29 767
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005)

nr. 12
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 november 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga. In artikel 3.54a, derde lid, wordt «65%» vervangen door: 68%.

b. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka. In artikel 4.34, vijfde lid, wordt «35%» vervangen door: 32%.

II

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa. In artikel 3.54a, derde lid, wordt «68%» vervangen door: 69%.

b. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da. In artikel 4.34, vijfde lid, «32%» vervangen door: 31%.

III

Artikel III komt te luiden:

Artikel III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2007 als volgt gewijzigd:

A. In artikel 3.54a, derde lid, wordt «69%» vervangen door: 70%.

B. In artikel 3.76, tweede lid, worden de in de derde kolom van de tabel opgenomen bedragen aan zelfstandigenaftrek verhoogd met respectievelijk € 161, € 150, € 139, € 123, € 113, € 101, € 89 en € 78.

C. In artikel 4.34, vijfde lid, «31%» vervangen door: 30%.

IV

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea. Het in artikel 22aa, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 100.

V

In artikel VI wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da. In artikel 14c, derde lid, wordt «35/50 deel» vervangen door: 32/50 deel.

VI

In artikel VII wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

1. In artikel 14c, derde lid, wordt «32/50 deel» vervangen door: 31/50 deel.

VII

In artikel VIII wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

1. In artikel 14c, derde lid, wordt «31/50 deel» vervangen door: 30/50 deel.

VIII

Artikel XI, onderdeel A, tweede lid, komt te luiden:

2. In onderdeel o wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, aan de eerste volzin toegevoegd: dan wel, indien die lichamen geen rechtspersoonlijkheid hebben, door de vennoten van die lichamen.

IX

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. In het in onderdeel F opgenomen derde lid wordt «in de brandstoftanks van het luchtvaartuig is afgeleverd» vervangen door: in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, niet zijnde een militair luchtvaartuig, is afgeleverd.

b. In het in onderdeel G opgenomen tweede lid wordt «in de brandstoftanks van luchtvaartuigen zijn afgeleverd» vervangen door: in de brandstoftanks van luchtvaartuigen, niet zijnde militaire luchtvaartuigen, zijn afgeleverd.

X

Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:

a. In het in onderdeel G, eerste lid, opgenomen eerste lid, wordt «artikel 9, eerste, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 9, eerste en tweede lid.

b. Het in onderdeel Ma opgenomen artikel 15b, tiende lid, komt te luiden:

10. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts teruggaaf verleend indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid, en het geen ondernemerschap betreft in de zin van artikel 15c.

XI

Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:

a. In het in onderdeel A opgenomen artikel 9b, eerste lid, vervalt: , of het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, derde lid.

b. Onderdeel B komt te luiden:

B. In artikel 10, eerste lid, wordt «artikel 9, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 9, eerste en tweede lid, na toepassing van artikel 9b,.

XII

In het in artikel XVII, onderdeel C, opgenomen artikel 24b komt het tweede lid te luiden:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid gelden de daarin opgenomen belastingbedragen voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid.

XIII

In artikel XXVII, eerste lid wordt «Indien artikel XIV in werking treedt nadat artikel XIII in werking is getreden, kunnen in de tussengelegen periode» vervangen door: Voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XIV kunnen.

XIV

Artikel XXXIII wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt «artikel IV, onderdelen D, E, F» vervangen door: artikel IV, onderdelen D, E, Ea, F.

b. In het tiende lid, wordt «de artikelen XIII en XVII» vervangen door: de artikelen XIII, XVII en XVIII.

Toelichting

ALGEMEEN

In deze derde nota van wijziging wordt naar aanleiding van knelpunten die zijn gesignaleerd door de leden van een aantal fracties in het nader verslag, een wijziging voorgesteld van de bepaling voor de autolease- en autoverhuurbedrijven. Hiermee kan de ondernemer onder voorwaarden ook teruggaaf van de BPM en een verlaagd MRB-tarief krijgen voor geleasde of gehuurde bestelauto's, die tenaamgesteld blijven op het lease- of verhuurbedrijf.

Voorts is de tekst van de vrijstelling van overdrachtsbelasting naar aanleiding van een vraag van de leden van de CDA-fractie in het verslag verduidelijkt om misverstanden over doel en strekking van de vrijstelling te voorkomen. Deze wijziging is aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag. Daarin is eveneens de thans opgenomen wijziging aangekondigd van de percentages voor de terugkeerreserve; de percentages worden afgestemd op het verlaagde vennootschapsbelastingtarief.

Ten slotte worden enkele wijzigingen voorgesteld die ten onrechte nog niet eerder waren opgenomen in het wetsvoorstel. Het betreft technische wijzigingen.

ARTIKELSGEWIJS

Onderdeel I

Onder a (artikel I, onderdeel Ga; artikel 3.54a Wet inkomstenbelasting 2001)

De in onderdeel Ga opgenomen wijziging is een wetstechnische aanpassing van de in artikel 3.54a Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen terugkeerreserve. De wijziging houdt verband met de in het vennootschapsbelastingpakket (hierna: Vpb-pakket) voorgestelde verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting van 34,5 percent naar 31,5 percent per 1 januari 2005. De wijziging van artikel 3.54a heeft tot doel om dit per 1 januari 2005 verlaagde vennootschapsbelastingtarief in de berekeningswijze van de terugkeerreserve tot uitdrukking te brengen.

Onder b (artikel I, onderdeel Ka; artikel 4.34 Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijziging van artikel 4.34, vijfde lid, hangt samen met de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting in het kader van het Vpb-pakket van 34,5 percent naar 31,5 percent per 1 januari 2005. De wijziging ziet erop dat de in het kader van artikel 4.34 in aanmerking te nemen vennootschapsbelastinglatentie wordt teruggebracht tot 32%.

Onderdeel II

Artikel II, onderdelen Aa en Da (artikelen 3.54a en 4.34 Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijziging van de artikelen 3.54a en 4.34, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 hangt samen met de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting in het kader van het Vpb-pakket. In het kader van dit pakket wordt voorgesteld het tarief van de vennootschapsbelasting per 2006 verder te verlagen tot 30,5 percent.

Onderdeel III

Artikel III, onderdelen A, B en C (artikelen 3.54a en 4.34 Wet inkomstenbelasting 2001)

De wijziging van de artikelen 3.54a en 4.34, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 hangt samen met de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting in het kader van het Vpb-pakket. In het kader van dit pakket wordt voorgesteld het tarief van de vennootschapsbelasting per 2007 verder te verlagen tot 30 percent.

De wijziging van artikel 3.76, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting is reeds in de Nota van wijziging (TK vergaderjaar 2004/2005, 29 767, nr. 5, blz. 12) toegelicht.

Onderdelen IV en XIV, onder a

Artikelen IV (artikel 22aa Wet op de loonbelasting 1964) en XXXIII (inwerkingtredingsbepaling)

De in onderdeel 4 opgenomen wijziging voorziet in een verhoging van de jonggehandicaptenkorting in de Wet op de loonbelasting 1964 met € 100. Per abuis was dit onderdeel van de motie Verhagen c.s. (Kamerstukken II 2004/2005, 29 800, nr.4) in de eerste nota van wijziging alleen opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en niet ook in de Wet op de loonbelasting 1964.

De in onderdeel 14, onder a, opgenomen wijziging bepaalt dat de verhoging van het bedrag van de jonggehandicaptenkorting plaatsvindt nadat de indexering van het huidige bedrag van deze heffingskorting per 1 januari 2005 heeft plaatsgevonden.

Onderdeel V

Artikel VI, onderdeel Da (artikel 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Binnen de in artikel 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen faciliteit van de geruisloze terugkeer uit de BV bestaat de mogelijkheid om bepaalde voor de vennootschapsbelasting nog niet verrekende verliezen aan te merken als ondernemingsverlies van de door de aandeelhouders voort te zetten onderneming. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de verliezen in de vennootschapsbelastingsfeer (Vpb-sfeer) vergolden zouden worden tegen een tarief van 35%, terwijl in de inkomstenbelastingsfeer (IB-sfeer) een tarief van ongeveer 50% geldt. Dit verschil in tarief is ondervangen door de verliezen slechts voor 35/50 deel aan te merken als ondernemingsverlies van de voortzettende aandeelhouders. In het kader van het Vpb-pakket is echter sprake van een wijziging van het tarief van de vennootschapsbelasting van 34,5 percent naar 31,5 percent per 1 januari 2005. De verliezen zouden in de Vpb-sfeer dus nog slechts vergolden kunnen worden tegen een tarief van ongeveer 32%, terwijl overigens in de IB-sfeer onverkort een tarief van ongeveer 50% geldt. De wijziging van artikel 14c heeft zodoende tot doel om de verlaging van het Vpb-tarief bij de waardering van de nog niet verrekende genoemde verliezen tot uitdrukking te brengen.

Onderdeel VI

Artikel VII (artikel 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

De wijziging van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 hangt samen met de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting in het kader van het Vpb-pakket van 31,5 percent naar 30,5 percent per 1 januari 2006.

Onderdeel VII

Artikel VIII (artikel 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Deze wijziging van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 hangt samen met de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting in het kader van het Vpb-pakket van 30,5 percent naar 30 percent per 1 januari 2007.

Onderdeel VIII

Artikel XI, onderdeel A (artikel 15 Wet belastingen van rechtsverkeer)

De wijziging van artikel XI, onderdeel A, tweede lid, zorgt ervoor dat iedere verkrijging door in Nederland gevestigde lichamen die de bevordering van stedelijke herstructurering ten doel hebben, onder voorwaarden vrijgesteld is van overdrachtsbelasting, ongeacht of het lichaam rechtspersoonlijkheid heeft of niet.

Onderdeel IX

Artikel XII (artikelen 66 en 71d Wet op de accijns)

Voor kerosine die wordt gebruikt voor de voortstuwing van militaire luchtvaartuigen bestaat een vrijstelling van accijns, op grond van een specifiek daartoe verkregen derogatie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting op energieproducten en elektriciteit (PbEG L 283). Zonder de wijziging van artikel XII, onderdelen F en G, zou deze vrijstelling onbedoeld vervallen.

Onderdelen X, XI, XII, XIII en XIV, onder b

Artikelen XIII, XIV, XVII, XXVII (grijze kentekenregeling; Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 en Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994) en XXXIII (inwerkingtredingsbepaling)

In deze nota van wijziging zijn nog enige wijzigingen opgenomen die verband houden met de wijziging van het fiscale regime voor bestelauto's. De in de onderdelen 10, onder a, 11, 13 en 14, onder b, opgenomen wijzigingen zijn van technische aard en betreffen het herstel van enkele omissies. De in de onderdelen 10, onder b, en 12 opgenomen wijzigingen van artikel XIII, onderdeel Ma, respectievelijk artikel XVII, onderdeel C, betreffen het vervallen van de eerder voorgestelde voorwaarde dat – in geval van lease of huur van de bestelauto – het kenteken op naam moet worden gesteld op naam van degene die de bestelauto least of huurt. Dit is nader toegelicht in de nota naar aanleiding van het nader verslag. Daarnaast brengt de nieuwe redactie van deze bepalingen met zich dat de eis dat de degene die de bestelauto huurt of least zelf ondernemer moet zijn, wordt beperkt tot die gevallen waarin de huur- of leaseperiode langer is dan een bij ministeriële regeling te bepalen duur. Over de invulling van deze regeling vindt nog overleg plaats met de brancheorganisaties.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven