nr. 71
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2005
Per brief van 30 november 2004 (29 800 XII, nr. 41) heeft minister
Peijs de Kamer geïnformeerd over de inzet van het ministerie van Verkeer
en Waterstaat (VenW) om met Suriname afspraken te maken over de aanwijzing
van een tweede lijndienstmaatschappij op de route tussen Paramaribo en Amsterdam.
In deze brief wil ik de Kamer informeren over de uitkomst van de onderhandelingen
tussen Suriname en Nederland die hierover in december vorig jaar hebben plaatsgevonden,
alsmede over het vervolg hierop. Het doel dat ik via de onderhandelingen wil
bereiken is realisering van lagere tarieven door introductie van concurrentie.
Op verzoek van Verkeer en Waterstaat stemde Suriname in met consultaties
over de implementatie van de maatregelen zoals vervat in het Addendum bij
het Memorandum of Understanding van 29 april 2005 (MOU), te weten het
mogelijk maken van de aanwijzing van een tweede lijndienstmaatschappij op
de route tussen Paramaribo en Amsterdam.
Het Addendum voorziet namelijk in de aanwijzing van een tweede lijndienstmaatschappij
op de route binnen twee jaar indien de overheden van mening zijn dat de KLM
en de SLM in onvoldoende mate zijn tegemoetgekomen aan de vraag naar lagere
tariefklassen en meer capaciteit. Ik was van mening dat dit het geval was.
Zoals ik eerder aan de Kamer heb aangegeven, is mijn beleid erop gericht
de luchtvaart-relatie met Suriname te liberaliseren, met als doel verbetering
van de dienstverlening tegen concurrerende (lagere) tarieven. Hoewel Suriname
vasthield aan de bestaande overgangstermijn van twee jaar, alvorens de aanwijzing
van meerdere luchtvaartmaatschappijen mogelijk te maken, werden door middel
van de afspraken uit het Addendum toch mogelijkheden gecreëerd om reeds
in de overgangsfase in extra concurrentie op de route tussen Amsterdam en
Paramaribo te voorzien.
Op basis van de contacten tussen VenW en het Surinaamse ministerie van
Transport, Communicatie en Toerisme (TCT) ontstond na vorig jaar zomer het
beeld dat de Suriname luchtvaartautoriteiten dezelfde conclusies trokken
als de Nederlandse, namelijk dat de voorstellen van de SLM en de KLM onvoldoende
overtuigden. Daarmee kwam de weg vrij voor de overheden om gebruik te maken
van de mogelijkheden uit het Addendum om halverwege de overgangstermijn een
tweede lijndienstmaatschappij aan te wijzen. De Nederlandse inzet was om van
deze mogelijkheid gebruik te maken.
Tijdens de besprekingen tussen VenW en TCT op 21 en 22 december 2004
bleek het evenwel niet mogelijk hierover overeenstemming te bereiken. TCT
liet aan de Nederlandse delegatie weten dat er aanzienlijke wijzigingen waren
opgetreden in de financiële omstandigheden van de SLM, welke maakten
dat er met enige behoedzaamheid gemanoeuvreerd diende te worden. Zoals bekend
hecht Suriname zeer aan het voortbestaan van de SLM als nationale luchtvaartmaatschappij,
die de verbindingen met landen als Nederland moet garanderen. In het licht
hiervan achtte de Surinaamse overheid het niet in haar belang om binnen de
overgangstermijn al concurrentie op de route mogelijk te maken.
De Surinaamse onderhandelingsdelegatie liet bovendien weten dat de SLM
alsnog verbeterde voorstellen inzake tarieven en capaciteit bij TCT had ingediend
en dat geconstateerd werd dat er een zekere mate van tevredenheid over de
gehanteerde tarieven en de inzet van capaciteit viel waar te nemen in de Surinaamse
samenleving.
Dit laat onverlet dat beide landen opnieuw het belang van de vrije marktwerking,
zoals voorzien per 1 mei 2006, hebben onderschreven.
In het licht van bovenstaande acht de Nederlandse overheid het niet opportuun
om bij de Surinaamse autoriteiten te blijven aandringen op het mogelijk maken
van de aanwijzing van een tweede luchtvaartmaatschappij in de overgangsfase.
In de overwegingen is meegenomen dat in het MOU reeds is voorzien dat per
1 mei 2005 er vanuit ieder land twee chartervluchten per week mogen worden
uitgevoerd. Van deze mogelijkheid is tot op heden geen gebruik gemaakt. Daarnaast
hebben de SLM en de KLM de capaciteit inmiddels uitgebreid van vijf naar zes
vluchten per week en wordt een groter deel van de beschikbare stoelen in de
lagere tariefklassen aangeboden.
Met de recente verbeteringen in de dienstverlening op de route in combinatie
met de bereikte doorbraak in de luchtvaartrelaties met Suriname, op basis
waarvan per 1 mei volgend jaar reeds meerdere maatschappijen hun diensten
op de route kunnen gaan aanbieden, is een belangrijke stap gezet naar de liberalisering
van de luchtvaartrelatie met Suriname.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus