nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 5 november 2004
Graag wil ik de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
danken voor de opmerkingen die zij over het wetsvoorstel heeft gemaakt en
de vragen die zij heeft gesteld.
Het verheugt mij dat de leden van de aan het woord zijnde fracties het
wetsvoorstel positief lijken te waarderen. Graag ga ik, mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen.
I. Algemeen
De leden van de CDA-fractie wijzen op de mogelijkheid
tot vrijstelling van de verplichting opgenomen in artikel 10b, eerste lid,
om in elke afdeling van een intrasectoraal programma zowel basisberoepsgerichte
leerweg als kaderberoepsgerichte leerweg te geven. Kan de regering uitleggen
in welke situaties dit nodig is en waarom, zo vragen deze leden. Vindt dit
in de praktijk reeds plaats?
De vrijstelling van de verplichting om in elke afdeling van een intrasectoraal
programma zowel de basisberoepsgerichte leerweg als de kaderberoepsgerichte
leerweg aan te bieden, heeft tot doel de organiseerbaarheid en de doelmatigheid
van het vbo op de scholen in stand te houden c.q. te verbeteren. In de praktijk
wordt die vrijstelling op aanvraag verleend onder de voorwaarde dat de basisberoepsgerichte
leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg binnen de school wordt aangeboden
hetzij in het intrasectorale programma hetzij in de onderliggende afdelingen.
Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid deze voorwaarde
in een algemene maatregel van bestuur vast te leggen.
Ook wijzen de leden van de CDA-fractie op de mogelijkheid
om bij algemene maatregel van bestuur voorschriften te verbinden aan het aanbieden
van intrasectorale programma's binnen de gemengde leerweg. Welke situaties
heeft de regering hier op het oog en aan welke voorschriften wordt gedacht,
vragen de aan het woord zijnde leden.
De WVO biedt nu reeds de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan
het aanbieden van intrasectorale programma's binnen de gemengde leerweg.
De bedoelde voorschriften betreffen de inhoud van de intrasectorale programma's
en zijn verwoord in artikel 26j van het Inrichtingsbesluit W.V.O.. Het is
niet mijn intentie om de WVO of het Inrichtingsbesluit op dit punt te wijzigen.
Voorts vinden de leden van de CDA-fractie dat de intrasectorale
programma's ook een duidelijk positieve rol moeten spelen bij het verder ontwikkelen
van de beroepskolom voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) –
middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De leden willen weten of de regering deze
mening onderschrijft. Ook vernemen zij graag of er op gelet wordt dat deze
intrasectorale programma's ook de doorstroming naar het mbo bevorderen.
Ik onderschrijf de mening van de CDA-fractie. In de Landelijke Netwerken
Aansluiting vmbo-ROC – sinds kort onder de hoede van het Platform Beroepsonderwijs-
wordt de gevraagde doorstroming bevorderd.
Ook vragen de leden op welke manier er gekeken wordt
naar de inhoudelijke afstemming van intrasectorale programma's vmbo op de
leerstof in het mbo. Wordt er bij het starten van de intrasectorale programma's
ook gelet op de macrodoelmatigheid? Acht de regering dit relevant gelet op
de inhoudelijke koppeling van het onderwijs in de beroepskolom vmbo-mbo, vragen
de aan het woord zijnde leden.
In de netwerken vmbo-ROC is tevens nadrukkelijk aandacht voor de inhoudelijke
afstemming van de intrasectorale programma's vmbo op de leerstof in het mbo.
Intrasectorale programma's vmbo zijn in het leven geroepen om de leerling
een verbrede oriëntatie te bieden op het opleidingenspectrum van het
vbo alsook om de macrodoelmatigheid van het vbo te versterken. Naast verbetering
van de doorstroom van vmbo naar mbo blijven die doelstellingen gelden, ook
na het van kracht worden van de voorgestelde wetswijziging.
Ik hoop hiermee voldoende te zijn ingegaan op de gestelde vragen en gemaakte
opmerkingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven