29 734
Wijziging van de Monumentenwet 1988 inzake de rol van het provinciaal bestuur en het gemeentebestuur bij de rijkssubsidiëring van beschermde monumenten alsmede het vervallen van de voorhangbepaling van artikel 34

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Strekking

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Genoemde leden hebben nog vragen over het voornemen de rol van provincies en gemeente bij het verlenen van subsidies op te heffen. Daarnaast hebben zij moeite met het nieuw in te zetten monumentenbeleid, waar onderhavig wetsvoorstel de opmaat toe vormt.

De leden van de PvdA-fractie steunen het voornemen de diverse regelingen onder te brengen in het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim), maar zijn wel bezorgd over het verloren gaan van expertise van de lagere overheden, nu zij geen wettelijke stem meer hebben in het verlenen van subsidies.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel strekt ertoe de wettelijke verplichting om provincies en gemeenten een rol te geven bij de verlening van subsidies in het kader van de monumentenzorg, op te heffen en om een nieuw instandhoudingbeleid voor de Nederlandse monumentenzorg te bewerkstelligen. De leden van onderschrijven de strekking van het wetsvoorstel en steunen de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het nieuwe beleid van de monumentenzorg, maar hebben nog enkele vragen aan de regering.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens gereageerd op de verdere uitvoering van het beleid met betrekking tot de instandhouding van monumenten. Deze leden zien de vereenvoudiging en terugdringing van regels op het gebied van monumentenzorg ook als een belangrijk streven, maar willen daarbij enkele kritische kanttekeningen plaatsen.

De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Daarmee wordt de wettelijke grondslag voor de regelingen voor onderhoud en restauratie van monumenten omgezet in een wettelijke grondslag voor de instandhouding van monumenten. Hierdoor worden monumenteneigenaren geprikkeld om hun monumenten goed te onderhouden en zodoende de restauratiebehoefte te minimalisering. De leden van de SGP-fractie hebben daar in het verleden reeds meermalen op aangedrongen.

2. De rol van gemeenten en provincies

De leden van de CDA-fractie constateren dat provincies en gemeenten – uit efficiency overwegingen – niet meer betrokken worden bij de verlening van subsidies. Genoemde leden vinden deregulering een belangrijk streven van deze regering, maar dit mag nooit ten koste gaan van de kwaliteit van het beleid. Wat zijn de materiële consequenties voor gemeenten en provincies voor de zeggenschap, het toezicht en de adviserende rol over de besteding van de subsidiegelden, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de PvdA-fractie zijn bezorgd over het verloren gaan van expertise van de lagere overheden, nu zij geen wettelijke stem meer hebben in het verlenen van subsidies.

Hoe denkt de regering dit op te vangen, vragen deze leden. Waarde van monumenten is op meerdere gebieden te toetsen, naast een financieel-technische benadering zijn er ook de inhoudelijke en cultuurhistorische waarden. Hieronder valt ook de aandacht die in het onderwijs en met voorlichting wordt gegeven om de kennis en aandacht in de samenleving voor de diverse monumenten op peil te houden. Gemeenten spelen hierbij vaak een grote rol. De leden maken zich daarom zorgen dat de kleinere rol die de lagere overheden krijgen, ook gevolgen heeft voor de betrokkenheid van de bevolking bij de monumenten.

De leden van de SP-fractie wijzen er op dat met de wijziging van artikel 34 van de Monumentenwet 1988 de verplichte rol van gemeenten en provincies wordt bij de subsidieverdeling geschrapt, omwille van de nagestreefde eenvoud van regels. Bij welke instantie ligt volgens de regering binnen de nieuwe regeling de verantwoordelijkheid om een afgewogen cultureel en historisch regionaal monumentenbeleid te waarborgen, willen deze leden weten.

3. Het nieuwe stelsel: van restauratie naar onderhoud, klantgericht en eenvoudig

De leden van de CDA-fractie constateren dat in dit wetsvoorstel de begrippen «herstel» en «instandhouding» worden vervangen door het begrip «instandhouding». Dit is de prelude naar een nieuw monumentenbeleid dat een verschuiving beoogt van restauratie naar planmatig onderhoud. Dit nieuwe monumentenbeleid zal nader worden ingevuld door het Brim. Deze leden hebben behoefte aan een bevestiging op de vraag dat deze regeling uiteraard voor goedkeuring aan de Kamer zal worden voorgelegd en een antwoord op de vraag wanneer dat dan zal zijn. Genoemde leden hebben grote moeite met de beleidsvoornemens van de regering om de prioriteit die thans wordt gegeven aan het terugdringen van de restauratieachterstanden te laten vervallen. Naar hun mening kan pas een nieuw beleid worden ingezet als de restauratieachterstanden zijn weggewerkt. Anders zal een toenemend verval van monumenten op treden met als gevolg dat een later herstel uiteindelijk niet meer mogelijk blijkt of veel meer geld zal kosten. Doel van het herstelplan van de regering is om de restauratieachterstanden terug te brengen tot 10% in 2010. Genoemde leden houden vast aan deze doelstelling. Ook in de begroting voor 2005 wordt deze doelstelling genoemd. Maar genoemde leden lezen wel dat daar nu een belangrijke voorwaarde aan is toegevoegd, namelijk dat er wel voldoende middelen moeten zijn. Kan de regering nauwkeurig schetsen met welk percentage zij de restauratieachterstanden wil doen afnemen, welke termijn zij daartoe nastreeft en wat het daarbij behorende budget is. Met andere woorden, kan de regering bevestigen dat zij nog steeds koerst op het terugdringen van de restauratieachterstanden tot 10% in 2010 en ook bereid is daartoe de benodigde middelen te reserveren, vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de PvdA-fractie horen graag of de regering van mening is dat de nieuwe regeling een valse start beleeft door een aanvang te nemen, terwijl nog niet alle achterstanden zijn ingelopen. Zal dit geen structurele gevolgen hebben voor de uitvoering van de regeling, willen deze leden weten.

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de regering dat de administratieve romplomp in de monumentenzorg zo snel mogelijk moet worden aangepakt. De subsidieaanvraagprocedure zal in het Brim over zo min mogelijk schijven verlopen. De leden vrezen echter dat de bestaande restauratieachterstanden van dien aard zijn dat een goede basis voor een nieuw beleid wellicht in het gevaar zou kunnen komen. Kan de regering deze leden op dit punt geruststellen, zo vragen zij. Zo ja, hoe? Wat is de concrete achterstand op dit moment, willen de leden weten. Het doel van de wetswijziging is om de regeling efficiënter en klantvriendelijker te maken. Daar kunnen deze leden zich in vinden. In de nieuwe regeling zullen de gemeenten straks een loketfunctie gaan vervullen, terwijl het Rijk verantwoordelijk is voor de subsidieverstrekking. Deze leden vragen zich af hoe deze scheiding zal bijdragen aan de klantvriendelijkheid van de regeling. Is de regering niet bang dat gemeenten en provincies straks geen duidelijkheid meer kunnen bieden aan eigenaren over de mogelijkheden van financiële ondersteuning. Op welke wijze wordt gewaarborgd dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de verschillende partijen en organisaties, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Voorts vragen de leden of de regering kan aangeven in hoeverre de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) door deze nieuwe regeling zwaarder wordt belast. De regering heeft aangegeven dat de veranderingen van werkzaamheden bij de RDMZ veel energie, tijd en geld zullen gaan kosten. Deze leden vernemen graag om hoeveel extra geld het gaat.

Vervolgens merken deze leden op dat de regering voor de samenvoeging van eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie kiest. Is de regering van mening dat eigenaren van boerderijen met een groot oppervlakte (meer dan 500 vierkante meter) uit de voeten kunnen met een Restauratiefondshypotheek? Op welke wijze wordt hierbij rekening gehouden met verschillen in schaalgrootte, zo vragen de leden. Ook vernemen de leden graag op welke wijze de volgende voorbeelden volgens het nieuwe systeem worden beoordeeld: een Woningstichting en woningen in een oorspronkelijke kerk.

De leden van de SP-fractie merken eveneens op dat in de nieuwe regeling geen onderscheid wordt gemaakt tussen woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie. De leden vragen of relatief beperkte overheidssteun, in de vorm van alleen een laagrentende lening voldoende waarborg zal zijn voor het onderhoud van vele prachtige, grotere boerderijen zonder agrarische functie die ons land rijk is. Waarom kiest de regering niet voor een uitzonderingsregel voor bijvoorbeeld boerderijen met een oppervlakte van meer dan 500 vierkante meter, willen de leden weten.

Voorts geven de leden aan dat met name de problematiek van de kanjermonumenten hen grote zorgen baart. Het vervangen van het begrip herstel door het begrip instandhouding in artikel 34, zoals dit wetsvoorstel voorstaat, vereist dat er geen grote achterstanden meer bestaan op het gebied van restauratie. Die achterstanden bestaan er wel, zoals bij de grote kanjermonumenten. De regering heeft deze achterstanden en de toename van kosten van die restauratie in aankomende jaren onderkend, maar vooralsnog heeft zij geen oplossing geboden. In het wetsvoorstel valt te lezen dat de komende jaren nog in het teken zullen staan van herstel, naast de verschuiving van restauratie naar onderhoud. Kan de regering aangeven hoe dit herstel binnen dit wetsvoorstel bewerkstelligd zal worden, dit mede in het licht van de uitspraken hierover van de staatssecretaris in het algemeen overleg over de Beleidsbrief Cultuur op 28 juni 2004 (Kamerstuk 29 314, nr. 9) en in het licht van de petitie-aanbieding «kanjermonumenten» 5 oktober jongstleden?

De leden van de SGP-fractie merken op dat het werken met een regeling voor instandhouding van monumenten een gezonde uitgangssituatie c.q. beperkte restauratie-achterstand vereist, waarvan op dit moment nog geen sprake is. Zij dringen er bij de regering op aan daar zo spoedig mogelijk een oplossing voor te vinden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel D

De leden van de CDA-fractie merken op dat voorgesteld wordt om voorhangbepaling van artikel 34, vijfde lid te laten vervallen, omdat dat de slagvaardigheid van het bestuur ten goede zou komen. Kan worden nagegaan waarom en op wiens verzoek de voorhangbepaling in het leven is geroepen en welke argumenten nu gelden die toen niet golden, zo vragen de leden.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD) en Azough (GL).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), vacature (SP), Tonkens (GL), Jonker (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), vacature (algemeen), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD) en Halsema (GL).

Naar boven