29 708
Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2005

Bij de Tweede Kamer is in behandeling het wetsvoorstel «Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)». Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken, alsmede over de verdere aanpak en planning van dit wetsvoorstel.

Op 9 en 15 maart 2005 heeft de plenaire behandeling van het Algemeen Deel van dit wetsvoorstel plaatsgevonden. Op 12 mei 2005 heeft de Tweede Kamer het tweede nader verslag over dit wetsvoorstel uitgebracht. Dit verslag heeft betrekking op het Deel Prudentieel toezicht. De nota naar aanleiding van dit tweede nader verslag wordt op korte termijn afgerond en aan u gezonden. Tevens heeft de Raad van State op 7 april advies uitgebracht over de nota van wijziging waarmee het deel Gedragstoezicht en enkele aspecten van het Algemeen Deel aan het wetsvoorstel worden toegevoegd. Dit advies omvat mede een afrondend oordeel over de Wft als geheel. Het nader rapport dat naar aanleiding van dit advies wordt opgesteld is momenteel in voorbereiding. Een onderdeel van het advies betreft de structuur en de inzichtelijkheid van de wet en geeft aanleiding tot deze brief.

Zoals ook bij eerdere gelegenheden aangegeven, is het de ambitie van de regering om met de Wft de wetgeving voor de financiële markten doelgericht, marktgericht en inzichtelijkte maken. In het afrondende advies heeft de Raad van State in dit verband aangegeven dat verbetering van de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel – met name bezien vanuit het perspectief van de financiële onderneming – mogelijk en wenselijk is. Deze opmerkingen van de Raad van State sluiten aan bij de vragen over de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel die de Tweede Kamer in het tweede nader verslag heeft gesteld. Een dergelijke verbetering zou volgens de Raad van State aanpassingen vereisen in de structuur van het wetsvoorstel. Gelet op de genoemde uitgangspunten worden de door de Raad van State voorgestelde aanpassingen momenteel uitgewerkt. Ik ben voornemens het wetsvoorstel aan te passen op de wijze zoals hierna wordt beschreven.

In zijn advies geeft de Raad van State aan dat het wetsvoorstel complex is en daardoor moeilijk toegankelijk voor financiële ondernemingen. Verder vergroot de complexiteit het risico op fouten en inconsistenties. De Raad van State is van mening dat bij nader inzien transponeringstabellen of ander voorlichtingsmateriaal onvoldoende soelaas bieden om de toegankelijkheid te vergroten. De transponeringstabellen waren eerder op advies van de Raad van State opgenomen. De ontoegankelijkheid klemt volgens de Raad van State vooral bij de regels inzake de toegang tot de financiële markten.

Op basis van het advies van de Raad van State is gekeken of de inzichtelijkheid van de Wft voor financiële ondernemingen kan worden vergroot door de bepalingen in het wetsvoorstel die betrekking hebben op de toegang tot de financiële markten en de relevante reikwijdtebepalingen onder te brengen in een apart deel, en deze te groeperen per vergunningplichtige activiteit. Dit deel zou dan na het Algemeen Deel worden ingevoegd. Deze wijziging in structuur komt de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel sterk ten goede, met name doordat de wet wordt onderverdeeld in kleinere en meer behapbare onderdelen en het voor toetreders tot de markt – die mogelijk minder bekend zijn met het financieel toezicht – eenvoudiger wordt om na te gaan tot welke toezichthouder ze zich in eerste instantie moeten richten en welke eisen gelden om tot de markt te worden toegelaten.

In het nieuwe deel over markttoegang zal per financiële activiteit worden aangegeven:

• dat er een vergunning- of notificatieplicht geldt;

• onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend of wat de notificatievereisten zijn;

• of er een vrijstelling- of ontheffingsmogelijkheid bestaat;

• welke toezichthouder (AFM of DNB) de vergunning of ontheffing verleent, dan wel tot welke toezichthouder de notificatie moet worden gericht.

Ook de voorwaarden waaronder een Nederlandse financiële onderneming toegang tot de buitenlandse markt kan krijgen, worden in het Deel Markttoegang opgenomen. Na de markttoetreding, dat wil zeggen in het lopende toezicht, hebben financiële ondernemingen – voor zover op hen van toepassing – alleen nog maar te maken met de normen uit het Deel Prudentieel toezicht en het Deel Gedragstoezicht (lopend toezicht). De bepalingen over markttoegang en de reikwijdtebepalingen die betrekking hebben op de markttoegang worden uit deze delen gehaald. Hierdoor worden het Deel Prudentieel toezicht en het Deel Gedragstoezicht korter en inzichtelijker. Voor het overige blijft de opzet van deze delen ongewijzigd, zodat het cross sectorale, functionele toezichtmodel in de Wft verankerd blijft.

De aanpassing van de structuur van het wetsvoorstel wijzigt het wetsvoorstel inhoudelijk niet. Het betreft enkel het vergroten van de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel door bestaande artikelen op een andere wijze te rangschikken, door formuleringen te verhelderen en door verwijzingen uit te schrijven. De scheiding tussen het prudentieel toezicht en het gedragstoezicht en de daarmee verbonden taakverdeling tussen DNB en de AFM wordt niet geraakt.

De komende maanden wordt deze variant verder uitgewerkt. Daarbij worden enkele specialisten betrokken die vanuit verschillende expertises zullen adviseren over de aanpassing van de structuur. De Raad van State heeft verder geadviseerd om nog één keer integraal door de teksten van het wetsvoorstel te lopen, om juridische en wetstechnische onvolkomenheden, die inherent zijn aan zo'n groot project, te verbeteren. Dit is de door de Tweede Kamer in het tweede nader verslag zogenoemde operatie«stofkam». Ook vanuit de sector is geadviseerd om dit te doen. Deze operatie «stofkam» zal worden uitgevoerd voor indiening bij uw Kamer, als de volledige tekst van het wetsvoorstel in concept gereed is.

De structuurwijziging en – in mindere mate – de operatie «stofkam» zullen tot diverse redactionele aanpassingen van het gehele wetsvoorstel leiden. Ten behoeve van de inzichtelijkheid van de verdere parlementaire behandeling ben ik voornemens om tegelijkertijd met de indiening van het nader rapport over het Deel Gedragstoezicht – door middel van een nota van wijziging – een nieuwe, doorlopende tekst van het gehele wetsvoorstel in te dienen. In de toelichting zal daarbij worden aangegeven welke onderdelen nieuw, of gewijzigd zijn ten opzichte van de reeds aanhangig gemaakte delen van de Wft. De indiening zal naar verwachting begin oktober 2005 plaatsvinden. Op basis van die tekst kan dan de besluitvorming over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer plaatsvinden.

Ik streef ernaar om op korte termijn (eind juni 2005) de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag (Deel Prudentieel toezicht) uit te brengen. Aangezien de structuurwijziging geen invloed heeft op de inhoud van de wet, is een inhoudelijke beantwoording van de in dat verslag gestelde vragen goed mogelijk.

Het is mijn inschatting dat overhevelen van een aantal specifieke onderdelen aangaande martkttoegang uit het Deel Prudentieel naar het Deel Markttoegang niet belet dat de overgebleven onderdelen die betrekking hebben op de materiële bepalingen van het Deel Prudentieel toezicht, zoals solvabiliteit, liquiditeit en bedrijfsvoering, desgewenst zelfstandig kunnen worden beoordeeld. Ik geef u derhalve in overweging de inhoudelijke behandeling van deze onderwerpen voort te zetten. De vragen in het verslag die betrekking hebben op de structuur van de wet, alsmede op de kwaliteit van het wetsvoorstel zijn met deze brief beantwoord, zij het dat de Tweede Kamer pas dit najaar, na ontvangst van de aangekondigde stukken, de voorgenomen structuurwijziging en de technische verbeteringen zal kunnen beoordelen.

Mede gelet op de voorgenomen aanpassingen in het wetsvoorstel zal de voorgenomen inwerkingtredingdatum opschuiven naar 1 juli 2006. Volgens de huidige planning zullen de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten1 (Mifid) en de Richtlijn kapitaaltoereikendheid2 (Bazel II) per 1 november 2006, respectievelijk 1 januari 2007 moeten worden geïmplementeerd. Voor een soepele implementatie van deze richtlijnen is het noodzakelijk dat de Wft daarvóór in werking treedt. In het kader van het overgangsrecht zullen maatregelen worden voorgesteld om ervoor te zorgen dat de opeenvolgende wetswijzigingen geen onnodige belasting voor de financiële ondernemingen opleveren. Het overgangsrecht zal onderdeel uitmaken van de invoeringswet die begin 2006 aan uw Kamer zal worden aangeboden.

De Minister van Financien,

G. Zalm


XNoot
1

Richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (PbEG L 145).

XNoot
2

Voorstel voor richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot herschikking van Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (COM/2004/486).

Naar boven