29 722
Wijziging van de Wet op de Raad van State en de Comptabiliteitswet 2001 in verband met de rechtspositie van de leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk de Wet op de Raad van State en de Comptabiliteitswet 2001 te wijzigen door daarin een delegatiegrondslag op te nemen voor een nadere regeling van de rechtspositie van de leden van de Algemene Rekenkamer, onderscheidenlijk van de staatsraden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Aan artikel 3a van de Wet op de Raad van State wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot wachtgeld en voorzieningen in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid.

ARTIKEL II

Aan artikel 74 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot wachtgeld en voorzieningen in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven