nr. 18
AMENDEMENT VAN HET LID WOLFSEN
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel G, wordt aan artikel 226g, eerste lid, toegevoegd:
In overige gevallen wijst hij de vordering of het verzoek af.
II
In artikel I, onderdeel G, vervallen het derde en vierde lid van artikel
226g.
III
In artikel I, onderdeel G, wordt aan artikel 226h, eerste lid, toegevoegd:
In overige gevallen wijst hij de vordering of het verzoek af.
IV
In artikel I, onderdeel G, wordt na artikel 226h een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 226ha
1. De ingevolge de artikelen 226g, eerste lid, en 226h, eerste lid, genomen
beslissingen zijn met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend en worden
onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de officier van justitie en
betekend aan de verdachte en de getuige, met vermelding van de termijn waarbinnen
en de wijze waarop het rechtsmiddel, dat tegen de beslissing openstaat, moet
worden ingesteld.
2. Tegen de beslissingen staat voor de officier van justitie binnen veertien
dagen na de dagtekening van de beslissing en voor de verdachte en de getuige
binnen veertien dagen na de betekening daarvan hoger beroep open bij het gerecht
in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd.
3. Het gerecht beslist zo spoedig mogelijk. Indien het hoger beroep tegen een overeenkomstig artikel 226g, eerste lid, of 226h, eerste
lid, gegeven bevel gegrond wordt geoordeeld en de rechter-commissaris de getuige
reeds met inachtneming van de artikelen 226g-226m heeft verhoord, draagt de
rechter-commissaris zorg dat het proces-verbaal van verhoor van de getuige
wordt vernietigd. De rechter-commissaris maakt hiervan proces-verbaal op.
Artikel 226f is van overeenkomstige toepassing.
4. Tegen de beschikking van het gerecht is beroep in cassatie niet toegelaten.
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe om, analoog aan de regeling van de bedreigde
getuige, beroep open te stellen tegen de beslissingen van de rechter-commissaris
om een persoon al dan niet als afgeschermde, al dan niet anonieme getuige
te horen.
De beslissing tot het horen van een getuige als afgeschermde – al
dan niet anonieme – getuige staat op één lijn met de beslissing
tot het horen van een getuige als bedreigde getuige (artikel 226a Sv). Gelet
op de – vanwege het belang van de staatsveiligheid op zichzelf legitieme –
inperking van de verdedigingsrechten die deze beslissing meebrengt en op het
definitieve karakter van de beslissing tot het horen als afgeschermde anonieme
getuige (de zittingsrechter kan de verschijning ter zitting van zo'n getuige
niet afdwingen), kan een rechtsmiddel voor de verdachte niet worden gemist.
Daarnaast brengen de belangen die het openbaar ministerie respectievelijk
de betrokken getuige dient te behartigen mee, dat ook voor hen de mogelijkheid
komt open te staan om de beslissingen van de rechter-commissaris aan een hoger
rechterlijk oordeel te onderwerpen. Het voorgestelde artikel, dat ontleend
is aan artikel 226b Sv, voert daarom de mogelijkheid van beroep in tegen:
– het bevel tot het horen van een getuige als afgeschermde getuige
dan wel de afwijzing van de vordering of het verzoek tot het geven van zo'n
bevel (artikel 226g, eerste lid), en
– het bevel dat, ter gelegenheid van het verhoor van de afgeschermde
getuige, zijn identiteit verborgen wordt gehouden dan wel de afwijzing van
de vordering of het verzoek tot het geven van zo'n bevel (artikel 226h, eerste
lid).
De appèlrechter legt bij de beoordeling van de beslissing a quo
dezelfde toets aan als de rechter-commissaris.
Het vierde lid van artikel 226g moet als gevolg van het voorgestelde artikel
vervallen. Het derde lid van artikel 226g is overbodig en kan vervallen, omdat
de beslissingen van de rechter-commissaris al op grond van het voorgestelde
artikel 226ha, eerste lid, gemotiveerd moeten worden.
Wolfsen