nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2006
Tijdens een algemeen overleg op 29 juni 2005 (kamerstuk 29 742,
nr. 19) over achterlating heb ik toegezegd om u te informeren over de (tussentijdse)
evaluatie van de voorlichtingscampagne (29 742).
Bijgevoegd vindt u de tussentijdsevaluatie van de voorlichtingscampagne
die voor mij door de werkgroep Mudawwanah, onder
leiding van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN), wordt uitgevoerd1. De voorlichtingscampagne is in december 2005 met proefdraaien
van start gegaan. De landelijke aftrap heeft 27 maart 2006 plaatsgevonden.
Tijdens deze bijeenkomst is ook de wegwijzer over achterlating aan mij aangeboden.
Deze wegwijzer heb ik conform afspraak in december 2005 aan u verzonden (kamerstuk
29 742, nr. 21). De voorlichtingsbijeenkomsten zullen tot en met september
2006 lopen. Een eindevaluatie zal 1 november 2006 worden ingediend. U
wordt hier vóór eind 2006 over geïnformeerd.
De volgende punten zijn van belang uit bijgaande tussenevaluatie:
• Er is vertraging opgelopen in het opzetten en uitvoeren van de
voorlichtingscampagne wegens ziekte, aanvullende trainingsbehoeften van voorlichtsters
en netwerkopbouw onder maatschappelijke organisaties. Oorspronkelijk zouden
de voorlichtingsbijeenkomsten voor het einde van 2005 van start gaan. Een
proefdraai is gemaakt van een voorlichtingsbijeenkomst in december 2005. Vervolgens
zijn de voorlichtingsbijeenkomsten na de landelijke aftrap op 27 maart
jl. van start gegaan.
• Na de schoolvakantie wordt er een terugkombijeenkomst gehouden
voor de voorlichtsters, waarin een evaluatie wordt gehouden. Hierna wordt
besloten hoe verder te gaan met het melden van vermiste kinderen en vrouwen
en met de voorlichting over achterlating.
• Ik steun de organisatie in de door haar gekozen werkwijze waarbij
een sterke nadruk ligt op de lange termijn: inbedding van het voorlichtingsmateriaal
in de eigen programma’s van lokale en regionale organisaties. Op deze
manier wordt gewerkt aan een structurele en dus op de lange termijn gerichte
inbedding van activiteiten rond achterlating.
• Twee signalen zijn duidelijk na voren gekomen tijdens de eerste
vier proefbijeenkomsten:
– Onder jongeren bestaat de behoefte aan meer informatie over achterlating.
– Er blijkt een gebrek te zijn aan advocaten met voldoende kennis
van het Marokkaanse familierecht en die vrouwen adequaat kunnen adviseren.
In de eindevaluatie zullen deze punten verder worden uitgewerkt in het
licht van alle bijeenkomsten; deze informatie zal worden gebruikt bij het
bepalen van, indien nodig, een vervolgtraject.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk