29 765
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

nr. 15
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID NOORMAN-DEN UYL TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 14

Ontvangen 10 februari 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In hoofdstuk 1, afdeling B, wordt na artikel I een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL II. DE WET WERK EN BIJSTAND

Na artikel 36 van de Wet werk en bijstand wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a Huurkostentoeslag

1. Het college verleent op aanvraag een huurkostentoeslag aan een alleenstaande of een gezin, indien:

a. over een kalendermaand het inkomen van de alleenstaande of het gezin ten minste 20 procent lager is dan 1/12 deel van het inkomen over de 12 daaraan voorafgaande kalendermaanden, en

b. op grond van dat inkomen, indien dit gedurende het gehele jaar zou worden genoten, huursubsidie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Huursubsidiewet zou worden verstrekt.

2. De hoogte van de toeslag is gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de huursubsidie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Huursubsidiewet dat behoort bij het rekeninkomen, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van die wet, in het berekeningsjaar en het bedrag van de huursubsidie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van die wet, die zou zijn verleend indien het lagere maandinkomen gedurende het hele kalenderjaar zou zijn genoten.

3. De toeslag wordt verleend zolang wordt voldaan aan de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde voorwaarde, met ingang van de maand waarin wordt voldaan aan beide voorwaarden genoemd in het eerste lid, uiterlijk tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.

4. Een huurkostentoeslag wordt niet toegekend indien deze minder dan € 10 per maand zou bedragen.

5. De artikelen 13, eerste lid, onderdeel a en derde lid, 40, 41, tweede lid, 42, 43, 46, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 54, paragraaf 6.4 en 6.5, alsmede artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.

6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven voor de toepassing van het eerste lid. Voorts kan bij ministeriële regeling het in onderdeel a van dat lid genoemde aantal kalendermaanden worden verhoogd onder evenredige verlaging van het deel van het inkomen.

II

In hoofdstuk 1, afdeling E, wordt na artikel I een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL II. DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

In artikel 3 104, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «artikel 36 van die wet» vervangen door: de artikelen 36 en 36a van die wet.

III

In hoofdstuk 2 wordt na artikel I een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA. OVERGANGSRECHT HUURSUBSIDIEWET

Artikel 36a van de Wet werk en bijstand vervalt zodra de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in die zin is gewijzigd dat de huurtoeslag in de loop van een berekeningsjaar wordt aangepast aan een aanzienlijke inkomensterugval.

Toelichting

Met dit amendement wordt beoogd om bij mensen die in de loop van het berekeningsjaar een aanzienlijke inkomensterugval ondergaan, voor de huursubsidie in de periode na die terugval een toetsingsinkomen in aanmerking te nemen dat is gebaseerd op dat lagere inkomen. Net als in de huidige vangnetregeling moet de inkomensdaling ten minste 20% bedragen. De huurkostentoeslag is gelijk aan het verschil tussen het voorschot op de huursubsidie die zou worden verleend als de inkomensdaling op 1 januari zou hebben plaatsgevonden, en het voorschot dat conform de Awir wordt uitgekeerd. De huurkostentoeslag wordt verleend door de gemeente, zoals dat nu ook gebeurt met de vangnetregeling huursubsidie. Voor de kosten van deze huurkostentoeslag en de uitvoering daarvan zal het budget van de huidige vangnetregeling worden ingezet.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere uitvoeringsregels worden gegeven, zoals toekenning van een voorschot ingeval de aanvraagprocedure een lange tijd zal vergen. Ook kan bij ministeriële regeling de meest effectieve en doelmatige periode worden vastgesteld ter bepaling van de procentuele inkomensdaling (bijvoorbeeld het voorafgaande kalenderjaar plus de maanden daarna die vooraf gaan aan de inkomensdaling).

In onderdeel II van het amendement wordt de onder I bedoelde huurkostentoeslag gedefiscaliseerd. Daardoor leidt deze toeslag niet tot een hoger toetsingsinkomen en daarmee evenmin tot een lagere inkomensafhankelijke tegemoetkoming.

In onderdeel III van het amendement wordt geregeld dat de tussentijdse aanpassing van de huurtoeslag bij een inkomensdaling van ten minste 20% is geregeld in de Wet Awir. Dit kan plaatsvinden zodra de Belastingdienst/Toeslagen in afstemming met de polisadministratie UWV hiertoe in staat is. Hiervoor is een uitvoering analoog aan de uitvoering van de motie Omtzigt1 mogelijk. De indiener gaat ervan uit dat dit uiterlijk 1 januari 2008 het geval zal zijn.

Noorman-den Uyl


XNoot
1

29 529 en 29 531 nr 13.

Naar boven