29 800 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2005

nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2005

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de verbetermaatregelen van de opleiding en training van personeel van de Koninklijke Marechaussee ter voorbereiding op uitzendingen (zie bijlage).

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Naar aanleiding van uw brief van 29 maart 2005 (24-def-2005) informeer ik u over de maatregelen die zijn genomen ter verbetering van de opleiding en de training van personeel van de Koninklijke Marechaussee dat wordt uitgezonden. De belangrijkste maatregelen hebben betrekking op het verbeteren van de militaire basisvaardigheden van de marechaussees, de oprichting van het District Buitenlandse en Landelijke Eenheden alsmede een uitzendpool, en ten slotte het verbeteren van de opleiding van de uit te zenden militairen.

Verbeteren militaire basisvaardigheden

De militaire basisopleiding in het kader van de initiële onderofficiersopleiding aan het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee (OCKMar) wordt verlengd van 3 naar 4 maanden. Daarmee wordt meer aandacht besteed aan zowel de militaire basisvaardigheden als aan de specifieke marechausseevaardigheden. De verlenging wordt in de tweede helft van 2005 ingevoerd. Bovendien zullen regelmatig opleidingsdagen worden gehouden voor alle marechaussees, waar de militaire basisvaardigheden worden onderhouden.

Oprichting District Landelijke en Buitenlandse Eenheden en uitzendpool

Het District Landelijke en Buitenlandse Eenheden (DLBE) is in oprichting en is naar verwachting medio 2006 voltooid. Tot nu toe werd uit te zenden personeel vanuit diverse verschillende onderdelen van de Marechaussee betrokken. Het DLBE wordt centraal verantwoordelijk voor de voorbereiding, de inzet en de nazorg van militairen van de Koninklijke Marechaussee op buitenlandmissies. De daarvoor benodigde opleidingen worden verzorgd in samenwerking met de Instructiegroep Buitenlandopleidingen van het OCKMar, die dit jaar wordt opgericht. Uiterlijk in 2006 zal het DLBE beschikken over een uitzendpool van ongeveer 230 marechaussees. Gedurende hun loopbaan zullen marechausees in beginsel gedurende langere tijd deel uitmaken van de uitzendpool. Binnen deze plaatsingsperiode worden deze militairen naar verwachting één of meerdere malen uitgezonden.

Aanvullende en missiegerichte opleiding

Het afgelopen jaar is reeds een groot aantal verbeteringen in de voorbereiding van marechausseepersoneel op buitenlandmissies doorgevoerd. Zo is het opwerkprogramma van personeel uitgebreid en worden ervaringen van recente missies direct verwerkt in de opleidingstrajecten. Daarnaast heeft de Koninklijke Marechaussee voor het missiegerichte deel van de opleiding meer aansluiting gezocht bij het krijgsmachtdeel dat de uitzending coördineert en neemt het personeel deel aan de gezamenlijke eindoefening. Dit is ook gedaan door personeel dat deelnam aan de vijfde rotatie van de missie in Irak, SFIR 5.

De aanvullende opleiding van het personeel in de uitzendpool zal bestaan uit een algemeen deel en een deel dat gericht is op een specifieke uitzending. In het algemene deel van ongeveer zes weken ligt de nadruk op de militaire en marechaussee basisvaardigheden. Het algemene deel van de opleiding wordt afgesloten met het oefenen van alle basisvaardigheden. Deze oefening wordt verzorgd door de Staf DLBE, zo mogelijk aangevuld met instructeurs van andere krijgsmachtdelen.

De missiegerichte opleiding van personeel in de uitzendpool is gericht op de voorbereiding op een specifieke operatie en beslaat ongeveer vier weken. Het gaat hierbij om zowel een brede missiegerichte opleiding, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande opleidingen zoals aangeboden door de School Voor Vredesoperaties, als om een missiegericht KMar-deel, in samenwerking met het OCKMar. Voor het voltooien van de opleiding wordt een gezamenlijke eindoefening gehouden met het krijgsmachtdeel dat de uitzending coördineert.

Ten slotte merk ik op dat krijgsmachtbreed voortdurend wordt bezien of de training en opleiding in voldoende mate aansluiten bij de eisen die aan inzet zijn verbonden. Zonodig worden aanpassingen aangebracht.

BIJLAGE

Aan de minister van Defensie en de staatssecretaris van Defensie

Den Haag, 29 maart 2005

Tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie heeft de commissie gesproken over de uitspraken van de bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee (Kmar) inzake de getraindheid van personeel dat uitgezonden is naar Irak.

Namens de commissie verzoek ik u haar op korte termijn aan te geven welke concrete maatregelen zullen worden getroffen naar aanleiding van de opmerking van Generaal Beuving en op welke termijn deze maatregelen gerealiseerd zullen worden. De commissie vraagt u tevens aan te geven of de bevindingen bij de Kmar ook tot maatregelen bij andere krijgsmachtdelen leiden.

Griffier van de vaste commissie voor Defensie

De Lange

Naar boven