29 718
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met maximering van de ziekengeldlasten in het wachtgeldfonds voor de uitzendsector en wijziging van enige andere wetten in verband met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 6 oktober 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorstellen van de regering om de lasten van het Ziektewet-vangnet (hierna; ZW-vangnet) voor de uitzendsector te maximeren. Deze leden zien dat het voorliggende wetsvoorstel zowel het advies van de SER om de lasten van de uitzendsector in de ziekteperiode te begrenzen als de systematiek van de wet verlening loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 in zich verenigd. De begrenzing middels een maximering van 75% van de ZW-vangnetlasten voor het wachtgeldfonds lijkt deze leden redelijk gezien het bijzondere karakter van de uitzendsector. De uitzendbedrijven zijn als werkgever immers voor een groot deel afhankelijk van de inspanning die de opdrachtgever bij preventie en reïntegratie kan leveren. Het meerdere van 25% wordt volgens het voorliggende voorstel immers uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: Awf) betaald waaraan alle werkgevers en dus alle opdrachtgevers bijdragen. Door de gekozen vormgeving zal de verdeling van de lasten ZW-vangnet mee-ademen met de ontwikkelingen van preventie en reïntegratie in uitzendsector. Zowel uitzendbedrijven als opdrachtgevers hebben zo een redelijk belang om ziekte bij uitzendwerkers te voorkomen en te beperken.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging. Zij delen de gedachte dat, gezien de bijzondere arbeidsrelatie tussen de uitzendkracht, het uitzendbedrijf en de inlenende derde, het noodzakelijk is aan de lasten voor het vangnet ZW een maximum te stellen. De leden van de PvdA-fractie hebben naar aanleiding van de voorstellen tot wijziging nog enkele vragen, die in voorliggend verslag zijn opgenomen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Hoewel zij de achterliggende doelstelling van het wetsvoorstel onderschrijven hebben zij toch nog een aantal vragen en opmerkingen over het voorstel, die in voorliggend voorstel zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben ernstige bedenkingen tegen het stellen van een maximum aan de lasten van de vangnet-ZW die voor rekening komen van de uitzendsector.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het meest in het oog springende onderdeel is de voorgestelde maximering van de lasten van het vangnet ZW voor de uitzendsector. Deze leden willen de regering daarover in dit stadium enkele vragen voorleggen.

2. Maximering lasten van het ZW-vangnet voor de uitzendsector

De leden van de CDA fractie vragen de regering aan te geven hoeveel uitzendkrachten werken met het uitzendbeding en hoeveel zonder dergelijk beding? Kan de regering ook aangeven hoeveel de percentages in de vijf premie-groepen en risico-groepen bedragen?

Zij vragen wanneer in 2007 de regering met de evaluatie van het voortstel wenst te komen en op welke criteria de evaluatie gebaseerd zal zijn.

De leden van de PvdA-fractie zouden graag een uitgebreidere uitleg willen hebben waarom er gekozen is voor een maximum percentage van de ZW-lasten die voor rekening komt voor de uitzendsector. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor een maximum bedrag? Wat was de reden om voor een vast percentage van 75% te kiezen.

Zij vragen wat er voor totaalbedragen voor de uitzendsector en het Awf bij 75% moet worden gedacht.

De regering heeft er niet voor gekozen het advies van de SER over te nemen. De leden van de PvdA-fractie vragen of het advies van de SER niet tot meer flexibiliteit zou leiden. Daarnaast willen zij graag weten wat de reactie van de sociale partners was nadat bleek dat hun advies niet werd overgenomen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering uitvoerig kan ingaan op de keuze voor het percentage van 75% dat het maximum is voor het maximum aan ZW-lasten dat door de uitzendsector zelf betaald moet worden? Waarom is niet gekozen voor een percentage van 70%, 80% of 85%?

De regering neemt zich voor de maximering van 75% in de loop van 2007 te bezien. Is dit slechts een voornemen of een harde toezegging aan de Kamer?

De leden van de SP-fractie vragen waarom een deel van de ziektekosten van werknemers in de uitzendbranche moet worden omgeslagen over alle werkgevers. Waarom wordt de gedachtegang, die ten grondslag ligt aan het verlengen van de loondoorbetaling bij ziekte naar twee jaar, in het geval van de uitzendsector verlaten?

Waarom acht de regering het wenselijk om de lasten voor de uitzendsector in de ziekteperiode te begrenzen? En waarom wordt dat voor andere werkgevers kennelijk niet wenselijk geacht?

Terecht stelt de regering dat het uitzendbedrijf een beperkte invloed heeft op de arbeidssituatie van de uitzendkracht en dus op het ziekteverzuim die verband houdt met die arbeidssituatie. De inlenende werkgever heeft dat wel. Waarom wordt de begeleiding van de zieke uitzendkracht en de daaraan verbonden kosten niet onder de verantwoordelijkheid van de inlenende werkgever gebracht?

Het inlenen van uitzendkrachten verschilt per bedrijf en per bedrijfstak. Bovendien verschilt het verzuim van uitzendkrachten per branche aanmerkelijk (Aard en oorzaken ziekteverzuim uitzendbranche. ECORYS-NEI, Rotterdam, 15 mei 2003). Wat is de rechtvaardiging om bij de verdeling van de ziektelasten geen rekening te houden met deze verschillen?

Waarom moeten werkgevers die geen uitzendkrachten inlenen meebetalen aan de ziektelasten van de uitzendbranche? Kunnen de leden van de SP-fractie dit zien als een beleidswijziging ten aanzien van de uitgangspunten die aan de loondoorbetaling bij ziekte ten grondslag lagen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de regering met het voorstel de lasten van het ZW-vangnet voor de uitzendsector te maximeren tot 75% van de uitgaven voor ziekte tegemoet wil komen aan het standpunt van de SER. Zij zouden het logisch hebben gevonden als de regering in de toelichting op dit wetsvoorstel nog eens expliciet had aangegeven waarom het SER-advies van 2004 op dit onderdeel niet is overgenomen. De argumentatie, zoals verwoord in de kabinetsreactie op het SER-advies (Kamerstuk 28 333, nr. 19, bijlage 2), maakt op de leden van de fractie van de ChristenUnie een wat dogmatische indruk. De vraag rijst of de genoemde argumenten (zoals het streven naar het voorkomen van een tweedeling in polisvoorwaarden tussen vaste en flexibele werknemers) inderdaad tot de conclusie moeten leiden dat het SER-advies op dit onderdeel niet moet worden overgenomen. Deze leden verwijzen in dit verband nog naar het rapport van de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid «Werk maken van arbeidsgeschiktheid» (30 mei 2001), waar wordt gesteld dat de situatie «een extreem voorbeeld is van onevenwichtige prikkelwerking. De uitzendorganisatie draagt de lasten van verzuim dat formeel en materieel geheel buiten haar invloed ligt». De commissie wees in dit kader ook op de druk op uitzendorganisaties om bij de werving van uitzendkrachten strenger te gaan selecteren op ziekte- en uitvalrisico. Wil de regering daar op ingaan? Kan in het verlengde hiervan ook de vraag worden beantwoord of een lager percentage dan 75 is overwogen en zo ja, waarom daarvan is afgezien? De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben de indruk dat 75% wel erg veel is in relatie tot de zeer beperkte mogelijkheden van de uitzendsector om invloed uit te oefenen op het voorkomen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Zij verzoeken de regering die mogelijkheden nader in kaart te brengen.

3. Overige wijzigingen

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de resultaten van de stuurgroep Verbetering poortwachter ten aanzien van de termijnen verwacht worden.

Zij zijn van mening dat voorwaarden met betrekking tot het reïntegratieverslag moeten voldoen aan de randvoorwaarden simpel, controleerbaar en effectief.

Wanneer kan het voorstel van de stuurgroep ten aanzien van een extra evaluatiemoment door werknemer en werkgever verwacht worden? De leden van de CDA fractie zijn van mening dat daarbij de wederzijdse verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer in het Burgerlijk Wetboek (hierna; BW) als uitgangspunt zou moeten gelden.

Deze leden vragen zich ook af of de normen ten aanzien van de reïntegratie-inspanningen niet primair op bepalingen van het BW gebaseerd kan worden. Het integreren van de normen op grond van de ministeriële regeling procesgang eerste ziektejaar en de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter met de principes van het BW zou naar oordeel van deze leden een aanmerkelijke besparing in administratieve regeldruk kunnen betekenen. Zou een goed onderbouwd regulier personeelsdossier niet afdoende informatie over de reïntegratie-inspanningen van werkgever en werknemer kunnen leveren? De inspanningen voor preventie en reïntegratie zullen immers in eerste plaats tussen werkgever en werknemer moeten plaatsvinden. Het gaat immers niet om een papieren bureaucratische werkelijkheid, maar om feitelijke resultaten.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan ingaan op de brief die het MKB over dit onderwerp naar de Kamer heeft gestuurd. In het bijzonder zijn zij benieuwd naar de reactie van de regering op hun constatering dat er ten aanzien van tijdelijke krachten geen sprake is van een gelijkwaardige uitgangspositie omdat de werkgever de werknemer niet kan dwingen mee te werken aan de eigen reïntegratie, omdat het dienstverband niet meer bestaat.

Graag zouden de leden van de PvdA-fractie meer informatie willen hebben over hoe het UWV de verhaalsregeling organisatorisch aan gaat pakken. Over hoeveel menskracht beschikt het UWV om goed te kunnen beoordelen of door zowel de werkgever als de werknemer aan de reintegratie-inspanningen is voldaan? Zeker daar waar het gaat om mensen die maar tijdelijk in dienst zijn geweest. Is het UWV van plan de reintegratieverslagen aan de hand van standaard protocollen te gaan beoordelen. Zo ja, hoe zien die er dan uit?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op de kritiek van MKB-Nederland, namelijk dat het UWV wel de laatste werkgever mag «afrekenen», maar dat de werkgever het UWV nooit kan afrekenen op zijn effectiviteit, terwijl ondertussen de lasten van de reïntegratieacitiveiten van UWV wel voor rekening komen van de werkgevers (via ZW-premie en dan ook nog WAO boetes).

Hoe wordt geborgd dat het UWV zijn inspanningen effectief doet, daar de rekening niet door UWV, maar door de laatste werkgever wordt betaald?

In combinatie met het voorstel de ziekmelding nieuwe stijl te laten vervallen wordt het plan geopperd om aan het eind van het eerste ziektejaar een extra evaluatiemoment door werkgever en werknemer van de geleverde reïntegratie-inspanningen in te bouwen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat de aanleiding hiervan is. Zijn er veel signalen dat daaraan behoefte bestaat? Komt het vaak voor dat werknemers ontevreden zijn over de inspanningen van werkgever en UWV, of omgekeerd?

4. Commentaren

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering voorbijgaat aan de voorkeur van het UWV ten aanzien van het vaststellen van de nadere regels met betrekking tot de verhaalsregels door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Kan de regering een nadere argumentatie geven?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom zij er voor gekozen heeft om de nadere regels met betrekking tot de verhaalsregeling te laten stellen door het UWV. Dit tegen het advies van het UWV in.

5. Financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie nemen met voldoening kennis van de vermindering van de administratieve lasten voor werkgevers van 1,2 miljoen door het schrappen van de ziekmelding nieuwe stijl.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering specifieker kan ingaan op de financiële consequenties die de premieopslag in het Awf ten gevolge van dit wetsvoorstel met zich meebrengt. De regering spreekt over beperkte financiële gevolgen voor een aantal overheidssectoren. Welke sectoren zijn dit en hoe groot zijn deze financiële gevolgen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar voornemens met betrekking tot de hoogte van de WAO-premie in 2005 en de eventuele gevolgen daarvan voor de geraamde financiële gevolgen.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven