voor alle duidelijkheid: ik ben uitgegaan van de gedrukte versie van de begroting. Op blz. 44 is sprake van TechnoPartner. Gisteren hoorden wij van het innovatieplatform dat er voor vier kerncompetentiegebieden gekozen is. Het gaat hierbij om bloemen en voedsel, hoogwaardige technologieën, scheepvaart en waterbouw. Voor de doelstelling van TechnoPartner wordt echter een andere kerncompetentie genoemd. Het betreft grotendeels ICT en life sciences. Zijn de opvattingen van het innovatieplatform leidend of gelden de opvattingen die wij gisteren in dit huis nog besproken hebben? Welke invloed heeft de markt op de verdere ontwikkelingen?

Op blz. 47 wordt Syntens besproken. Noch uit de begroting, noch uit het rapport MEET-3 wordt de administratievelastendruk duidelijk die voortkomt uit de uitvoering van allerlei programma's door organisaties als Syntens, Senter, en dergelijke. Kan hierin meer inzicht worden verschaft?

Op blz. 49 van de begroting en op blz. 14 van MEET-3 staat dat op korte termijn bedrijven die € 1 aan vermindering van de loonbelasting in het kader van de WBSO ontvangen, gemiddeld € 1,20 uitgeven aan extra R&D-loon. Wat is het rendement? Hoe moet dat berekend worden? Wat schiet de economie op met belastingkortingen die door de WBSO verkregen kunnen worden? Het rapportcijfer voor Senter en de Belastingdienst is in het kader van de WBSO een 6,8. Is mijn indruk juist dat dit een mager cijfer is? In 2003 ging 5% van de WBSO-middelen naar zelfstandigen. Komt dat overeen met de streefcijfers die niet genoemd worden maar misschien wel intern bij het ministerie aan de orde zijn?

Ik kom bij de IS-regeling. Er is sprake van samenwerkingsprojecten maar wie werkt daarin samen? Zijn het individuele bedrijven of clusters? Is het internationaal en grensoverschrijdend? Op blz. 18 van MEET-3 staan de evaluatiecijfers van de BTS niet afgedrukt. Waar staat deze afkorting overigens voor? Deze regeling is inmiddels afgeschaft maar is een voorbeeld van de wijze waarop de IS-regeling kan worden geëvalueerd. Op blz. 56 van de begroting en blz. 24 van MEET-3 gaat het over STW. De uitvoeringskosten van STW worden in plaats van in percentages van de totale kosten uitgedrukt in fte's. Ik weet niet hoe goed de beloning bij STW is, maar 44 fte's op 22 mln euro is veel. Hoe moet ik dit procentueel bezien in relatie tot de totale uitvoeringskosten?

De MEP, blz. 90 van de begroting, is opgenomen in de begroting van VROM, maar welk bedrag is daarvoor gereserveerd? Het is goed als EZ daarin in het kader van duurzame energie inzicht heeft. Wat betekent de bouw van windparken in zee van 6000 megawatt in totaal voor de meerjarenraming van de MEP?

Ik kom bij de PSO, het programma samenwerking Oost-Europa op blz. 112 van de begroting. Op blz. 112 staat dat de PSO 51,3 mln behelst en op blz. 114 staat een bedrag van 51,4 mln. Kan het verschil worden uitgelegd? Kan meer inzicht worden gegeven in de projecten binnen de PSO? Kan hierbij vooral gekeken worden naar het effect op het Nederlandse bedrijfsleven? Een aantal Kamerleden bezocht een aantal projecten in Rusland, maar zij kregen niet de indruk dat het Nederlandse bedrijfsleven erg goed door de PSO-regelingen bediend wordt. Hoe vindt de verdeling van de gelden plaats? Wat is de inzet voor de ontwikkeling van markten voor Nederlandse bedrijven en wat heeft een pure ontwikkelingsachtergrond? Hoe komt de financiering tot stand?

Met betrekking tot Kenniswijk staat voor 2005 een bedrag van 1 mln euro aan uitgaven ingeboekt. Verder staat er voor 13,5 mln euro voor 2005 aan inkomsten uit Kenniswijk. Wil de bewindsman hierop een toelichting geven?

Ik wil nog een algemene opmerking maken over MEET-3. Het derde-orde-effect betreft de stijging van winst en omzet als gevolg van gerealiseerde projecten en programma's. Dit effect komt echter nauwelijks tot uiting. Het is moeilijk om dit op basis van vragenlijstjes weer te geven, maar nu krijgen wij alleen te zien dat bedrijven die een subsidie hebben gekregen, daar heel tevreden mee zijn. Kunnen de bewindslieden dit verduidelijken?

Over Syntens wordt in MEET-3 op pagina 11 gezegd dat 30% van de bedrijven meer samenwerkt, 40% doet meer regionale projecten en 30% raakt meer bekend met subsidies, maar hoeveel procent van de bedrijven die in Syntens-projecten participeren doet hier helemaal niets mee?

Ik kom dan bij de SKO, de subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers. 60% van de ondernemers zegt dat zij de desbetreffende studie ook uitgevoerd zouden hebben als ze geen subsidie hadden gekregen. Welke ondernemers zijn dit? Waarom is dit percentage zo hoog? Hoe kan het geld efficiënter worden ingezet? De ondernemers hadden die subsidie eigenlijk niet hoeven te krijgen. Het was beter geweest als de subsidie naar die overige 40% was gegaan.

Bij de IOP's staat een aparte kolom voor de bijdrage van het bedrijfsleven. In bijna alle gevallen bestaat die uit begeleidingstijd. Hoe wordt begeleidingstijd gewaardeerd? Kan dit in euro's worden uitgedrukt? Hoe kijken de bewindslieden aan tegen de fraudegevoeligheid van het fenomeen begeleidingstijd?

De heerAptroot(VVD)

Waarom is in de begroting geen lijst met alle subsidieregelingen en alle bedragen opgenomen? Sommige regelingen staan op vijf plaatsen genoemd zodat je de hele begroting moet doorspitten. Kan voor de begrotingsbehandeling alsnog een overzicht worden verstrekt?

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. In het algemeen herken ik een duidelijke VBTB-structuur in de begroting, maar het is mij niet altijd duidelijk wat de minister onderneemt om de gestelde doelen te bereiken. De koppeling van instrumenten met concrete budgetten wordt niet altijd consequent doorgevoerd. Ik mis ook hier en daar in de begroting een verklaring waarom juist dat instrument wordt ingezet. Ik spreek hierbij met name over de duurzame energiesubsidies, energiebesparingen en energie-innovatie-instrumenten die wij in de begroting kunnen terugvinden. Voor de Kamer is het lastig om te bezien of het door EZ ingezette instrument het meest optimale is. Ik wil graag dat de Kamer kan vergelijken welk instrument voor welk doel het meest effectief is.

Op blz. 90 van de begroting staat een overzicht van de instrumenten die worden ingezet voor duurzaam energiebeleid, energiebesparing, CO2-beleid en energie-innovatie. Er wordt gerefereerd aan de advieswebsite Energie op maat als instrument voor energiebesparing. Kunnen de streefcijfers worden aangegeven? Wat zijn de doelen van deze website? Zijn de doelen gehaald en op welke wijze wordt via de website bijgedragen aan energiebesparingen? Wat zijn de concrete doelen van de "unieke kansen"-regeling? Hiervoor wordt 20 mln uitgetrokken, maar waar draagt de regeling aan bij? Aan welke doelen is voldaan? Ik kom nu bij de specifieke doelen van het nieuwe energieonderzoek waarvoor 2 mln wordt uitgetrokken. Kunnen de bewindslieden de precieze doelen toelichten?

Operationeel doel A van het hoofdstuk energiehuishouding, blz. 85, levert een goed voorbeeld van een indicator met een streefwaarde die niet kan worden gerelateerd aan het concrete beleidsprobleem. Er staat: de indicatorbekendheid met de mogelijkheid switchen van energieleveranciers moet als streefwaarde 85% bedragen in 2005. Niet wordt gemeld hoe groot het percentage nu al is. Dit geldt ook voor de indicator aantal gebruikers dat heeft overwogen te switchen met een streefwaarde van 20%. De Kamer kan op grond van de begroting niet inschatten of deze streefwaarden ambitieus zijn of dat ze al praktijk zijn.

Aan het eind van elk artikel is de tabel budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Verwacht mag worden dat alle instrumenten in deze tabel worden overgenomen en gekoppeld aan het budget voor 2005, maar dat is nu niet het geval. In bijvoorbeeld doelstelling 3.2b, meer en beter ondernemerschap, worden 17 instrumenten genoemd. In de budgettaire tabel zijn 4 instrumenten gespecificeerd. In artikel 4.2b gaat het over 12 instrumenten, waarvan er 8 budgettair worden gespecificeerd. Mogelijk worden de instrumenten budgettair geclusterd, maar dat vermindert de controlemogelijkheid. Waarom zijn niet in alle artikelen de genoemde instrumenten in de budgettaire tabellen terug te vinden? Waarom sluiten de budgetten, genoemd bij de individuele instrumenten, niet aan op de gegevens uit de tabel budgettaire gevolgen van beleid?

Wil de minister toelichten hoe de verschillende innovatiesubsidies werken en welke doelgroepen hiervan gebruik maken? Weet de minister iets over de tevredenheid van de afnemers van deze subsidies? Zijn ze tevreden of kan het efficiënter? Welke prestatie-indicatoren hanteert de minister om dit te kunnen beoordelen? Zijn onze ondernemers succesvol in het binnenhalen van Europese subsidies als het gaat over energie-innovatie?

De heerVan Dam(PvdA)

Het verbaast mij niets dat de micro-economische effecten van allerlei EZ-instrumenten positief zijn. Het is logisch dat een ondernemer blij is met zijn subsidie en daar nuttige dingen mee doet. De Kamer vroeg echter naar de macro-economische effecten van het EZ-instrumentarium? Doet EZ en de instrumenten die worden gebruikt ertoe? Hebben ze effect op de macro-economische cijfers? Ik ben geschrokken van de rapportage van MEET-3. Deze rapportage zou alleen antwoord moeten geven op het deel innovatie en technologie-instrumentarium, maar ik zie dat slechts in twee gevallen derde-orde-effecten benoemd kunnen worden. Daarna wordt gesteld dat met betrekking tot deze twee gevallen voor een deel derde-orde-effecten niet bekend zijn, laat staan dat kan worden aangegeven welke macro-economische effecten met de instrumenten zijn gerealiseerd of op basis van een objectieve theorie kan worden verondersteld dat ze gerealiseerd zijn. Op basis waarvan veronderstelt de minister dat de instrumenten macro-economisch gezien bijdragen aan een sterkere economie?

Verleden jaar stond op de begroting een verplichting voor Kompas voor het noorden voor de jaren 2007 en 2008. Het verbaast ons dat de staatssecretaris nu zegt dat er geen sprake was van een verplichting omdat met het noorden geen afspraken waren gemaakt. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?

In de begroting zijn twee programma's gericht op onderzoek: de IOP's en het BSIK. Wat is het grote verschil tussen deze twee regelingen, behalve dat BSIK incidenteel verstrekt wordt en de IOP's een structurele post zijn. Waarom moeten deze regelingen naast elkaar bestaan?

VBTB

De heerAptroot(VVD)

De VBTB-structuur zit er wel in en dat betekent dat wij de begroting niet alleen inrichten op plannen, maar dat wij ook op resultaten kunnen afrekenen. Dat is de essentie. Ik denk dat, als er meer mensen naar de begroting zouden kijken – en zeker mensen uit het bedrijfsleven – ze overstuur raken en het boek snel terzijde leggen. Ik verwijt dit EZ niet, maar de begroting is niet toegankelijk. Bij een financieel verslag uit het bedrijfsleven staan voorin of achterin een paar bladzijden met alle kerncijfers van de afgelopen jaren. Dit is overzichtelijk en toegankelijk. Op deze manier krijgt men onmiddellijk een indruk van het bedrijf. Dit zou ook voor het ministerie het geval moeten zijn. Is het mogelijk dat bij de begroting voor 2006 op een paar bladzijden de kerncijfers staan vermeld of dat een kleine begroting wordt gemaakt waaruit met één oogopslag de voornaamste gegevens naar voren komen?

Ons valt op dat de streefwaarden van de kerngetallen niet erg ambitieus zijn. Veel streefgetallen liggen op het niveau dat wij nu al kennen, soms zijn ze lager dan wij hier halen. Nederland staat met export en import van goederen en van diensten op de 7de plaats op de wereldranglijst. De streefwaarde is een positie in de top tien. Nederland kan nog twee of drie plaatsen zakken en voldoet dan nog aan de streefwaarde, maar het kabinet heeft toch niet deze ambitie? De streefwaarde voor klanttevredenheid van de EVD ligt onder het huidige niveau. Ik wijs op pagina 118 van het niet gedrukte exemplaar van de begroting. Er staat bij klanttevredenheid: voldoende of in redelijke mate. Wij scoren nu beter hetgeen inhoudt dat men tevreden is als wij het in 2005 minder goed doen dan het afgelopen jaar. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Bij de ESA-contributie en projectfinanciering ruimtevaartbeleid staan doelstellingen vermeld, maar wij kunnen uit de begroting niet het verschil verklaren tussen het bedrag 13 mln en de subsidie van 9,5 mln voor het NIVR.

De heerVan Dam(PvdA)

De algemene streefwaarde in deze begroting is het bevorderen van economische groei en wel de relatieve-structurele groei als indicator voor het succes van het beleid van deze minister. De minister geeft daarbij aan dat het de streefwaarde is om in de top vijf van de EU terecht te komen. In VBTB-termen is het gebruikelijk dat wij de minister kunnen afrekenen op de geboekte resultaten. Kunnen wij hem erop afrekenen als wij aan het eind van zijn termijn nog niet in de top vijf van de EU staan? Kan hij onderbouwen dat het instrumentarium om deze doelstelling te bereiken een directe invloed heeft op deze streefwaarde? Is deze streefwaarde voor deze begroting realistisch? Zo neen, moeten dan geen andere meer realistischer indicatoren worden genoemd?

Ik heb voor mijn aanpak overigens hetzelfde begrotingsexemplaar gebruikt als de heer Aptroot. Misschien moet u volgend jaar maar één exemplaar verstrekken.

MinisterBrinkhorst

Dan krijgt u het antwoord later. Ik wil u echter zo snel mogelijk bedienen.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Van Dam te verwijzen naar hoofdstukken, paragrafen of nummers die overeenkomen in beide exemplaren.

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. Ik heb een vraag over Operationeel doel C. Versterken van concurrentie op Nederlandse markten.

De voorzitter:

Dat staat op blz. 30 van de begroting.

De heerVan Dam(PvdA)

Ik vraag mij af wat dit voor indicator is. In hoeverre wordt die beïnvloed door het beleid. De indicator hierbij is "concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid dit versterkt of beperkt". Kan de minister uitleggen wat hier gemeten wordt en op basis waarvan dat gebeurt? Waarom is dat een goede maat voor het beleid? Hoe weet de minister dat de instrumenten die in dezelfde paragraaf worden benoemd daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de geformuleerde streefwaarde? Bij VBTB draait het er uiteindelijk om welke streefwaarde wordt nagestreefd en in hoeverre de instrumenten bijdragen aan het realiseren van die streefwaarde. Ik ben niet zo tevreden over het VBTB-gehalte van deze begroting. Misschien zit het er wel in. Dan hoor ik dat graag van de minister.

Op blz. 62, onder 3.1, is de ambitie om de investeringsquote niet verder te laten dalen. Dat vind ik een opmerkelijke ambitie. Op het moment dat zowel de internationale economie als de nationale economie aantrekt, mag je verwachten dat de investeringen daaraan voorafgaan. Maar de ambitie hier is dat de investeringsquote niet gaat dalen. Waarom is voor die ambitie gekozen en niet voor een veel ambitieuzer doelstelling, namelijk dat er gewoon meer geïnvesteerd gaat worden in Nederland en dat de investeringsquote stijgt?

MinisterBrinkhorst

Dit is de korte termijn. Op de langere termijn is dat wel het geval. U moet wel juist citeren.

De heerVan Dam(PvdA)

Op korte termijn is volgend jaar. Hieruit begrijp ik dat de minister niet de ambitie heeft om de investeringen in Nederland verder te laten stijgen. Volgens mij zullen de investeringen niet verder dalen als de economie zo aantrekt. Daar hoef je niets voor te doen. Graag uitleg op dit punt.

Voorzitter. Ik heb nog een vraag over het duurzame elektriciteitsgebruik. De coalitie had voorgesteld om de EIA – energie-investeringsaftrek – te korten met 100 mln. Er is sprake geweest van onderuitputting. De minister neemt aan dat dit ook voor 2005 het geval zal zijn. Begrijp ik daaruit dat hij voor 2005 nog niet de ambitie heeft om te starten met bijvoorbeeld de bouw van windmolenparken? Is het reëel om voor de periode daarna, gezien de ambitie op het gebied van windmolenparken in zee, nog steeds uit te gaan van een onderuitputting van de EIA? Of gaat de minister er eigenlijk van uit dat er geen sprake is van onderuitputting van de EIA en staat er in de brief die het kabinet gisteren heeft gestuurd dat het plafond op de EIA niet wordt ingesteld en dat andere dekkingsmiddelen worden gezocht?

Innovatie

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. Ik begin met een vraag die op het grensvlak van de laatste twee onderwerpen ligt. Bij innovatie is gekozen voor de indicatoren "omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten (als percentage van de totale omzet)" en "aantal aangevraagde Europese octrooien". In dit hoofdstuk mis ik de indicator "productiviteitsgroei". Stijging van de productiviteit lijkt mij cruciaal voor innovatiebeleid. Is de minister ervan overtuigd dat het beleid dat hij voert leidt tot een stijging van de productiviteit?

De minister stelt dat het softwareoctrooi een bijdrage levert aan de innovatie. Nu kan ik mij herinneren dat de minister recentelijk een rapport heeft gepresenteerd waarin staat dat het softwareoctrooi juist grote risico's met zich brengt voor de innovatie. Kan de minister aangeven waarom dat rapport, dat hij zelf heeft gepresenteerd, er blijkbaar naast zit?

Voorzitter. Ik heb begrepen dat vanmiddag de Industriebrief wordt gepresenteerd. Mag ik ervan uitgaan dat het Innovatieplatform, als belangrijkste adviesorgaan op dit beleidsterrein, zich hier al over gebogen heeft? Zo ja, wat was de mening van het Innovatieplatform over de Industriebrief? Zo nee, vindt de minister niet dat dit platform zich daarover moet buigen?

De voorzitter:

Mijnheer Van Dam, zou u in uw vraagstelling het onderscheid willen respecteren tussen een wetgevingsoverleg over een begrotingsonderzoek en de begrotingsbehandeling? De vragen die u nu stelt horen naar mijn smaak meer bij de begrotingsbehandeling thuis dan bij een begrotingsonderzoek.

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. De Industriebrief wordt niet voor niets vandaag gepresenteerd, zodat de woordvoerders bij de begrotingsbehandeling op de hoogte zijn van wat daarin staat. Ik denk dat het voor de voorbereiding van belang is om te weten in hoeverre het Innovatieplatform zich er al over gebogen heeft. Dat is gewoon een voorbereidende vraag om de begrotingsbehandeling goed te kunnen laten verlopen.

Voorzitter. Op de begroting van EZ staan onder andere de instrumenten Smart Mix en Programmatische samenwerking. Waarom staan die op de begroting van EZ, terwijl het gaat om onderzoek, en niet op de begroting van OC&W? Is het niet zo dat juist OC&W ervoor moet zorgen dat onderzoek meer toepassingsgericht wordt, meer gericht op de economie?

De stijging van de productiviteit heeft behalve met R&D en productinnovatie ook te maken met procesinnovaties. Welke instrumenten worden er behalve Syntens en de kennisoverdrachtinstrumenten als innovatievouchers voor dit type innovaties ingezet?

Op basis van welke objectieve criteria is de selectie gemaakt van strategische technologiegebieden onder Operationeel doel E. op blz. 51? Welke theorie ligt daarachter? Hoe kan het dat het Innovatieplatform tot een heel andere conclusie is gekomen?

Ik heb geen budgetten kunnen ontdekken die bestemd zijn voor de niet-technologische innovatie. Wellicht heb ik een post over het hoofd gezien. Zo niet, waar gaat de minister geld vrijmaken voor de niet-technologische innovatie? Staat die op de begroting of komt die op de begroting voor volgende jaren?

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik heb een vraag over de regeling voor small business investment companies, de SBIC. In hoeverre is dit in overeenstemming met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen? In hoeverre bijt het elkaar?

Er loopt een pilot met innovatievouchers. In 2005 wordt deze proef uitgebreid. Wat zijn de plannen daarvoor? Nu mogen deze vouchers alleen ingewisseld worden bij Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen. Zijn er plannen om deze in de toekomst ook over de grens heen of bijvoorbeeld bij bedrijven onderling in te kunnen wisselen. Die hebben ook grote R&D-instellingen.

In het Deltaplan bèta/techniek wordt als doelstelling genoemd dat in 2007 de instroom in het technisch onderwijs 15% hoger moet zijn dan in 2000. Kan aangegeven worden hoe de stand van zaken op dit moment is?

De vergadering wordt van 10.45 uur tot 10.55 uur geschorst.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik wil mijn betoog beginnen met de VBTB-vragen. Vervolgens ga ik in op de discussie over het instrumentarium. Ik zal afsluiten met het innovatiebeleid.

In 2002 hebben wij de eerste VBTB-begroting gehad. Ik zat toen nog op een ander departement. Deze manier van begrotingsvoorbereiding is door de Kamer, het kabinet en door de Algemene Rekenkamer gezien als een groeitraject. Ik zou het dan ook erg waarderen als de Kamer aangeeft wat zij het belangrijkste vindt. Dat is ook van belang voor de minister van Financiën. Er is natuurlijk altijd een zekere spanning. Het kabinet streeft echter naar maximale transparantie. Het kabinet heeft bij de voorbereiding van de begroting afgesproken om de beleidsagenda te concentreren op niet meer dan 10 à 12 bladzijden. Dat is het ministerie van Economische Zaken gelukt. Mijn ervaring is dat de beleidsagenda van EZ bepaald geen schade heeft geleden als gevolg van het feit dat de oorspronkelijke versie van 26 bladzijden is teruggebracht naar 10 bladzijden. Andere begrotingen hebben hetzelfde proces doorlopen. Hiermee wil ik aangeven dat ik graag van de Kamer bij de VBTB-evaluatie hoor wat haar verlangens zijn. De VBTB is in eerste instantie bedoeld als instrument om de Kamer in de gelegenheid te stellen het kabinetsbeleid beter te controleren. Op een aantal punten zijn wij beknopt geweest, maar er zijn ook beleidsnota's verschenen.

De heer Aptroot stelde voor dat de Kamer net als bij het bedrijfsleven in eerste instantie een lijst met kernpunten krijgt. Het lijkt mij inderdaad een goede zaak om de kerncijfers EZ op papier te verstrekken. Ik heb het gevoel dat er voor het jaar 2005 een verbeterslag is gemaakt ten opzichte van 2004, maar wij moeten natuurlijk altijd oppassen voor zelfgenoegzaamheid. Het kan namelijk altijd beter.

De beleidsagenda is toegespitst op de acties in 2005. Ik hoop ook dat wij bij de begrotingsbehandeling volgende week van het denken over veranderingen over kunnen stappen op het doen. Wij kunnen ons ook door die acties in 2005 beter rekenschap geven van de resultaten. Naar mijn gevoel zijn de beleidsartikelen nu dunner en ook volgens hetzelfde format om het VBTB-gehalte en de transparantie te vergroten. Met name de relatie tussen de beleidsartikelen en de beleidsagenda is sterk verhoogd. Wij hebben dus dunnere stukken geproduceerd naar aanleiding van het signaal van de Kamer. Dat leidt ertoe dat er op bepaalde punten verwezen wordt naar andere documenten. De onderbouwing van het beleid is vaak te vinden in beleidsnota's. Daarom is een herhaling van de instrumentkeuze in de begroting niet nodig. Ik kom hierop terug bij de bespreking van de instrumenten.

Een ander belangrijk punt is dat niet alles in cijfers te vatten is. De heer Zalm, die een aantal jaren geleden aan de basis stond van het hele VBTB-proces, heeft duidelijk gemaakt dat de VBTB niet moet verworden tot een "cijferfetisjisme". Ik ben blij dat dit nu in brede kring in het kabinet gedragen wordt. Niet alles is in cijfers en in indicatoren te vatten. Het is natuurlijk van belang dat wij dat zoveel mogelijk doen, maar er zijn ook kwalitatieve dimensies. Het is ook een probleem dat de overheid niet kan worden afgerekend op zaken die buiten de invloedssfeer van de overheid liggen. De wereldhandel kunnen wij bijvoorbeeld niet sturen, maar de wereldhandel en de omvang ervan bepaalt wel in sterke mate het tempo van de economische groei. Het spreekt ook vanzelf dat wij de conjunctuur niet aan een touwtje hebben.

Bij deze algemene inleiding over de VBTB hoort ook de kwestie hoe de rentabiliteit van individuele regelingen te meten is. De evaluaties zijn erop gericht om de effectiviteit van de regelingen zo goed mogelijk te meten. Het is echter onmogelijk om een cijfermatig rendement in de vorm van een "return on investment" van een regeling te kunnen bepalen. Dat is het wezenlijke verschil tussen publiek werk en het bedrijfsleven. Het succes van een bedrijf wordt uiteindelijk afgemeten aan de vraag of het bedrijf wel of niet winst maakt. Er zitten kwalitatieve elementen in iedere beoordeling. Ik denk aan de discussie over splitsing van energiebedrijven. Dat moet uiteraard een positief effect hebben op de ordening, maar hoe groot dat effect voor individueel bedrijf is, valt niet te bepalen. Het is van belang dat in de eerste plaats vast wordt gesteld welke activiteiten in de vorm van concrete projecten door de inzet van zo'n instrument tot stand komen. Dan moet je uiteindelijk zien in welke mate die instrumenten en die activiteiten leiden tot meer innovatie en ook gedragsverandering. Uiteindelijk moet je ook de economische gevolgen van die activiteiten zien.

Tegen deze achtergrond wijs ik erop dat er methodologische beperkingen zijn. De heer Van Dam heeft daar een opmerking over gemaakt. Ik verwijs hem naar een internationaal congres dat niet zo lang geleden heeft plaatsgevonden. Zijn voorganger de heer Hindriks heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Op dat internationale congres dat twee jaar geleden is gehouden, werd aangegeven dat er vaak belangrijke methodologische beperkingen zijn, waardoor het macro-effect van bepaalde activiteiten moeilijk meetbaar is. Dat heeft te maken met drie punten. Ten eerste een attributieprobleem. Het effect van een beleidsmaatregel op de prestaties van een bedrijf kan niet worden geïsoleerd van allerlei mogelijke andere factoren. Ik noem de conjunctuur. In de tweede plaats is er het tijdseffect. Er is vaak een verschil tussen de start van een onderzoek en het moment waarop het onderzoek een economisch effect heeft. Het kan dus soms jaren duren voordat het rendement van een project zichtbaar wordt. Tegen de heer De Krom zeg ik dat de discussie over de windenergie een van die elementen is. Dat is een maatschappelijke keuze voor bepaalde vormen van energie die in eerste instantie kosten opleveren en vervolgens hopelijk goedkoper worden. In de derde plaats noem ik het kwantificatieprobleem. Wij hebben vaak kwalitatieve effecten, zoals het vormen van netwerken of het verbeteren van competenties. Die kun je niet kwantificeren. Betere ondernemersvormen is vaak een belangrijker doelstelling dan alleen maar meer ondernemers. Hoe weeg je het verschil tussen het een en het ander? Ten slotte is er ook het probleem dat het kwantificeren van bepaalde economische effecten soms heel gedetailleerde gegevens kan vragen van bedrijven. Dat geldt bijvoorbeeld op het punt van de beperking van de administratieve lasten, waar de staatssecretaris heel actief mee bezig is. Soms voel je een beperking om bedrijven nog meer gegevens te vragen, omdat dit weer nieuwe administratieve lasten oplevert.

Dit zijn een aantal algemene punten. Ik wil hiermee niet op enigerlei wijze suggereren dat wij niet ernst moeten nemen met het zoveel mogelijk kwantificeren en cijfermatig vastleggen. Ik wil duidelijk maken dat er elementen zijn die niet tot in de laatste cijfer achter de komma af te rekenen zijn. Ook is wetenschappelijk onderzoek vaak van belang om aan te tonen dat bepaalde activiteiten van het EZ-beleid een positieve economische "spin off" hebben. De WBSO is daar een aardig voorbeeld van. Als je aangeeft dat de WBSO tot extra "research and development" leidt, geeft de wetenschap aan dat R&D een positief economisch en maatschappelijk rendement heeft en dat het beleid daardoor ook een gevolg heeft voor innovatiekracht en economische groei.

Voorzitter. Ik kom nu bij de concrete vragen. Ik heb de heer Aptroot gezegd dat ik graag de suggestie overneem om kerncijfers op te nemen. Dat zullen wij doen bij de volgende begrotingsronde.

Er is gevraagd waarom de omvang van de aangetrokken investeringen op 200 mln euro is gesteld, terwijl het resultaat in 2003 hoger was. Het antwoord daarop is dat in 2003 één grote incidentele investering is gedaan. Die was eenmalig. Dat is ook in het jaarverslag en in de toelichting op de tabel vastgelegd. De streefwaarde is vastgesteld op een minimaal niveau dat los van de fluctuaties door een of enkele grote investeringen jaarlijks behaald moet worden. Dat betekent dat wij in bepaalde gevallen de minimale streefwaarde onafhankelijk willen maken van de economische conjunctuur. In sommige gevallen wordt gestreefd naar iets meer, maar er mag niet onder die minimale streefwaarde uitgekomen worden.

De heer Aptroot vroeg naar de concrete VBTB-doelen van de ruimtevaart. Die worden gemonitord in een jaarlijkse rapportage over de ruimtevaart aan de Tweede Kamer. Daarbij worden alle instrumenten meegenomen, zoals de deelname aan de ESA, de PEP-regeling en wat wij met de NIVR doen. Ik zal begin november voor het eerst alle bedrijven die in Nederland zich op enigerlei wijze met ruimtevaart bezighouden bij elkaar halen, omdat ik vind dat wij tot een grotere concentratie moeten komen. Er zijn nu 40 bedrijven. Eigenlijk is er sprake van een te grote versnippering. Een van de elementen die een rol spelen, is het punt dat ik net noemde.

De heer Van Dam vroeg waarom voor de afrekenbaarheid van de groei gekozen is om tot de Europese top 5 te behoren. Dat is een streefwaarde die door het kabinet-Kok II is ingezet in Lissabon bij de Agenda 2000. De Nederlandse ambitie was toen om tot de top van de Europese Unie te horen. In de Groei-agenda, die ik begin juli aan de Kamer heb voorgelegd, is onze filosofie opgenomen over de wijze waarop wij de groei willen bevorderen. Er zijn zowel conjuncturele als structurele problemen, maar het is nu niet het moment om daar dieper op in te gaan. Uiteindelijk betreft het een systeemverantwoordelijkheid van het gehele kabinet. De minister van Economische Zaken is in eerste instantie verantwoordelijk voor de groei, maar talloze andere elementen spelen daarbij ook een rol.

De heer De Krom heeft gevraagd waarom streefwaarden soms minimumstreefwaarden zijn. In bepaalde gevallen moet er een absoluut minimum zijn. Voor een gezonde economie vinden wij een minimumpercentage van 10 noodzakelijk. Ook internationaal is dit een cijfer van grote betekenis. De toename van het aantal starters is daarvan een voorbeeld, waarop de staatssecretaris verder zal ingaan. Een streefwaarde die een sterkere groei inhoudt, vinden wij belangrijker dan het noemen van een absoluut cijfer, omdat dit zeer sterk wordt bepaald door de conjunctuur. Dat is ook een van de zorgpunten. Het kabinet probeert verbetering tot stand te brengen uitgaande van de lage conjunctuur van de laatste tijd. Hoewel één zwaluw nog geen zomer maakt, is de groei gelukkig iets sterker dan wij eerst dachten.

Ik kom op de vraag inzake het Nieuw energieonderzoek. In de EOS zijn de prioriteiten aangegeven van de opties die kunnen bijdragen aan het realiseren van een duurzame energiehuishouding in Nederland. Maar de prioriteiten zijn geen statisch geheel. Omdat ik mij zeer sterk richt op de duurzaamheid, moeten wij naast de ontwikkeling op de lange termijn op basis van nu gestelde prioriteiten ook ruimte geven voor nieuwe opties. Het Nieuw energieonderzoek is dan ook niet alleen gericht op nieuwe opties, maar ook prille, niet-conventionele ontwikkelingen binnen de vastgestelde EOS-opties dienen bevorderd te worden.

De heer Hessels heeft mij een specifieke vraag gesteld over de bedragen van de MEP. De bedragen gaan noch via de VROM-, noch via de EZ-begroting. Het wordt gezien als een fiscale regeling. Het tarief per aansluiting komt via de netbeheerder binnen bij TenneT. De subsidies voor installaties die duurzaam produceren, wordt door TenneT en Ener uitgekeerd. Het budget daarvoor is 258 mln.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de windenergie. De 6000 megawatt is een streefgetal voor 2020, maar er is geen sprake van een soort blanco cheque van miljarden. Ik heb dezer dagen in de kranten gelezen dat het project windenergie een soort Betuwelijn zou zijn. Dat klopt alleen al niet omdat het iedere keer individuele beslissingen zijn, gebaseerd op concrete businessplannen. Het is de bedoeling dat ik in het eerste kwartaal van 2005 met voorstellen kom voor de aanpassing van de wet inzake de MEP, inclusief de budgettaire beheersbaarheid. Ik hoop ook dat wij in het eerste kwartaal van 2005 over de eerste resultaten beschikken van de maatschappelijke kosten-batenanalyse van windenergie, zoals gevraagd in de motie-De Krom/Hessels. Je zou denken dat het beste het debat over wind op zee bevorderd kan worden. Het feit dat ik de vergunningsproblematiek aan de orde heb gesteld, heeft er in ieder geval toe geleid dat er een barrière is weggenomen, maar dat betekent nog niet dat er nu al heel concrete beslissingen genomen kunnen worden over windenergie, eventueel op zee. Omdat het een van de weinig duurzame vormen is die op dit ogenblik in Nederland maatschappelijk acceptabel worden geacht, wil ik daarvoor barrières wegnemen. Het lijkt mij van groot belang dat wij deze discussie voeren op het moment waarop de MKBA tot stand is gekomen.

De VVD heeft gevraagd naar de doelen van de Unieke kansenregeling met betrekking tot energie-innovatie. Het is de bedoeling om daarmee met name het energietransitiebeleid sterk te bevorderen. De projecten liggen dicht bij de markt. Zij worden uitgevoerd door een coalitie van maatschappelijke actoren, waarbinnen één marktpartij de leiding heeft. Ik ben enige weken geleden daarvoor naar Amsterdam geweest, waar alle stakeholders bij elkaar zijn gekomen. De verschillende marktpartijen, zowel NGO's als concrete investeerders, reageren daar zeer positief op, omdat het belangrijk is dat de energietransitie op gang wordt gebracht. De maatschappelijke actoren zijn zowel de bedrijven als de NGO's, de gemeenten, maar ook wetenschappers en koepelorganisaties.

Gevraagd is naar de nulmeting van de energiedoelstelling. Het doel dat door het kabinet wordt nagestreefd, is een verhoging van de efficiency in de voorziening van elektriciteit en gas. Het middel dat wordt ingezet, is de keuzevrijheid van de afnemer. Er wordt gemeten op basis van de mate waarin de afnemer ervan op de hoogte is dat hij keuzevrijheid heeft gekregen en de mate waarin dit zijn gedrag bepaalt. Met de twee in het stuk genoemde indicatoren wordt dat gemeten. In de eerste plaats gaat het om de bekendheid met de mogelijkheid van switchen. Men weet dat er op dat punt rond de liberalisering een zeer positief effect is bereikt. De doelstelling is verhoogd. Zij was 70% in 2004 en 85% in 2005. Wij weten dat de 85% nu al wordt gehaald. De streefwaarde voor 2005 is om dat percentage van 85 te handhaven. Mocht het nodig zijn, dan kunnen wij nog extra voorlichtingsactiviteiten tot stand brengen.

Een tweede indicator is het aantal consumenten dat overweegt, te switchen. Dat zijn er op dit ogenblik vrij weinig, ongeveer 4%. Voor de kleinverbruiker, waarvan 85% weet dat hij die kans kan grijpen, is dit een nieuwe keuzevrijheid die voor die tijd absoluut niet bestond.

De heer De Krom heeft gevraagd naar energie op maat en het nut van de website. Het is de bedoeling dat deze website in januari 2005 wordt gelanceerd en dat de streefcijfers worden vastgesteld op basis van onderzoeken met testgroepen. Dat wordt dit najaar afgerond. In dat verband is ook gevraagd naar het succes van Nederlandse bedrijven bij het binnenhalen van EU-subsidies. Wat innovatie betreft, is dat positief, maar in het algemeen halen wij iets meer binnen dan ons "fair share". Dat geldt in het algemeen, maar ook voor energie. Voor het kaderprogramma, waarbij ik met name denk aan de relatie met Eureka, valt dit zeer positief uit.

De heer Van Dam heeft gevraagd naar de onderuitputting bij de energie-investeringsaftrek. Voor 2003 was er een incidenteel probleem. De omzetting van de REB in de MEP heeft ertoe geleid dat een aantal ondernemers in eerste instantie aarzelend zijn geweest ten aanzien van de overgang van vraag- naar aanbodaansturing. 2003 was het dieptepunt van de conjunctuur. In dat jaar is überhaupt weinig geïnvesteerd. Een van mijn zorgpunten in het kader van de Groeibrief is dat het investeringsniveau in Nederland tussen 1998 en 2003 met 10 procentpunten is gezakt. Het kabinet had liever niet gekort op de energie-investeringsaftrek, maar dit is de wens geweest van de Kamer. Omdat er noch in 2004 noch in 2005 sprake zal zijn van onderuitputting, zal via een dekking uit de generale middelen het negatieve effect dat de energie-investeringsaftrek als het ware geen prikkel meer is voor de bevordering van windenergie en andere vormen van duurzaamheid, worden tegengegaan. Met de reactie van het kabinet om de 60 mln te koppelen aan onderuitputting, worden mijn doelstellingen niet wezenlijk geraakt.

De heer Hessels heeft gevraagd of de uitvoeringskosten van de STW alleen zijn uitgedrukt in fte's. Het streefcijfer voor 2003 was maximaal 6,5%. Het reële cijfer is 4,9%. In kosten uitgedrukt, was er 2,8 mln aan overhead op een totaal van inkomsten STW van 65,6 mln. Ongeveer 5% overheadkosten vind ik aanvaardbaar en zeker niet dramatisch. Het kan altijd lager, maar ik vind niet dat wij een slecht resultaat hebben bereikt.

Ik kom op het instrumentarium en de filosofie ervan. Er zijn vier globale instrumenten, te weten wet- en regelgeving, garanties, financiële instrumenten en voorlichting. Welk instrument wordt ingezet, hangt af van het op te lossen probleem. Dat vergt vaak een afweging van de voor- en nadelen. Het gaat ook om de integraliteit van de vier instrumenten waarin de totale effectiviteit van het beleid moet worden beoordeeld.

Bij de wet- en regelgeving gaat het om het tegengaan van misbruik van marktmacht.

De heerHessels(CDA)

U zegt dat bij STW de totale inkomsten 65,6 zijn, maar op pagina 24 van MEET-3 staat dat dit 22,1 mln is. Waar komt het bedrag van 65,6 mln vandaan? Waaraan moeten wij de apparaatskosten, de uitvoeringskosten relateren? Is dat niet aan de bijdrage van EZ, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen bij elkaar opgeteld? Dan is de 2,8 mln ongeveer 15% en dat is toch wel iets meer.

MinisterBrinkhorst

Het lijkt mij goed om dat voor de tweede termijn te reserveren. Het wordt nu uitgezocht. Ik ken de cijfers niet uit mijn hoofd.

Een van de vier hoofdelementen van het instrumentarium zijn de garanties voor onverzekerbare risico's, bijvoorbeeld bij export. Ik overweeg om ter bevordering van breedband na te denken over een vorm van garantie, zodat de markt als het ware wordt gestimuleerd om te investeren en wij uiteindelijk een "land of last resort" kunnen zijn. Financiële instrumenten zijn zeer geschikt voor het compenseren van positieve en negatieve externe effecten van de kennisontwikkeling. Een belangrijk punt in deze discussie is de vraag wat de effectiviteit is van het instrument subsidies. Uiteindelijk is het ook voor de voorlichting belangrijk dat wij weten op welke wijze de doelgroep bereikt kan worden en hoe de uitvoeringskosten en administratieve lasten beperkt kunnen worden. Wij moeten het bestaande instrumentarium permanent evalueren.

Ik kom op de subsidies. In de begroting is per instrument een doel en een doelgroep benoemd, maar wel beperkt om daarmee de omvang van de begroting te beperken. Voor nadere informatie verwijs ik naar de beleidsnota. Dit houdt verband met het spanningsveld tussen transparantie en volledigheid.

In de motie-Hessels wordt gevraagd naar de effectiviteit van het innovatie-instrumentarium. In MEET-3 wordt ingegaan op de effecten van de innovatiesubsidies. Naar ons oordeel levert de huidige beleidsmix voor innovatie een goede bijdrage aan de innovatiedoelstellingen. Ik verwijs dan ook naar MEET-3. In het Financieele Dagblad van vanmorgen is een analyse opgenomen van het effect van de innovatiesubsidies onder de kop "IS-subsidie schrappen is slecht voor innovatie". In dit artikel zijn de filosofie en de effectiviteit goed uitgewerkt.

In de Industriebrief die vanmiddag door de staatssecretaris wordt gepresenteerd, wordt aangekondigd dat er de komende maand een MEET voor alle bedrijfsgerichte EZ-subsidies wordt uitgevoerd. Daarin worden ook de prestaties van de instrumenten aangegeven. Wij proberen in het voorjaar van 2005 een totaalbeeld te krijgen, zodat er een helder beeld is met het oog op de begroting van 2006 en wij de verschillende instrumenten eventueel kunnen hervormen. Ik wijs ook op de bijdrage van Economische Zaken ten aanzien van de vennootschapsbelasting. In dat kader is gevraagd om een taakstelling, overigens niet alleen voor de EZ-subsidies, maar voor alle subsidies aan ondernemers, dus ook van andere departementen. EZ coördineert dit. Er zal op die wijze een interessant beeld ontstaan van de effectiviteit van subsidies van de departementen aan ondernemers.

De heerVan Dam(PvdA)

Op de EZ-meerjarenbegroting staat de post "VPB-verlaging" geparkeerd. Het gerucht gaat, ook in de pers, dat EZ daarvoor subsidieregelingen zal schrappen. Zijn er al concrete plannen voor de wijze waarop de VPB-verlaging uit de EZ-begroting gedekt zal worden? Is het incorrect dat er plannen zijn om de IS-regeling daarvoor op te offeren?

MinisterBrinkhorst

Ik ben blij dat u deze vraag stelt. Ik heb in de publiciteit al duidelijk gemaakt dat er wat EZ betreft, voor de begroting 2005 geen sprake van is van het schrappen van innovatiesubsidies. Dat zou buitengewoon verkeerd zijn. Bij de voorjaar 2005-exercitie wordt nagegaan wat de totale effectiviteit van de verschillende subsidies is, gebaseerd op MEET-3 en op de inzet van de Kamer. Dan zullen uiteraard ook de effecten van de doorberekening van de VPB bekeken worden. Er is grote onrust ontstaan, ook in het bedrijfsleven. Ik weet niet wie die heeft veroorzaakt, maar ik weet dat dit bericht kennelijk zo is overgekomen op het bedrijfsleven.

De heerVan Dam(PvdA)

De berichten die in de pers rondgingen, betroffen concreet de IS-regeling. Geruchten komen soms uit de lucht vallen, maar soms hebben zij een kern van waarheid in zich. U sluit dus uit dat deze regeling geschrapt wordt voor de VPB-verlaging?

MinisterBrinkhorst

Voor het jaar 2005, zo zeg ik nadrukkelijk. Wat er daarna gebeurt, betreft het totaal. Wij hebben de IS-subsidie juist ingezet op basis van de innovatiebrief. De smart mix is een zeer interessant nieuw element. Er is nog nooit zo goed samengewerkt tussen OC&W en EZ, niet alleen als gevolg van de druk van de nieuwe ontwikkelingen rond het innovatieplatform, maar ook op basis van de visie dat alleen tot innovatie kan worden gekomen wanneer de kennisinstellingen beter worden gekoppeld aan het bedrijfsleven. Ik zou het buitengewoon betreuren als iets wat vorig jaar is ingezet – met de cultuuromslag bij kennisinstellingen enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds – wordt geschrapt.

Ik ben hiermee ook ingegaan op de vraag van de heer De Krom over de wijze waarop de doelen en de instrumenten beter gekoppeld kunnen worden. De onderbouwing van de instrumenten staat voor een belangrijk deel in de beleidsnota's.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de omvang van de tabellen. De instrumenten zijn soms geclusterd. Wij proberen om de instrumenten nog wat scherper in een grote, transparante tabel onder te brengen.

Er is inzake kennis gevraagd naar de uitgaven van 1 mln en de 13,5 mln ontvangsten. Dit betreft het verschil tussen verplichtingen en kasuitgaven. De meeste verplichtingen zijn in het verleden aangegaan. De kasuitgaven volgen met enige vertraging. Daardoor is er een verschil in becijfering.

De heerHessels(CDA)

Ik ben niet zo sterk in boekhoudkundige zaken, maar zijn de 13,5 mln wel inkomsten? Ik kan mij wel voorstellen dat dit uitgaven zijn.

MinisterBrinkhorst

Zij sluiten aan bij de kasuitgaven.

De voorzitter:

Het zijn ontvangsten uit het FES.

MinisterBrinkhorst

Er zijn in het verleden verplichtingen aangegaan. De kasuitgaven volgen.

De heer Van Dam heeft gevraagd naar de doelstelling van het IOP en het BSIK. De IOP's zijn er niet om leemtes uit het BSIK op te vangen, maar hebben zelfstandige doelstellingen. Bij zowel de IOP's als het BSIK gaat het om programmatisch onderzoek. De doelstellingen van de twee zijn verschillend. Bij de IOP's gaat het om fundamenteel onderzoek naar de universiteiten op basis van de strategische innovatiebehoefte van het bedrijfsleven, terwijl het bij het BSIK gaat om fundamenteel en toegepast onderzoek, waarbij de onderzoeksvragen niet zozeer uit het bedrijfsleven komen, maar voortvloeien uit maatschappelijke opgaven.

Ik kom ten slotte op de innovatie. Op de macro-economische elementen ben ik al ingegaan. Er is gevraagd naar het oordeel van het innovatieplatform over de Industriebrief. Deze brief is als zodanig niet integraal behandeld, maar de onderdelen zijn wel afgestemd. Met name de discussie over sleutelgebieden sluit perfect aan op het advies van de werkgroep Sistermans. De staatssecretaris zal daar zeker nog op ingaan. Naar mijn gevoel is er absoluut geen verschil in visie of invalshoek tussen het innovatieplatform en Economische Zaken. Maatgevend is steeds geweest dat hetgeen waar Nederland goed in is, zowel bij de bedrijven als in de kennisinfrastructuur, verder ontwikkeld moet worden. De langdurige prioriteiten, bijvoorbeeld inzake ICT, sluiten geheel aan bij de visie van het innovatieplatform. Dat is evenzeer het geval met life science. De werkgroep Sistermans heeft een aantal nieuwe elementen aangevoerd, bijvoorbeeld de agro food sector. Dat speelde in eerste instantie bij Landbouw, maar het is ook vanuit de optiek van Economische Zaken een bijzonder belangrijke sector, omdat het een hele keten betreft, uitmondend in bedrijven die ook internationaal goed functioneren. Verder leeft bijvoorbeeld de gedachte van de creatieve industrieën.

Er is in het kader van de procesinnovatie gevraagd wat er naast de vouchers nog meer is. Zij zijn een interessant instrument en zijn nu al overtekend. Voor de eerste 100 waren 800 aanvragen. Ik hoop tot een vertienvoudiging te komen voor volgend jaar. De uitreiking vond plaats tijdens een grote bijeenkomst op het oude stadhuis aan de Javastraat. Het was daar bomvol. Ik heb er vertrouwen in dat het onder de ondernemers begint te leven dat de kennisvouchers een concreet middel zijn. Wat mij betreft, kan dit ook internationaal. Ik heb gisteren al gezegd dat ik samen met mevrouw Van der Hoeven binnenkort in Aken ga kijken. Wij moeten Europees denken. Als kennis concreet kan worden ingehaald in het buitenland, vlak over de grens of waar dan ook, zoals bij eMac, mag het bedrijfsleven niet alleen toegang hebben tot tweedehands kennis. Wij moeten ervoor zorgen dat er in Nederland eerstehands kennis is.

De klanten zijn over het algemeen bepaald tevreden met de innovatiesubsidies. SenterNovem krijgt een 7,5. Ik heb ook wel eens een 7,5 als rapportcijfer gehad en dat vond ik een aardig cijfer.

De heerAptroot(VVD)

Het was zo bijzonder dat u het hebt onthouden!

MinisterBrinkhorst

Ik zat vaker bij de 6,8 dan bij de 7,5! Senter en Syntens meten voortdurend de klanttevredenheid. Een belangrijk element is de vermindering van de administratieve lasten, hetgeen ook de klanttevredenheid zal bevorderen, met name bij de WBSO.

Bij de IS-regeling is samenwerking, de relatie tussen OC&W en Economische Zaken, belangrijk.

De heer Hessels heeft gevraagd naar de SKO. Het gaat erom dat 60% van de gebruikers tevreden is. Het belangrijkste is naar mijn gevoel dat de evaluatie aangeeft dat de additionaliteit gering is. De vraag is dus wat wij met de experimenten doen. Daarom denk ik dat de vouchers op termijn de SKO kunnen gaan vervangen.

5% van het budget van de WBSO gaat naar zelfstandigen, 95% naar ondernemers met personeel.

In antwoord op de vraag naar het rendement van de ene euro wijs ik erop dat het rendement € 1,02 is, dus niet € 0,02. De bedrijven geven iets meer uit aan extra R&D dan ze ontvangen aan subsidies. Het uiteindelijke rendement is veel groter. Zo geven OESO-cijfers aan dat R&D bij bedrijven op termijn leidt tot tien keer meer toegevoegde waarde. Dat is dus zeer positief.

De heerHessels(CDA)

Ik begrijp hieruit dat het rendement 2% is. Het bedrijf geeft € 1,02 uit en krijgt weer € 1 terug, dus in feite geeft het 2 eurocent uit.

MinisterBrinkhorst

Het uiteindelijke rendement is natuurlijk veel groter, gelet op de cijfers van de OESO.

De heerHessels(CDA)

Die cijfers zouden wij dan graag zien.

MinisterBrinkhorst

Ik zal ervoor zorgen dat u die krijgt.

In antwoord op de vraag over de smart mix merk ik op dat 50% voor OCW is en 50% voor EZ. Ik heb al gezegd dat de pilots op dit moment nog niet mogelijk zijn, maar dat wij het wel van groot belang vinden dat die gaan starten.

Tot slot de vraag van de heer Van Dam waarom productiviteitsgroei niet als doelstelling is genoemd. Productiviteitsgroei is een essentieel onderdeel van het beleid van het kabinet, naast arbeidsparticipatie en arbeidskosten. Dit onderdeel speelt op alle beleidsterreinen en is dus niet uitsluitend een problematiek van EZ. Natuurlijk geldt wel dat EZ sterk gericht is op productiviteitsgroei en dat dit aspect zeer centraal staat op de Groei-agenda. Ik begrijp de opmerking van de heer Van Dam dan ook in die zin, dat hij de Groei-agenda van EZ onderschrijft, nu hij zoveel aandacht geeft aan de productiviteitsgroei. Dan ben ik uiteraard zeer gelukkig.

De heerVan Dam(PvdA)

Op dat punt komen wij volgende week natuurlijk nog uitgebreid terug.

MinisterBrinkhorst

Met dit schot voor de boeg breng ik u misschien op een idee.

De heerVan Dam(PvdA)

Ik mag hier van de voorzitter nu niet inhoudelijk op reageren, hoe graag ik dat ook zou doen. Ik heb nog een aanvullende vraag, want u ging nogal snel voorbij aan het punt van de smart mix en de programmatische samenwerking. Waarom staat dit nu op de EZ-begroting? Vindt u niet dat OCW er gewoon voor moet zorgen dat het onderzoek veel sterker gericht wordt op behoeften vanuit de economie? Waarom zou EZ daar geld in moeten steken? Zou EZ dat geld niet veel beter kunnen besteden als OCW zijn werk goed zou doen?

MinisterBrinkhorst

Dat is echt een simplificatie. De bedoeling van de smart mix is nu juist dat niet alleen het onderzoek beter wordt, maar ook het bedrijfsleven er beter mee omgaat. De kennisvouchers geven een enorme prikkel aan het bedrijfsleven en daarom staat 50% op de EZ-begroting, en 50% op die van OCW. De smart mix betekent dat het om een koppeling gaat. Het gaat dus niet om het een óf het ander, maar om het een én het ander. Dat is de originaliteit van deze nieuwe ontwikkeling.

De heerVan Dam(PvdA)

Ik ben nu even de cijfers kwijt. Ik herinner mij dat het bij de smart mix gaat om 185 mln. Wordt dat dan 50/50 verdeeld over de beide begrotingen?

MinisterBrinkhorst

Een deel van de 185 mln is bedoeld voor andere zaken zoals 25 mln voor technostarters. Er resteert dan 100 mln smart mix en die wordt 50/50 verdeeld over de beide begrotingen.

De voorzitter: Aptroot

StaatssecretarisVan Gennip

Voorzitter. Ondernemers moeten weer meer ruimte krijgen om te ondernemen. Dat is het thema van het afgelopen jaar geweest en daar zullen wij volgende week ook uitgebreid over spreken, als wij bij de begrotingsbehandeling over het beleid spreken. Eén van de zaken daarbij is de regeldruk die flink omlaag moet, maar er zijn nog meer zaken die moeten gebeuren, zoals meer oog hebben voor de industrie. Tijdens de schorsing hebben wij de Industriebrief getekend, die vanmiddag wordt gepresenteerd en nu dus ook bij de Kamer ligt. Dat is een belangrijk onderdeel van het beleid van EZ waar wij volgende week verder over zullen spreken. Ook zullen wij dan, naar ik aanneem, verder spreken over onze regionale potenties en ons innovatiebeleid in de regio's, omdat juist daar veel kansen liggen, en over de positie van de consument, met name het actieprogramma en de oprichting van de Consumentenautoriteit.

Omwille van de tijd ga ik nu snel over op de concrete vragen. In de eerste plaats heeft de heer Hessels gevraagd wat er leidend is: TechnoPartner of de sleutelgebieden van het Innovatieplatform. De markt is natuurlijk leidend. Veelbelovende ontwikkelingen moeten voortkomen uit de markt en moeten uiteindelijk ook in de markt gedragen worden. TechnoPartner richt zich op startende ondernemingen, terwijl de sleutelgebieden van het Innovatieplatform ook volwassen ondernemingen en volwassen gebieden betreffen. Het Innovatieplatform heeft nu vier gebieden aangegeven waarop Nederland goed is, maar dat is natuurlijk nog niet het eind van het verhaal. Er is, zo blijkt uit de Industriebrief, een goede relatie gelegd met deze brief.

MEET-3 geeft een aantal indicaties over de klanttevredenheid met Syntens. Zo start 50% van de bedrijven een vernieuwingstraject naar aanleiding van een Syntens-advies. Het contact van bedrijven met Syntens leidt in 30% tot méér samenwerking met andere bedrijven of kennisinstellingen. Bij 60% van de bedrijven leidt een contact met Syntens tot een stijging van de groei van de arbeidsproductiviteit.

De heerHessels(CDA)

Die cijfers heb ik zojuist ook zelf genoemd. Die percentages kunnen niet bij elkaar opgeteld worden, want dan zouden wij op zo'n 200% uitkomen. De vraag is hoeveel procent van de bedrijven er helemaal niets mee doet. Is dat ook bekend?

StaatssecretarisVan Gennip

Ik begrijp van mijn medewerkers dat zij daar geen cijfers over hebben, maar het zal nog worden nagegaan. In tweede termijn kan ik erop terugkomen.

Wanneer een bedrijf een subsidieaanvraag doet en het daarbij aan informatieverplichtingen moet voldoen, gaat het volgens de definitie niet om "administratieve lasten", omdat de subsidie vrijwillig wordt aangevraagd. Dat neemt niet weg dat wij echt wat moeten doen aan de papierbrij die gepaard gaat met subsidieaanvragen. Subsidies zijn er immers voor de ondernemers, niet voor subsidieadviesbureaus. Wij zijn dan ook van plan om volgend jaar te bezien, hoe de werkdruk voor ondernemers bij subsidies verminderd kan worden, bijvoorbeeld door stroomlijning van de subsidies, door transparantie en door na te gaan of alle nu gevraagde gegevens echt nodig zijn voor de subsidieverlening. Wij gaan daar echt iets aan doen, met dezelfde inzet en dezelfde focus als bij de administratieve lasten.

Ik zal nu alvast op hoofdlijnen antwoorden op de opmerkingen over het PSO, maar ik zal daarover ook nog vóór de begrotingsbehandeling een brief aan de Kamer zenden, waarin ik wat dieper op PSO kan ingaan.

Het verschil tussen 51,3 en 51,4 heeft te maken met een afrondingskwestie. De PSO-projecten hebben een dubbele doelstelling. Ze richten zich op Nederlandse bedrijven en op de Midden- en Oost-Europese markten. In de afgelopen jaren hebben deze projecten zeer bijgedragen aan de aanwezigheid van Nederlandse bedrijven in de opkomende markten in Oost- en Midden-Europa, en aan goodwill jegens Nederland. Op reizen naar die gebieden merk je ook dat er inmiddels een grote Nederlandse aanwezigheid is. Ik weet dat ook een delegatie van de Kamer daar is geweest. Bij het schrijven van mijn brief hierover zal ik nagaan of de indrukken van de Kamer stroken met de onze. Verder is het meer een zaak voor de begrotingsbehandeling dan voor de techniek, waar het in dit overleg om gaat.

Begin 2004 is er een evaluatie van PSO geweest. Die laat zien dat tweederde van de projecten leidt tot een langdurige handels- of investeringsrelatie.

De heer Hessels heeft in dit verband ook gevraagd hoe de financiering geregeld is. Die loopt via de HGIS, wat betekent dat het wordt gefinancierd uit de 0,3 non-ODA. Als er sprake is van een eventuele aanpassing van PSO of een ander onderdeel van non-ODA HGIS, moet dat ook binnen dat kader worden besproken. Voor zover ik de begrotingssystematiek begrijp, betekent dit dat als er bij een onderdeel van non-ODA, bijvoorbeeld PSO, geld vrijvalt, dit weer binnen HGIS besteed moet worden.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de instrumenten van het ondernemerschap: 17 acties, waarvan vier gespecificeerd, de rest kon hij niet terugvinden in de tabel. Als het niet gaat om een structureel instrument, maar om bijvoorbeeld een eenmalige actie voor een korte periode, zoals het internationaal ondernemen vorig jaar in de herfst om MKB'ers te wijzen op exportpotentieel, neem je die actie niet op een aparte lijst op, maar wordt dat betaald uit de algemene vernieuwingsprogramma's. Een aantal instrumenten zijn inderdaad gebundeld onder bijdragen aan instituten, bijvoorbeeld Nederland distributieland, programmaonderzoek MKB en Kenniscentrum NVO. Alle fiscale instrumenten staan wel apart genoemd in de miljoenennota.

De heer Van Dam heeft gevraagd naar de reservering van het Kompas. De afgelopen weken hebben wij dat uitgebreid besproken en wij hebben het gisteren in het VAO opnieuw aan de orde gehad. Daar heb ik uitgelegd hoe een technische reservering werkt. Volgens mij heb ik daarmee de vragen over het Noorden en het Kompas beantwoord.

De heer Aptroot vroeg naar de streefwaarden om qua concurrentiepositie in de top tien te staan. Dat geldt overigens ook voor exportlijsten. Dit is wel degelijk een ambitieus streven. Wij hebben te maken met echt concurrerende buurlanden, zoals Duitsland en België, met opkomende markten en met een laagconjunctuur in de wereldhandel, waardoor verschillende regio's in Europa zich proberen te positioneren als de beste vestigingsplek, waar Nederland natuurlijk aan mee probeert te doen. In die situatie is er sprake van een ambitieus streven. Nu staan wij zo nu en dan niet in de top tien, en in de dynamiek van de markt zoals die nu is en ook de komende jaren zal zijn, is het behouden van een plek in de top tien zeker ambitieus.

De heer Aptroot heeft ook gevraagd naar de klanttevredenheid over de EVD en de kwalificatie "voldoende". Die kwalificatie betekent een 3, op een schaal van 1 tot 4. Wij hebben gemerkt dat die schaal onvoldoende nauwkeurig is, waardoor de vraag opkomt wat nu eigenlijk "voldoende" betekent, mede omdat dit wat middelmatig klinkt. Wij gaan dan ook over op een schaal van 1 tot 10. Het streven is dan een 7,5.

Verder wordt de doelgroep nu duidelijk verbreed, namelijk ook tot het potentieel exporterend bedrijfsleven. Daarom ook de actie van vorig jaar herfst, die wij nu regionaal gaan herhalen. Door die verbreding veranderen natuurlijk ook de meetcijfers, want tot nu toe hebben ze betrekking op het al exporterend bedrijfsleven, en daar wordt nu het potentieel exporterend bedrijfsleven aan toegevoegd.

De heer Van Dam vroeg naar een rapport over softwareoctrooien van Price Waterhouse. In dit rapport staat dat softwareoctrooien op zichzelf innovatie kunnen belemmeren. Die stelling hebben wij ook altijd naar voren gebracht. Er is al afgesproken dat ik overleg met de sector ga voeren, wat is gepland voor november, met een onafhankelijke voorzitter. Verder is al afgesproken dat ik de uitkomsten daarvan rapporteer aan de Kamer. Afhankelijk daarvan moeten wij bezien of er toch nog een of ander onderzoek zou moeten plaatsvinden. Verder hebben wij al aangegeven dat wij bij de tweede lezing in Brussel – nu ligt het daar overigens allemaal wat stil – goed zullen letten op de effecten voor het MKB en op de technische afbakening van de richtlijn.

Aan het Europees Parlement heb ik indertijd toegezegd dat wij graag de dialoog tussen Commissie en Parlement goed willen faciliteren, zolang wij voorzitter zijn. Als het nog speelt vóór Kerstmis, gaan wij ons daar dus voor inzetten. Het Europees Parlement bepaalt echter natuurlijk zijn eigen agenda en is bovendien op dit moment druk doende met het inwerken van de nieuwe parlementariërs en het voeren van overleg met de leden van de nieuwe Europese Commissie.

De heerVan Dam(PvdA)

Is de motie die door de Kamer is aangenomen, al uitgevoerd?

StaatssecretarisVan Gennip

Volgens mij hebt u daar van de zomer al antwoord op gekregen.

De heerVan Dam(PvdA)

Ja, toen kregen wij te horen dat u van plán was om de motie uit te voeren.

StaatssecretarisVan Gennip

Nee, wij hebben toen gezegd dat wij de motie hadden uitgevoerd. Zo hebben wij in onze presentaties aan het Europees Parlement de situatie in Nederland netjes uitgelegd.

De heer Van Dam heeft ook een vraag gesteld over het niet verder laten dalen van de investeringsquote. De harde streefwaarde die wij hiervoor hanteren, staat los van de economische conjunctuurbewegingen. Die waarde willen wij dus altijd halen. Het is zonder meer ambitieus om te proberen aan een minimumstreefwaarde te voldoen, ongeacht de conjunctuur. Daarnaast hebben wij als streefwaarde aangegeven een relatieve toename ten opzichte van het dal van de vorige laagconjunctuur. Wij meten dus op twee punten: enerzijds op een concreet cijfer, anderzijds op de relatieve stijging ten opzichte van het vorige conjuncturele dal.

De rol van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen bij SBIC's, waar de heer Hessels naar heeft geïnformeerd, is niet strijdig met de rol van TechnoPartner bij SBIC's. Een regionale ontwikkelingsmaatschappij kan deelnemen aan een SBIC, maar kan ook zelf een SBIC opzetten in samenwerking met bedrijven en universiteiten. Bij de kwalificatie van een SBIC kijken wij naar de samenstelling en de samenwerking, en zorgen wij ervoor dat er in ieder geval private partijen meedoen. Voor zover ik weet zijn nu alle regionale ontwikkelingsmaatschappijen bezig met het opzetten van of het participeren in een SBIC.

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording. Ik beperk mij tot de vragen die naar mijn mening nog niet beantwoord zijn. In de eerste plaats is dat mijn vraag over het percentage zelfstandigen dat aan de WBSO deelneemt. Wat zijn de streefcijfers en kan het genoemde percentage van 5 wel de bedoeling zijn?

Over de IS-regeling is het een en ander gezegd, maar niet welke partners daar actief in participeren. Zijn dat bedrijven of clusters? Ook heb ik geen antwoord gehoord op mijn opmerking over een fout die erin zou staan over de evaluatiecijfers van BTS.

Er staat nog een vraag open over de IOP's, namelijk hoe de begeleidingstijd vanuit de bedrijven die is ingeboekt, wordt gewaardeerd. Is dat niet fraudegevoelig?

Ten slotte nog een onbeantwoorde vraag over het deltaplan Bèta en techniek: Wat zijn de effecten tot nu toe en is er al een stijging te merken?

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Ook ik dank de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden. De staatssecretaris is haar beantwoording begonnen met te spreken over administratieve lasten en regeldruk. Het behoeft geen betoog dat de VVD-fractie zeer hecht aan het terugdringen daarvan, en de acties van het kabinet in die zin zeer steunt. Uiteindelijk moet de vermindering van de administratievelastendruk ook op de werkvloer van de ondernemingen merkbaar zijn. Overweegt de staatssecretaris nu om daar een indicator voor te ontwikkelen, aan de hand waarvan steeds nagegaan kan worden of ook bij de ondernemers zelf merkbaar is dat de administratieve lasten afnemen?

De heerVan Dam(PvdA)

Voorzitter. Ik heb geen antwoord gehoord op mijn vraag, of de Industriebrief ook met het Innovatieplatform is besproken.

MinisterBrinkhorst

Ik heb daar al bevestigend op geantwoord.

De heerVan Dam(PvdA)

Mijn tweede vraag voor deze termijn betreft groene stroom. In de begroting is 10% duurzame elektriciteit als doelstelling opgenomen. Het is niet geheel denkbeeldig, bijvoorbeeld nu Nuon de prijzen voor groene stroom heeft verhoogd, dat consumenten weer gaan overstappen op de goedkopere grijze stroom, zeker in de huidige vrije stroommarkt. Als de minister dit ziet gebeuren en ziet dat de doelstelling mogelijk in gevaar gaat komen, wat gaat hij daar dan aan doen?

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik heb al aangegeven dat 5% van het WBSO-budget via de inkomstenbelasting aan zelfstandigen zonder personeel ten goede komt, terwijl de overige 95% naar ondernemers met personeel gaat. Er is binnen de WBSO geen apart streefcijfer voor de categorie zelfstandigen. De percentages die ik noemde, zijn de feitelijke cijfers.

De heerHessels(CDA)

Nu wij het zo vaak hebben over het stimuleren van het MKB in het kader van innovatie, lijkt het u dan niet een goed idee om alsnog een streefcijfer voor de participatie van zelfstandigen in de WBSO opneemt?

MinisterBrinkhorst

Ik ben daar niet tegen, mede omdat er vanuit het MKB vaak de suggestie komt dat er relatief weinig naar het MKB toegaat. In een ander verband heb ik al vaker gezegd dat dit absoluut anders ligt en dat er juist een heel behoorlijk bedrag naar het MKB gaat. Van belang is ook dat de categorie zelfstandigen hier niet verward moet worden met de categorie MKB, want bij de categorie zelfstandigen gaat het, zoals gezegd, alleen om zelfstandigen zonder personeel. In feite gaat tweederde van het budget van de WBSO naar het MKB.

In antwoord op de vraag van de heer Hessels over de IS-regeling kan ik zeggen, dat het hier gaat om samenwerking van bedrijven – zowel de grote als het MKB – en de kennisinstellingen. Het is grensoverschrijdend. Ik zal de Kamer ook graag meer gedetailleerde informatie geven over de eerste tender die nu uitgekomen is, want daarmee krijgt de Kamer een goed beeld. Ook dat is een reden waarom ik er absoluut niet voor ben om de innovatiesubsidies voor het jaar 2005 af te schaffen.

Het IOP betreft een fundamenteel onderzoek dat meestal vrij ver van de markt afstaat. Betrokkenheid van de bedrijven is van belang om de kloof tussen het aanbod en de vraag te overbruggen. De bijdrage van de bedrijven is vaak in natura. Er is geen sprake van belangenverstrengeling.

In eerste termijn ben ik ingegaan op de uitvoeringskosten STW. Daarbij heb ik toen onvolledig aangegeven, dat in MEET-3 de bijdrage van het NWO aan de STW niet is weergegeven. NWO draagt 60% bij, EZ 40%. Bij elkaar gaat het voor 2003 om een bedrag van 65,6 mln. De uitvoeringskosten moeten natuurlijk worden berekend over de EZ- en de NWO-bijdrage gezamenlijk.

De heer Van Dam heeft terecht een vraag over duurzame elektriciteit gesteld. Ik stel mij voor dit punt volgend jaar te evalueren. Zo nodig zullen wij dan nieuwe maatregelen moeten nemen. Ik benadruk dat, want voor mij is 10% duurzame elektriciteit een belangrijke doelstelling.

StaatssecretarisVan Gennip

Voorzitter. Ter bevestiging aan de heer Hessels: wij hebben inderdaad geen cijfers over bedrijven die helemaal niets doen met adviezen van Syntens. Ik herinner wel aan de evaluatie van Syntens die wij begin 2003 aan de Kamer hebben gestuurd. Daaruit bleek dat het beeld in het algemeen positief is. Dat laat natuurlijk onverlet dat er altijd bedrijven zijn die niets doen met adviezen.

Vermindering van administratieve lasten en regeldruk is één van de belangrijke zaken die wij moeten doen om ervoor te zorgen dat bedrijven zich in Nederland willen vestigen en ook graag in Nederland willen blijven. De overallindicator betreft natuurlijk het terugdringen met 25% van de administratieve lasten zoals wij die gedefinieerd hebben. Daarnaast worden er zaken apart gemeten. Zo werken wij met een aantal zeer verschillende modelbedrijven, waardoor heel specifiek op het niveau van een individueel bedrijf kan worden bekeken wat de verschillende Haagse departementen bij een bedrijf veroorzaken. Verder wijs ik op de 800 meldingen van tegenstrijdige regelgeving die wij vorig jaar binnen hebben gekregen. Die zijn wij nu één voor één aan het wegwerken, door middel van werkgroepen bij gemeenten. In de hal van het ministerie hebben wij een grote teller staan, waarop het aantal nog weg te werken tegenstrijdige regelgeving steeds wordt vermeld. Dat aantal stond dus ooit op 800, en vandaag staat het op 98. Mijnheer Aptroot, op naar 1 januari.

De voorzitter:

Inderdaad, want dan moet u 0 scoren.

Ik merk op dat de volgende toezeggingen zijn gedaan:

  • - Volgend jaar komen de kerncijfers "EZ in één oogopslag" beschikbaar.

  • - Er komen transparante tabellen voor de te presteren cijfers.

  • - Er komen OESO-rendementscijfers voor de WBSO-subsidies.

  • - Er komt bij het aanvragen van subsidies eenzelfde inzet van vermindering van administratieve lasten als geldt voor de "officiële" administratieve lasten.

  • - Er komt een brief over de PSO-projecten.

  • - Er komt volgend jaar een evaluatie duurzame energie, met name op het punt van de afname van groene stroom door consumenten.

Sluiting 12.02 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Bakker (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dittrich (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven