29 719
Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2004

Tijdens de plenaire behandeling, dinsdag 7 december jl., van het wetsvoorstel «Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland» heb ik toegezegd schriftelijk te reageren op drie vragen. Onderstaand ga ik op de vragen in.

1. Gevraagd werd hoeveel deelnemers zonder diploma het mbo verlaten, doorstromen naar het hbo en daar vervolgens ook geen diploma behalen. Achtergrond van de vraag was de mogelijkheid dat uiteindelijk de prestatiebeurs uit zowel mbo als hbo moet worden terugbetaald.

Voor de inschrijving voor een opleiding aan het hbo gelden toelatingscriteria. Het aantal deelnemers dat eerst aan een mbo-opleiding en daarna aan een hbo-opleiding is begonnen en beide opleidingen zonder diploma verlaat is beperkt. De groep deelnemers kan in twee categorieën worden verdeeld:

• Havisten die eerst aan een mbo-opleiding op niveau 3 of 4 zijn begonnen en tijdens de opleiding alsnog overstappen naar een hbo-opleiding. Het aantal havisten dat naar het mbo doorstroomt is de laatste jaren echter enorm gedaald. Zij gaan steeds vaker rechtstreeks naar het hbo.

• Studenten die via een colloquium doctum het hbo binnenkomen en daarvoor ooit hebben deelgenomen aan een mbo-opleiding op niveau 3 of 4 en deze niet hebben afgerond.

Absolute cijfers over deze categorieën zijn niet beschikbaar. Wel kan uit doorstroomcijfers worden afgeleid dat het aantal deelnemers in beide categorieën erg klein is. Het gaat de vraagstellers bovendien om de mensen die studiefinanciering hebben ontvangen in het mbo en die toen dus al ouder waren dan achttien jaar. Dit beperkt het aantal nog sterker. Het zal dan ook om hooguit een paar honderd deelnemers gaan. Overigens kan de prestatiebeurs ook juist deze deelnemers stimuleren eerst een mbo-diploma te behalen voordat ze aan een nieuwe en zwaardere opleiding in het hbo beginnen.

Vanaf volgend schooljaar komt er een derde groep die zonder diploma het hbo in kan stromen. Vanaf dat moment zal met de experimenten «ruim baan voor talent» ook voor mensen onder de 21 jaar met flexibele toelating worden geëxperimenteerd. Eis is dat het instroomniveau van de student gelijk is aan dat van een student met een wettelijk toelatingsbewijs. Dit kan bij een mbo-er bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hij uit werkervaring voldoende kennis meebrengt. Vanwege de strenge eis aan het instroomniveau van de student en vanwege het feit dat slechts twee hogescholen zullen starten met flexibele toelating verwacht ik dat het hier slechts om enkele deelnemers zal gaan die zonder mbo-diploma kunnen doorstromen naar het hbo.

In sommige gevallen volgen mbo-deelnemers tijdens hun mbo-opleiding al modules die bij doorstroom naar het hbo recht op vrijstelling geven. Zij blijven dan echter ingeschreven in het mbo totdat zij het mbo-diploma hebben behaald. Pas daarna beginnen ze officieel aan hun hbo-opleiding. Voor deze groep doet het risico dat beide diploma's niet worden behaald zich dus niet voor.

2. Ook is gevraagd wat er gebeurt met de deelnemer die in het vierde jaar van de pilot start met een opleiding, indien de pilot na vier jaar wordt beëindigd.

Ik heb daarop geantwoord dat deelnemers die met studiefinanciering naar het buitenland gaan nooit het slachtoffer mogen worden van het beëindigen van de pilot en dat ik mij er van zou vergewissen dat dit goed geregeld is in het onderhavige wetsvoorstel. Dat is inderdaad het geval. Gewaarborgd is dat deelnemers die met studiefinanciering aan een opleiding in het buitenland zijn begonnen hun volledige aanspraak op studiefinanciering kunnen inzetten om die opleiding af te ronden, ook als de pilot wordt beëindigd. In artikel I, onderdeel X, wordt in een nieuw artikel 12.7 het vervallen van bepalingen inzake studiefinanciering beroepsonderwijs buiten Nederland geregeld bij het einde van de pilot. Het derde lid van artikel 12.7 geeft aan dat bestaande aanspraken op studiefinanciering, in stand blijven zolang een deelnemer zonder onderbreking studiefinanciering geniet voor de opleiding waarvoor studiefinanciering is toegekend.

3. Gevraagd is om een verkenning van de mogelijkheid een 1-septemberregeling te maken voor mbo- deelnemers die op 1 februari in het hbo instromen.

Ik zal deze verkenning uitvoeren en uw kamer hierover begin volgend jaar informeren. Op hetzelfde zal ik u, zoals toegezegd, informeren of het mogelijk is de voor het ho voorgenomen wijziging van de terugbetalingssystematiek ook in het mbo toe te passen. Ik zal hierbij bezien of het mogelijk zou zijn deze terugbetalingssystematiek met terugwerkende kracht te introduceren in het mbo, voor de deelnemers die vanaf volgend schooljaar met de prestatiebeurs in het mbo te maken krijgen.

Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven