nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
1.1. Inleiding
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Schoolbesturen in het voortgezet onderwijs hebben de laatste jaren steeds
meer zeggenschap gekregen. Het beleid is er op gericht deze trend met kracht
door te zetten, ook voor wat betreft de planning en het aanbod van onderwijsprogramma's.
In het kader van deze deregulering en autonomievergroting is nagegaan welke
criteria nog actueel zijn voor het mogen aanbieden van intrasectorale programma's
(het combineren van onderdelen van afdelingsvakken uit meer dan één
afdeling binnen een sector). De bedoelde criteria zijn tot stand gekomen in
de periode waarin tot herschikking van het voorbereidend beroepsonderwijs
(hierna: v.b.o.) moest worden gekomen (Stbl. 1999, 405). De herschikking is
medio 2002 formeel afgerond. Sinds die tijd hebben v.b.o.-scholen ervaring
op kunnen doen met het aanbieden van intrasectorale programma's.
Gedetailleerde regelgeving en een afzonderlijke goedkeuringsprocedure
blijken thans niet langer noodzakelijk. Het aanbieden van een intrasectoraal
programma behoeft daarom niet langer te worden aangevraagd. Ook voor het houden
van toezicht op het handelen van de bevoegde gezagsorganen van scholen in
het voortgezet onderwijs is een aparte aanvraagprocedure niet noodzakelijk.
Het combineren van bestaande informatiebronnen zoals de integrale leerlingentelling
en de zogenaamde Brin-gegevens bieden hiertoe voldoende waarborg.
1.2. Financiële gevolgen
Dit wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.
1.3. Uitvoeringsgevolgen
Door het vervallen van de aanvraagprocedure om intrasectorale programma's
te mogen aanbieden, verminderen de administratieve lasten voor de scholen.
Bij de Centrale Financiën Instellingen, het agentschap van het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, behoeven geen aanvragen meer in behandeling
te worden genomen, wat een vermindering van de uitvoeringslast met zich meebrengt.
1.4. Draagvlak
Over de in dit wetsvoorstel opgenomen aanpassingen van de Wet op het voortgezet
onderwijs is in het voorjaar van 2003 met de organisaties voor besturen en
management in het voortgezet onderwijs en de interprovinciale werkgroep onderwijs
overleg gevoerd en is overeenstemming bereikt.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1, onderdeel A
Het oude negende lid van artikel 10b komt te vervallen omdat de aanvraagprocedure
voor een intrasectoraal programma binnen de beroepsgerichte leerweg alsmede
de daarbij gestelde voorwaarden niet langer nodig is. Het aangepaste onderdeel
b van het vernummerde negende lid, biedt de grondslag om bij algemene maatregel
van bestuur, te weten het Inrichtingsbesluit W.V.O., voorschriften te verbinden
aan het aanbieden van intrasectorale programma's binnen de beroepsgerichte
leerweg. Het biedt tevens een grondslag om in het Inrichtingsbesluit W.V.O.
op te nemen onder welke voorwaarden mag worden afgeweken van de verplichting
in het eerste lid van artikel 10b om in elke afdeling van een intrasectoraal
programma zowel de basisberoepsgerichte leerweg als de kaderberoepsgerichte
leerweg te geven.
Artikel I, onderdeel B
Het oude negende lid van artikel 10d komt te vervallen omdat de aanvraagprocedure
voor een intrasectoraal programma binnen de gemengde leerweg alsmede de daarbij
gestelde voorwaarden niet langer van toepassing zijn. Het aangepaste onderdeel
b, van het vernummerde negende lid, biedt de grondslag om bij algemene maatregel
van bestuur, te weten het Inrichtingsbesluit W.V.O., voorschriften te verbinden
aan het aanbieden van intrasectorale programma's binnen de gemengde leerweg.
Deze memorie van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven