29 739
Wijziging van de rijkswet houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer van de wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen bleek een meerderheid van de leden niet akkoord te kunnen gaan met het wetsvoorstel (Kamerstukken I 2001/02, 26 568 (R 1638), nr. 435). Mede op basis van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk en de van ambtelijke vertegenwoordigers van de Europese Commissie terzake ontvangen informatie achtten zij artikel I, onderdeel B (artikel 5, tweede lid, onderdeel e) en artikel II, onderdeel C (artikel 3, tweede lid, onderdeel e) van het wetsvoorstel strijdig met richtlijn nr. 98/44/EG. Voor een overzicht van het verloop van de geschiedenis van het wetsvoorstel wordt kortheidshalve verwezen naar de memorie van antwoord (Kamerstukken I 2003/04, 26 568 (R 1638), B, blz. 34–36). Als gevolg daarvan is de behandeling van dit wetsvoorstel aangehouden. De novelle strekt ertoe deze strijdigheid ongedaan te maken. De novelle heeft geen gevolgen op het vlak van de administratieve lasten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Naar boven