Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2011
Tijdens het Algemeen Overleg Terrorismebestrijding van 15 december 2010 heb ik uw Kamer informatie toegezegd over een mogelijk
Amerikaans uitleveringsverzoek met betrekking tot Tanja Nijmeijer.
Tanja Nijmeijer is op 14 december 2010, samen met zeventien anderen, in staat van beschuldiging gesteld door een rechtbank
in Washington, D.C.
Nijmeijer wordt, kort gezegd, verdacht van de betrokkenheid bij de ontvoering en gijzeling van Amerikaanse staatsburgers in
2003. Daarnaast wordt zij verdacht van het deelnemen aan een terroristische organisatie.
Als de Amerikaanse autoriteiten ertoe besluiten een internationaal aanhoudingsbevel uit te vaardigen, dan kan Interpol worden
verzocht om aan dat bevel wereldwijde bekendheid te geven door middel van een zogenaamde signalering. Met een signalering
wordt landen verzocht om, als een gezochte persoon op hun grondgebied wordt aangetroffen, tot voorlopige aanhouding over te
gaan in afwachting van een uitleveringsverzoek.
Nederland heeft van de VS geen verzoek om voorlopige aanhouding ontvangen, nu er geen aanknopingspunten zijn dat Tanja Nijmeijer
zich op Nederlands grondgebied bevindt. Als dat wel het geval zou zijn, dan zou een Amerikaans verzoek om uitlevering in behandeling
worden genomen. Het uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS biedt daarvoor een rechtsbasis. Dat de verdachte de Nederlandse
nationaliteit heeft, hoeft daaraan niet in de weg te staan.
Indien Tanja Nijmeijer elders ter wereld wordt aangehouden, is de eventuele uitleveringsprocedure tussen het land van aanhouding
en de VS in de eerste plaats een aangelegenheid tussen die landen.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten