29 729
Wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 november 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel Aa vervalt.

b. Het in onderdeel C opgenomen vierde lid van artikel 15 komt als volgt te luiden:

4. In geval voor een personenauto, een motorrijwiel of, gedurende de eerste vijf jaren na inschrijving in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, een bestelauto, niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf, wordt vanaf dat moment het teruggegeven bedrag, met overeenkomstige toepassing van artikel 10, als belasting verschuldigd. Het zesde en zevende lid van artikel 10 zijn niet van toepassing. De verschuldigd geworden belasting wordt door degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand na het moment dat niet langer aan de voorwaarden en beperkingen wordt voldaan.

c. Na onderdeel C worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca. In artikel 15a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid wordt de teruggaaf voorts verleend, indien de laadruimte van de bestelauto in afwijking van artikel 3, derde lid, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, niet langer van de bestuurdersplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden of niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer.

2. Het achtste lid komt als volgt te luiden:

8. Ingeval voor een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend, gedurende de eerste vijf jaren na registratie in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf, is vanaf dat moment het teruggegeven bedrag als belasting verschuldigd. Belasting is eveneens verschuldigd ingeval een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend in een zodanige staat wordt gebracht, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het tweede lid, dat het een personenauto is. De verschuldigd geworden belasting wordt door degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand nadat niet meer aan de in de eerste volzin bedoelde voorwaarden en beperkingen wordt voldaan, onderscheidenlijk vóór aanvang van het gebruik van de weg met de in de tweede volzin bedoelde personenauto. De artikelen 10 en 12a zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Na het negende lid wordt, onder vernummering van het tiende en elfde lid tot elfde en twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

10. In geval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf doordat de gehandicapte is overleden, wordt in afwijking van het achtste lid, het teruggegeven bedrag niet als belasting verschuldigd zolang de tenaamstelling van het kenteken niet wordt gewijzigd en de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het persoonlijk gebruik van degene op wiens naam het kenteken is gesteld, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen. Indien de teruggaaf is verleend aan de gehandicapte en het kenteken na diens overlijden op naam wordt gesteld van een inwonend gezinslid van het gezin waartoe de gehandicapte behoorde, is de vorige volzin op daartoe gedaan verzoek van degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld van overeenkomstige toepassing. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek treedt vanaf de datum van de beschikking degene op wiens naam het kenteken is gesteld voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene aan wie de teruggaaf is verleend. Ingeval gedurende de eerste vijf jaren na registratie in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, niet langer wordt voldaan aan de in dit lid gestelde voorwaarden en beperkingen, wordt het teruggegeven bedrag alsnog als belasting verschuldigd. Het achtste en negende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Cb. In artikel 15b, zesde lid, wordt «artikel 10, tweede lid,» vervangen door: artikel 10.

Cc. In hoofdstuk IV, afdeling 2, wordt na artikel 16 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16aa

1. In afwijking van artikel 15, vierde lid, artikel 15a, achtste en tiende lid, artikel 15b, zesde lid, en artikel 16, zesde lid, is het teruggegeven bedrag niet als belasting verschuldigd indien:

a. de tenaamstelling van het kenteken in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register wordt beëindigd omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht; b de tenaamstelling van het kenteken in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register wordt beëindigd omdat het motorrijtuig wordt gesloopt; of

c. het motorrijtuig is gestolen en een melding van diefstal van het motorrijtuig is geplaatst in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register.

2. Het teruggegeven bedrag wordt, met overeenkomstige toepassing van artikel 10, alsnog als belasting verschuldigd:

a. op het moment van de tenaamstelling van het kenteken, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, het kenteken dat voor het motorrijtuig is opgegeven opnieuw wordt tenaamgesteld;

b. op het moment van de hernieuwde aanvang van het gebruik met het motorrijtuig van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, het motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, zonder dat het kenteken opnieuw te naam is gesteld;

c. op het moment van de verwijdering van de melding van diefstal uit het register, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel c, het motorrijtuig wordt teruggevonden, met dien verstande dat geen belasting verschuldigd is als het kenteken op dat moment nog op naam staat van degene aan wie de teruggaaf is verleend en deze het teruggevonden motorrijtuig aansluitend opnieuw in gebruik neemt binnen de voorwaarden van de teruggaaf. In het laatste geval blijven de feiten die zich hebben voorgedaan in de periode dat het motorrijtuig was gestolen buiten beschouwing voor de vraag, of aan de voorwaarden en beperkingen van de teruggaaf wordt voldaan.

3. Bij de toepassing van het tweede lid zijn de artikelen 5, 6, en 12b van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, de belasting wordt voldaan binnen een maand na de verwijdering van de melding van diefstal uit het register.

4. Voor personenauto’s waarvoor de belasting is teruggegeven ingevolge artikel 16, is het eerste lid, onderdeel a, slechts van toepassing, indien gedurende ten minste twaalf maanden is voldaan aan de voorwaarden en beperkingen, bedoeld in artikel 16, eerste lid. Voorts wordt het ingevolge het tweede lid verschuldigde bedrag met een derde deel verminderd voor ieder jaar, waarin voor de personenauto wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen, bedoeld in artikel 16, eerste lid.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

2. In artikel III wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba. Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

2. Het eerste lid is eveneens van toepassing, indien de laadruimte van de bestelauto, in afwijking van artikel 3, eerste lid, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, niet langer van de bestuurdersplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden of niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer.

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. In geval de belasting uitsluitend hoger wordt ten gevolge van het overlijden van de gehandicapte, geldt in afwijking van het vierde lid de aanvullende aangifte voor de tijdvakken die aanvangen na het vierde tijdvak volgend op het lopende tijdvak, indien:

a. het kenteken op naam wordt gesteld van een inwonend gezinslid van het gezin waartoe de gehandicapte behoorde en op naam blijft staan van deze persoon, dan wel, indien de gehandicapte niet de houder was, het kenteken op naam blijft staan van de in het derde lid bedoelde andere persoon; en

b. de bestelauto uitsluitend gebruikt blijft worden voor het persoonlijk gebruik van degene op wiens naam het kenteken is gesteld, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen.

3. Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat artikel III, onderdeel Ba, terugwerkt tot en met 1 januari 2005, en dat artikel II, onderdelen Ca, Cb en Cc, terugwerkt tot en met 1 juli 2005.

b. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. In afwijking in zoverre van het eerste lid, treden artikel II, onderdeel D, en artikel III, onderdelen A, B, C en D, in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Deze nota van wijziging strekt er allereerst toe, het regime voor grijze kentekens, zoals dat tot stand kwam bij het Belastingplan 2005 en in werking is getreden met ingang van 1 juli 2005, op enkele punten aan te vullen conform toezegging aan de Tweede Kamer. Dit betreft de BPM-verschuldigdheid bij export of diefstal van een bestelauto waarvoor de BPM is teruggegeven. Bij de wijziging worden ook vergelijkbare andere teruggaafregelingen meegenomen, omdat daar dezelfde problematiek kan spelen. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt, om in de verschillende teruggaafbepalingen de BPM-verschuldigdheid, ingeval niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan, meer overeenkomstig te formuleren. Verder wordt de grijskentekenregeling voor gehandicapten op twee punten aangevuld, naar aanleiding van vragen uit de praktijk. Ten slotte worden de overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen op enkele punten aangepast.

Een en ander leidt niet tot aanpassing van de extra BPM-opbrengst die in de tweede nota van wijziging op het Belastingplan 2005 werd voorzien. Ook de verzwaring van de administratieve lasten zoals die werd voorzien bij genoemde nota van wijziging verandert niet door de onderhavige nota van wijziging.

Uitvoer, sloop of diefstal van motorrijtuigen waarvoor BPM is teruggegeven

In het nader verslag hebben de leden van de VVD-fractie aandacht gevraagd voor het binnen het bedrijfsleven geconstateerde probleem, dat BPM moet worden afgerekend bij export van jongere bestelauto’s waarvoor BPM is terugontvangen. Verder zijn vanuit deze fractie vragen gesteld over de vergelijkbare situatie bij diefstal (vragen van de leden Dezentjé Hamming en Hofstra van 24 juni 2005, TK 2004–2005, nr. 1957). In mijn antwoord op deze vragen heb ik toegezegd, dat ik de nieuwe grijskentekenregeling zodanig zal aanpassen dat ondernemers niet geconfronteerd worden met een BPM-claim als een bestelauto waarvoor de belasting is teruggegeven, binnen 5 jaar wordt gestolen. Eenzelfde lijn kan gelden bij exportsituaties. Daartegenover staat dan, dat bij eventuele terugkeer van de auto alsnog belasting verschuldigd is. Hiermee wordt voorkomen dat jonge bestelauto’s via een omweg alsnog BPM-vrij terechtkomen bij niet-ondernemers.

Aan één en ander wordt in deze nota van wijziging uitwerking gegeven, waarbij ook de in de praktijk al gevolgde lijn bij sloop in de wet wordt opgenomen. Omdat dezelfde problematiek kan spelen bij de diverse BPM-teruggaafregelingen voor gehandicapten, politie, brandweer, ambulances, lijkwagens en taxi’s, is de regeling breed opgezet. Daarbij geldt echter voor taxi’s op twee punten een nuancering.

In de taxiregeling wordt de BPM teruggegeven voor zowel nieuwe als gebruikte personenauto’s. Verder wordt de teruggaaf steeds voor een derde gedeelte onherroepelijk indien in het eerste, tweede en derde jaar aan de voorwaarden en beperkingen van de teruggaaf is voldaan. Ten eerste wordt nu, om te voorkomen dat de taxiregeling onbedoeld een route biedt voor BPM-teruggaaf bij export voor gebruikte auto’s, bij export van een taxi alleen van heffing afgezien, als de auto al tenminste twaalf maanden binnen de voorwaarden en beperkingen van de teruggaafregeling als taxi is gebruikt. Deze voorwaarde wordt niet gesteld in de situatie van sloop of diefstal, omdat deze problematiek daar niet speelt. Ten tweede zou het niet juist zijn, als bij eventuele terugkeer van een ex-taxi alsnog de op grond van artikel 10 verschuldigde BPM volledig verschuldigd zou zijn, terwijl in het verleden een deel van de teruggaaf al definitief is geworden. Voor die situatie wordt daarom in zoverre een vermindering verleend van de verschuldigde belasting.

Bestelauto’s gehandicapten

Bij toepassing van de regeling ten behoeve van gehandicapten is gebleken, dat aan de vloer van de laadruimte van de bestelauto soms voorzieningen zijn aangebracht, waarop de gehandicapte voor zijn vervoer is aangewezen door zijn handicap. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een interne rolstoellift of een verhoogd of verlaagd gedeelte om vanuit een rolstoel via de laadruimte in de cabine te komen. Strikt genomen kan de grijskentekenregeling in dat geval niet worden toegepast, omdat voor een bestelauto onder meer de eis wordt gesteld dat de laadruimte in zijn geheel is voorzien van een vlakke laadvloer. Het moge duidelijk zijn dat dit bij de opstelling van de regeling niet de bedoeling is geweest. Voor de vergelijkbare situatie, dat in verband met de handicap de vaste wand tussen laadruimte en cabine ontbreekt, voorziet de wet al in een overeenkomstige toepassing van de faciliteit. Deze regeling wordt nu aangevuld voor aanpassingen aan de vlakke laadvloer in verband met de handicap. De noodzaak van de voorziening kan zonodig worden aangetoond met een aanvullende medische verklaring.

Daarnaast wordt de regeling verzacht voor de situatie, dat door het overlijden van de gehandicapte niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de BPM-teruggaaf en het lagere tarief voor de motorrijtuigenbelasting. Ingevolge de sinds 1 juli 2005 geldende regeling moet, wanneer binnen vijf jaar na ingebruikneming van de bestelauto niet langer aan de voorwaarden voor de teruggaaf wordt voldaan, het resterende BPM-bedrag binnen een maand op aangifte worden voldaan. Ook wordt dan voor de motorrijtuigenbelasting weer het normale tarief verschuldigd vanaf het tijdvak dat volgt op het lopende tijdvak. Deze regeling is weliswaar in lijn met de voor andere teruggaven geldende regels, maar wordt als niet passend ervaren in de situatie dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan omdat de gehandicapte is overleden. Voor die situatie wordt daarom afgezien van heffing van BPM, en wordt nog een jaar langer toepassing van het lagere MRB-tarief toegestaan, op voorwaarde dat het kenteken niet op naam wordt gesteld van een derde en de auto gebruikt blijft worden binnen hetzelfde gezin.

Artikelgewijs

Onderdeel 1, a

Onderdeel Aa, ingevoegd bij de eerste nota van wijziging, vervalt. Deze wijziging wordt meegenomen in de Technische herstelwet 2005 (Eerste Kamer, vergaderjaar 2005–2006, nr. 30 200, A), die naar verwachting eerder in werking zal treden dan deze wet.

Onderdeel 1, b en c

Onderdeel 1, b, en het in onderdeel 1, c, opgenomen nieuwe onderdeel Cb betreffen uitsluitend een redactionele aanpassing in verband met de hiervoor genoemde meer overeenkomstige formulering van de verschillende verschuldigdheidsbepalingen.

Grijskentekenregeling gehandicapten

In het nieuwe onderdeel Ca wordt, naast de vergelijkbare redactionele aanpassing van het achtste lid van artikel 15a Wet BPM, de grijskentekenregeling voor gehandicapten op twee punten aangevuld. Het tweede lid van artikel 15a wordt zodanig gewijzigd, dat de teruggaaf mede wordt verleend indien de laadruimte door aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer. Verder wordt ingevolge het nieuwe tiende lid van artikel 15a bij overlijden van de gehandicapte geen BPM verschuldigd, zolang de tenaamstelling niet wijzigt en de bestelauto gebruikt blijft worden binnen hetzelfde gezin. Stond het kenteken op naam van de gehandicapte en wordt het kenteken op naam gesteld van een ander lid van het gezin, dan kan de bepaling op verzoek overeenkomstig worden toegepast. Het gezinslid treedt dan voor de toepassing van de regeling in de plaats van de gehandicapte. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Wordt binnen 5 jaar na registratie niet meer aan de voorwaarden voldaan, dan is alsnog de verschuldigdheidsbepaling van het achtste lid van overeenkomstige toepassing, waarbij in voorkomend geval ook de in het negende lid opgenomen doorschuifbepaling met gesloten beurs kan worden toegepast. Beide aanpassingen werken terug tot en met 1 juli 2005, de dag waarop artikel 15a in werking is getreden.

Export, sloop of diefstal van een voertuig waarvoor BPM-teruggaaf is verleend

De diverse BPM-teruggaafregelingen worden in een nieuw artikel 16aa in de Wet BPM aangevuld voor de situatie bij export, sloop en diefstal. Ook deze bepaling werkt terug tot en met 1 juli 2005.

Ingevolge het eerste lid wordt bij export, sloop of diefstal geen belasting verschuldigd. Het gaat om de situatie dat de tenaamstelling in het kentekenregister wordt beëindigd (bij export of sloop), dan wel dat een melding in het kentekenregister wordt aangebracht dat het voertuig is gestolen. Bij export of sloop van een motorrijtuig wordt de tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer (RDW) beëindigd. Het kenteken is daarmee niet langer actief. Wanneer het voertuig weer terugkomt op de weg in Nederland, kan het kenteken herleven en opnieuw worden tenaamgesteld. Bij diefstal van een motorrijtuig blijft de tenaamstelling in beginsel in stand. Wanneer aangifte van diefstal van een motorrijtuig wordt gedaan, brengt de politie een melding daarvan in het register aan. De rechten op het voertuig kunnen in die situatie nog steeds worden overgedragen, bijvoorbeeld aan een verzekeringsmaatschappij. Wordt het voertuig teruggevonden, dan verwijdert de politie de melding van diefstal weer uit het register.

In het tweede lid is neergelegd dat het teruggegeven bedrag alsnog als belasting wordt verschuldigd, met overeenkomstige toepassing van de afschrijving ingevolge artikel 10, op het moment dat het kenteken in ons land opnieuw wordt tenaamgesteld (tweede lid, onderdeel a), het voertuig zonder nieuwe tenaamstelling op de weg wordt gebruikt door een ingezetene (tweede lid, onderdeel b), of de melding van diefstal voor een gestolen voertuig uit het register wordt verwijderd (tweede lid, onderdeel c).

Ingevolge het derde lid wordt na export of (uiteindelijk niet gerealiseerde) sloop de belasting bij terugkeer van het motorrijtuig op aangifte voldaan door degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, dan wel, bij gebruik van de weg met een niet tenaamgesteld kenteken, door degene aan wie het voertuig feitelijk ter beschikking staat. Voor een eerder gestolen, teruggevonden voertuig wordt de belasting voldaan door degene op wiens naam het kenteken staat op het moment dat de melding van diefstal uit het register wordt verwijderd. Is het voertuig langere tijd geleden gestolen, dan is dit veelal de verzekeringsmaatschappij. Wanneer het voertuig nog op naam staat van degene aan wie de teruggaaf is verleend, is deze evenwel geen belasting verschuldigd, wanneer hij het motorrijtuig opnieuw in gebruik neemt binnen de voorwaarden van de desbetreffende teruggaafregeling. De diefstal en de daarmee verbonden feiten blijven dan buiten beschouwing voor de vraag, of hij aan de voorwaarden van de teruggaaf voldoet. Dit betekent bijvoorbeeld voor een bestelauto waarvoor op de voet van artikel 15b teruggaaf is verleend aan een ondernemer, dat de kilometers die zijn gereden in de periode dat de auto was gestolen niet meetellen voor de vraag of de auto meer dan bijkomstig wordt gebruikt in het kader van de onderneming. De tijdens de periode van diefstal verstreken tijd telt wel mee voor eventueel in acht te nemen termijnen, waarbinnen het niet meer voldoen aan de voorwaarden leidt tot verschuldigdheid van belasting.

Ingevolge het vierde lid van artikel 16aa wordt bij export van een taxi alleen van heffing afgezien, als de auto al tenminste twaalf maanden binnen de voorwaarden en beperkingen van de teruggaafregeling als taxi is gebruikt. Bij toepassing van het tweede lid van artikel 16aa wordt het verschuldigde bedrag verminderd met een derde gedeelte voor ieder jaar, waarin voor de taxi aan de voorwaarden van de teruggaaf is voldaan.

Het vijfde lid, ten slotte, voorziet in de mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere uitvoeringsregels te stellen.

Onderdeel 2

Dit onderdeel strekt ertoe om ook in de motorrijtuigenbelasting de bepalingen van de grijskentekenregeling voor gehandicapten aan te vullen. Het tweede lid van artikel 24a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt zodanig gewijzigd, dat het lagere tarief mede kan worden toegepast indien de laadruimte door aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer. Verder kan, onder overeenkomstige voorwaarden zoals gesteld voor de BPM-teruggaafregeling, bij overlijden van de gehandicapte het lagere tarief nog vier extra tijdvakken worden toegepast. Hiermee wordt het moment van ingang van het normale tarief een jaar uitgesteld. Beide aanpassingen werken terug tot en met 1 januari 2005, de datum dat artikel 24a in werking is getreden.

Onderdeel 3

In onderdeel a wordt de inwerkingtredingsbepaling aangevuld in verband met de al genoemde terugwerkende kracht van de grijskentekenregeling voor gehandicapten. Onderdeel b voorziet voor enkele wijzigingen (kampeerauto’s, taxi’s) in inwerkingtreding op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Ingevolge de eerdere nota van wijziging geldt voor deze wijzigingen een inwerkingtreding per 1 januari 2006, maar deze datum is waarschijnlijk niet haalbaar gezien de inmiddels verstreken tijd.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven