29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2015

Net als uw Kamer heb ik met afschuw kennis genomen van de gebeurtenissen in Frankrijk. Hoewel we al geruime tijd leven in de wetenschap dat de kans op een terroristische aanslag in Europa reëel is, maakt dat de impact van een feitelijke aanslag niet kleiner. De verschrikkelijke aanslag in Parijs raakt ook ons in het hart. Daarom heb ik vol overtuiging deelgenomen aan de stille mars in Parijs afgelopen zondag.

Ook in Nederland is de kans op een aanslag reëel. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat een aanslag in Nederland op handen is. De NCTV heeft na de aanslag in Parijs nogmaals bevestigd dat de dreiging «substantieel» blijft. Wat er gebeurd is, is verschrikkelijk, maar past in het dreigingsbeeld. De betrokken inlichtingen- en veiligheidsdiensten stellen alles in het werk om aanslagen te voorkomen. Er worden passende maatregelen genomen, zichtbaar en onzichtbaar, als dat noodzakelijk wordt geacht. Onze inspanningen zijn breed ingebed in een contraterrorisme strategie – en specifiek uitgewerkt in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme – en zijn erop gericht aanslagen te voorkomen, nieuwe aanwas van de jihadistische bewegingen tegen te gaan en deze beweging te verzwakken. Het Actieprogramma voorziet in een breed palet aan interventies, zoals inlichtingenmatige, strafrechtelijke, bestuurlijke en financiële maatregelen. Én investeringen in preventie. Nederland heeft lange ervaring met een dergelijke brede, integrale benadering van terrorisme; van preventie tot repressie, op lokaal, nationaal en internationaal niveau. De gebeurtenissen in Parijs onderstrepen de urgentie van deze maatregelen.

Ook internationaal hebben de gebeurtenissen in Frankrijk de noodzaak versterkt om het jihadisme gezamenlijk te bestrijden. Afgelopen zondag hebben enkele EU-lidstaten, waaronder Nederland vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie, Canada, de VS, de Europese Commissaris voor Migratie en Binnenlandse Zaken en de EU CTC in Parijs een verklaring aangenomen om de bestaande EU samenwerking in de strijd tegen terrorisme en jihadstrijders verder te versterken. In deze verklaring is het belang benadrukt van verdere verdieping van de samenwerking in dit kader, onder andere op het gebied van rechtshandhaving, informatie-uitwisseling en het tegengaan van jihadistische content op internet. Hierbij noem ik in het bijzonder: intensievere samenwerking met internetproviders; beter gebruik van Europol, Eurojust en Interpol voor de uitwisseling van informatie over jihadreizigers; en aanpassing van de Schengen Grenscode. Tijdens de informele JBZ-raad eind januari zullen onder leiding van EU voorzitter Letland en samen met de EU lidstaten die niet aanwezig waren in Parijs deze afspraken nader worden uitgewerkt. Daarnaast organiseert de VS op 18 februari a.s. een «Global Security Summit» met het oog op verdere intensivering van de gezamenlijke inspanningen.

De aanslag in Parijs heeft bij verschillende groepen in onze samenleving geleid tot begrijpelijke zorgen en vragen met betrekking tot hun veiligheid. Er is vanuit de overheid, zowel op het niveau van het Rijk als vanuit de lokale overheid en de politie onder meer contact geweest met vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap, de moslimgemeenschap en de Nederlandse Vereniging van journalisten, alsmede met journalisten, cartoonisten en cabaretiers die zich na de aanslag in Parijs bedreigd dan wel bezorgd voelen. Daar waar nodig zijn op basis van dreiging en risico maatregelen genomen.

Het allerbelangrijkste is dat wij gestaag doorgaan op de ingeslagen weg van het Actieprogramma en blijvend monitoren welke aanpassingen nodig zijn. Daarbij doen we ook een beroep op de samenleving. De brede afkeuring voor de aanslagen uit alle hoeken van de Nederlandse samenleving is overweldigend. Als samenleving moeten we elkaar ook de komende periode niet uit elkaar laten spelen, maar de handen ineen slaan om onverdraagzaamheid en geweld een halt toe te roepen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven