Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29693 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29693 nr. 8 |
Vastgesteld 25 april 2006
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Justitie1 hebben op 29 maart 2006 overleg gevoerd met minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:
brief van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 23 december 2005 ten geleide van de tweede rapportage over de uitvoering van het beleid op het gebied van ontwikkeling en migratie (29 693, nr. 6);
– brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 9 januari 2006 houdende de beleidsreactie op het AIV-advies «Migratie en Ontwikkelingssamenwerking; de samenhang tussen twee beleidsterreinen» (29 693, nr. 7);
– brief van de griffier van de commissie voor Europese Zaken d.d. 13 januari 2006 ten geleide van het door de regering toegezonden fiche inzake de Mededeling van de Europese Commissie Migratie en Ontwikkeling (Buza-06-03/22112, nr. 407, fichenr. 1);
– mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: «EU-strategie voor de aanpak van het tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden» (aangeboden in de brief van de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 1 februari 2006 (22 112, nr. 418, fichenr. 2);
– brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 15 februari 2006 over asielbeleid zuidgrenzen van de Europese Unie (19 637, nr. 1014);
– brief van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 28 maart 2006 houdende het verslag van hun werkbezoek aan Kenia d.d. 23–24 januari 2006 (29 237, nr. 32).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Jonker (CDA) is verheugd dat er een integrale discussie kan worden gevoerd over het thema «Integratie en ontwikkeling». Helaas is niet in alle EU-lidstaten sprake van een dergelijk integraal beleid en wordt er ook door de Europese Commissie nogal ambivalent mee omgegaan. Hoe denken beide ministers daarin verandering te brengen zodat er sprake is van een integrale en intensievere multi-sectorale aanpak? De EU hanteert nog steeds verschillende budgetten, waardoor onder andere het gat tussen noodhulp en de start van reconstructie en ontwikkeling te groot is.
Het EDF (European Development Fund) werkt te traag waardoor er veel geld blijft liggen. Het thema «Integratie en ontwikkeling» moet onderdeel worden van het EDF-beleid en de noodhulp dient in eerste instantie een zaak te zijn voor de ECHO (European Committee Humanitarian Office). Hoe oordelen de bewindslieden hierover? Zijn zij bereid te bevorderen dat de Europese Commissie de situatie van vluchtelingen en ontheemden betrekt bij het opstellen van de Country Strategy Papers 2008–2013?
Er zijn de afgelopen periode meerdere projecten gestart voor opvang en bescherming in de regio. Het zijn echter nogal kleinschalige projecten, terwijl de financiering niet altijd zeker is. Wil de regering de voortgang krachtig bevorderen in EU-verband? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de pilots? In de motie-Ferrier wordt de regering verzocht stappen te zetten om de rol van de UNHCR bij de bescherming van ontheemden te versterken en te bezien of daarvoor extra geld kan worden vrijgemaakt. Zijn de resultaten van het toegezegde onderzoek al bekend?
De positie van vrouwen en kinderen onder de ontheemden is bijzonder zorgelijk. Vrouwen worden veelvuldig slachtoffer van verkrachting en andere vormen van gender-gerelateerd geweld, terwijl kinderen in groten getale worden gerekruteerd. De minister dient in haar beleid nadruk te blijven leggen op specifieke deskundige hulp aan deze vrouwen en kinderen.
De minister van V&I staat zeer terughoudend tegenover de uitbreiding van het quotum uit te nodigen vluchtelingen. Aan de andere kant heeft zij toegezegd dat een eventueel beroep op Nederland om incidenteel of structureel het quotum te verhogen zal worden overwogen. Is er op dit punt iets te verwachten? In 2004 deed de UNHCR het verzoek om per 5000 inwoners 1 vluchteling te hervestigen. Dat was toen een brug te ver. Hoe ligt dit anno 2006? Het huidige beleid loopt tot 2007. Wat gebeurt er daarna? Hoe oordeelt de regering over het Europese hervestigingsprogramma?
Om de oorzaken van doormigratie weg te nemen, is een internationaal samenhangende aanpak nodig met de focus op landen van oorsprong, landen van eerste asielopvang en transitlanden. Er zijn al voorbeelden van zo’n aanpak, b.v. het Indo-Chinese Comprehensive Plan of Action van 1989 en de International Conference on Refugees in Central America. Zijn de bewindslieden bereid de ervaringen met die plannen in beeld te brengen bij de Europese Commissie?
Doormigratie betekent ook mensensmokkel en mensenhandel waarmee erg veel geld wordt verdiend. De daders moeten keihard worden aangepakt. Ziet de regering ook mogelijkheden voor preventie en voorlichting in de landen van herkomst, bijvoorbeeld via het onderwijs?
In de motie-Van Bommel/Ferrier is gevraagd om de kosten van geldovermakingen te verminderen. Hoe staat het met de uitwerking van die motie en wanneer zijn de resultaten van de twee onderzoeken door Financiën te verwachten? Wat is de stand van zaken van het VN-resolutievoorstel van vorig jaar november?
In reactie op het AIV-advies wordt schoorvoetend aangegeven dat bredere mogelijkheden voor legale arbeid positief kunnen uitwerken. Dit jaar wordt een SER-advies aangevraagd over het faciliteren van tijdelijke arbeidsmigratie uit ontwikkelingslanden. Is dat advies inmiddels aangevraagd? Wat is de kern van de aanvraag? Zijn daarbij ook zaken als braindrain, braincirculation en de recente ideeën daarover van de Europese Commissie betrokken? Tegen illegale arbeid wordt stevig opgetreden, maar er zijn signalen dat de onlangs verhoogde boetes nog niet afschrikwekkend genoeg zijn. Hoe oordeelt de regering over verdere aanscherping van het beleid?
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA) deelt mee dat haar fractie voorstander is van behoud van een brede toepassing van het hervestigingsbeleid. Hervestiging is de enige duurzame oplossing van de vluchtelingenproblematiek volgens het beginsel van internationale solidariteit en lastenverdeling.
Minister Verdonk dringt aan op terugkeer naar het land van herkomst. Minister Van Ardenne ondersteunt haar hierin met de opmerking «Denkt u hier toch over na»! Mevrouw Tjon-A-Ten vindt dit onbegrijpelijk en vraagt zich af hoe dit te rijmen is met de in het Haags Programma vastgelegde afspraken. Ook staat het haaks op het feit dat Nederland in diverse internationale gremia steeds aandacht vraagt voor bescherming in de regio. Bovendien is Ontwikkelingssamenwerking een van de grote donoren van de UNHCR die zich hard maakt voor een duurzame oplossing van de problemen van vluchtelingen en ontheemden, dus hervestiging in de regio. Zijn de beide ministers afgestapt van hervestiging in de regio als een instrument om de beschermingscapaciteit in derde landen te versterken? Of is er geen sprake meer van coherentie van beleid wanneer het gaat om vluchtelingen en ontheemden?
Vanuit welk perspectief en belang worden politieke keuzes ten aanzien van de vluchtelingenproblematiek gemaakt en welk belang heeft hogere prioriteit als er sprake is van conflicterende belangen?
De UNHCR rapporteert voortdurend grootschalige en systematische schendingen van de rechten van vluchtelingen en ontheemden in de kampen. Vrouwen en kinderen kunnen daar onvoldoende beschermd worden. Permanent verblijf in een vluchtelingenkamp is dan ook geen duurzame oplossing en geen juiste invulling van de versterking van bescherming in de regio. De vluchtelingen zelf denken hier ook zo over, want zij prefereren het verblijf in wijken, zoals Eastleigh, die bepaald geen hemel op aarde zijn. Hoe gaan de bewindslieden ervoor zorgen dat mensen als in Eastleigh een beter perspectief krijgen?
Mevrouw Tjon-A-Ten ziet versterking van bescherming in de regio als aanvullend en niet als plaatsvervangend instrument. Zij vindt dat het indienen van een asielverzoek in de EU mogelijk moet blijven. Wat doen de ministers concreet met de binnen de EU bepleite substantiële verruiming van de middelen voor versterking van bescherming in de regio? Welk resultaat hebben de EU-pilots met regionale beschermingsprogramma’s sinds 2005 opgeleverd?
Hoewel er in veel ontwikkelingslanden sprake is van een «brain flood», wordt hiermee in het arbeidsmigratiebeleid onvoldoende rekening gehouden. Mevrouw Tjon-A-Ten gebruikt nadrukkelijk niet de term «brain drain», omdat er geen sprake is van geleidelijkheid, maar van een aanhoudende grote stroom. Als er wereldwijd geen geïntegreerde aanpak komt om de «black flight» van getalenteerde hoogopgeleide en getrainde migranten te beperken, zal dit op de lange duur leiden tot intellectuele verwoestijning en verdere ondermijning van sociaal-economische omstandigheden in veel ontwikkelingslanden. Zij noemt als voorbeelden het Green Card Lottery programma van de VS en het Highly Skilled Migrant Programme van de UK, waarbij talenten uit ontwikkelingslanden«weggekaapt» worden en verloren gaan voor hun eigen land. Er is geen sprake van coherentie van beleid als enerzijds vanuit het perspectief van het interne arbeidsmarktbeleid van westerse landen, inclusief Nederland, het credo «Take the best and leave the rest» geldt, terwijl aan de andere kant vanuit het perspectief van internationale samenwerking grote nadruk ligt op duurzame armoedevermindering, onder meer door capaciteitsopbouw, beperking van de vlucht van menselijk kapitaal uit ontwikkelingslanden en de inzet van de diaspora met als belangrijk credo «Invest to get the best and progress for the rest». Hoe zien de beide ministers dit?
De in mondiaal verband te ontwikkelen Code of Conduct for Ethical Recruitment kan op lange termijn een bijdrage leveren aan het verminderen van de problemen in onder andere de gezondheidssector in Afrikaanse landen. Wel dient de vraag te worden gesteld welke praktische consequenties dit heeft voor de Nederlandse inzet op korte termijn. Een andere oplossing ligt in het vergemakkelijken van vestiging binnen en terugkeer van Afrikanen naar het Afrikaanse continent. Op dit moment belemmeren de afwezigheid van vrij verkeer en vestiging en de obstakels die personen uit sommige Afrikaanse landen ondervinden bij het krijgen van visa voor andere Afrikaanse landen niet alleen de terugkeer naar het Afrikaanse continent, maar zorgen er ook voor dat hoogopgeleide en getrainde Afrikanen eerder naar westerse landen uitwijken. Zijn de ministers bereid om in het bijzonder in de partnerlanden een dialoog op gang te brengen over vrij verkeer tussen en vestiging van personen in verschillende landen in Afrika (Zuid-Zuid-migratie) en vooral partnerlanden te stimuleren om een Diaspora-benadering te ontwikkelen, onder meer gericht op het bevorderen en stimuleren van een «enabling environment» waarin remittances attractief gemaakt en gefaciliteerd worden? Dat zou kunnen bijvoorbeeld kunnen door de Diaspora te laten meedenken in inkomensgenererende ontwikkelingsprogramma’s, het opbouwen en verbreden van handels- en toerismenetwerken. Zo kan de Diaspora ook echt partner worden in de opbouw en ontwikkeling van de landen van herkomst.
Mevrouw Tjon-A-Ten wijst er opnieuw op dat financiële investeringen in ontwikkelingslanden in onder andere de basisgezondheidsinfrastructuur via directe en sectorale budgetsteun tot een meer structurele en duurzame aanpak van de personeelscrisis in de gezondheidszorg zullen leiden. Zij vraagt minister Van Ardenne om hierin politiek leiderschap te tonen.
De aanpak van (illegale) migratie aan de zuidgrenzen van de EU dient als een van de gemeenschappelijk beleidsprioriteiten op de EU-agenda te blijven staan. Enkel en alleen een versterkte grensbewaking zorgt ervoor dat het probleem zich verplaatst naar Noord Afrika. De brief van minister Verdonk over deze kwestie is erg summier. Kan zij aangeven hoe de EU de praktische samenwerking met de landen van herkomst precies vorm wil gaan geven om de transitproblematiek aan te pakken? Wanneer kan de Kamer het door Financiën uitgevoerde onderzoek over de prijsstelling van geldtransactiediensten tegemoet zien?
De heer Szabó (VVD) vraagt allereerst naar de agenda van de dialoog in VN-verband op hoog niveau over migratie in september 2006 en naar de inzet van de regering in die dialoog.
De Global Commission on International Migration (GCIM) stelt voor, een nieuwe migratiefaciliteit in het leven te roepen. Er zijn nogal wat organisaties die zich met deze kwestie bezighouden. Hoe oordeelt de minister over het GCIM-voorstel?
Omdat er niet genoeg geld beschikbaar is, zal de EU slechts kleine pilots opzetten met betrekking tot de bescherming in de regio. Denkt de minister dat deze pilots zinvol zijn?
Wat wordt verstaan onder «duurzame oplossingen» op het gebied van veiligheid en mensenrechten?
De heer Szabó wil vervolgens graag een uiteenzetting over de Nederlandse opstelling ten opzichte van arbeidsmigratie en het inzetten van mensen in nieuwe industrieën. Het is natuurlijk goed dat mensen teruggaan naar het land van herkomst om daar aan de slag te gaan. Is er al enig zicht op in welke industrieën zij straks in hun geboorteland werk kunnen vinden? Zijn er instellingen of mensen die proberen dergelijke nieuwe industrieën tegen te houden?
De heer Van der Staaij (SGP) benadrukt het belang van een integraal beleid op het gebied van armoedebestrijding, migratie- en conflictbeheersing en bescherming van fundamentele rechten. Over veel onderdelen van dat integrale beleid wordt met een zekere regelmaat apart gesproken. In het verleden is toegezegd om door middel van een beleidsintensivering tot een echt samenhangend beleid te komen. In hoeverre heeft die intensivering gestalte gekregen? Zijn er concrete resultaten te melden als het gaat om meer interdepartementale afstemming en waar zitten de knelpunten?
Een nationale aanpak van mensensmokkel en illegale migratie volstaat niet. Een internationale aanpak is noodzakelijk. Wat is de inzet van de regering op dit punt?
De heer Van der Staaij benadrukt het belang van een beleidsintensivering op het gebied van opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Hier wordt al heel lang over gesproken in EU-verband, maar het resultaat is slechts enkele kleine pilots. Hoe oordelen de ministers hierover?
Heeft het voornemen om migrantenorganisaties intensiever te betrekken bij het ontwikkelingsbeleid al handen en voeten gekregen?
De heer Dittrich (D66) verwijst naar de samenhang tussen ontwikkelingssamenwerking, migratie, asielbeleid en integratiebeleid. Het lijkt hem wijs om eens na te denken over de vraag om dit conglomeraat van onderwerpen samen te brengen in één ministersportefeuille. Dat zou wellicht de coherentie kunnen bevorderen.
Er werd in 2004 ongeveer 167 mld. dollar overgemaakt door migranten naar het thuisland. 10 à 15% van dat bedrag wordt door banken in rekening gebracht voor het overmaken van dat geld. In de motie-Van Bommel/Ferrier is de regering gevraagd te onderzoeken hoe dat percentage kan worden verlaagd. Zijn er al concrete stappen gezet?
Nederland moet zich meer openstellen voor talenten van buiten de EU, maar het blijft nog steeds een moeizaam proces. Het aantal studenten van buiten de EU is gedaald van 8800 in 2002 tot minder dan 6000 in 2004. Naar verluidt zet de dalende trend zich door. In de motie-Bakker, ingediend tijdens de behandeling van de EZ-begroting, wordt de regering gevraagd concrete stappen te zetten en de Kamer voor februari 2006 daarover te informeren. De Kamer heeft echter nog niets ontvangen.
Anno 2006 wordt het quotum uitgenodigde vluchtelingen nog steeds niet gevuld. De andere landen met een hervestigingsbeleid slagen daar echter wel in. Wellicht zou Nederland het «overschot» van die landen kunnen overnemen. De IND zou dan nog een lichte toets kunnen uitvoeren.
Ten slotte merkt de heer Dittrich de term «diaspora» niet gepast te vinden. Van Dale omschrijft het begrip als «het tussen andersdenkenden verstrooid wonen van leden van een kerkgenootschap». In de stukken van de regering wordt echter niet geduid op mensen met een bepaalde religie die noodgedwongen elders wonen.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven stelt vast dat ook de commissie veel waarde hecht aan een integrale benadering van migratie en ontwikkeling. Zo langzamerhand ontstaat er ook in de EU een beweging in de richting van meer coherentie en integratie. De Europese Commissie heeft tenminste een signaal in die richting afgegeven. Er is dus nu een titel voor een Europese aanpak van problemen als braindrain e.d. Ook op het niveau van de VN zijn inmiddels aanzetten gegeven. Er zijn natuurlijk veel combinaties mogelijk in regeringsbeleid om ontwikkeling en migratie met elkaar te verbinden. Dat laten de ontwikkelingen in bijvoorbeeld de Scandinavische landen goed zien.
Met een aantal West-Afrikaanse landen (onder andere Kenia, Ghana en Senegal) is inmiddels een dialoog gestart over versterking van het migratiemanagement. Binnenkort wordt er een bijeenkomst gehouden op ministerieel niveau. Er is al met al sprake van tal van bilaterale contacten en van contacten tussen de EU en Afrikaanse landen. De migratiestromen veranderen nogal eens en telkens moet weer worden bezien welke hulp gewenst is om de desbetreffende Afrikaanse landen te assisteren in hun migratiemanagement.
Migratie heeft natuurlijk niet alleen maar negatieve aspecten. Heel vaak pakt het positief uit voor betrokkenen. Veel Afrikanen werken en wonen in buurlanden en zolang er geen etnische spanningen ontstaan, gaat dat redelijk goed. Er is uiteraard wel sprake van een negatieve ontwikkeling als voor het thuisland onmisbare kennis en kunde verloren gaan. Wat dit betreft loopt er momenteel een succesvol programma in Zambia dat ertoe strekt om het voor artsen en gezondheidswerkers aantrekkelijk te maken in het land zelf actief te blijven. De regering van dit land heeft gevraagd om hetzelfde te doen voor onderwijzers. In Nederland verblijvende Ghanezen wordt gevraagd om een aantal maanden werkzaam te zijn in hun vaderland. Ook dit project loopt redelijk goed. Het lijkt de minister het proberen waard om een internationale gedragscode te ontwikkelen, ook al zal dat niet gemakkelijk zijn.
Het tegengaan van mensenhandel en -smokkel heeft absolute prioriteit. Ook hierover wordt regelmatig gesproken met de desbetreffende Afrikaanse landen. Het zal een belangrijk agendapunt zijn tijdens de high level meeting in september. In West-Afrika loopt nu het programma «Samen actief in preventie en terugkeer». NGO’s spelen hierbij een belangrijke rol. In de projecten, gericht op bestrijding van mensenhandel, wordt veel aandacht besteed aan voorlichting. Door landen van herkomst zelf wordt steeds vaker naar voren gebracht dat mensenhandel en -smokkel ontwrichtend werkt.
In EU-verband dient meer aandacht te worden besteed aan samenwerking met derde landen op het gebied van asiel en migratie. Daarbij dient niet alleen naar landen maar ook naar regio’s te worden gekeken. Dat laatste gebeurt dan ook in de Regional and Country Strategy Papers. Nederland ziet toe en overlegt met de EU over de invulling ervan. Op basis van die strategiedocumenten worden onder andere de EOF-gelden gealloceerd. Tijdens de Razeb van 10 en 11 april a.s. zal voor het eerst op ministerieel niveau gesproken worden over migratie en ontwikkeling en dan zullen ongetwijfeld vragen worden gesteld over de uitwerking van de strategiedocumenten. De minister is het eens met mevrouw Jonker dat noodhulp in eerste instantie een zaak is voor ECHO.
Het Indo-Chinese Comprehensive Plan of Action wordt uitgevoerd onder auspiciën van de UNHCR. De Kamer heeft enkele jaren geleden de regering toestemming gegeven om in dit kader 5 mln. extra uit te trekken ten behoeve van enkele landen.
Wat betreft het integreren van migratiezaken in het buitenlandse beleid van de EU zijn er nog geen concrete resultaten te melden. Zodra dat wel het geval is, zal de Kamer worden geïnformeerd.
In Ghana zijn in een vluchtelingenkamp met 42 000 Liberiaanse vluchtelingen de registratie en de leefomstandigheden verbeterd. Er is een regionale conferentie georganiseerd waarbij regeringen, NGO’s en internationale organisaties zich buigen over een duurzame en regionale oplossing van het vluchtelingenprobleem. In Tanzania wordt samen met de UNHCR een plan, gericht op bescherming in de regio, tot uitvoer gebracht: meer veiligheid in de kampen, specifieke aandacht voor de lokale bevolking in de regio, reparatie van wegen en waterbronnen, ziekenhuizen, scholen en politieposten. Ook wordt de terugkeer naar Burundi voorbereid en begeleid. In werkelijkheid zijn de pilots dus omvangrijke programma’s waarbij ook aan de orde komt de integratie van vluchtelingen die niet terugkeren naar het land van herkomst. In Kenia is de capaciteitsopbouw van het Keniase Refugee Department verzorgd. Dankzij biometrische registratie krijgt de UNHCR steeds meer zicht op welk type vluchtelingen in de kampen verblijven. Ook in Soedan vinden allerlei activiteiten plaats. Bescherming in regio’s, dichtbij landen waar de vluchtelingen vandaan komen, heeft een positief effect op migratiestromen in die zin dat er minder sprake is van secundaire migratie. Onder een duurzame oplossing wordt vooraleerst verstaan terugkeer naar het land van herkomst. Als dat niet mogelijk is, is lokale integratie aan de orde. Ten slotte is er nog de mogelijkheid van hervestiging. Uitgangspunt is dat elke vluchteling recht op bescherming heeft, maar het kan niet de bedoeling zijn om mensen zo lang mogelijk in een vluchtelingenkamp te houden.
Uiteraard is het de bedoeling dat er geleerd wordt van de pilots. Die ervaringen zullen ten goede moeten komen aan een regionaal beschermingsprogramma in het Grote-Merengebied en de Hoorn van Afrika. Hopelijk zullen ook andere Europese landen hun steentje daaraan bijdragen.
De minister van Financiën stelt een onderzoek in naar de mogelijkheid om de kosten van geldovermakingen terug te brengen. Nog dit voorjaar zal hij zijn bevindingen aan de Kamer meedelen. De bewindsvrouw wijst er echter op dat het een private financieringsstroom is waarbij de overheid een zekere terughoudendheid heeft te betrachten. Het lijkt haar beter om te investeren in een goed functionerend banksysteem die redelijke tarieven hanteert voor financiële dienstverlening.
De SER-adviesaanvrage staat op de groslijst van 2006. In de volgende voortgangsrapportage zal uiteraard de stand van zaken worden weergegeven. Uiteraard zal in de aanvraag aandacht worden besteed aan tijdelijke arbeidsmigratie en kennismigratie. Ook hier geldt dat een Europese aanpak de voorkeur verdient.
Tijdens de high level meeting in september zal Nederland inzetten op de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, circulaire migratie (inclusief afspraken over regulering van tijdelijke arbeidsmigratie), het versterken van capaciteitsopbouw van migratiemanagement en het stimuleren van een grotere betrokkenheid van migranten bij de ontwikkeling van de landen van herkomst.
Minister Verdonk merkt op dat hervestigingsbeleid, dat nu onderdeel uitmaakt van het beleidspakket asielzaken en ontwikkeling en migratie, slechts van toepassing kan zijn op mensen die absoluut geen veilige plaats meer kunnen krijgen in het land van eerste opvang of het land van herkomst. Jarenlang is het quotum niet gehaald, maar in 2005 is het sinds jaren wel weer gebeurd. Er is dan ook geen aanleiding om een discussie te openen over de norm 1:5000. Het kabinet voert ook in dit opzicht een restrictief toelatingsbeleid. Als de instroom van vreemdelingen daalt, zou kunnen worden overwogen het hervestigingsbeleid te verruimen. De evaluatie hervestigingsbeleid 2005 zal op korte termijn naar de Kamer worden gestuurd. In Europa bestaat in het algemeen weinig belangstelling voor het hervestigingsbeleid. In een aantal landen begint heel langzaam wat meer belangstelling te ontstaan.
In juli 2006 zal een Euro-Afrikaanse ministeriele bijeenkomst plaatsvinden in Rabat. Nederland zal wederom duidelijk maken dat er alles aan moet worden gedaan om illegale migratiestromen tegen te gaan. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft eind 2005 een financiële bijdrage gegeven aan het urgent appeal van het IOM om gestrande migranten op vrijwillige basis naar het land van herkomst te repatriëren. Verder steunt Nederland ook meer duurzame initiatieven, zoals een IOM-project in West-Afrika dat beoogt de illegale migratie aan te pakken. Naast enkele EU-landen zijn ook Marokko, Algerije, Senegal en Mali bij dit project betrokken. Het heeft betrekking op onder andere capaciteitsopbouw inzake migratiemanagement en het verbeteren van dataverzameling in de landen van herkomst en de transitlanden. In het kader van het hervestigingsbeleid is voorts Malta, dat te kampen kreeg met onevenredig veel asielaanvragers, de helpende hand toegestoken.
Momenteel loopt het project «reguliere toelating» dat beoogt tot een stroomlijning van de procedures te komen. Hierbij zijn meerdere departementen maar ook vertegenwoordigers van allerlei maatschappelijke instituties betrokken. Op 9 mei a.s. zal hierover worden gesproken in de ministerraad. In 2005 zijn 10% meer studenten binnengekomen dan in 2004. De aantallen zijn echter nog niet voldoende en in het kader van het moderne migratiebeleid wordt ook aandacht besteed aan de toelating van studenten van buiten de EU. Het spreekt voor zich dat aan die studenten bepaalde eisen moeten worden gesteld, bijvoorbeeld de beheersing van het Engels.
Mevrouw Jonker (CDA) vraagt nogmaals aandacht voor de kwetsbare positie van vrouwen en kinderen in vluchtelingenkampen. Zij vraagt de minister hiervoor speciaal beleid te ontwikkelen.
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA) dringt aan op een samenhangend beleid. Het kan niet zo zijn dat de ene minister uitspreekt dat vluchtelingen maar naar Nederland moeten komen met het oog op een versterking van de Nederlandse economie, terwijl een andere minister zegt dat zij terug moeten naar het land van herkomst.
Wordt met het oog op het bieden van perspectief aan Afrikanen ook gesproken met andere landen op het Afrikaanse continent om ervoor te zorgen dat obstakels voor het vrije verkeer van mensen en goederen worden weggenomen?
Ten slotte merkt mevrouw Tjon-A-Ten op niet overtuigd te zijn door het antwoord van minister Van Ardenne op vragen over de met geldovermakingen gemoeide kosten.
De heer Szabó (VVD) vraagt nogmaals naar het oordeel van de regering over het voorstel van de GCIM om een nieuwe migratiefaciliteit in het leven te roepen. Ook vraagt hij of wordt nagegaan wat buitenlandse studenten doen als zij hun studie in Nederland hebben afgerond.
De heer Van der Staaij (SGP) is van mening dat Nederland naast het voeren van een restrictief toelatingsbeleid in de landen van herkomst moet bijdragen aan het bieden van meer perspectief. Hij vraagt nog of in alle UNHCR-kampen dezelfde standaarden gelden.
De heer Dittrich (D66) dringt erop aan, de motie-Bakker over kennismigratie zo snel mogelijk uit te voeren.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven zegt toe in de volgende rapportage de Kamer te informeren over de positie van vrouwen en kinderen in vluchtelingenkampen.
Nederland heeft afstand genomen van het voorstel om een nieuwe migratiefaciliteit in het leven te roepen. Nu het hele donorgebouw wordt gestroomlijnd, ligt dat niet voor de hand. Als nieuwe activiteiten echt nodig zijn, moet worden bezien of ze kunnen worden ingepast in de bestaande structuren.
Het bevorderen van het vrije verkeer van goederen in Afrika is een zeer moeizaam proces. Of de tijd al rijp is voor een debat over een vrij verkeer van personen is dus nog maar de vraag. Deze kwestie staat overigens wel op de agenda van de WTO-ronde. De ontwikkelingslanden staan in het algemeen nogal huiverig tegenover dit thema omdat zij de gevolgen ervan niet goed kunnen overzien.
De situatie in de verschillende UNHCR-kampen verschilt nogal, maar er zijn wel standaarden voor de minimale hoeveelheden voedsel, medicijnen, water enz.
Minister Verdonk antwoordt dat ongeveer 80% van de studenten teruggaat. Als studenten binnen drie maanden na afstuderen een baan vinden, kunnen zij in het kader van de kennismigrantenregeling in Nederland blijven.
Met de ministeries van EZ en SZW is uitvoerig overlegd over uitvoering van de motie-Bakker. Komende vrijdag zal hierover worden gesproken in de ministerraad. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
– De Kamer wordt bij de volgende rapportage over de uitvoering van het beleid op het gebied van ontwikkeling en migratie (juni 2006) geïnformeerd over de positie van vrouwen en kinderen in vluchtelingenkampen.
– De minister van Financiën zal de Kamer dit voorjaar informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar de kosten van geldovermakingen door migranten naar hun geboortelanden.
– De minister van Economische Zaken zal, na bespreking in de ministerraad van vrijdag 31 maart 2006, de Kamer een brief sturen over de uitvoering van de motie-Bakker c.s. inzake het oplossen van knelpunten bij de kennismigrantenregeling (30 300-XIII, nr. 30).
Samenstelling: Leden: De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Jonker (CDA).
Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA) en Oplaat (VVD).
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD) en Meijer (PvdA).
Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Lambrechts (D66), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29693-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.