29 769
Arbeid en zorg

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2005

Hierbij bied ik u aan de evaluatie van de multimediacampagne «Wie Doet Wat.nl»1, onderdeel van de ESF-EQUAL projecten «Mannen in de Hoofdrol», conform mijn toezegging d.d. 3 november 2004 (kamerstuk 27 853/29 769, nr. 8), tijdens het Algemeen Overleg Emancipatiezaken.

De evaluatie heeft betrekking op de volledige looptijd van de multimediacampagne «Wie Doet Wat.nl», te weten 27 februari 2003 tot en met 18 november 2004, en sluit aan op de tussentijdse impressie van «Wie Doet Wat.nl», die u op 27 januari 2004 heeft ontvangen.

Resultaten

• De doelstelling van «Wie Doet Wat.nl», te weten discussie over taak- en rolverdeling waarbij met name mannen werden aangesproken over hun bijdrage thuis, is gerealiseerd. Dit blijkt uit het effectonderzoek en de media-analyse die zijn uitgevoerd. Hieruit blijkt ook dat partners vaker over de taakverdeling praten en daarover in toenemende mate afspraken maken. Steeds meer mannen roerden zich publiekelijk in de discussie over arbeid en zorg. Een discussie die tot voor kort vooral door vrouwen werd gevoerd.

• De aanpak had een vernieuwend karakter, hetgeen vereist is binnen het EQUAL programma. Daarom is gekozen voor een multimediale campagne en, in combinatie hiermee, voor de uitvoering van 29 deelprojecten met derden. Om de discussie los te maken is gestart met de confronterende «smoezentactiek». Dit heeft goed gewerkt. Daarna is in de tweede helft van de projectperiode overgegaan op een strategie van «motiveren en inspireren» waarbij ook de sociale en professionele omgeving van mannen werden betrokken;

• Via de deelprojecten zijn specifieke doelgroepen, met name allochtonen en scholieren, in hoge mate en op directe wijze bereikt. Tijdens de scholierendebatten toonden jongeren een traditioneel toekomstbeeld met betrekking tot de taak- en rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Onder autochtone jongeren, maar veel sterker nog onder allochtone jongeren. Het onderwerp in combinatie met de interactieve aanpak (betrokkenheid bij opzet en uitvoering van de deelprojecten) bleek zeer aansprekend te zijn voor de betrokken organisaties en doelgroepen;

• Als gevolg van verkregen inzichten door de campagne «Wie Doet Wat.nl», zijn meerdere nieuwe initiatieven opgezet, bijvoorbeeld het zogenaamde Werktijdverdelingsmodel en de uitbreiding van de Emancipatiemonitor 2004 (SCP/CBS) met vragen over mannen en zorg;

• Andere Europese landen overwegen te volgen met projecten gericht op mannen, zoals het Ministère des Affaires sociales, du travail et de la solidarité, met het voornemen om in 2005 ook een campagne in Frankrijk in te zetten.

Kanttekeningen

• Mannen geven aan dat zij meer zorgtaken op zich zouden nemen indien zij hetzelfde inkomen zouden behouden. Daarnaast zegt eenderde van de mannen meer tijd aan zorgtaken te zullen besteden als hun partner meer uren buitenshuis gaat werken. Echter, 17% van de vrouwen zou meer gaan werken als de partner meer tijd zou hebben voor de zorg van het huishouden (2-meting). Dit betekent dat individuele besluiten van mannen en vrouwen over hun aandeel in de taakverdeling sterk onderling afhankelijk zijn. Het lijkt of partners op elkaar wachten bij het doorbreken van het traditionele rollenpatroon. Om de bestaande patronen te doorbreken, lijkt het van groot belang dat verwachtingen van partners over-en-weer nadrukkelijk worden uitgesproken.

• De effectuering van daadwerkelijke gedragsveranderingen van mannen, hangt onder meer af van de medewerking van de werkgever. Medewerking van de werkgever is voor een groot deel afhankelijk van diens houding ten opzichte van emancipatievraagstukken. Een complicerende factor kan zijn dat, zoals in de Emancipatiemonitor 2004 (SCP/CBS) wordt gesteld, werkgevers een conservatievere houding op dit punt hebben dan de Nederlandse bevolking;

• De samenwerking van de projectpartners met werkgevers kwam soms moeizaam van de grond. Weliswaar bleek dat de benaderde bedrijven en organisaties de thematiek onderkennen en als relevant ervaren, echter, mede door de geringe vraag naar arbeid waren bedrijven terughoudend met het leveren van een actieve en financiële bijdrage. Desondanks zijn 7 deelprojecten gerealiseerd in samenwerking met bedrijven.

Tot slot

De ervaringen met «Wie Doet Wat.nl», in combinatie met bevindingen in de Emancipatie-monitor 2004 (SCP/CBS), wijzen er op dat het realiseren van een meer evenwichtige taak- en rolverdeling, met name voor allochtone jongens en mannen niet vanzelfsprekend is.

Dit gegeven is voor mij aanleiding om hier in het kader van het «Plan van Aanpak Emancipatie en Integratie» (dossier 29 203, nr. 3, d.d. 28-10-2003) aandacht aan te besteden. Dit plan is door de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie samen ontwikkeld. Hierin vertalen wij ons emancipatie- en integratiebeleid naar een samenhangend pakket van maatregelen gericht op niet-westerse vrouwen uit etnische minderheden in Nederland. Het Plan van Aanpak bevat concrete instrumenten en regelingen waarmee de gemeenten hun beleid op dit terrein kunnen vormgeven en uitvoeren. Binnen dit kader zal bezien worden op welke wijze activiteiten kunnen worden opgezet die naast vrouwen ook mannen uit etnische minderheidsgroepen bereiken.

Recente beleidsmaatregelen, zoals de Wet Aanpassing Arbeidsduur, de Wet Arbeid en Zorg, de Wet Kinderopvang, de Commissie PAVEM en het Wetsvoorstel VUT/ Prepensioen/ Levensloop dragen eveneens bij aan een meer evenwichtige taak- en rolverdeling. Ik verwijs hierbij graag naar mijn brief d.d. 13 december 2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 061, nr. 32).

De evaluatie van de multimediacampagne «Wie Doet Wat.nl» is als bijlage toegevoegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven