29 754
Terrorismebestrijding

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2007

Bij de bespreking van het Verslag Algemeen Overleg d.d. 3 oktober 2006 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 7, blz. 418–424) inzake terrorisme, heb ik toegezegd u te informeren over de gevolgen van recente antiterrorismewetgeving van de Verenigde Staten voor de uitleveringsrelatie tussen Nederland en de Verenigde Staten. Hierbij doe ik u mijn bevindingen en conclusies toekomen.

Inleiding

Nederland en de Verenigde Staten werken al vele jaren op strafrechtelijk gebied nauw samen. Deze samenwerking is van groot belang om de internationale bestrijding van grensoverschrijdende, waaronder georganiseerde, misdaad mogelijk te maken. Het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika van 24 juni 1980 draagt, in combinatie met het bilaterale verdrag inzake wederzijdse rechtshulp, bij aan een effectieve bestrijding van criminaliteit door ervoor te zorgen dat bewijsmateriaal en verdachten beschikbaar zijn voor de autoriteit die een strafvervolging heeft ingesteld.

In deze notitie zal allereerst worden ingegaan op de «Military Commissions Act 2006» (hierna MCA)1. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat het lastig is om een wet als deze volledig op haar merites te beoordelen, aangezien zij is ingebed in het militaire strafrecht van een vreemde staat. Bovendien is het nog onzeker hoe de betreffende wetgeving in de praktijk zal functioneren en zal de uitleg en toepassing van de wet aan verandering onderhevig zijn. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag wat de behandeling door de VS van verdachten voor de uitleveringsrelatie tussen de Verenigde Staten en Nederland betekent.

De Military Commissions Act 2006

Deze wet is door het Congres en de Senaat goedgekeurd en op 17 oktober 2006 in werking getreden1. De MCA is vastgesteld om onder meer de vervolging, berechting en detentie van terrorismeverdachten te bewerkstelligen. Deze verdachten kunnen – indien zij worden aangemerkt als «illegale strijder» tijdens een gewapend conflict – worden berecht voor de militaire commissies bedoeld in de MCA, voor delicten betreffende het Amerikaanse oorlogsrecht en specifieke delicten genoemd in de MCA in paragraaf 950v.

Met name vanuit de hoek van non-gouvernmentele organisaties is er veel kritiek geleverd op de MCA: men maakt zich zorgen over een mogelijke aantasting van fundamentele strafprocedurele waarborgen. De Nederlandse overheid deelt een aantal van die zorgen. Na verloop van tijd zal blijken hoe de wetgeving in de praktijk uitpakt.

Uitlevering van terrorismeverdachten aan de Verenigde Staten

Het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika van 24 juni 1980 bevat de verplichting om uit te leveren voor feiten die ofwel zijn genoemd in een bijlage bij het uitleveringsverdrag ofwel strafbaar zijn gesteld in zowel Amerika als Nederland. De meeste feiten waarover de MCA zich uitstrekt, zijn naar Nederlands recht tevens strafbaar, zodat deze feiten in beginsel voor uitlevering in aanmerking zouden komen. Een aantal in de MCA genoemde delicten kan zowel worden vervolgd en berecht door de federale rechtbank als door een militaire commissie zoals bedoeld in de MCA.

Ik zal mij er telkens van vergewissen dat de toepassing van het Uitleveringsverdrag niet zal leiden tot de situatie waarbij de uitgeleverde persoon direct of indirect overeenkomstig de MCA zal worden vervolgd, berecht of gedetineerd. In de praktijk komt dit erop neer dat ik, indien door de Verenigde Staten uitlevering wordt gevraagd voor een feit waar de MCA op van toepassing zou kunnen zijn, aan de Verenigde Staten toezeggingen en garanties zal vragen dat een uitgeleverde persoon noch direct, noch indirect onder het regime van de MCA zal vallen. Deze garanties en toezeggingen zullen moeten inhouden dat de persoon die wordt uitgeleverd niet onder de MCA zal worden berecht, maar dat hij te allen tijde zal worden berecht voor een reguliere rechtbank in de Verenigde Staten en niet voor een militaire commissie zoals bedoeld in de MCA.

Daarnaast moet vaststaan dat de persoon in de Verenigde Staten zal worden gedetineerd onder een regulier regime en dat consulaire assistentie aan Nederlandse onderdanen steeds mogelijk zal zijn. Pas nadat de hiervoor genoemde garanties zijn verstrekt, zal, indien aan alle overige voorwaarden is voldaan, de opgeëiste persoon kunnen worden uitgeleverd.

Vervolging, berechting en detentie voor andere feiten

Voor wat betreft de situatie nadat een verdachte feitelijk is uitgeleverd aan de Verenigde Staten merk ik het volgende op. De Verenigde Staten zullen de uitgeleverde persoon niet mogen vervolgen of vastzetten voor andere feiten dan waarvoor de uitlevering is toegestaan. Dit volgt uit artikel 15 van het Uitleveringsverdrag2, dat bepaalt dat de verzoekende staat toestemming zou moeten vragen aan de aangezochte, uitleverende staat voor vervolging, berechting en detentie op grond van andere feiten. Het specialiteitsbeginsel biedt daarmee tevens een waarborg tegen vrijheidsbeneming op grond van andere dan strafrechtelijke maatregelen in het kader van terrorisme. Over deze interpretatie van het specialiteitsbeginsel zoals weergegeven in artikel 15 van het Uitleveringsverdrag bestaat tussen de Verenigde Staten en Nederland geen enkel verschil van inzicht. Het specialiteitsbeginsel verbiedt daarmee een berechting in het kader van de MCA, zonder dat hiervoor toestemming is verkregen van Nederland. Zoals uit het voorgaande volgt, zal ik deze toestemming niet geven.

Rechtsgang in het commune strafsysteem1

Er zijn zorgen geuit over de rechtsgang voor terrorismeverdachten in de Verenigde Staten. Door de hiervoor genoemde garanties wordt echter zekergesteld dat de uitgeleverde persoon wordt berecht in het commune strafrechtsysteem in de Verenigde Staten. De zorg dat ook binnen het reguliere strafrechtsysteem de genoemde categorie verdachten een ondeugdelijke rechtsgang te wachten staat, deel ik niet. Op de berechting van uit te leveren personen zijn alle gebruikelijke waarborgen van het commune strafrechtelijke systeem van toepassing. Hoewel door zowel Amnesty International en Human Rights Watch kritiek is geleverd op verschillende maatregelen die zijn genomen in het kader van de strijd tegen het terrorisme, ontstaat uit de rapportages van deze organisaties geen beeld van een oneerlijke rechtsgang binnen het commune strafrechtelijke systeem. Hieruit is dan ook niet gebleken van een aanleiding om het vertrouwen in de eerlijke rechtsgang in het strafrechtssysteem in de Verenigde Staten niet langer op zijn plaats te achten. De inachtneming van deze waarborgen zal in elk individueel geval waarin uitlevering wordt gevraagd, bijzondere aandacht krijgen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

tekst van de MCA is te vinden via http://frwebgate.access.gpo.gov/cgi-bin/getdoc.cgi?dbname=109_cong_public_laws&docid=f:publ366109.pdf

XNoot
1

Het standpunt dat deze unlawful enemy combatants kunnen worden vastgehouden totdat de vijandelijkheden zijn geëindigd, wordt door deze wet niet gewijzigd.

XNoot
2

Artikel 15 lid 1 Uitleveringsverdrag VS Koninkrijk der Nederlanden:

De krachtens dit Verdrag uitgeleverde persoon wordt niet in hechtenis gesteld, berecht of gestraft op het grondgebied van de verzoekende Staat ter zake van een ander feit dan datgene waarvoor uitlevering wordt toegestaan, noch wordt hij door die Staat aan een derde Staat uitgeleverd, tenzij:

a. die persoon na zijn uitlevering het grondgebied van de verzoekende Staat heeft verlaten en vrijwillig daarheen is teruggekeerd;

b. die persoon het grondgebied van de verzoekende Staat niet heeft verlaten binnen 30 dagen na daartoe de vrijheid te hebben gehad;

c. de uitvoerende autoriteit van de aangezochte Staat heeft ingestemd met zijn hechtenis, berechting of bestraffing ter zake van een ander feit dan datgene waarvoor uitlevering werd toegestaan, of met uitlevering aan een derde Staat. Met het oog hierop kan de aangezochte Staat de overlegging verlangen van in artikel 9 vermelde stukken of verklaringen, met inbegrip van door de uitgeleverde persoon afgelegde verklaringen met betrekking tot het desbetreffende feit. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op na uitlevering gepleegde feiten.

XNoot
1

Hieronder wordt zowel het federale strafrechtelijke systeem als het strafrechtsysteem van de verschillende Staten van Amerika verstaan.

Naar boven