29 742
Interpellatie inzake het achterlaten van vrouwen en kinderen in Marokko

nr. 16
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2005

De algemene commissie voor het Integratiebeleid1 heeft op 18 mei 2005 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:

– de brief d.d. 6 december 2004 inzake de taken en activiteiten van de Marokkaans-Nederlandse Adviescommissie (29 742, nr. 7);

– de brief d.d. 31 januari 2005 inzake de toezeggingen, gedaan in het debat d.d. 7 september 2004 over achtergelaten vrouwen in Marokko (29 742, nr. 8);

– de nog te ontvangen reactie van de minister voor V en I op het advies van de ACVZ «Tegen de wil achtergelaten»;

– de brief d.d. 6 april 2005 inzake in Marokko achtergelaten vrouwen en kinderen en het Haags Kinderontvoeringsverdrag (29 742, nr. 10).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Sterk (CDA) wijst erop dat met de zomervakantie in aantocht wederom tientallen Nederlandse vrouwen en meisjes vrezen, te zullen worden achtergelaten in hun land van herkomst. Daarom vindt zij het teleurstellend dat de minister pas tegen het zomerreces zal reageren op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) over deze kwestie, want daarmee lijkt de politiek deze vrouwen en meisjes opnieuw in de steek te laten. Mevrouw Sterk zou liefst vandaag nog duidelijk willen laten blijken dat de politiek zich wel degelijk om hen bekommert en dat dit verschijnsel niet getolereerd wordt.

Bij haar reis naar Marokko na het debat van verleden jaar over dit onderwerp heeft mevrouw Sterk in gesprekken met vertegenwoordigers van de Stichting Steunpunt Remigranten (SSR) vernomen dat zij niets wisten van een afspraak dat de stichting het voorportaal voor de ambassade zou vormen en dat vrouwen zonder papieren zich alleen via haar tot de ambassade zouden kunnen wenden. Er is wel een goede samenwerking en de CDA-fractie vindt dat de minister hiervoor mede gelet op het advies van de ACVZ faciliteiten zou moeten bieden. Ook had de minister inmiddels al met haar collega van Buitenlandse Zaken kunnen overleggen om deze samenwerking te versterken. Mevrouw Sterk pleit er ook voor, de initiatieven van Marokkaanse vrouwenorganisaties te ondersteunen, zoals dat van de werkgroepen Mudawannah om de veranderingen in het familierecht onder de aandacht van Marokkaanse vrouwen te brengen. Wat is er terechtgekomen van de toezegging van de minister om deze vrouwenorganisaties te benaderen om deze een rol te laten spelen bij voorlichting en dergelijke?

Het gebeurt geregeld dat een man in Marokko zijn vrouw of zelfs zijn gezin dumpt en meteen met een nieuwe vrouw naar Nederland terugkeert; soms doet een man dit zelfs een aantal keren. Mevrouw Sterk vraagt de minister, na te gaan hoe de mogelijkheden om binnen een bepaalde tijd met een nieuwe partner te huwen kunnen worden beperkt, bijvoorbeeld door voorlopig geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan de nieuwe partner te verlenen, uiteraard alleen als bewezen is dat de man zijn vrouw of zijn gezin opzettelijk heeft achtergelaten.

Volgens het Marokkaanse recht hoeft een man slechts drie maanden alimentatie te betalen, terwijl dit volgens het Nederlandse huwelijksrecht kan oplopen tot twaalf jaar. Waarom wordt het systeem niet overgenomen dat men in Frankrijk volgt, waarbij de eis geldt dat een in het buitenland gesloten huwelijk ook in Frankrijk wordt erkend? Zijn de problemen die kunnen ontstaan door de verschillen in familierecht tussen Marokko en Nederland, inmiddels opgelost door de nieuwe Marokkaanse wet of moet de Marokkaans-Nederlandse adviescommissie zich hier opnieuw over buigen?

Mevrouw Sterk mist in het rapport van de ACVZ aandacht voor de positie van achtergelaten minderjarige kinderen, vooral jonge meisjes die worden achtergelaten om te worden uitgehuwelijkt. Zij kunnen ook zo maar uit Nederland verdwijnen, want de leerplichtambtenaar in Nederland stuurt op een gegeven moment alleen een waarschuwingsbrief als een kind heel lang niet op school is geweest, en daar blijft het in veel gevallen bij. Ook ontbreekt er in het rapport aandacht voor de dubbele nationaliteit. Hoe staat het met de uitvoering van de motie over het niet meer terugsturen van kinderen naar het land van herkomst om bijvoorbeeld een deel van hun middelbareschoolopleiding te volgen? En wat is het resultaat geweest van het door de minister toegezegde overleg met haar collega van Binnenlandse Zaken over de praktijk dat een man zijn vrouw tegen haar wil kan laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA)?

Een van de belangrijkste problemen bij deze kwestie is het gebrek aan medewerking van de Marokkaanse overheid op vele punten. De Marokkaans-Nederlandse adviescommissie zou hierin verbetering moeten brengen, maar zij heeft tot nu toe weinig resultaten geboekt. Wordt zij overigens ook bilateraal gefinancierd, waaruit zou blijken dat Marokko inderdaad bereid is om de problemen te bespreken? Mevrouw Sterk vindt dat deze commissie zich moet inspannen om de positie van de vrouwen om wie het gaat, op basis van de Nederlandse wetgeving te verstevigen. Ook het ondertekenen van het Haagse verdrag tegen kinderontvoering zou in deze commissie besproken moeten worden.

Ten slotte pleit mevrouw Sterk voor een krachtig signaal dat de gelijkwaardigheid van man en vrouw in Nederland een grondrecht is, ook al moet Nederland daarbij in de landen van herkomst krachtig tegen de stroom in roeien. Er is haast gemoeid met het versterken van de positie van kwetsbare groepen allochtone vrouwen in Nederland, want met de vakantie in aantocht is de angst voor achterlating groot.

Mevrouw Arib (PvdA) herinnert eraan dat de Kamer in het uitgebreide debat over de schrijnende situatie waarin achtergelaten vrouwen en kinderen in met name Marokko en Turkije moeten leven, unaniem heeft uitgesproken dat alles op alles zou moeten worden gezet om hen naar Nederland terug te kunnen laten keren. De minister erkende dit probleem en zij zegde maatregelen toe, maar daar is volgens mevrouw Arib niet veel van terechtgekomen. Zij is ook zeer teleurgesteld over het advies van de ACVZ, het is eigenlijk niet meer dan een beschrijving van de situatie. De commissie geeft niets aan over de omvang van het probleem en zij doet geen concrete voorstellen om de juridische positie van migrantenvrouwen te verbeteren. Kan de minister in ieder geval een voorlopige reactie op dit advies geven? Verder leidt de bilaterale commissie een min of meer slapend bestaan, zodat mevrouw Arib de minister oproept, geen commissies meer in te stellen, maar aan de slag te gaan.

Wat heeft de minister sinds het debat in september 2004 gedaan om achtergelaten vrouwen en kinderen weer naar Nederland te laten komen? Hoeveel zijn er inmiddels teruggekeerd? Hoeveel vrouwen hebben zich bij de ambassade in Marokko gemeld en welke afspraken zijn er met de ambassade gemaakt? In hoeveel gevallen is er ontheffing verleend van de normale verplichtingen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)? Verder sluit mevrouw Arib zich aan bij de vragen van mevrouw Sterk over aanpassing van de regels voor de gemeentelijke basisadministratie en het optreden van de leerplichtambtenaar als kinderen na de vakantie niet naar school terugkeren.

Het familierecht in Marokko is altijd een beletsel geweest voor het sluiten van een bilateraal verdrag met dit land, maar de Marokkaanse wetgeving op dit vlak is al meer dan een jaar geleden veranderd en er is nog steeds geen verdrag om de rechten van Marokkaanse vrouwen te waarborgen. Wat gaat de minister hieraan bij haar aanstaande bezoek aan Marokko doen om alsnog de motie-Bos op dit punt uit te voeren? Heeft zij ook al overlegd met organisaties van Marokkaanse vrouwen om deze vrouwen bewust te maken van de risico's bij vakantie in Marokko? Ten slotte steunt mevrouw Arib het pleidooi van mevrouw Sterk om druk uit te oefenen op Marokko om zich aan te sluiten bij internationale verdragen waarmee de positie van vrouwen en kinderen beter gewaarborgd wordt.

Mevrouw Koser Kaya (D66) heeft geconstateerd dat er op de punten die in dit overleg besproken opnieuw worden, eigenlijk vrij weinig gedaan is, terwijl het om een groot probleem gaat dat voortvarend zou moeten worden aangepakt.

Zij vraagt de minister, in kaart te brengen welke verschillen er nog zijn tussen de Marokkaanse en de Nederlandse wetgeving op dit vlak. Hoe handelt de minister als bepalingen in de ene wetgeving lijnrecht tegenover die in de andere staan? Zij dringt erop aan, de positie van de vrouw te versterken met de Nederlandse wetgeving als richtsnoer.

De minister heeft aangegeven dat een advocaat een tiental individuele gevallen onder haar aandacht heeft gebracht. In vier gevallen hebben deze vrouwen alsnog een verblijfsvergunning gekregen; waarom zijn de verzoeken in de andere gevallen afgewezen? Om hoeveel achtergelaten vrouwen gaat het in het algemeen?

Mevrouw Koser Kaya verbaast zich erover dat de minister de onderwerpen die met deze kwestie verband houden, pas bij haar aanstaande bezoek aan Marokko aan de orde zal stellen. Zij vindt het heel belangrijk om de samenwerking van vrouwenorganisaties te versterken, de voorlichting aan vrouwen goed aan te pakken en er heel snel werk van te maken als vrouwen en kinderen na een vakantie worden achtergelaten.

Ook mevrouw Vergeer (SP) is van mening dat de ACVZ een aantal goede aanbevelingen heeft gedaan en zij gaat ervan uit dat de Kamer zo nodig bereid is tot een spoedprocedure om maatregelen te kunnen nemen. Zij is overtuigd van de goede bedoelingen van de minister, maar er komt niet snel genoeg een oplossing, terwijl het haar toch niet zo moeilijk lijkt om snel een protocol voor de Nederlandse ambassades op te stellen. Zij begrijpt ook niet waarom het zo moeilijk zou zijn om te bewijzen dat een vrouw ooit een mvv heeft gehad. Klopt het dat het werken met vingerafdrukken in het nieuwe systeem volgens de Wet inburgering in het buitenland hierbij heel nuttig kan zijn? Ook vindt mevrouw Vergeer het verbijsterend dat het tot nu toe mogelijk is geweest dat een man de papieren voor zijn vrouw afhaalt en mutaties in de GBA doorgeeft.

De ACVZ stelt voor, een afhankelijke verblijfsvergunning voor maximaal drie jaar te verlenen, terwijl Kamer en minister over de mogelijkheid van vijf jaar praten. De fractie van de SP vindt dat één jaar voldoende moet zijn. Verder vindt mevrouw Vergeer dat het voorstel van de ACVZ om bij achterlating van de vrouw de alimentatie niet van het netto-inkomen af te trekken, redelijk lijkt, maar dat er ook misbruik van gemaakt kan worden. Zij vraagt de minister, hierop te letten om te voorkomen dat iemand na een normale scheiding door financiële problemen nooit meer zou kunnen trouwen. Haar fractie was overigens al geen voorstander van de 120%-eis. Wat vindt de minister van het advies van de commissie om partners een verklaring te laten ondertekenen dat het Nederlandse recht voor hen van toepassing is? Is het mogelijk om een vrouw die zich erop beroept, mishandeld te zijn, bijvoorbeeld met een laissez-passer naar Nederland te laten gaan om de nodige bewijzen te kunnen verzamelen?

Ten slotte wijst mevrouw Vergeer erop dat er in het debat over de radicalisering van moslimjongeren via een motie met haar naam is uitgesproken dat leerplichtambtenaren niet langer mogen volstaan met briefjes, als kinderen niet meer op school verschijnen, maar dat zij persoonlijk moeten optreden en contact met de ouders moeten opnemen. Wil de minister nogmaals bevestigen dat zij hier werk van zal maken?

Mevrouw Hirsi Ali (VVD) zet de omstandigheden en de achtergronden uiteen van het achterlaten van vrouwen en kinderen in met name Marokko en Turkije. Er is in september 2004 op initiatief van haar fractie over deze bizarre praktijken gesproken en er zijn moties over aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering daarvan? Het advies van de ACVZ bevat volgens haar niets wat niet al in dat debat aan de orde is geweest. Ook mevrouw Hirsi Ali vraagt wat de regering sindsdien gedaan heeft om de terugkeer van gedumpte vrouwen te bespoedigen. Is er inmiddels onderzocht welke mogelijkheden er in het strafrecht of in het vreemdelingenrecht zijn om daders te berechten en eventueel hun verblijfstitel te laten vervallen? En wat is er gedaan om vrouwen die de zorg hebben voor kinderen met de Nederlandse nationaliteit, zo spoedig mogelijk naar Nederland te laten terugkeren? Ten slotte vraagt zij wat de regering inmiddels heeft gedaan om te bewerkstelligen dat degenen die volgens het Nederlandse recht trouwen, ook alleen volgens dat zelfde recht kunnen scheiden, omdat het Nederlandse recht voor vrouwen in het algemeen en voor achtergelaten vrouwen in het bijzonder vele malen vriendelijker is dan het familierecht in Marokko of in Turkije.

Mevrouw Azough (GroenLinks) schetst hoe vele vrouwen de zomervakantie weer met angst tegemoet zien omdat zij niet zeker weten of zij daar niet met hun kinderen achtergelaten zullen worden. Achterlating is weliswaar geen fysiek geweld, maar het is wel degelijk een vorm van onderdrukking. Nog altijd zitten vrouwen en meisjes die een duurzame band met Nederland hadden opgebouwd, vast in Marokko en in Turkije. Hieraan is door opeenvolgende kabinetten nauwelijks specifieke aandacht besteed.

Mevrouw Azough is teleurgesteld over het late advies van de ACVZ en over het nog uitblijven van een reactie van de regering. Zij is er ook verbaasd over dat er nog steeds niet aangegeven kan worden om welke aantallen vrouwen het gaat. Er zijn bij het niet terugkeren van vrouwen en kinderen toch voldoende signalen? Er kunnen allerlei maatregelen worden genomen en er dient vooral een einde te worden gemaakt aan de bizarre situatie dat iemand zich niet zelf hoeft te laten uitschrijven uit de GBA. Ook mevrouw Azough verwijst naar de gang van zaken in Frankrijk in gevallen waarin kinderen na een vakantie niet op school terugkeren. Het lijkt haar voor kinderen die in Nederland opgegroeid zijn en die Nederlands spreken, verschrikkelijk om in Marokko of in Turkije te worden achtergelaten.

De ACVZ geeft verhulde adviezen; zij spreekt wel van de noodzaak van versterking van de juridische positie van achtergelaten vrouwen, maar mevrouw Azough vindt het schrijnend dat de commissie stelt dat vrouwen die in Marokko verstoten zijn, meer mogelijkheden hebben om alimentatie af te dwingen dan achtergelaten vrouwen. Zij wijst er verder op dat vrouwen met kinderen met de Duitse of de Belgische nationaliteit in hun land recht hebben op een verblijfsvergunning op basis van het recht op verzorging van hun kinderen in hun eigen land. In de meeste landen in de omgeving van Nederland is de duur van een afhankelijke verblijfsvergunning beperkt tot twee jaar; hoe kan de minister verdedigen dat een verlenging tot vijf jaar in het voordeel van vrouwen zou zijn? Ook de uitzonderingsbepaling bij fysiek geweld biedt geen uitkomst, want heel veel achtergelaten vrouwen zijn waarschijnlijk bang om aangifte te doen of hebben geen idee van hun rechten.

Het antwoord van de minister

Minister Verdonk stelt dat zij net zo gretig is als de Kamer om iets aan het probleem te doen, maar zij wijst erop dat het zeer weerbarstig is. Zij heeft er een aantal brieven over aan de Kamer gestuurd, zij voert met de minister van Buitenlandse Zaken overleg over hulpverlening en aanspreekpunten bij de ambassade in Marokko en zij heeft verschillende gesprekken gevoerd met de SSR en met Marokkanenvrouwenorganisaties. Het ministerie is bezig met een voorlichtingscampagne; het heeft enige tijd geduurd omdat er een bedrijf voor moest worden ingehuurd, wat aan aanbestedingsregels gebonden is.

Verder heeft het advies van de ACVZ door haar beperkte capaciteit ook enige tijd op zich laten wachten. Inmiddels heeft de Kamer ook een aanvullend advies gekregen, vooral naar aanleiding van de gesprekken met organisaties van Marokkaanse vrouwen. De minister vindt het een zeer goede suggestie van deze organisaties om de alimentatie in mindering te brengen op het inkomen in verband met de inkomenseis van 120% van het minimumloon die geldt bij het laten overkomen van een partner uit het buitenland. Desgevraagd geeft de ACVZ aan dat zij hiertegen geen juridische bezwaren ziet, zodat de minister dit zal opnemen in de Vreemdelingencirculaire. Zij is het wel met mevrouw Vergeer eens dat erop gelet moet worden dat hiervan geen misbruik wordt gemaakt.

De minister geeft aan dat zij in ieder geval de aanbeveling van de ACVZ overneemt op het gebied van voorlichting en registratie, net als het advies met betrekking tot de mogelijkheid dat een echtscheiding in dit soort gevallen volgens Nederlands recht wordt uitgesproken, maar het geldt niet voor de aanbeveling om de duur van de afhankelijke verblijfsvergunning tot drie jaar te beperken. Desgevraagd geeft de minister aan dat er in het kader van het nieuwe inburgeringssysteem zal worden bekeken of de duur van de afhankelijke verblijfsvergunning afhankelijk zou kunnen worden gemaakt van de mate van inburgering, maar zij wil in ieder geval alle aspecten van de duur van zo'n vergunning kunnen overzien, ook in de internationale context, voordat zij op dit moeilijke punt een voorstel zal doen, want de meningen hierover zijn sterk verdeeld. Zij vindt het net als de Kamer zeer belangrijk om naar deze meningen te luisteren, maar de regering zal alleen al zelf een afweging moeten maken omdat deze meningen zo sterk verschillen.

Verder meent de minister dat zij met alle preventieve maatregelen hetzelfde effect kan bereiken als met een zelfstandige verblijfsvergunning voor alle vrouwen om wie het gaat, terwijl dit laatste toch ook misbruik in de hand zou kunnen werken. Overigens wordt er ook geprobeerd om met informatie op het Kennisnet voor leraren deze vrouwen via hun kinderen te bereiken. Bovendien zal er aandacht worden besteed aan de signalering bij het niet op school terugkeren van kinderen na de vakantie.

De SSR heeft aan de minister een projectbeschrijving toegezonden ten behoeve van de steun- en hulpverlening en voorlichting aan in Marokko achtergelaten vrouwen. De stichting wil ook een rol vervullen als meldpunt, bij directe hulpverlening, opbouw en versterking van netwerken en preventie en voorlichting. De aanvraag van een financiering van € 47 000 voor 2005 en € 45 000 voor 2006 en 2007, alleen voor deze werkzaamheden, is in behandeling. De minister vindt het zeer belangrijk dat de SSR ook een goede registratie van achtergelaten vrouwen bijhoudt, want gegevens op dit vlak ontbreken tot nu toe inderdaad. Zij voelt er niets voor om de beperkte beschikbare middelen te besteden aan een onderzoek naar het aantal vrouwen dat tot nu toe in Marokko is achtergelaten; er zijn wel schattingen van. Vrouwen die al enkele jaren geleden zijn achtergelaten, zullen zich zelf moeten melden, maar de minister verwacht wel een actieve opstelling van de SSR bij de opvang van deze vrouwen. Zij weet niet of deze vrouwen nog volgens het Nederlands recht zouden kunnen scheiden; dat zal onderzocht moeten worden. Het lijkt haar moeilijk om de douane op Schiphol een dergelijke registratie te laten bijhouden, maar naast de SSR kunnen bijvoorbeeld wel de IND en de ambassade gegevens verzamelen.

De minister bevestigt dat in het huidige systeem een man zijn vrouw kan laten uitschrijven bij de GBA, maar in Amsterdam gaan de gemeentelijke diensten wel beter met elkaar samenwerken. Als een leraar aan de leerplichtambtenaar doorgeeft dat een leerling na de vakantie niet op school is verschenen, controleert die bij de GBA of die leerling ook uitgeschreven is. Om een einde aan de praktijk van ongewild uitgeschreven worden te kunnen maken moet de wet gewijzigd worden. De minister zegt toe, deze kwestie nogmaals op te nemen met haar collega van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

Het hangt van de nationaliteit van de echtelieden af of een vrouw een echtscheidingsprocedure naar Nederlands recht kan starten terwijl zij in het land van herkomst verblijft. Bovendien hangt het af van de feitelijke woonplaats en van de band met Nederland. De Nederlandse rechter heeft in ieder geval rechtsmacht als ten minste één van de twee de Nederlandse nationaliteit heeft of als ten minste een van beiden feitelijk in Nederland woont. Als beiden niet de Nederlandse nationaliteit hebben, kan de rechter alleen het Nederlandse recht toepassen als beide partijen daarmee instemmen of als de band met Nederland sterker is dan die met het land van herkomst. De meest voor de hand liggende situatie is in dit verband dat het gaat om een vrouw die verblijft in het land van herkomst, terwijl er geen overeenstemming is over een echtscheiding naar Nederlands recht. Dan zal de rechter zich waarschijnlijk alleen bevoegd verklaren als er een aantoonbaar sterkere band met Nederland bestaat, van de man of van de vrouw. Vrouwen die na achterlating niet willen of kunnen terugkeren naar Nederland, kunnen zo'n procedure vanuit het buitenland beginnen of zij kunnen met een visum tijdelijk naar Nederland komen, bijvoorbeeld als dit bij de procedure nodig wordt geacht. Verder kan verblijf in Nederland in principe ook worden toegestaan aan de verzorgende ouder, in bijna alle gevallen de moeder, van een Nederlands kind, na toetsing aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In zo'n geval worden dus de belangen van de Staat afgewogen tegen die van het individu, waarbij de uitkomst dan ook per geval kan verschillen, maar natuurlijk wordt er doorslaggevende betekenis gegeven aan de belangen van bijvoorbeeld Marokkaanse vrouwen die bij een Nederlands kind wensen te verblijven. Er zijn in zulke gevallen ook vergunningen verleend, bijvoorbeeld als er sprake was van verbreking van de relatie. De minister beschikt niet over cijfers over deze specifieke groep.

Voor de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken gelden internationale privaatrechtelijke regels. Formeel juridisch erkent Marokko in Nederland gesloten huwelijken, maar in de praktijk gebeurt dit niet altijd. De minister gaat ervan uit dat de gemengde commissie, die nu twee dagen in Nederland vergadert, ook zal spreken over het door mevrouw Azough genoemde verschil tussen het strafrecht en het familierecht in Marokko, waar alleen het islamitisch familierecht wordt erkend. Het is de inzet van de minister om ervoor te zorgen dat vrouwen naar Nederlands recht kunnen scheiden, opdat de Nederlandse alimentatieverplichtingen gelden. Bij de campagne die het ministerie van BVK nog voor de zomer zal proberen te voeren, zal er ook aandacht worden besteed aan het belang van het altijd bij zich houden van het paspoort of een kopie ervan, evenals een kopie van de verblijfsvergunning.

De gemengde commissie heeft inmiddels al bereikt dat in Nederland gesloten huwelijken met ten minste één Marokkaanse partner in Marokko worden erkend. Dergelijke huwelijken kunnen vrij eenvoudig via het Marokkaanse consulaat worden erkend als ze aan de Marokkaanse eisen voldoen. Van deze mogelijkheid is jaarlijks enige honderden malen gebruik gemaakt. Op aandringen van Nederland om deze formele tussenstap te laten vervallen is er in het nieuwe Marokkaanse burgerlijk wetboek opgenomen dat een in Nederland gesloten huwelijk kan worden erkend indien twee van de getuigen moslim zijn. Erkenning van echtscheidingen met ten minste één Marokkaanse partij was onder de oude wet zeer moeilijk. Op initiatief van de gemengde commissie heeft de Marokkaanse regering besloten dat het Marokkaanse consulaat een erkenningsoorkonde van zulke echtscheidingen kan opmaken. Dit is tot nu toe drie- tot vijfhonderd keer per jaar gebeurd. In het nieuwe wetboek is deze erkenning door de invoering van duurzame ontwrichting als scheidingsgrond veel eenvoudiger geworden. Nu kunnen dus alle Nederlandse echtscheidingen in Marokko erkend worden, maar de procedure is lastiger geworden, want die kan niet meer via de ambassade, maar alleen via de Marokkaanse rechtbank verlopen. De gemengde commissie probeert nu overeenstemming over een vereenvoudiging te bereiken. Deze commissie heeft dus al het een en ander bereikt en ook de minister praat in contacten met vertegenwoordigers van de Marokkaanse overheid steeds over dit soort onderwerpen, maar zij wijst erop dat Nederland het Marokkaanse recht niet kan bepalen.

De ACVZ adviseert ook nog, in het Wetboek van Strafrecht een bepaling op te nemen om elke handeling of gedraging strafbaar te stellen die tot doel heeft of bewerkstelligt dat een rechthebbende in Nederland of daarbuiten niet kan beschikken over zijn identiteits- of verblijfsdocumenten. Nu kan hiervoor in de voorfase al het eerste lid van artikel 284 van dit wetboek gebruikt worden, bijvoorbeeld als een man zijn schoonfamilie bedreigt om zijn echtgenote te dwingen tot het afstaan van haar identiteitspapieren. Intimidatie binnen de rechtsgang is strafbaar op grond van artikel 285a. Verder wijst de commissie nog op de strafbaarstelling van mishandeling in het eerste lid van artikel 300. Bovendien zijn er nog de artikelen 310 en 321, waarin de strafbaarstelling van diefstal en verduistering is geregeld, terwijl het in artikel 278 strafbaar is gesteld dat een persoon over de grens van Nederland wordt gevoerd en in het buitenland in de macht van een ander wordt geplaatst of in een hulpeloze toestand wordt achtergelaten. In de praktijk zijn er echter praktische beperkingen van de handhaafbaarheid van deze wetsartikelen, zoals het ontbreken van een registratie. Daar zal nu iets aan gedaan worden. Verder is aangifte doen vanuit het land van herkomst moeilijk; ook daarvoor zullen praktische oplossingen moeten worden gevonden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Sterk (CDA) vraagt of het achtergelaten vrouwen nu ook gemakkelijker gemaakt zal worden om terug te keren, als zij zich tot de ambassade of tot de SSR wenden. Zijn er hierover al afspraken gemaakt tussen de SSR en de ambassade? Zij herhaalt haar vragen naar de mogelijkheden om het huwen met een nieuwe partner binnen een bepaalde tijd te beperken en over het Franse systeem voor de erkenning van huwelijken. Ook vraagt zij de minister, alsnog in te gaan op de kwestie van de dubbele nationaliteit, op de door haar genoemde motie en op haar vragen over de gemengde commissie. Verder wil mevrouw Sterk nog weten of het afnemen van een paspoort al een keer bestraft is, als dit inderdaad al mogelijk is volgens het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte legt zij de nadruk op het belang van medewerking van Marokko bij het aanpakken van dit vraagstuk. Er zou daarbij naar haar mening meer bereikt moeten kunnen worden.

Mevrouw Koser Kaya (D66) pleit ervoor om steun te zoeken bij andere Europese landen om een land als Marokko duidelijk te maken dat het in verband met een gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen niet acceptabel is dat een man in Marokko met meer dan één vrouw kan trouwen. In het verlengde hiervan vindt zij dat er druk op Marokko moet worden uitgeoefend om allerlei verdragen te ratificeren waarmee de positie van de vrouw versterkt wordt. Ten slotte wil zij dat de regering in internationaal verband naar oplossingen zoekt voor de problemen met het van toepassing verklaren van rechtsregels bij verschillende nationaliteiten.

Mevrouw Arib (PvdA) is blij met de preventieve maatregelen die de minister wil nemen, maar zij is teleurgesteld over de reactie van de minister op alle vragen en opmerkingen over de in Marokko, Turkije of een ander land achtergelaten vrouwen die nu schrijnende omstandigheden leven. Zij wil weten wat er is gedaan om deze vrouwen te laten terugkeren naar Nederland en hoeveel er daadwerkelijk zijn geholpen sinds de toezeggingen van de minister naar aanleiding van de moties in het vorige debat. Ook vraagt zij de minister, alsnog in te gaan op haar vragen over de uitvoering van de motie-Bos. Verder pleit zij voor meer steun voor vrouwen die kinderen met de Nederlandse nationaliteit hebben. Vanwege de mentaliteit in Marokko heeft mevrouw Arib niet zo veel vertrouwen in de mogelijkheden voor vrouwen om bij achterlating in Marokko aangifte te doen, zij hecht meer aan betere mogelijkheden om in Nederland aangifte te doen.

Mevrouw Vergeer (SP) heeft er weinig begrip voor dat de voorlichtingscampagne door de aanbestedingsregels vertraging heeft opgelopen. Zij is er wel blij mee dat de minister de kwestie van de duur van de afhankelijke verblijfsvergunning nog nader zal bekijken. Verder vraagt zij zich af waarom alleen in Amsterdam de leerplichtambtenaar beter gaat samenwerken met de gemeentelijke diensten; zij wijst nogmaals op haar motie op dit punt. En kan de minister ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan de praktijk dat een man zijn vrouw tegen haar wil kan laten uitschrijven uit de GBA, zo nodig met een noodwet? Welke maatregelen kan de minister nog vóór de komende zomervakantie nemen? Ten slotte vraagt mevrouw Vergeer zich af wat het nut van een verklaring van beide echtgenoten over toepasselijkheid van het Nederlandse recht is, als een in Nederland gesloten huwelijk in Marokko alleen kan worden erkend indien twee van de getuigen moslim zijn.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD) sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Vergeer, maar zij verwacht wél een gunstig effect van het Grondwettelijk Verdrag op internationale samenwerking bij het afschaffen van vrouwonvriendelijke privaatrechtelijke regels. Verder is zij het eens met de 120%-eis bij huwelijksmigratie; die blijkt ook effectief te zijn. Het heeft ook haar instemming om een eventuele alimentatieverplichting daarop niet in mindering te brengen. Mevrouw Hirsi Ali is er tevreden over dat het strafrecht voldoende mogelijkheden biedt, maar zij vraagt de minister wel om de toezegging dat de praktische problemen bij het doen van aangifte en dergelijke uit de weg zullen worden geruimd, dat de vervolging bij achterlating zal worden gestimuleerd en dat de Kamer een voortgangsrapportage krijgt. Ook vraagt zij de minister, in het geval van vrouwen met een kind dat de Nederlandse nationaliteit heeft, het belang van het kind en dat van de samenleving zwaarder te laten wegen dan dat van het restrictieve immigratiebeleid, om latere problemen met niet-geïntegreerde kinderen te voorkomen. Ten slotte steunt zij het voorstel van mevrouw Vergeer om desnoods met een noodwet het laten uitschrijven van een ander uit de GBA onmogelijk te maken.

Mevrouw Azough (GroenLinks) vraagt de minister, naderhand aan de Kamer te rapporteren wat de inzet van de Nederlandse delegatie in de bilaterale commissie tijdens de bijeenkomst die nu plaatsvindt, heeft opgeleverd. Verder gaat zij ervan uit dat Nederland op dit terrein wel degelijk voorwaarden aan de Marokkaanse overheid kan stellen, omdat Frankrijk dit ook doet. En kan de minister aangeven hoe zij met de voorlichtingscampagne achtergelaten vrouwen denkt te kunnen bereiken, die veelal zeer geïsoleerd leven? Waarom hebben van de tien via één advocaat aangemelde gevallen, de betrokken vrouwen in zes gevallen geen ontheffing gekregen? Is er aan vrouwenorganisaties, andere advocaten en de SSR kenbaar gemaakt dat zij dossiers aan de minister kunnen voorleggen? Hoeveel vrouwen met een Nederlands kind hebben op grond daarvan sinds het aantreden van de minister een verblijfsstatus gekregen? Welke obstakels zijn er in het Turkse familierecht en welke mogelijkheden heeft de minister om die weg te nemen? Ten slotte sluit mevrouw Azough zich aan bij de opmerkingen over uitschrijving uit de GBA.

Minister Verdonk antwoordt dat het voor achtergelaten vrouwen al gemakkelijker is geworden om naar Nederland terug te keren. Er zijn wel degelijk afspraken gemaakt tussen de SSR en de ambassade, ook al zijn die niet formeel vastgelegd. Zij zal spoedig met de SSR overleggen over het door de stichting ingediende beleidsplan.

De minister ziet de 120%-eis exclusief alimentatieverplichting zeker als een zwaardere voorwaarde. Zij zegt toe dat zij navraag zal doen naar de situatie in Frankrijk op het gebied van de erkenning van huwelijken en dat zij daar nog op zal terugkomen.

De gemengde commissie wordt door beide landen gefinancierd; zij vergadert afwisselend in Nederland en in Marokko, één à twee keer per jaar, waarbij het gastland de kosten betaalt. De minister zegt toe, de Kamer in kennis te stellen van het resultaat van de bijeenkomst die nu in Nederland wordt gehouden.

De ACVZ zal nog advies uitbrengen over het terugsturen van jongeren naar het land van herkomst om daar een schoolopleiding te volgen, maar zij wil hierover eerst met de Onderwijsraad overleggen. Het advies zal de Kamer in het komende najaar bereiken.

Afschaffing van de dubbele nationaliteit zou het voor vrouwen met de Nederlandse nationaliteit gemakkelijker maken om naar Nederland terug te keren, maar daar staat tegenover dat het aantal vrouwen dat voor de Marokkaanse nationaliteit kiest, zal toenemen, wat het juist lastiger maakt. De minister heeft er alles aan gedaan om het gebruik van de dubbele nationaliteit voor de derde generatie terug te dringen; voor de eerste en de tweede generatie gelden nog andere regels.

De minister geeft aan dat zij bij daarvoor geschikte gelegenheden in Europees verband altijd aandacht vraagt voor de positie van de vrouw, maar het zou voor haar te ver gaan om hiervan een apart onderwerp voor een Europese Raad te maken. Zij zegt wel toe dat zij aanstaande vrijdag contact zal opnemen met haar collega van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties om ervoor te zorgen dat mannen hun vrouw niet meer kunnen laten uitschrijven uit de GBA. De minister staat daar zelf ook volledig achter en zij zegt toe, de Kamer uiterlijk op 1 juni aanstaande over het resultaat te zullen berichten. Amsterdam zorgt voor een betere samenwerking tussen de leerplichtambtenaar en de gemeentelijke diensten omdat Amsterdam enthousiast over dat idee is.

Het ondertekenen van het Haags verdrag tegen kinderontvoering is een van de onderwerpen die nu in de bilaterale commissie besproken worden.

De minister zegt toe dat zij bij de Nederlandse ambassade en de consulaten in Marokko en in Turkije zal laten navragen of er cijfers beschikbaar zijn over het aantal achtergelaten vrouwen die naar Nederland zijn teruggekeerd.

Marokko heeft al bilaterale verdragen met een aantal landen, maar die leveren weinig op. De minister geeft er dan ook de voorkeur aan, eerst te proberen om met de bilaterale commissie resultaten te bereiken. Als die uitblijven, kan er altijd nog overwogen worden om een bilateraal verdrag te sluiten. Zij zegt toe, de Kamer ook verslag te zullen doen van de resultaten van haar komende bezoek aan Marokko.

Vrouwen kunnen in het buitenland aangifte doen door de ambassade of – in Marokko – de SSR in te schakelen, die daarbij kunnen helpen. De minister toont zich bereid, na te gaan of het mogelijk is om vanuit het buitenland iemand te machtigen om in Nederland aangifte te doen. Zij zal hierop terugkomen in de kabinetsreactie op het rapport van de ACVZ.

De minister geeft aan dat de achterstand die kinderen in het land van herkomst oplopen, kan worden weggewerkt in het reguliere onderwijs of via de inburgering. Zij zegt toe, deze kwestie te zullen betrekken bij de kabinetsreactie op het advies van de ACVZ op het punt van jongeren die naar het land van herkomst worden gestuurd om daar een deel van hun schoolopleiding te volgen. Zij voelt niets voor een algemene regeling om kinderen met een niet-Nederlandse moeder naar Nederland te laten komen omdat zij anders een achterstand zouden oplopen. Zij legt er de nadruk op dat het ook hierbij steeds om een zeer zorgvuldige belangenafweging gaat, met inachtneming van alle relevante internationale verdragen en de Nederlandse wetgeving, zodat er dus zeker niet gezegd kan worden dat het restrictieve toelatingsbeleid zwaarder weegt dan het voorkomen van achterstanden bij deze kinderen.

Bij de zes zaken waarin er geen vergunning is verleend, ging het in één geval om een Duitse vrouw. Er waren ook zaken bij van vrouwen zonder Nederlandse kinderen die na een relatief kort verblijf in Nederland, minder dan drie jaar, langere tijd in Marokko hebben verbleven, soms langer dan vijf jaar, voordat zij zich tot de Nederlandse autoriteiten wendden. Al met al is er in vier zaken een verblijfsvergunning verleend, in zes zaken niet.

Ten slotte zegt de minister toe, in de kabinetsreactie ook te zullen ingaan op de vragen van mevrouw Azough over het Turkse familierecht.

De voorzitter constateert dat de minister heeft toegezegd, de Kamer in kennis te zullen stellen van de resultaten van de huidige bijeenkomst van de gemengde commissie, van haar bevindingen tijdens haar bezoek aan Marokko en uiterlijk op 1 juni aanstaande van het resultaat van het overleg met de minister van Binnenlandse Zaken. Verder zal de minister in de kabinetsreactie op het advies van de ACVZ ingaan op het Turkse familierecht en op het advies dat deze commissie na overleg met de Onderwijsraad nog zal geven over het terugsturen van jongeren naar het land van herkomst om daar een schoolopleiding te volgen. Ook zal de minister nagaan of de duur van de afhankelijke verblijfsvergunning afhankelijk zou kunnen worden gemaakt van de mate van inburgering.

De voorzitter van de algemene commissie voor het Integratiebeleid,

Adelmund

De griffier van de algemene commissie voor het Integratiebeleid,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Vos (GroenLinks), Hofstra (VVD), Lambrechts (D66), Adelmund (PvdA), voorzitter, Lazrak (Groep Lazrak), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Kant (SP), Wilders (Groep Wilders), Örgü (VVD), Balemans (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Vergeer (SP), Van Bochove (CDA), Ferrier (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), ondervoorzitter, Sterk (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Eski (CDA), Nawijn (LPF), Hirsi Ali (VVD), Visser (VVD), Azough (GroenLinks) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Stuurman (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Dittrich (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van Heemst (PvdA), Gerkens (SP), Van Miltenburg (VVD), Cornielje (VVD), Albayrak (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Velzen (SP), Koopmans (CDA), Jan de Vries (CDA), Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Kraneveldt (LPF), Van de Camp (CDA), Rambocus (CDA), Eerdmans (LPF), Blok (VVD), Rijpstra (VVD) en Halsema (GroenLinks).

Naar boven