29 753
Wijziging van een aantal bepalingen in de TNO-wet in verband met deregulering en modernisering en ter doorvoering van een aantal technische wijzigingen alsmede wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in verband met het tijdstip van vaststelling van het wetenschapsbudget en het herstel van een beroepsmogelijkheid

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 november 2004

Het verheugt mij dat de leden van de CDA-fractie met belangstelling kennis hebben genomen van het wetsvoorstel en dat zij kunnen instemmen met de voorgestelde wijzigingen.

Graag ga ik in op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik houd daarbij de volgorde van het verslag aan.

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat aanmerkelijke verschillen tussen begrote en werkelijke baten en lasten direct door de raad van bestuur aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moeten worden gemeld. Deze leden vragen of deze bepaling ook is toegepast bij de drie andere onderzoeksinstellingen.

Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat de leden van de CDA-fractie met «deze bepaling» artikel 21a van het wetsvoorstel op het oog hebben.

Verschillen tussen de begrote en werkelijke baten en lasten dienen behalve bij TNO ook bij de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO) direct aan de minister te worden gemeld. Bij de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) is dat vooralsnog niet het geval. Voor de KNAW en de KB alsmede voor de instellingen voor hoger onderwijs geldt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Deze wet zal worden herzien met als beoogde inwerkingtredingsdatum 2007. In dat verband zal het gehele sturingsinstrumentarium grondig worden be- en herzien, inclusief het instrumentarium ten aanzien van governance.

De leden van de CDA-fractie willen graag weten of in het kader van de verantwoording een dergelijke bepaling reeds gebruikelijk is voor andere onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen die publieke taken uitvoeren en of de regering op dit punt veranderingen overweegt.

De overige onderzoeksinstituten worden bekostigd op basis van drie kaderregelingen. Dit zijn de Kaderregeling subsidiëring bilaterale wetenschappelijke en technologische onderzoeksamenwerking, de Kaderregeling subsidiering projecten ten behoeve van onderzoek en wetenschap, en de Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In deze kaderregelingen is bepaald dat een subsidieontvanger zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling moet doen van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Hieronder wordt mede begrepen het ontstaan van verschillen tussen de begrote en werkelijke baten en lasten. De kaderregelingen worden begin volgend jaar geëvalueerd. Dan zal bezien worden of de huidige verantwoordingsartikelen volstaan. Vooralsnog zijn er geen signalen ontvangen die aanleiding geven om reeds nu tot aanpassing van de desbetreffende artikelen over te gaan.

Zoals reeds in het vorige antwoord is vermeld, geldt voor de instellingen voor hoger onderwijs de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). In dit kader zal ook het governance instrumentarium worden herzien.

Tot slot willen de leden van de CDA-fractie graag weten of de administratieve lasten door deze wetswijzigingen uiteindelijk zullen afnemen dan wel zullen toenemen.

Door wijziging van de TNO-wet is meer duidelijkheid ontstaan over wanneer, hoe, en aan wie welke stukken moeten worden aangeleverd. In de huidige wet zijn niet alle aanleverdata vastgelegd. Daarnaast is niet altijd duidelijk welke stukken precies moeten worden aangeleverd. Daardoor worden soms nodeloos zaken toegezonden en in sommige gevallen ontbreken noodzakelijke stukken. Door een en ander nu wettelijk te verankeren is niet alleen een transparanter verantwoordingssysteem gerealiseerd, ook worden stukken sneller uitgewisseld en zaken efficienter afgehandeld. Dit zal uiteindelijk moeten leiden tot het afnemen van de administratieve lasten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven