29 715
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het schrappen aanvraagprocedure intrasectorale programma's

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 1 oktober 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) in verband met schrappen aanvraagprocedure intrasectorale programma's. De leden erkennen dat scholen meer zeggenschap moeten hebben bij de planning en het aanbod van onderwijsprogramma's. Daarbij passen geen gedetailleerde voorschriften voor het aanvragen van een intersectoraal programma. De regering biedt de mogelijkheid tot vrijstelling van de verplichting opgenomen in artikel 10b, eerste lid, om in elke afdeling van een intrasectoraal programma zowel basisberoepsgerichte leerweg als kaderberoepsgerichte leerweg te geven. Kan de regering uitleggen in welke situaties dit nodig is en waarom, zo vragen de leden. Vindt dit in de praktijk reeds plaats? De regering krijgt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur voorschriften te verbinden aan het aanbieden van intrasectorale programma's binnen de gemengde leerweg. Welke situaties heeft de regering hier op het oog en aan welke voorschriften wordt gedacht, vragen de aan het woord zijnde leden. De leden van voornoemde fractie vinden dat de intrasectorale programma's ook een duidelijk positieve rol moeten spelen bij het verder ontwikkelen van de beroepskolom voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) – middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De leden willen weten of de regering deze mening onderschrijft. Ook vernemen zij graag of er op gelet wordt dat deze intrasectorale programma's ook de doorstroming naar het mbo bevorderen. Voorts vragen de leden op welke manier er gekeken wordt naar de inhoudelijke afstemming van intrasectorale programma's vmbo op de leerstof in het mbo. Wordt er bij het starten van de intrasectorale programma's ook gelet op de macrodoelmatigheid? Acht de regering dit relevant gelet op de inhoudelijke koppeling van het onderwijs in de beroepskolom vmbo-mbo, vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de wijziging van de wet op het voortgezet onderwijs in verband met het schrappen van de aanvraagprocedure intrasectorale programma's. Dit vloeit voort uit dat de laatste jaren de schoolbesturen steeds meer zeggenschap hebben gekregen. Sinds de herschikking van het voorbereidend beroepsonderwijs in 2002 heeft men ervaring op kunnen doen met de aanbieden van intrasectorale programma's. De leden van deze fractie zijn daar ook groot voorstander van. Voor kinderen, zo stellen deze leden, is het kiezen van leerwegen, sectoren, afdelingen enzovoort namelijk vaak erg moeilijk. Ze zien door de bomen het bos niet meer en weten vaak nog niet wat het vak inhoudt. De vakken sluiten ook lang niet altijd aan op het latere beroep van de leerling. Door de indeling in sectoren maken jongens en meisjes nog steeds traditionele keuzes. Jongeren kiezen techniek en meisjes kiezen verzorging of administratie. Sommige scholen laten daarom de sectorale indeling vallen en combineren vakken uit de verschillende opleidingen tot een nieuw pakket. Hierdoor wordt veel meer uit de leerlingen gehaald. De leden van deze fractie willen dat scholen kunnen kiezen voor intrasectorale programma's, zodat er meer uit de leerlingen wordt gehaald en de aansluiting op de praktijk wordt vergroot.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GL).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Boelhouwer (PvdA), Vacature (SP), Tonkens (GL), Jonker (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD), Halsema (GL).

Naar boven