29 749
Wijziging van de wet van ..... tot wijziging van de Mediawet met het oog op de verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep, teneinde aan die wijzigingswet een tijdelijk karakter te geven

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 augustus 2004 en het nader rapport d.d. 6 september 2004, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2004, no.04.002876, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr M. C. van der Laan, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de wet van ...... tot wijziging van de Mediawet met het oog op de verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep, met memorie van toelichting.

De novelle strekt ertoe wetsvoorstel 29 030, waarbij de Mediawet wordt gewijzigd met het oog op de verbetering van de openheid en continuïteit van de landelijke publieke omroep, te wijzigen op het punt van de inwerkingtredingsbepaling. Door voornoemd wetsvoorstel het karakter van een tijdelijke regeling te geven wordt beoogd tegemoet te komen aan de wens van de Eerste Kamer aan te sluiten bij de wijzigingsvoorstellen van het kabinet voor de publieke omroep naar aanleiding van het op 11 juni 2004 uitgebrachte visitatierapport van de Commissie Rinnooy Kan2.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt enkele opmerkingen met betrekking tot de situatie na het vervallen van de tijdelijke wijziging en de expiratiedatum. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juli 2004, no. 04.002876, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 augustus 2004, no. W05.04.0392/III, bied ik U hierbij aan.

1. Situatie na het vervallen van de tijdelijke wijziging

Met de novelle wordt bereikt dat wetsvoorstel 29 030 een horizonbepaling krijgt, waarmee beoogd wordt de wijzigingswet een werkingsduur te verlenen tot aan het aflopen van de opnieuw (met ingang van 1 september 2005) te verlenen erkenningen. Er is daarbij niet gekozen voor de vorm van een zelfstandige afwijkende regeling, maar voor die van een wijziging van een bestaande regeling met tijdelijke werking.3 In een wijzigingsregeling met een tijdelijke werking moet worden aangegeven hoe de gewijzigde regeling na het vervallen van de tijdelijke wijziging komt te luiden.4 In het nieuwe artikel III van het wetsvoorstel is hieraan geen gevolg gegeven. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat tussentijds een nieuwe organisatie van de publieke omroep wordt ingevoerd.

De Raad van State wijst er in dat verband op dat het met de tijdelijkheid van de verruiming beoogde effect slechts zonder complicaties wordt gerealiseerd, indien de aangekondigde nieuwe wetgeving tijdig tot stand komt.

De Raad adviseert in de toelichting op dit punt in te gaan.

1. Het verlenen van tijdelijke werking aan wetsvoorstel 29 030 vindt zijn grond in de aangekondigde nieuwe wetgeving voor de toekomst van de publieke omroep op lange termijn. De Raad van State constateert in dat verband terecht dat om die reden in de wijzigingsregeling niet kan worden aangegeven hoe de gewijzigde regeling – in casu de Mediawet – zal komen te luiden na het vervallen van de tijdelijke wijziging. Het beoogde effect van de met de novelle beoogde tijdelijkheid zal inderdaad alleen dan zonder complicaties worden bereikt als de aangekondigde wetgeving tijdig, dat wil zeggen vóór 1 september 2008, tot stand komt. In de toelichting is aan dit punt aandacht geschonken.

2. Expiratiedatum

Door de koppeling aan de duur van de erkenningen, welke onder de huidige regeling vijf jaar is maar onder de beoogde regeling drie jaar zal zijn, is de expiratiedatum niet eenduidig. In beginsel moet een duidelijk te bepalen tijdstip worden vermeld of anderszins te bepalen zijn.1

De Raad geeft in overweging thans als expiratiedatum 1 september 2008 op te nemen. Mocht verlenging van de tijdelijke wet nodig blijken te zijn, dan kan dat in een later stadium alsnog worden voorgesteld.

Voorts dient de tijdelijkheid van een regeling in het opschrift (en zonodig de citeertitel) tot uitdrukking te komen.2

Gelet op het vorenstaande adviseert de Raad het wetsvoorstel aan te passen.

2. Er is overwogen om als expiratiedatum 1 september 2008 in de novelle op te nemen. De wenselijkheid om aan wetvoorstel 29 030 een tijdelijk karakter te geven houdt verband met de aangekondigde wetgeving voor de toekomst van de publieke omroep voor de lange termijn. De beoogde tijdelijkheid sluit dan ook aan bij het tijdstip waarop die aangekondigde wetgeving tot stand komt. Hoewel in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de visitatiecommissie landelijke publieke omroep (Kamerstukken II, 2003/04, 29 657, nr. 1) is aangegeven dat het streven is de aangekondigde wetgeving met ingang van 1 september 2008 te realiseren, is er vooraf geen zekerheid te geven dat die wetgeving ook tijdig tot stand zal komen. In plaats van het opnemen van een onzekere datum, is er voor gekozen om de vervaldatum te koppelen aan de duur van de met ingang van 1 september 2005 te verlenen erkenningen. In verband met de aangekondigde wetgeving voor de lange termijn is aangekondigd dat op korte termijn wetgeving tot stand wordt gebracht, waarbij de duur van de met ingang van 1 september 2005 te verlenen erkenningen wordt beperkt tot drie jaar, dus tot 1 september 2008. Daarbij bestaat het voornemen om tevens overgangsbepalingen op te nemen, die er in voorzien dat in het geval de aangekondigde wetgeving voor de lange termijn niet tijdig tot stand komt, de erkenningen van rechtswege zullen gelden voor de huidige wettelijk duur van vijf jaar, dus tot 1 september 2010. Mocht de aangekondigde wetgeving ter verkorting van de duur van de erkenningen niet tot stand kunnen komen, dan zullen de erkenningen op grond van de huidige wet voor vijf jaar worden verleend, dus tot 1 september 2010. Door in de novelle de vervaldatum te koppelen aan de duur waarvoor de erkenningen worden verleend, wordt bereikt dat er in alle gevallen een vooraf identificeerbare vervaldatum is. Tevens wordt daarmee voorkomen dat nadere wetgeving nodig is om de vervaldatum te wijziging indien de aangekondigde wetgeving niet of niet tijdig tot stand mocht komen.

De Raad van State overweegt dat mocht verlenging van de tijdelijke wet na 1 september 2008 nodig blijken te zijn, dit in een later stadium alsnog kan worden voorgesteld. Het bezwaar daarvan is echter dat een nieuwe wijziging van de formele wet nodig is om de vervaldatum te wijzigen, welke wetswijziging dan ook vóór 1 september 2008 in werking dient te treden. Om tegemoet te komen aan de overwegingen van de Raad van State wordt de datum van 1 september 2008 in de novelle opgenomen. Daaraan wordt echter de bepaling toegevoegd dat als de met ingang van 1 september 2005 te verlenen erkenningen vervallen op een later tijdstip, wetsvoorstel 29 030 ook op dat latere tijdstip vervalt. Daarmee wordt het bezwaar ondervangen dat voor eventueel noodzakelijk uitstel van de vervaldatum nadere regelgeving noodzakelijk is.

Aan het advies van de Raad van State om de tijdelijkheid van de wetswijziging in het opschrift (en zonodig de citeertitel) tot uitdrukking te brengen, is aldus gevolg gegeven, dat in het opschrift van de novelle het doel van de novelle, namelijk om aan wetsvoorstel 29 030 een tijdelijk karakter te geven, is verwoord. Het opschrift van wetsvoorstel 29 030 wordt niet aangepast (zie Aanwijzing 226 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen hebben betrekking op de aan de vice-president van de Raad van State gerichte brief waarmee om spoedbehandeling is verzocht. Voor zover deze kanttekeningen tevens dienstig waren voor de toelichting, is daarmee rekening gehouden.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het in artikel I voorgestelde nieuwe artikel III kleine redactionele verbeteringen aan te brengen

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no.W05.04.0392/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de toelichting, voorlaatste en laatste regel van de tweede alinea een neutrale omschrijving van de parlementaire meerderheid geven.

– In de toelichting, derde regel van de vijfde alinea «wil» vervangen door: willen.

– In de toelichting, negende regel van de vijfde alinea eenmaal «is» schrappen.

– De laatste alinea van de toelichting schrappen.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2003/04, 29 657, br. 1.

XNoot
3

Zie Aanwijzing 183 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar.).

XNoot
4

Idem, tweede lid.

XNoot
1

Zie Aanwijzing 181 Ar.

XNoot
2

Zie Aanwijzing 182 Ar.

Naar boven