Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29717 nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29717 nr. 15 |
Vastgesteld 8 december 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de kabinetsreactie naar aanleiding van de ILG-voortgangsrapportages over het jaar 2007 (kamerstuk 29 717, nr. 12).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 december 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Welke opmerkingen zijn er door de Europese Commissie gemaakt bij de eerdere versie van het NPS?
De Commissie heeft Nederland aangegeven dat de NPS moest worden aangevuld met de jaarlijkse indicatieve verdeling per lidstaat van het bedrag dat Nederland uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) ontvangt. Deze verdeling is op 12 september 2006 door de Commissie geregeld (beschikking 2006/636/EG).
Daarnaast heeft de Commissie aangegeven «dat het NPS een referentiekader is ter voorbereiding van het plattelandsontwikkelingsprogramma en sommige onderdelen (quantificering van indicatoren en streefwaarden, demarcatieprincipes) zullen verder in detail en ter verduidelijking moeten worden uitgewerkt in het programma». Dat is gebeurd en nadat het programma door de Commissie was goedgekeurd zijn deze onderdelen ook herzien in de nationale strategie, conform het goedgekeurde programma.
Kennen de bestuursovereenkomsten grenzen ten aanzien van de levendigheid van de contracten?
Ja, de actualisaties van de bestuursovereenkomsten moeten passen binnen het in artikel 7 van de WILG geschetste kader, waaronder het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland en de provinciale meerjarenprogramma’s.
Leidt de levendigheid van de contracten tot budgetuitbreiding en/of verschuiving? Gaat het hierbij om het rijksdeel?
Een aantal van de in 2008 voorgestelde actualisaties van de ILG-bestuursovereenkomsten heeft betrekking op het toevoegen van rijksbudget voor rijksdoelen. De aanpassingen kunnen echter ook betrekking hebben op verschuivingen tussen provincies, of het betreft aanpassingen zonder financiële consequenties.
Op welke intelligente wijze zetten provincies zich in om hoge uitvoeringskosten te drukken? Nemen provincies onderling kennis van deze slimme koppelingsoplossingen?
Provincies hebben aangegeven dat zij de efficiëntiewinst die het ILG hun biedt maximaal benutten door in de uitvoering doelen van overheden en particulieren intelligent te koppelen. Een van de aansprekende voorbeelden daarbij is de aanpak van Noord-Holland van Recreatie om de Stad (zie ook antwoord op vraag 12). Andere provincies kijken nu hoe zo’n aanpak in hun praktijk kan worden geïmplementeerd.
Hoe gaat de minister er voor zorgen dat rijksdoelen worden gehaald met de provincies als regisseur?
In de bestuursovereenkomsten is vastgelegd dat de rijksdoelen in de vorm van afrekenbare prestaties worden gerealiseerd door de provincies. Het rijk stelt daartoe middelen en uitvoeringscapaciteit beschikbaar aan de provincies. Het ILG biedt de provincies de mogelijkheid om het budget flexibel in ruimte en tijd in te zetten, waardoor maatwerk en combinaties met andere doelen, aanvullende geldstromen en actoren in gebieden mogelijk wordt. Provincies hebben daarin een centrale regierol. Door de jaarlijkse voortgangsrapportages, de gesprekken met gedeputeerden en de bezoeken in de regio’s ben ik op de hoogte van de ontwikkelingen en kan ik indien nodig bijsturen. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.
De bestuursovereenkomsten zullen regelmatig worden geactualiseerd. Is dat jaarlijks, driejaarlijks continu of hoe anders? Kunt u dit toelichten?
Hoe gaat u om met het feit dat bestuurders voor een termijn van vier jaar gekozen worden, en daardoor moeilijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld na afloop van een periode van 7 jaar? Welke waarborgen kunnen daarvoor worden ingebouwd?
De bestuursovereenkomsten worden ten hoogste eenmaal per jaar geactualiseerd. Ik stuur daartoe medio juni een brief met concrete voorstellen aan de provincies. In 2008 zijn de voorstellen in twee tranches naar de provincies gegaan. Nadat ik een formeel akkoord van de provincies heb ontvangen, zijn de actualisaties van kracht.
De overeenkomsten tussen Rijk en provincies zijn gesloten voor de periode 2007–2013, juist om continuiteit te verzekeren. Deze periode sluit ook aan bij de Europese programmaperiode voor het plattelandsontwikkelingsprogramma. Bij de midtermreview kan nader worden bezien of accenten anders moeten worden gelegd.
Hoe is de Rijkssturing op het halen van de Rijksambities als de jaarlijkse voortgangsrapportages geen verantwoording zijn maar pas aan het eind van de ILG periode een verantwoording aan de orde is? Hoe kunt u de transparantie van dit proces waarborgen?
Iedere provincie levert jaarlijks een voortgangsrapportage in waarin de bestede middelen en de gerealiseerde prestaties zijn vermeld. In 2010, bij de Mid Term Review, wordt een uitgebreide toelichting van de provincies gevraagd bij de stand van zaken zoals gerapporteerd in de voortgangsrapportages.
Met de provincies is recentelijk tot overeenstemming gekomen om aan te sluiten bij de controles van de ILG-cijfers in de jaarrekening van de provincie. Tevens wordt door de accountant de aansluiting gecontroleerd tussen de financiële cijfers ILG in de jaarrekening van de provincie en de financiële cijfers ILG in de jaarlijkse voortgangsrapportage. De prestaties worden jaarlijks beoordeeld door een Comité van Toezicht. De jaarlijkse controles en beoordelingen zijn ter voorbereiding op de controle en beoordeling in 2014 én om tussentijds eventueel te kunnen bijsturen. De transparantie is dus gewaarborgd.
Waarom maakt – met het oog op de naderende klimaaten energiecrisis (b.v. peak oil vanaf 2010) – duurzame energievoorziening op het platteland, geen deel uit van de doelstellingen van het ILG? Waarom is, met het oog op deze crises, een meer zelfvoorzienende voedsel- en energievoorziening op het platteland niet meegenomen in de doelstellingen van het ILG? Bent u bereid deze doelstellingen alsnog mee te nemen? Zo nee waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u deze doelstellingen vormgeven?
Deze specifieke doelen maken geen onderdeel uit van de gemaakte afspraken tussen Rijk en provincies, zoals eind 2006 vastgelegd in de Bestuursovereenkomsten. Een zelfvoorzienende voedselen energievoorziening op het platteland als zodanig is geen doelstelling van het Rijk en kan dan ook geen onderdeel uitmaken van het ILG. Wél is het zo dat diverse natuur-, landbouw- en waterdoelen uit het MJP bijdragen aan het realiseren van een duurzamere landbouw en een duurzamer platteland.
Kunt u een overzicht geven van de criteria en afrekenbare prestaties die u hanteert richting de provincies voor het behalen van de volgende rijksdoelen: natuur, landbouw, recreatie, landschap, bodem, water, Greenports, veenweidegebieden, reconstructie van de zandgebieden, sociaal economische vitaliteit en leefbaarheid van het platteland? Dit kan eventueel via een aparte kamerbrief.
De criteria en afrekenbare prestaties die ik hanteer richting de provincies voor het behalen van de rijksdoelen in het ILG liggen vast in de ILG-bestuursovereenkomsten met de provincies. Per doel is daarin aangegeven welke prestatie de provincie zal leveren in de ILG-periode. Bijvoorbeeld: de verwerving van X hectares nieuwe EHS, de uitvoering Y (goedgekeurde) pilots duurzaam ondernemen, of het knelpuntvrij maken van Z kilometer landelijke fietsroute. Deze prestaties zijn samengevat in de rapportageformat zoals opgenomen in bijlage 2 bij de kabinetsreactie op de ILG-voortgangsrapportage. De prestaties zijn kort beschreven en gekwantificeerd in de kolommen «prestaties», «prestatie-eenheid» en «te realiseren prestatie» van deze bijlage. De prestaties met betrekking tot water, greenports, veenweidegebieden en leefbaarheid van het platteland zijn daar nog niet in opgenomen omdat dat afspraken zijn die in 2008 worden gemaakt. Overigens worden die prestaties op een vergelijkbare wijze benoemd.
Zijn de afgesproken prestaties verschillend per provincie? Zo ja waarom zijn deze doelstellingen niet gelijk?
De afgesproken prestaties zijn verschillend per provincie. Dat hangt samen met de rijksdoelen die per provincie verschillend kunnen zijn, doordat niet in alle provincies dezelfde problematiek speelt. Zo geldt het doel Recreatie om de Stad alleen in de provincies Utrecht, Gelderland, Noord- en ZuidHolland. Reconstructie is alleen aan de orde in de reconstructieprovincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg.
Hoever staat het met de uitbreiding van het ILG met een artikel «Leefbaarheid en sociaal-economische vitaliteit ter uitvoering van de motie-van Geel (31 200, nr. 16) en de motie Atsma (31 200 XIV, 110)? In welke mate maken provincies gebruik van de uitbreidingen ten aanzien van water, recreatie, veenweidegebieden en Greenports? Zijn de uitbreiding per provincie verdeeld of provincie specifiek?
De uitbreidingen van de ILG-bestuursovereenkomsten, waaronder die van Leefbaarheid en sociaal economische vitaliteit, heb ik in de vorm van een voorstel aan de provincies voorgelegd. Zodra ik een formeel akkoord van de provincies ontvangen heb, worden deze uitbreidingen van kracht en kunnen de provincies beginnen met de uitvoering ervan. Mijn verwachting is dat alle voorstellen voor uitbreiding door de provincies zullen worden overgenomen.
De onderwerpen Leefbaarheid en scociaal-economische vitaliteit, water en recreatie (wandelen over boerenland) spelen in alle provincies. Veenweideprojecten zijn er alleen voor Utrecht en Noord- en Zuid-Holland; Greenports in Noord- en Zuid-Holland en Noord Brabant.
Kan worden aangegeven welke kostenbesparende aanpak Noord-Holland heeft ontwikkeld ten behoeve van terugdringing van de hoge uitvoeringskosten van RodS?
Noord-Holland zal ter financiering en realisatie van RodS nieuwe uitvoeringsconcepten toepassen. Dit betreft onder andere zelfrealisatie door agrariërs (realisatie door de grondeigenaar waardoor gronden niet verworven behoeven te worden), het realiseren van recreatieve verbindingen in plaats van «vlakgroen» (recreatiegebieden), maximale benutting van gronden van andere overheden en het koppelen van RodS aan landbouw, water en woningbouw.
Zijn bij het intelligent koppelen tussen de doelen door de provincies om de hoge uitvoeringskosten te drukken andere doelen niet in de verdrukking geraakt, met andere woorden, worden de doelen op dezelfde manier bediend als voorheen toen de gelden nog niet ontschot waren en kan dit visueel inzichtelijk gemaakt worden door de oude en huidige situatie in een cirkeldiagram te plaatsen?
Er raken geen doelen in de verdrukking en de doelen worden beter bediend dan voorheen.
De complexe situatie bij integrale ontwikkelingen om benodigde budgetten te synchroniseren en die weer, binnen de gestelde kaders, te verantwoorden leidde er in het verleden vaak toe dat bij de uitvoering werd afgezien van het combineren van doelen, als de mogelijkheid er al was. Winst in geld, tijd en «draagvlak» door een efficiënte uitvoering werd daardoor niet benut. Bij efficientiewinst door intergaal werken in de uitvoering moet u denken aan:
• gezamenlijk gronden verwerven;
• overheadkosten delen;
• «volumewinst» boeken;
• meer medewerking door het beter tegemoet kunnen komen aan meerdere belangen in het gebied.
Door nu een groot deel van de, bij die gewenste integrale ontwikkelingen, betrokken Rijksbudgetten voor een periode te ontschotten en meerjarig aan te bieden ontstaat voor provincies, tezamen met hun eigen budgetten, de mogelijkheid deze efficiëntiewinst te organiseren, ofwel intelligent te koppelen. Daarbij wordt het zelfde aantal doelen gerealiseerd binnen dezelfde periode. Daarover zijn concrete afspraken gemaakt. Alleen wordt de kans op succes groter, terwijl de uitvoeringskosten in de hand gehouden worden. Daarnaast wordt er meer rekening gehouden met de wensen van actoren in het gebied waardoor een maatschappelijk meer aanvaardbare oplossing en daarmee duurzamer oplossing verkregen.
Ik zie geen kans dit op zinvolle wijze voor u zichtbaar te maken in een diagram.
Wat is de oorzaak van de hoge kosten bij de uitvoering van RodS in Noord-Holland? Waaruit bestaat de kostenbesparende aanpak? Leent deze aanpak zich ook voor toepassing in breder verband in het kader van het ILG?
De verwachting is dat de resterende gronden, die voor de realisatie van RodS verworven moeten worden een zeer hoge grondprijs hebben. RodS-gronden moeten voornamelijk worden verworven aan de randen van de stad. Deze gronden worden op dit moment gebruikt voor bloembollen, glastuinbouw en allerlei stadsrandactiviteiten (bijvoorbeeld paardenhouderij). Bovendien zijn de huidige eigenaren niet geneigd hun gronden te verkopen in de hoop op een «rode» prijs.
Voor de kostenbesparende aanpak van Noord-Holland verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.
De door Noord-Holland voorgestane aanpak leent zich ook voor toepassing in andere provincies waar RodS gerealiseerd wordt. Het Rijk en de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Gelderland bereiden hiertoe een wijziging van de ILG-bestuursovereenkomsten voor.
Volgens het jaarverslag van het Groenfonds is 60% besteed, volgens de rapportages 80%. Op het moment van opstellen van het jaarverslag waren nog niet alle declaraties ingediend. Is het mogelijk dat als alle declaraties wel zijn verwerkt, er een besteding van meer dan 100% te zien is en wat zou daarvan de betekenis zijn? Hoe gaat u hiermee om?
Provincies kunnen niet meer declareren dan dat er bij het Groenfonds beschikbaar is. Wel is er door sommige provincies meer ILG-geld uitgegeven dan dat ze gedeclareerd hebben bij het Groenfonds. De provincie financiert daarmee langer voor. Dit wordt hersteld bij de volgende ILG-declaraties van de provincie bij het Groenfonds. De kasstortingen van het Rijk vinden plaats op basis van de jaarlijkse beschikking en worden hierdoor niet beïnvloed.
Welke reden worden door de provincies gegeven voor het gegeven dat voor het onderdeel recreatie wel bestedingen zijn gedaan maar weinig verplichtingen zijn gemeld?
De provincies waren in de veronderstelling dat de lopende verplichtingen (van voor 1/1/2007) niet behoefden te worden gemeld in de rapportage. De voor recreatie aangegane verplichtingen betreffen voornamelijk lopende verplichtingen in het kader van Recreatie om de Stad (RodS) en het verbeteren van de toegankelijkheid. De bestedingen hebben dan ook met name betrekking op de realisatie van inrichting uit deze lopende verplichtingen. Nieuwe verplichtingen zullen de komende jaren worden aangegaan; dat dit in 2007 nog onvoldoende is gebeurd heeft mogelijk te maken met het wennen aan de nieuwe rol, die de provincie bij het ILG heeft als regisseur van het landelijk gebied.
Overigens blijkt uit de rapportage dat voor verwerving RodS wel een behoorlijk bedrag aan nieuwe verplichtingen is aangegaan.
De ILG ervaringen toe nu toe geven een beeld dat de kosten in de aanloopfase substantieel zijn. Waarom wordt vastgehouden aan het overeenkomstdeel dat ervoor zorgt dat de middelen voor (water)bodembescherming pas vanaf 2010 beschikbaar komen?
Over (water)bodemsanering in het landelijk gebied zijn reeds afspraken gemaakt voor de periode t/m 2009 in het kader van de Wet Bodembescherming. (Water)bodemsanering is in die zin een rijdende trein, waardoor ik bij een overgang naar het ILG geen reden zie voor substantiële aanloopkosten.
Aan welke concrete projecten moet worden gedacht als het gaat om de doelen recreatie en landschap?
Het Rijk stuurt bij de realisatie van recreatie niet op concrete projecten, maar op doelen. Inzicht in concrete projecten geeft de ILG-voortgangsrapportage dan ook niet. In zijn algemeenheid betreffen de projecten onder andere intensief ingerichte recreatiegebieden, recreatieve verbindingen als wandel- en fietspaden, aanleg van bruggen en tunnels om de bereikbaarheid van recreatiegebieden te realiseren en het oplossen van knelpunten om doorgaande wandel-, fiets- en vaarroutes te realiseren.
Voor «landschap» betreft het bijvoorbeeld projecten om landschappelijke- en cultuurhistorische elementen te herstellen en door middel van aanleg van nieuwe landschapselementen de landschappelijke kwaliteit van gebieden te verhogen.
Wat bedoelen provincies er precies mee dat de ILG door hen als bureaucratisch ervaren wordt, en hebben zij aanbevelingen gedaan ter vermindering van de bureaucratie? Op welke wijze wordt het ILG op dit punt geëvalueerd?
Het IPO heeft mij schriftelijk laten weten dat een aantal omstandigheden door de provincies als knelpunten werden ervaren bij het opstellen van de voortgangsrapportages. Dit had betrekking op de wijziging van het rapportageformat, onduidelijkheid van enkele definities in de rapportages, het onderscheid tussen EHS en niet-EHS, de aanlevering van gegevens door DLG en de BTW-registratie.
Daarbij heeft het IPO voorgesteld om gezamenlijk de definities te verhelderen en het rapportageformat te vereenvoudigen, zodat de administratieve lasten voor de provincies kunnen worden verminderd en de rapportages voor de komende jaren kunnen worden versneld. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat er een Handboek Voortgangsrapportage wordt opgesteld ten behoeve van de voortgangsrapportage over 2008. Medio juni zal de werkwijze bij het opstellen van de rapportages worden geëvalueerd.
Bij de Mid Term Review in 2010 zal een uitgebreide procesevaluatie worden meegenomen van het ILG.
Wat is de verklaring voor het gegeven dat Gelderland en de Randstedelijke provincies een relatief lage verplichtingenstand hebben gerapporteerd?
Gelderland en de Randstedelijke provincies hebben voor«natuur» een relatief lage verplichtingenstand gerapporteerd doordat deze provincies alleen de verplichting hebben gerapporteerd die in 2007 door de provincies zijn aangegaan. Andere provincies hebben ook de verplichtingen gerapporteerd die voor 1/1/2007 door het Rijk zijn aangegaan en die met de ILG-overeenkomst zijn overgedragen aan de provincies. De rapportageformat bleek op dit punt onvoldoende eenduidig te zijn. Met het oog op de rapportage over 2008 zal dit worden aangepast.
Kunt u garanderen dat – ook nadat is afgezien van deelname van het ILG aan SISA, en de nadere afspraken- de uitvoeringskosten niet extra zullen stijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Er zijn inmiddels sluitende afspraken gemaakt met het IPO over de procedure en controle. Vooralsnog verwacht ik geen extra administratieve lasten.
In de ILG-contracten is voor elke provincie een normprijs voor de grondprijs opgenomen. Wat is de gemiddelde grondprijs die in 2007 betaald is voor EHS-verwerving en in hoeverre wijkt deze prijs af van de normprijs?
Hieronder vindt u in de tweede kolom een overzicht van de normbedragen die per provincie in de ILG-Bestuursovereenkomsten zijn opgenomen. In de derde kolom staan de gerealiseerde grondkosten in 2007. Deze heeft elke provincie, conform het model grondkosten (bijlage 2c van de ILG-Bestuursovereenkomsten), aan LNV toegestuurd. In beide gevallen gaat het om de kosten van grondverwerving, dat wil zeggen de kale grondprijs plus de bijkomende kosten. Tot de bijkomende kosten worden gerekend notariskosten, kadasterkosten, volledige schadeloosstelling (zowel minnelijk als bij vonnis), vrijmaken van pacht, kosten van flankerend beleid (bijv. verplaatsingsregeling), waardeverlies van gebouwen en sloopkosten.
De normbedragen per provincie zijn bepaald op basis van de gemiddelde grondprijs per provincie. Binnen provincies kunnen prijzen echter flink variëren. Op basis van de aankopen van één jaar is daarom nog niet een conclusie te trekken. Bovendien zitten in de gerealiseerde grondkosten ook de kosten voor de (mee)aangekochte opstellen. Dit eerste ILG-jaar zijn er nog niet veel opstallen weer verkocht, wat de prijs vertekent. In de ILG-Bestuursovereenkomsten is afgesproken om de normbedragen bij de mid term review tegen het licht te houden en vervolgens te bezien of daar consequenties aan moeten worden verbonden.
provincie | Normbedrag Rijk per hectare (€) | Gerealiseerde grondkosten (€) | Verschil (%) |
---|---|---|---|
Drenthe | 20 790 | 23 705 | + 14 |
Flevoland | 42 840 | 73 700 | + 72 |
Fryslân | 22 365 | 34 741 | + 55 |
Gelderland | 35 595 | 40 687 | + 13 |
Groningen | 22 995 | 23 476 | + 2 |
Limburg | 35 595 | 30 372 | – 15 |
Noord-Brabant | 40 950 | 43 471 | + 6 |
Noord-Holland | 29 925 | 44 205 | + 48 |
Overijssel | 30 240 | 53 948 | + 78 |
Utrecht | 40 005 | 41 801 | + 4 |
Zeeland | 32 130 | 29 074 | – 10 |
Zuid-Holland | 37 800 | 62 874 | + 66 |
Als wat betreft de inrichting EHS er in 2007 slechts 8% van de taakstelling is gerealiseerd en de provincies aangeven dat wat betreft de bestrijding van de verdroging van natuurgebieden nu de meer weerbarstige maatregelen aan de orde zijn, kan daaruit de conclusie getrokken worden dat realisatie van de EHS extra onder druk is komen te staan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kunt u garanderen dat de doelstellingen van de EHS wel behaald worden?
Ik heb met de afzonderlijke provincies ILGbestuursovereenkomsten voor de periode 2007–2013 afgesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over de inrichting van de EHS. Het is nu te voorbarig om de conclusie te trekken dat de realisatie van de EHS extra onder druk is komen te staan. Wel zal ik met provincies nader bezien welke belemmeringen een snellere inrichting van de EHS in de weg staan en hoe de inrichting mogelijk kan worden bespoedigd (Kamerstukken II, 30 825, nr. 14, p. 13).
Wat is de oorzaak van het feit dat de inrichting van de EHS trager verloopt dan de verwerving? Wordt er nog onderscheid gemaakt in prioriteit tussen verwerving en inrichting? Wordt de taakstelling van 30 916 hectare inrichting van de EHS nog haalbaar geacht?
Met de inrichting van de EHS kan pas gestart worden nadat de grond ter plekke is verworven. Een deel van de gronden die nu zijn verworven, betreft ruilgronden die nog binnen de begrenzing van de EHS moeten worden geruild en pas daarna kunnen worden ingericht. Daarnaast bedroeg de hoeveelheid «onderhanden werk» bij de inrichting van de EHS op 31 december 2007 ongeveer 20 000 ha (Kamerstukken II, 30 825, nr. 14, p. 8). Met provincies heb ik voor de periode 2007–2013 afspraken gemaakt over zowel verwerving als inrichting. Daarbij is geen prioritering afgesproken tussen verwerving en inrichting. De taakstelling van 30 916 ha. voor de inrichting acht ik haalbaar. Niettemin zal ik met provincies bezien op welke wijze de inrichting van de EHS kan worden bespoedigd (zie ook het antwoord op vraag 23).
Wat is de reden dat provincies zoekende zijn naar projecten ten aanzien van duurzaam ondernemen? Wat zijn de criteria die het Rijk aan deze projecten stelt? Zijn de criteria reëel?
Pilotprojecten op het terrein van duurzaam ondernemen vormen een nieuw onderwerp voor de provincies. Het kost tijd voor de provincies om eerst zelf goed op een rij te krijgen aan wat voor projecten moet worden gedacht en vervolgens ook om uitvoerende partijen en agrariërs te vinden die daadwerkelijk met de pilots aan de slag gaan.
Criteria die het Rijk stelt zijn: projecten moeten duidelijk zijn over de te behalen milieukwaliteit /winst door het nemen van maatregelen op het vlak van agrobiodiversiteit en / of duurzaam bodemgebruik in de landbouw, ze moeten vernieuwend zijn en de projecten moeten monitoren op de te realiseren milieukwaliteit, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke kosten en baten. Voor de exacte formuleringen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 27.
De gestelde criteria zijn reëel, in die zin dat het gaat om een beperkt aantal goed uitvoerbare criteria.
Als er in de planperiode 42 pilots uitgevoerd moeten worden op het gebied van duurzaam ondernemen in de landbouw en er zijn slechts 2 pilots uitgevoerd, wat zegt dat over de haalbaarheid van dat streefcijfer 42? Hoe gaat u er voor zorgen dat alle 42 pilots worden uitgevoerd?
Provincies zijn primair verantwoordelijk voor het realiseren van het overeengekomen aantal pilots. Zij hebben daar de hele planperiode voor. Ik vind het logisch dat er, met name in een eerste aanloopjaar, de nodige voorbereidingstijd nodig is om zaken op te starten, waardoor er nog beperkt voortgang is geboekt. Er is door geen enkele provincie aangegeven dat er aanleiding is om te twijfelen aan de overeengekomen prestaties, dus ga ik op basis daarvan er vanuit dat de prestaties zullen worden gerealiseerd. Tijdens de mid term review kan er aanleiding zijn om van Rijkszijde kritischer naar de op dat moment geboekte voortgang te kijken. Overigens kan het aantal uit te voeren pilots, bijvoorbeeld door bundeling van projecten, tijdens de uitvoeringsperiode nog worden bijgesteld.
Welke criteria worden door het Rijk gesteld aan projecten die worden uitgevoerd onder het subdoel duurzaam ondernemen?
Projecten:
• bevatten een heldere omschrijving van de te behalen milieukwaliteit (het gaat om milieukwaliteitsdoelstellingen op het gebied van het bodem- en watersysteem), waarbij wordt aangegeven op welke wijze agrobiodiversiteitsmaatregelen (bijvoorbeeld de aanleg van functionele akkerranden t.b.v. van natuurlijke plaagbestrijding) hierbij worden ingezet (biodiversiteit is hier geen doel, maar het middel).
• zijn vernieuwend t.o.v. voorgaande pilots en zijn bottom-up opgezet. Dit beoordeelt het Rijk op het niveau van de provincie, dus de vraag of er in deze provincie nog niet eerder een dergelijk project is uitgevoerd, staat centraal. De reden hiervoor is dat de natuurlijke omstandigheden van het pilotgebied per provincie zullen verschillen, waardoor er verschillende onderzoekssituaties ontstaan. Er zou dan verwacht mogen worden dat de resultaten om die reden innovatieve gegevens zullen opleveren.
• worden door de provincies gemonitord op de te realiseren milieukwaliteit, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke kosten en baten. Het gaat hierbij dus om monitoring van de «outcome» in termen van milieukwaliteit.
Wat is de verdeling van middelen tussen de verschillende subdoelen die zijn benoemd onder landbouw?
De landelijke verdeling van de overeengekomen rijksbijdrage voor de verschillende subdoelen is weergegeven in bijlage 2 van de kabinetsreacties, en is als volgt:
Grondgebonden landbouw
– nieuwe verplichtingen: € 49,048 mln
– uitfinanciering lopende verplichtingen: € 57,370 mln
Op peil houden grondvoorraad landmeterhectares: € 33,470 mln
Duurzaam ondernemen
– uitvoeren pilots: € 9,929 mln
Glastuinbouw
– nieuwe verplichtingen infrastructuurverbetering: € 29,000 mln
Waarom zijn in 2007 weinig nieuwe verplichtingen aangegaan ten aanzien van RodS?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 16.
Waarom zijn in 2007 weinig knelpunten in de landelijke routenetwerken opgelost?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 16.
Wat is de achterliggende reden dat het oplossen van alle knelpunten in de Landelijke Routenetwerken per 2013 niet gehaald zal gaan worden?
De reden hiervoor is dat zowel het aantal knelpunten op de Landelijke Routenetwerken als de kosten van het knelpuntvrij maken, volgens het Meerjarenprogramma aanzienlijk zijn.
Kan er een overzicht worden gegeven van de knelpunten per RodS-project?
Het Rijk stuurt bij de realisatie van RodS niet op concrete projecten, maar op doelen. Ik heb dan ook geen inzicht in de knelpunten van concrete projecten.
Kan er een overzicht worden gegeven van de knelpunten die naar voren zijn gekomen in de nulmeting naar het aantal knelpunten in de Landelijke Routenetwerken inclusief de kosten per knelpunt.
De knelpunten op de Landelijke Routenetwerken voor wandelen en fietsen hebben betrekking op het verbeteren van de veiligheid (bijvoorbeeld veilig oversteken), het verhogen van belevingswaarde en comfort (afwisselende route, kwaliteit wegdek), het verminderen van (doelloze) omwegen en/of het verbeteren van het voorzieningenniveau (aanwezigheid rustplaatsen).
De knelpunten op het Landelijk Routenetwerk voor varen hebben onder andere betrekking op het bevaarbaar maken van verbindingen, het verbeteren van de veiligheid (scheiden beroepsvaart en recreatievaart, aanleg wachtsteigers), het realiseren van bruggen met de juiste doorvaarthoogte en het verbeteren van de bediening van bruggen.
De kosten van alle knelpunten worden op dit moment beoordeeld door de Dienst Landelijk Gebied. In januari 2009 wordt per Landelijk Routenetwerk een overzicht opgeleverd van de kosten per knelpunt.
Hoe is het verschil te verklaren tussen provincies ter uitvoering van de ILG landschapsafspraken?
De provincies hebben een gebiedsproces gestart om tot een uitvoeringsprogramma te komen. Dit uitvoeringsprogramma was de basis voor de prestatieafspraak voor het ILG. Een aantal provincies kon daarbij gebruik maken van initiatieven die al eerder in gang waren gezet op basis van voorgaand beleid. Voor sommige landschappen waren provincieoverschrijdende afspraken nodig. De verschillen in uitgangssituatie en complexiteit in het gebied, leidde ook tot verschillen in de periode die provincies nodig hadden om tot een uitvoeringsprogramma te komen en dus ook tot verschillen in het moment dat provincies met de aanbesteding van projecten konden beginnen.
Waarom is het opstellen van een provinciale bodemvisie niet verplicht?
Een provinciale bodemvisie is in het kader van de ILG-afspraken niet verplicht gesteld, omdat een bodemvisie vooral als een hulpmiddel wordt gezien ter ondersteuning van de regionale planvorming (c.q. als hulpmiddel om de bodem / ondergrond als afwegingskader bij de planvorming te betrekken). Er is wel nadrukkelijk op aangedrongen een bodemvisie op te stellen en zijn er ook financiële middelen ter stimulering daarvan beschikbaar gesteld. De provincie Zuid-Holland heeft bijvoorbeeld al een bodemvisie.
Bodemsanering wordt pas vanaf 2010 aan het ILG toegevoegd. Is het niet logisch dat ten aanzien van de pilots en de bodemvisie nog weinig rijksmiddelen zijn besteed?
Bodemsanering is een apart budget ten opzichte van het budget dat voor de bodempilots en bodemvisie ter beschikking staat. De (financiële) voortgang van de bodempilots en bodemvisies is derhalve niet afhankelijk van het bodemsaneringsbudget. Inhoudelijk gezien kan het gewenst zijn om tijdig een bodemvisie te hebben, om daarmee de planning van bodemsanering na 2010 aan te kunnen sturen.
Wat wordt er verstaan onder bodeminformatie? Op welke wijze kan bodeminformatie een rol spelen in landelijke en lokale sturing?
Bodeminformatie is bijvoorbeeld informatie over de kwaliteit van de bodem, draagkracht, bodemvruchtbaarheid, ligging van buisleidingen, mogelijkheden om bodemenergie te benutten en dergelijke. Deze informatie is van belang om planmatiger met de bodem om te kunnen gaan, om kansen die de bodem biedt (bijvoorbeeld draagkracht, bodemenergie) optimaal te kunnen benutten en ook om problemen (bijvoorbeeld ondergrondse ruimteconflicten en ongewenste aantasting van de bodemkwaliteit) te voorkomen.
Hoe is het verschil te verklaren dat bestaat tussen provincies met betrekking tot uitvoering van de ILG-reconstructie-afspraken?
De te realiseren Rijksdoelen liggen vast in de reconstructieplannen. Over de uitvoering hiervan zijn prestatieafspraken vastgelegd in het ILG-contract en hebben een looptijd van 7 jaar. Provincies kunnen in deze 7 jaar de afgesproken prestaties realiseren. Daarbij kunnen tempoverschillen in de uitvoering optreden tussen provincies, mede als gevolg van verschillende omstandigheden tussen provincies. Bij de volgende voortgangsrapportages en de Mid term review (2010) zal de voortgang nader worden bezien.
Is het juist dat de ILG-budgetten niet voldoende en niet toereikend zijn (volgens de provincies) en hoe komt dat?
Het is nu nog veel te vroeg om te concluderen dat de ILG-budgetten niet voldoende en niet toereikend zouden zijn. In het eerste ILG-jaar zijn niet alle beschikbare Rijksmiddelen besteed door de provincies. De hogere grondprijzen worden in principe gecompenseerd indien de Rijksbegroting dit toelaat. Wel is uit een technische evaluatie van normkosten inrichting gebleken dat de werkelijke kosten voor inrichting op onderdelen hoger zijn dan de kosten waarmee in de bestuursovereenkomsten is gerekend. De mogelijke consequenties daarvan worden samen met de provincies in 2009 bezien. De mid term review (2010) is het moment om een tussenbalans op te maken over de ILG-budgetten in relatie tot de voortgang van de realisatie van de prestaties.
Zijn er concrete signalen te benoemen die kunnen onderbouwen dat de provincies in 2008 en de daarop volgende jaren meer verplichtingen zullen aangaan en ook meer projecten in uitvoering zullen nemen?
Het eerste ILG jaar hebben de provincies veel tijd besteed om hun interne organisatie naar de ILG systematiek in te richten en zijn uitvoeringsafspraken gemaakt met maatschappelijke partners zoals gemeenten, waterschappen en natuurorganisaties.
De verwachting is dat na het eerste aanloopjaar de uitvoering versneld op gang komt. Van enkele provincies heb ik daarover positieve signalen ontvangen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Voorzitter, Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29717-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.