nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2005
Bijgaand treft u de evaluatie van de Subsidieregeling Bedrijfsgebonden
Vaarwegaansluitingen (SBV) aan1, conform art.
12 lid 1 SBV. Het doel van de SBV was het stimuleren van initiatieven die
leiden tot groei van het vervoer van goederen over water teneinde een betere
benutting van het totale netwerk te realiseren in het kader van de modal shift
beleidsdoelstelling. Daartoe werden subsidies verstrekt voor de investeringskosten
van infrastructuur en overslagvoorzieningen ten behoeve van bedrijfsgebonden
vaarwegaansluitingen. Zodoende werd de drempel voor bedrijven om in een bedrijfsgebonden
vaarwegaansluiting te investeren lager en werd de overstap naar (meer) vervoer
over water makkelijker. Het ging daarbij om subsidies voor nieuwe, uitbreiding
van bestaande en het opnieuw in gebruik nemen van niet meer opera-tionele
bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen.
De belangrijkste conclusies uit de evaluatie voor wat betreft effectiviteit
en efficiëntie zijn de volgende:
1. De SBV is effectief geweest
De SBV heeft bijgedragen aan het verlagen van de drempel voor het doen
van investeringen in infrastructuur en overslagvoorzieningen en zo geresulteerd
in modal shift. Bij het indienen van de subsidieaanvraag moet de aanvrager
een vervoersgarantie afgeven. Daarin staat aangegeven hoeveel ton er in vijf
jaar via de bedrijfsgebonden vaarwegaansluiting vervoerd zal worden. Er zijn
vervoersgaranties afgegeven voor in totaal bijna 3,6 miljoen ton. Bij andere
subsidieregelingen is gebleken dat er vaak meer vervoerd wordt dan aangegeven
in de vervoersgaranties.
Dit in aanmerking nemende is de verwachting dat de SBV qua effectiviteit
vergelijkbaar is met zijn voorganger, de Tijdelijke Bijdrageregeling Bedrijfsgebonden
vaarwegaansluitingen (TBBV) en met de parallel aan de SBV lopende Subsidieregeling
Openbare Inland Terminals (SOIT).
2. De efficiëntie van de SBV is vergelijkbaar met
die van eerdere regelingen
De subsidiekosten per ton modal shift en per gereduceerde wegkilometer
bedroegen € 2,55 subsidie per ton modal shift, dan wel € 0,36
subsidie per vermeden wegkilometer. In aanmerking nemende dat er vaak meer
vervoerd wordt dan aangegeven in de vervoersgaranties, is de verwachting dat
de SBV qua efficiëntie vergelijkbaar is met eerdere subsidieregelingen.
Het accent in het stimuleren van intermodaal vervoer is verschoven van
het stimuleren van modal shift naar het leggen van meer verantwoordelijkheid
bij marktpartijen. De rol van het Rijk ligt vooral in het wegnemen van belemmeringen
en het creëren van (ruimtelijke) randvoorwaarden voor een optimaal functionerend
multimodaal vervoerssysteem. Het direct stimuleren van modal shift en intermodaal
vervoer door middel van subsidies past niet in deze lijn.
Bovendien is van de SBV minder gebruik is gemaakt dan van zijn voorganger,
de TBBV. Dit komt waarschijnlijk doordat in de afgelopen jaren door de diverse
subsidieregelingen al een aanzienlijke modal shift gerealiseerd is. De verwachting
is dan ook dat een nieuwe subsidieregeling voor intermodaal vervoer duidelijk
minder effect zal sorteren dan de SBV. Om deze redenen ligt een vergelijkbare
nieuwe subsidieregeling voor intermodaal vervoer niet voor de hand.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs