29 769
Arbeid en zorg

30 420
Emancipatiebeleid

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 april 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en de algemene commissie voor Integratiebeleid2 hebben op 29 maart 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:

– de brief d.d. 9 februari 2005 houdende de vierde voortgangsrapportage VN-Vrouwenverdrag (SZW0 500090);

– de brief d.d. 9 maart 2005 houdende de reactie op NGO schaduwrapportage «Zijn de verwachtingen van Beijing uitgekomen?» (SZW0500184);

– de brief d.d. 8 maart 2005 over de evaluatie van de multimediacampagne «Wie Doet Wat.nl», onderdeel van de ESF-EQUAL-projecten «Mannen in de Hoofdrol» (29 769, nr. 8);

– de brief d.d. 29 juni 2005 houdende het eindrapport pilots Vrouwenveiligheidsindex (28 345, nr. 39);

– de brief d.d. 15 november 2005 houdende de voortgangsrapportage Plan van Aanpak emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen op hoofdlijnen (29 203, nr. 27);

– de brief d.d. 14 december 2005 houdende het Werkplan 2006, Taskforce «Vrouwen, Veiligheid en Conflict» (27 061, nr. 33);

– de brief d.d. 19 december 2005 houdende de kabinetsreactie NGR-rapport «De Glazen Tussenwand» (29 769, nr. 9);

– de brief d.d. 19 december 2005 houdende het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie 2006–2010 (30 420, nr. 1);

– de brief d.d. 21 december 2005 houdende de vijfde Voortgangsbrief gelijke beloning (27 099, nr. 13);

– de brief d.d. 31 januari 2006 houdende het werkplan Regiegroep «Allochtone vrouwen en arbeid» (29 203, nr. 29);

– de brief d.d. 8 maart 2006 houdende het jaarplan Werkgroep «Gelijke beloning, dat werkt» (27 099, nr. 14);

– de brief d.d. 17 maart 2006 houdende de «Sociale Atlas van vrouwen uit etnische minderheden» (30 420, nr. 15).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Stuurman (PvdA) vindt dat niet uit de resultaten blijkt dat minister De Geus emancipatie belangrijk vindt. De doelstelling van 65% arbeidsparticipatie van vrouwen in 2010 zal waarschijnlijk niet worden gehaald. Niet alleen verschillende politieke partijen, maar ook onafhankelijke derden leveren veel kritiek op het emancipatiebeleid, zonder dat de minister daar overigens al te serieus op ingaat. Zij herhaalt vervolgens wat zij in het laatste algemeen overleg over emancipatiezaken, ruim een jaar geleden, over dit onderwerp heeft gezegd. De minister heeft in dat kader de volgende toezeggingen gedaan. Er komt een SCP-onderzoek naar ongelijke beloning van allochtonen en autochtonen. Er komt een onderzoek naar de effectiviteit van ambassadeurnetwerken, en de minister zou zich een pleitbezorger gaan tonen voor leidinggevende functies in deeltijd. Helaas is van deze toezeggingen weinig terechtgekomen.

Mevrouw Stuurman constateert dat de focus van het kabinetsbeleid op dit punt zich heeft verengd tot het emanciperen van allochtone en laagopgeleide vrouwen. Maar al jaren is uit wetenschappelijk onderzoek bekend dat het beter is, zich te richten op de wijze waarop ideeën en praktijken van mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn verweven in de structuren van de samenleving. De overheid kan de rol van de man dus niet links laten liggen. Waarom staat hiervan niets in het nieuwe beleidsplan emancipatie? Wanneer gaat de minister aanbevelingen van gerenommeerde instituten, wetenschappelijke onderzoeken en beleidsaanbevelingen serieus nemen? Zij vraagt opnieuw om een reactie van de Stichting van de Arbeid op de bevindingen in de Emancipatiemonitor, het bereik van de 1990-maatregel en goed werkgeverschap van de overheid. Hoe staat het met de daarover aangekondigde inspanningen?

Mevrouw Stuurman vraagt de reactie van de minister op de voorstellen om het kraamverlof voor vaders uit te breiden met vijf dagen, en betaald ouderschapsverlof uit te breiden tot zes maanden. Het moet nu met spoed mogelijk worden gemaakt dat de Arbeidsinspectie sancties heeft bij geconstateerde ongelijke beloning. Zij is niet enthousiast over de nieuwe werkgroep «Gelijke beloning, dat werkt». Hoe ambitieus is deze werkgroep eigenlijk? Een evaluatie is in dat kader zeer gewenst. Ook is zij voorstander van het opstellen van targets, en van verplichte rapportages in jaarverslagen. De verschillende voortgangsrapportages van het ministerie zijn veelal beschrijvend van aard, en geven een overzicht van beleidsintenties, niet van aantoonbare resultaten. Dát moet volgens mevrouw Stuurman anders. Hetzelfde geldt voor de Emancipatiemonitor. Ouders die niet kunnen meedoen aan de levensloopregeling, zouden recht moeten krijgen op de ouderschapskorting. Kan de minister een reactie geven op de brief van Opportunity in bedrijf, over het afblazen van het IPO-project Diversiteit en levensloop? Daarnaast vraagt zij om informatie over conclusies en aanbevelingen van internationale organisaties op dit punt, voorzien van het kabinetsstandpunt daarover. Het glazen plafond moet terug op de agenda. Wat vindt de minister van het Noorse model om meer vrouwen aan de top te krijgen? Met de uitgevoerde emancipatie-effectrapportages wordt bijna niets gedaan. De minister moet dit instrument serieuzer gaan nemen. Naast het terugdraaien van de afschaffing van bevallings- en zwangerschapsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen zouden er voorzieningen moeten komen voor ouderschaps- en zorgverlof voor zelfstandigen. Het voortgezet meerjarenbeleidplan emancipatie 2006–2010 en de geplande scenarioanalyse van arbeidsmarktparticipatie dienen te worden voorgelegd aan de SER en de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling. Economische zelfstandigheid is en blijft de belangrijkste doelstelling met betrekking tot emancipatie. Zij vraagt ten slotte om een juiste uitwerking van de motie van D66 over de taskforce allochtone vrouwen.

Mevrouw Azough (GroenLinks) benadrukt dat het vorige meerjarenplan emancipatie behoorlijk is bekritiseerd. Het laatste meerjarenplan is veel dunner en veel duidelijker, maar wat nu ontbreekt is ambitie. Zij heeft het idee dat vergaderingen over emancipatiebeleid voor de minister een soort verplichte borrel zijn. Hij heeft weinig eigen ambities en geen oor voor de wetenschappelijke onderzoeken die kritisch zijn over het beleid.

Mevrouw Azough vindt het terecht dat de minister zich wil concentreren op de terreinen waarop hij invloed heeft, maar dat moet dan wel gebeuren. Als geconstateerd wordt dat de doelstellingen niet worden gehaald, moeten maatregelen worden genomen, maar dat gebeurt niet. Maatschappelijke participatie geldt vooral voor laagopgeleide en allochtone vrouwen, omdat economische zelfstandigheid voor deze groep te hoog gegrepen is. Zij vindt dat te ver gaan. Ook de doelstelling om meer mensen vrijwilligerswerk te laten doen, vindt zij gratuit, gemakzuchtig en gevaarlijk. Waarom lukt het niet de beloningsverschillen terug te brengen tot nul? Het beleid om beloningsverschillen weg te werken is niet effectief, omdat het uitgaat van welwillendheid, van het vinden van draagvlak. Er zou daarom iets meer dwang moeten worden toegepast. Hoe pareert de minister de kritiek hierop van het SCP, en wat vindt hij van de adviezen van de Nederlandse Gezinsraad? Het beleid moet niet alleen worden gericht op meisjes en vrouwen, maar ook op de mannen. In dit kader besteedt zij aandacht aan de topposities binnen de ministeries, de zbo’s en elders, op welk terrein zij volstrekt geen verbetering constateert. De emancipatieeffectrapportages dienen geen doel. Zeg dan gewoon dat dat instrument niet meer wordt gebruikt.

Mevrouw Van Egerschot (VVD) omschrijft de derde emancipatiegolf als volgt: zij erkent dat de emancipatie van vrouwen niet langer hetgene is waar alleen voor wordt gevochten; er wordt gevochten voor een algemene acceptatie en appreciatie van de diversiteit in de Nederlandse samenleving. Zij deelt de kritiek van de andere leden op de stand van zaken rond emancipatie. Het oude emancipatiedenken van de eerste twee golven moet overboord: er moet worden gefocust op de diversiteit. Daarbij moet het bedrijfsleven een belangrijke rol krijgen. Er moet een Masterplan diversiteit worden ontwikkeld, in plaats van de diverse meerjarenplannen emancipatie. Dat Masterplan moet uitgaan van een beperkte taak voor de overheid, namelijk het wegnemen van de belemmeringen voor gelijke rechten en gelijke kansen. Zij vindt het ambassadeursnetwerk diversiteit van minister Verdonk een belangrijke stap in de juiste richting, zij het dat de diversiteitsgedachte veel breder moet worden getrokken. Om te beginnen moeten mannen de kans krijgen te kiezen voor het vaderschap. Er kan niet worden gesproken van gelijke kansen zolang de keuze van de man een andere reactie ontlokken dan eenzelfde keuze door de vrouw. Verder denkt zij aan verlof voor ouders en uitruil daarvan tussen ouders onderling, waarbij zij verwijst naar de ervaringen in de Scandinavische landen. Een volgend punt is het vergroten van de bespreekbaarheid van homoseksualiteit onder etnische groepen. Er zijn wat dat betreft niet alleen confrontaties op straat, maar ook op de werkvloer. Maar de versnippering van gelden die hiervoor beschikbaar zijn, vindt zij een slechte zaak. Zou het niet veel beter zijn om de coördinatie te laten plaatsvinden door de organisaties die dit probleem benaderen vanuit het perspectief van artikel 1 Grondwet? In dit verband denkt zij aan een landelijk bureau ter bestrijding van rassendiscriminatie, in combinatie met het COC.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) vindt dat in Nederland de vrouw niet gelijkwaardig is aan de man. De keuze om kinderen door de man of vrouw op te laten voeden, laat haar partij aan de individuele man of vrouw. De kwaliteit van de voorzieningen is essentieel om ouders de rust te geven en aan het werk te gaan, wetend dat de kinderen in goede handen zijn, maar daar hangt wel een prijskaartje aan. De vraag is of een optimale arbeidsparticipatie van vrouwen gewenst is. Zo ja, dan moeten naast kinderopvang ook de vaste structuren op de arbeidsmarkt omver worden gegooid. Benodigd is een activeringsloket bij de gemeente om mensen aan het werk te helpen. Er moet meer gebruik worden gemaakt van persoonsgebonden budgetten, zeker voor hoogopgeleide mannen en vrouwen.

Mevrouw Koşer Kaya onderstreept dat vrouwen zelf ook debet zijn aan de positie waarin zij zitten. Er zijn genoeg kansen, maar die moeten wel worden gepakt. Het hebben van een partner is geen garantie voor een onbezorgde toekomst. Teleurstellend genoeg worden de doelstellingen op het gebied van arbeidsparticipatie van vrouwen niet gehaald. Economische onafhankelijkheid houdt zo’n € 853 bruto per maand in. Volgens haar is dat een farce. Het achterblijven van allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt is toe te schrijven aan een veel te laag opleidingsniveau. Tweederde van de allochtone vrouwen wil het liefst wél werken. De uitwerking van de door haar ingediende motie vindt zij ondermaats. De samenstelling van de Regiegroep moet worden veranderd: «weg met de oude hap»! Ten slotte vraagt zij over de besteding van gelden in het kader van het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring of het voorstel van het COC nadrukkelijk kan worden meegenomen in de overwegingen van de minister.

De heer Eski (CDA) vindt dat in de afgelopen periode veel is bereikt, waarvan hij enkele voorbeelden geeft. Kernpunt van het emancipatiebeleid moet het wegnemen van belemmeringen zijn, zodat mensen zelf kunnen kiezen voor werk, opleiding, het opvoeden van kinderen of een combinatie daarvan. Daarbij hebben mannen en vrouwen evenveel verantwoordelijkheid. Hoewel er veel is bereikt, is er nog steeds op veel terreinen sprake van een structurele achterstand van vrouwen op mannen. Geweld tegen vrouwen is nog steeds een serieus probleem. Maatschappelijke participatie van vrouwen is niet op alle terrein succesvol. Ongelijke beloning van mannen en vrouwen is nog steeds niet opgeheven. Hij vindt het niet verantwoord om de coördinerende functie op het gebied van emancipatiezaken voorlopig/op dit moment weg te halen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 2007, het Europese jaar van gelijke rechten, moet worden benut om de structurele ongelijkheid in de samenleving aan de orde te stellen. In een volgende kabinetsperiode kan het emancipatiebeleid worden gecoördineerd door een minister van familie, gezin en jeugdzaken.

De heer Eski vindt het belangrijk dat in het arbeidsmarktbeleid meer aandacht wordt besteed aan de rol van mannen bij zorgtaken. Het gebruik van verlofregelingen door mannen is niet optimaal. Het zou goed zijn als hierover vooral aan mannen meer voorlichting wordt gegeven. Er zijn genoeg verlofregelingen, maar mannen maken er nog te weinig gebruik van. Er moet meer aandacht worden besteed aan de inzet van meer vrouwen in bepaalde sectoren waar nu weinig vrouwen werkzaam zijn.

De regering besteedt terecht veel aandacht aan de positie van allochtone vrouwen, gelet op hun achterstand. Het zou volgens de heer Eski goed zijn als de minister in de voorlichting de nadruk legt op banen waar in de toekomst meer behoefte aan personeel is, bijvoorbeeld in de zorg. Ook het stimuleren van allochtone meisjes om technische studies te volgen, met rolmodellen uit herkomstlanden, zou eveneens goed kunnen werken. Het enthousiasmeren van allochtone vrouwen voor het verrichten van vrijwilligerswerk is eveneens van belang. Veel allochtone jongeren kunnen moeilijk een stageplaats vinden; hierover zijn tijdens de Werktop afspraken gemaakt. Hoe worden deze ingevuld? Emancipatie en integratie van allochtone vrouwen moet vooral op lokaal niveau worden bevorderd. Gemeenten moeten daarvoor meer kleinschalige ontmoetingsplekken creëren; daartoe moeten zij meer samenwerken met welzijnsorganisaties, moskeeën en migrantenkerken. Kan de minister meer vertellen over de werkzaamheden van de lokale emancipatieteams? Jongeren moeten bewust worden gemaakt van de voor- en nadelen van het krijgen van kinderen op jonge leeftijd. De deelname van allochtone vrouwen aan sport moet worden gestimuleerd. Zij maken weinig gebruik van kinderopvang. De heer Eski vraagt aandacht voor het analfabetisme onder allochtone vrouwen. Hoe denken de bewindslieden dit aan te pakken? Een volgend punt is de vraag, hoe bedrijven kunnen worden gestimuleerd om mensen met een baan, maar onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal, toch de taal te leren. Hebben de ministers voldoende wetenschappelijk onderbouwde cijfers over geweld achter de voordeur? Zo nee, kan er dan onderzoek worden verricht? Kan na de zomer worden gestart met een landelijke publiekscampagne op dit terrein?

Antwoord van de regering

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie wijst erop dat op allerlei manieren wordt geprobeerd de kloof tussen vooral allochtone jongens en meisjes te dichten, waarvan zij enkele voorbeelden noemt. Aan de besturen van alle verenigingen en instellingen die deel uitmaken van het Landelijk overleg minderheden (LOM) wordt gevraagd of zij erop kunnen toezien dat zij voor eenderde bestaan uit vrouwen, eenderde jongeren en eenderde anderen. Op dit moment wordt er een P-team voor mannen opgezet. Meisjes zijn volgens de minister over het algemeen minder conservatief dan jongens, wat ook blijkt uit het feit dat veel allochtone jongens hun partner uit het land van herkomst halen. In dit verband is zij erg blij met de Wet inburgering buitenland. Verder wordt veel gedaan aan het bespreekbaar maken van bepaalde niet-gewenste situaties, zoals gearrangeerde huwelijken.

De minister benadrukt dat het kabinet zwaar inzet op taal en participatie, onder andere door het geheel nieuwe inburgeringssysteem dat per 1 januari 2007 zal worden ingevoerd. Daarnaast is de arbeidsparticipatie erg belangrijk. Veel vrouwen die het inburgeringsexamen hebben afgelegd, missen nog vaardigheden om werk te kunnen krijgen. Zij is in gesprek met de minister van Financiën om te zien of daarvoor een voorziening kan worden getroffen. Verder zegt zij toe dat zij zal bekijken wat er bij de opstelling van het Masterplan door Forum is gebeurd, om te zien hoe de geldstromen lopen. Daar wordt nog op teruggekomen. De grens van de discussie ligt bij artikel 1 van de Grondwet. Hierbij speelt het maatschappelijk middenveld, waartoe de minister ook het COC rekent, een belangrijke rol.

De minister heeft moeite met het voorstel van de heer Eski om de moskeeën te betrekken bij het bovenstaande. Als gesprekspartner heeft zij het CMO/CGI, waar zij dit punt aan de orde wil stellen, en daarbij blijft het wat haar betreft. Bovendien wijst zij op de in Nederland bestaande scheiding van kerk en staat. In reactie op een vraag van de heer Eski merkt zij op dat er al onderzoek is verricht naar de omvang van huiselijk geweld. De meest betrokken vrouwenorganisaties zijn op de hoogte van de omvang hiervan, zodat zij geen nader onderzoek nodig hebben. Zij zien het geld liever besteed aan voorlichting. De minister verwijst naar het project eergerelateerd geweld. Sport en integratie gelden niet alleen voor jongeren, de doelgroep is breder. In dit verband verwijst zij naar het project Fietsvriendinnen. Inburgering wordt door het kabinet erg serieus genomen, wat blijkt uit het feit dat hiervoor een nieuwe wet is gemaakt. De minister zegt toe, contact op te zullen nemen met haar collega van Onderwijs als het gaat om de wijze van benadering van allochtone analfabete vrouwen, om te zien of voor deze groep nog iets extra’s moet gebeuren. Met een aantal bedrijven zijn convenanten afgesloten over het creëren van een combinatie van werk en inburgering.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vindt het goed dat nu eens uitgebreid gesproken wordt over de emancipatie van de man. Hij onderstreept dat hijzelf twee jaar geleden dit onderwerp nadrukkelijk heeft geagendeerd: het komt met de emancipatie van de vrouw nooit goed als niet tegelijkertijd wordt gewerkt aan de emancipatie van de man. In de begroting voor dit jaar is geen geld vrijgemaakt voor campagnes op dit terrein. De minister wil dit serieus overwegen voor de volgende begroting, maar dan moet hierover wel een Kameruitspraak komen.

De minister benadrukt dat het kabinet het erg belangrijk vindt om te werken aan de economische zelfstandigheid van alle volwassen Nederlanders. Het percentage van 65 zal volgens hem beslist worden gehaald, zij het dat het nog maar de vraag is of dat in 2010 zal zijn. «Het schip is opgetuigd, maar er moet wel voldoende wind in de zeilen komen om in de beoogde havenplaats te komen.» Het kabinet heeft van het SCP onder andere de Sociale Atlas gekregen. De werkgroep gelijke beloning is ingesteld en van start gegaan. Er kan heel veel op dit punt. Hij verwijst naar de campagne van de werkgroep gelijke beloning onder leiding van mevrouw Osse. Deze werkgroep is hard aan het werk gegaan, en betrekt werkgevers en werknemers bij haar werkzaamheden. Evaluatie vindt plaats na een jaar. Daarnaast is een onderzoek toegezegd naar beloningsverschillen tussen allochtonen en autochtonen, werkzaam bij de overheid. Dit onderzoek, uitgevoerd door het CBS, zal in mei 2006 verschijnen. De minister laat geen gelegenheid voorbij gaan om erop te wijzen dat deeltijdwerk volwaardig werk is. Nog veel te veel wordt deeltijd gelijkgesteld met deelloyaliteit. Maar hij kan zich niet voorstellen dat dit kan worden opgelegd: het is een kwestie van cultuur, die moet worden beïnvloed, onder andere door subsidies, afgepast en trefzeker.

De minister onderstreept dat Arbeidsinspectie en CBS cijfers over beloningsverschillen publiceren. Alles is gericht op vermindering van die verschillen. Instrumenten daarbij zijn de managementtool, de quick-scan, de handleiding enzovoorts. Verreweg de makkelijkste weg om gelijke beloning te bereiken, loopt via de civiele rechter. Het tempo waarin vrouwen in hogere besluitvormende functies komen, ligt wat de minister betreft laag. Daarom worden verschillende aanpakken ondersteund, niet alleen management by speech, maar ook het ambassadeursnetwerk glazen plafond.

De minister gaat vervolgens in op het kraamverlof voor ouders. Voor vrouwen geldt geen kraamverlof, maar zwangerschaps- en bevallingsverlof. Daarnaast nemen veel mannen in de praktijk vakantiedagen op. Maar naast de dagen vóór en na de geboorte moeten de ouders de taken als het gaat om het ouderschap gelijkwaardig verdelen. Daartoe is het recht op ouderschapsverlof vereenvoudigd en naar de mensen zelf toegebracht. Er is nu een op het individu toegespitst recht op ouderschapsverlof, namelijk ruim € 600 per maand, waarvoor maar één vereiste bestaat, namelijk dat men deelnemer is in een levensloopregeling. Als aan dat vereiste wordt voldaan, kunnen mannen en vrouwen drie maanden ouderschapsverlof nemen, wat in de wet is verankerd. Deze regeling is «by far» royaler dan kraamverlof voor de enkele eerste dagen. De door mevrouw Van Egerschot genoemde optie om ouderschapsverlof tussen mannen en vrouwen uit te ruilen, vindt de minister interessant. Hij zegt toe, deze gedachte te zullen meenemen bij de beleidsdoorlichting arbeid en zorg, verwacht in september 2006.

De minister vindt niet dat de CPB-scenario’s voor arbeidsparticipatie naar de diverse adviesraden moeten worden gezonden, want de scenario’s spreken voor zich. Het gaat er nu om dat de overheid belemmeringen wegneemt, stimuleert en faciliteert. De evaluatie van het ambassadeursnetwerk wordt in mei 2006 afgerond. Het Noorse model gaat niet over arbeid en zorg, maar over glazen plafond. Hij voelt niets voor de daarin gehanteerde quota, die allerlei administratieve rompslomp met zich meebrengen. Bij het bereiken van economische zelfstandigheid voor vrouwen is de toerusting van vrouwen, het empowerment, het centrale punt. Dat is een kwestie van lange termijn. Waar vrouwen de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan het arbeidsproces is de economische zelfstandigheid het hoofddoel. Maar waar met name allochtone vrouwen nog weinig participeren in de samenleving, kan via vrijwilligerswerk enige participatie worden bereikt, waardoor zij net iets meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. De minister benadrukt dat vrijwilligerswerk geen afleidingsmanoeuvre, maar wel een belangrijke toegevoegde waarde is. Trajecten voor elders verworven competenties (EVC) zijn onderdeel van de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het doel van de Regiegroep Allochtone vrouwen en arbeid is, dat wat is afgesproken in de commissie participatie van vrouwen uit etnische minderheden (commissie PaVem) om te zetten in concrete resultaten. Hij zegt toe dat vanuit de betrokken groepen – de partijen met wie de commissie PaVem afspraken maakte – verbindingen zullen worden gelegd met het bedrijfsleven, zonder de Regiegroep overigens te groot te laten worden. «Contact onderhouden met» is overigens nog iets anders dan een formele positie in de Regiegroep. In reactie op de vraag van mevrouw Koşer Kaya over het bedrag van € 853 merkt hij op dat dit bedrag toereikend wordt geacht om een zelfstandig alleenstaand huishouden te voeren. Om te voorkomen dat vrouwen kwetsbaar zijn voor het verlies van de partner, door welke oorzaak dan ook, moeten inkomsten ten minste het genoemde bedrag bedragen.

De minister is het eens met mevrouw Van Egerschot dat geen nieuwe doelstellingen moeten worden toegevoegd: nu moet worden gekeken naar de effectiviteit van de al aanwezige maatregelen. De rol van de overheid is dat díe belemmeringen worden weggenomen die de keuzevrijheid in de weg staan. Hij wil niet per se af van zijn rol als coördinerend bewindspersoon voor emancipatiezaken, maar vraagt zich af of dat nog wel nodig is. Als dat wel blijkt te zijn, blijft hij die taak op zich nemen. De opvatting van de heer Eski dat dat dan een minister voor jeugd, emancipatie en gezinsbeleid moet worden, vindt hij een interessante. Hij zal hierop eind 2006 terugkomen. Mannen in het P-team vindt hij een goed idee; hierover heeft de minister al informatie ingewonnen bij betrokkenen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Stuurman (PvdA) is absoluut niet tevreden met de beantwoording van de minister. Enkele door haar gestelde vragen zijn niet beantwoord. Haar partij streeft naar zes maanden betaald ouderschapsverlof.

Mevrouw Van Egerschot (VVD) vraagt wanneer de diversiteitsagenda uit het bedrijfsleven aan de orde komt in de politiek. Hoever is de minister gevorderd met zijn emancipatiedenken? Zij wil voor het zomerreces weten wat de mogelijkheden zijn bij het uitruilen van ouderschapsverlof tussen mannen en vrouwen, en niet pas in september.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) proeft bij de minister niet de urgentie die zij wel heeft als het gaat om de participatie van alle mensen. De Regiegroep haalt het volgens haar niet bij de taskforce waarom in haar motie wordt gevraagd.

De heer Eski (CDA) denkt dat een coördinerend ministerschap voor emancipatiezaken nog steeds noodzakelijk is. Kan de voorlichting meer worden gefocust op verlofmogelijkheden en kinderopvang? Waarom kan de voorlichtingscampagne over huiselijk geweld niet al na de zomer van dit jaar van start gaan? Hoe staat het met de uitvoering van de tijdens de Werktop gemaakte afspraken over stageplaatsen?

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de Kamer kan worden geïnformeerd over het commentaar van internationale organisaties. Het project Opportunities in bedrijf is nog niet stopgezet. Volledig doorbetaald ouderverlof zou zo’n 3 mld. kosten. Hij nodigt mevrouw Stuurman uit, bij de volgende begrotingsbehandeling daarvoor dekking te leveren. Het grote probleem bij zelfstandigen is dat zij geen verlof kunnen nemen. Daar staat tegenover dat zelfstandigen geen«last» hebben van een aantal premies en andere zaken. Ouders die niet meedoen aan de levensloopregeling hebben geen recht op de ouderschapsverlofkorting. Daarmee ga je voorbij aan de verantwoordelijkheid voor het sparen van verlof, die primair bij de werknemers ligt. Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief, waarin datgene wat eenvoudig is te duiden over de mogelijkheid van het uitruilen van ouderschapsverlof tussen ouders wordt opgenomen; de finale conclusie komt dan in de beleidstoelichting in september 2006. De minister zegt toe dat representanten van het relevante bedrijfsleven in de Regiegroep zullen komen. Hij doelt daarbij op de werkgeversorganisaties, de uitzendbranche en de vakbeweging. De Kamer zal vóór 1 juni nadere schriftelijke informatie krijgen over de vraag of EVC kan worden gebruikt om de positie van allochtone vrouwen met een grote achterstand op de arbeidsmarkt te verbeteren. Daarbij wordt aangesloten bij de bestaande doelen, en wordt uitgegaan van de effectiviteit van het instrument. Veel informatie is beschikbaar op de website. Ook noemt de minister het tijdschrift Toptijd, terwijl SEN een special zal wijden aan allochtone vrouwen. De minister heeft goede nota genomen van de wens van de heer Eski om direct na de zomer van start te gaan met een campagne over huiselijk geweld. Hierover vindt overleg plaats met VWS en Justitie, welke ministeries op dit punt «in the lead» zijn. Het kabinet is hard bezig met de uitvoering van de tijdens de Werktop gemaakte afspraken over stageplaatsen. Hiervoor is 20 mln., oftewel € 1000 per stageplek, beschikbaar gesteld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De voorzitter van de algemene commissie voor Integratiebeleid,

Kalsbeek

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Kalsbeek (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Hofstra (VVD), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Kant (SP), Wilders (Groep Wilders), Örgü (VVD), Balemans (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Lazrak (Groep Lazrak), Ferrier (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Haersma Buma (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Eski (CDA), Nawijn (LPF), Hirsi Ali (VVD), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Jonker (CDA) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Stuurman (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Dittrich (D66), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Depla (PvdA), Gerkens (SP), Van Miltenburg (VVD), Van der Sande (VVD), Albayrak (PvdA), Koopmans (CDA), Van Velzen (SP), Jan de Vries (CDA), Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Van Bochove (CDA), Kraneveldt (LPF), Van de Camp (CDA), Rambocus (CDA), Eerdmans (LPF), Blok (VVD), Weekers (VVD), Halsema (GroenLinks) en Eijsink (PvdA).

Naar boven