nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT2
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 2 juli
2004 en het nader rapport d.d. 16 augustus 2004, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2004, no. 04.002419, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de
Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende
aanpassing van de Tabakswet, alsmede artikel V, tweede lid, van de Wet van
18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb.201) aan richtlijn
nr. 2003/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 26 mei 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring
voor tabaksproducten (PbEU L 152), met memorie van toelichting.
Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2003/33/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei
2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten
(PbEU L 152) (hierna: de richtlijn).
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van het voorstel wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 juni
2004, no. 04.002419, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 2 juli 2004, nr. W13.04.0251/III, bied ik U hierbij
aan.
1. De Raad merkt op dat ten aanzien van de implementatie van artikel 2,
onder c, van de richtlijn niet kan worden volstaan met verwijzing naar de
definitiebepaling in artikel 1, onder g, van de Tabakswet. Ten eerste ontbreekt
in deze definitie het element van sponsoring aan personen, hetgeen betekent
dat de implementatie onvolledig is. Ten tweede kan verwarring ontstaan over
de vraag of in de huidige definitiebepaling met «gevolg» zowel
het rechtstreeks als het onrechtstreekse gevolg bedoeld is. Dit
temeer aangezien elders in de Tabakswet wel van rechtstreeks of onrechtstreeks
gevolg gesproken wordt (bijvoorbeeld in artikel 1, onder f, van de Tabakswet).
De Raad adviseert daarom ter implementatie van artikel 2, onder c, van
de richtlijn in artikel 1, onder g, van de Tabakswet de zinsnede «een
activiteit of evenement, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van
een tabaksproduct tot doel dan wel tot gevolg heeft» te vervangen door:
een activiteit, evenement of persoon, die het bekendheid geven aan of het
aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks
tot gevolg heeft.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een aantal opmerkingen. De eerste opmerking betreft het aanpassen van
de definitie van sponsoring in de Tabakswet aan de definitie van sponsoring
in richtlijn 2003/33/EG. De Raad stelt dat het element van sponsoring van
personen dient te worden toegevoegd en dat duidelijk tot uitdrukking dient
te komen dat het «gevolg hebben», zoals bedoeld in de definitie,
op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze kan worden bereikt. De tekst van
het voorstel en de memorie van toelichting zijn conform het advies van de
Raad aangepast.
2. De Raad adviseert in te gaan op de gevolgen, die voor betrokkenen optreden
nu de termijn van de ontheffingsmogelijkheid met één jaar wordt
bekort (artikel II).
Ten tweede adviseert de Raad om in te gaan op de gevolgen die voor betrokkenen
optreden als de termijn van de ontheffingsmogelijkheid met één
jaar wordt bekort (artikel II). De memorie van toelichting is overeenkomstig
aangepast.
3. Artikel 10, eerste lid, van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten uiterlijk
op 31 juli 2005 aan de richtlijn moeten voldoen. Met de voorgestelde
wijziging in artikel II is aan dit vereiste niet voldaan, aangezien de termijn
van de ontheffing, bedoeld in artikel V, tweede lid, van de Wet van 18 april
2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb.4201), zodanig wordt gewijzigd dat
deze tot en met 31 juli 2005 geldt.
De Raad adviseert deze termijn aan te passen door «31 juli»
te vervangen door: 30 juli.
Ten derde wijst de Raad er op dat de datum zoals gewijzigd in artikel
II van het wetsvoorstel niet 31 juli 2005, maar 30 juli 2005 dient
te zijn. De reden daarvoor is artikel 10, eerste lid, van richtlijn 2003/33/EG.
De tekst van het wetsvoorstel is overeenkomstig aangepast.
4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies
behorende bijlage.
De redactionele kanttekening is overgenomen.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
P. van Dijk
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst
Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W13.04.0251/III
met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.
– In de aanhef «alsmede artikel V» vervangen door: alsmede
van artikel V.