nr. 15
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2:5, eerste lid, wordt de zinsnede «voor het uitoefenen
van het bedrijf van bank» vervangen door: voor het uitoefenen van dat
bedrijf.
B
Artikel 2:43, derde lid, komt te luiden:
3. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan
niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid aan een clearinginstelling
of een verzekeraar indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs
niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die het eerste lid beoogt te
bereiken anderszins worden bereikt.
C
Artikel 2:134 vervalt.
D
Artikel 2:152, achtste lid, komt te luiden:
8. Indien een verzekeringnemer die lid is van een onderlinge waarborgmaatschappij
met zetel in Nederland of van een onderneming op onderlinge grondslag met
zetel in een staat die geen lidstaat is ingevolge de overdracht geen verzekering
meer bij deze verzekeraar heeft lopen, eindigt zijn lidmaatschap uit dien
hoofde van rechtswege met ingang van de tweede dag, volgend op die van de
dagtekening van de Staatscourant waarin de publicatie is geplaatst.
E
In artikel 2:294, eerste lid, wordt «artikel 2:8, derde lid»
vervangen door: artikel 2:8, tweede lid.
F
Artikel 2:303, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «een dochteronderneming» vervangen
door: dochteronderneming: een dochteronderneming.
2. In onderdeel d wordt «een financiële instelling» vervangen
door: financiële holding: een financiële instelling.
Toelichting
A
Artikel 2:5, eerste lid, bepaalt abusievelijk dat een ieder met zetel
in Nederland die geen bank is en die de onder a of b genoemde werkzaamheden
verricht vrijwillig een bankvergunning kan aanvragen.
Bedoeld is echter een vergunning voor het verrichten van
de onder a en b genoemde werkzaamheden. Ware dit anders dan zou een
ieder die een vrijwillige vergunning heeft gekregen onverkort onder de reikwijdte
van de richtlijn banken worden gebracht. Dat gevolg is – zo blijkt uit
de uitzonderingen van het tweede lid – uitdrukkelijk niet beoogd. De
tekstuele wijziging in het eerste lid bewerkstelligt dat geen sprake meer
is van een bankvergunning.
B
In artikel 2:43, eerste lid, wordt bepaald dat ten minste twee natuurlijke
personen het dagelijkse beleid van de desbetreffende financiële onderneming
bepalen en in het tweede lid wordt bepaald dat de personen die het dagelijkse
beleid van de financiële onderneming bepalen hun werkzaamheden vanuit
Nederland verrichten. In het derde lid is nu nog de mogelijkheid opgenomen
om ontheffing te verlenen van zowel het eerste lid als het tweede lid. Deze
bepaling behoeft aanpassing.
De ontheffingsmogelijkheid van het eerste lid
kan geen betrekking hebben op banken. De richtlijn banken schrijft voor dat
ten minste twee natuurlijke personen het dagelijkse beleid bepalen en laat
geen ontheffingsmogelijkheid toe. Voor de overige categorieën kan de
ontheffingsmogelijkheid wel blijven bestaan, omdat er geen richtlijnbepalingen
zijn die zich daartegen verzetten.
De ontheffingsmogelijkheid van het tweede lid
kan evenmin ongewijzigd in stand blijven. Van de verplichting om – kort
gezegd – het hoofdbestuur in de lidstaat van de statutaire zetel te
hebben, staan de richtlijnen voor geen enkele financiële onderneming
die onder de werking van de richtlijnen valt, een ontheffingsmogelijkheid
toe. Voor clearinginstellingen en natura-uitvaartverzekeraars zou deze ontheffingsmogelijkheid
wel kunnen worden opgenomen. Daar is echter niet voor gekozen, gelet op het
doel van de desbetreffende richtlijnbepalingen: de structuur van de onderneming
transparanter te maken door te verbieden dat een financiële onderneming
om redenen van opportuniteit haar zetel heeft in de ene lidstaat, maar haar
werkzaamheden feitelijk vanuit een andere lidstaat verricht. Dit is één
van de lessen die indertijd uit de zogeheten BCCI-affaire is getrokken.
C
Artikel 2:134 kan worden gemist gezien de bepalingen in hoofdstuk 2.6.
Ingevolge artikel 2:310, eerste en derde lid, dient een financiële holding
met zetel in Nederland te zorgen voor consolidatie, waarbij DNB kan bepalen
hoe de consolidatie wordt uitgevoerd. Artikel 2:308 geeft aan wat dat toezicht
omvat. Op grond van artikel 2:309, eerste lid, kan DNB in bepaalde
gevallen ontheffing verlenen van het toezicht op basis van subconsolidatie.
D
De oorspronkelijke tekst van artikel 2:152, achtste lid, stelde ten onrechte
dat als gevolg van de overdracht de verzekering eindigt. De wijziging brengt
tot uitdrukking dat dit niet het geval is.
E
In artikel 2:294, eerste lid, werd abusievelijk verwezen naar artikel
2:8, derde lid. Dit moet zijn artikel 2:8, tweede lid.
F
In artikel 2:303, eerste lid, onderdelen c en d, ontbreekt het te definiëren
begrip, zodat dit alsnog dient te worden toegevoegd.
De Minister van Financiën,
G. Zalm