Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29693 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29693 nr. 2 |
Vastgesteld 27 januari 2005
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 7 december 2004 overleg gevoerd met minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de notitie Ontwikkeling en Migratie (29 693, nr. 1).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Brinkel (CDA) meent dat ontwikkelingssamenwerking door nood gedwongen migratie helpt voorkomen. Ontwikkelingssamenwerking heeft een eigen invalshoek en eigen prioriteiten: armoedebestrijding, het halen van millenniumontwikkelingsdoelen, het recht doen aan de persoon in de maatschappij, staatsgemeenschap en economie waarin hij of zij leeft.
De heer Brinkel stelt dat de gerechtvaardigde belangen van de landen van herkomst van de migranten een belangrijke rol moeten spelen bij gereguleerde vormen van Europees immigratiebeleid. Voorkomen moet worden dat het Westen ontwikkelingslanden van hun beste arbeidskrachten berooft. In de notitie is de regering optimistisch waar het zogeheten middeninkomenlanden betreft, maar de ervaring van heel wat landen, bijvoorbeeld Zuid-Afrika en Suriname, is dat niet. Ontegenzeggelijk betekent economische migratie een verlies aan opgeleide arbeidskrachten, terwijl de betreffende landen die vaak zelf hard nodig hebben. Is het mogelijk dat vanuit Nederland of de Europese Unie wordt voorzien in compensatie van de opleidingskosten die de landen van herkomst hebben gemaakt voor hun hoogopgeleide arbeidskrachten die door Nederland of de EU worden aangetrokken?
Het vertrek van de meest initiatiefrijke en best opgeleide mensen uit ontwikkelingslanden heeft ook gevolgen voor de maatschappelijke samenhang en de ontwikkeling van de democratie aldaar. De regering verwacht veel goeds van circulaire migratie, waarbij de migrant na een aantal jaren hier te hebben gewerkt weer terugkeert naar het land van herkomst. De regering geeft toe dat het niet eenvoudig is, sluitend beleid te formuleren om de terugkeer te garanderen, maar kan zij concreter aangeven hoe zij de terugkeer na opgedane ervaring denkt te kunnen verzekeren?
Ontwikkeling omvat meer dan alleen een economische winst- en verliesrekening. De samenlevingen hier en daar hebben weinig aan mensen die alleen met hun eigen internationale carrière bezig zijn. Hoe wil de regering bevorderen dat circulair migranten worden gestimuleerd kennis te nemen van de Nederlandse taal en samenleving en de werking van de democratie? Het land van herkomst kan goed gebruikmaken van die kennis na de terugkeer van de migrant.
Wat betekent het dat de regering migrantenorganisaties meer wil betrekken bij de vormgeving van het ontwikkelingsbeleid en het buitenlandse beleid? Hoever wil de regering daarin gaan? Wat bedoelt de regering met de term «maximaal» waar zij stelt dat zij de potentiële bijdrage van migrantenorganisaties aan ontwikkeling maximaal wil benutten? Het zal toch niet de bedoeling zijn dat Nederland de keuze van partnerlanden afstemt op de aanwezigheid van allochtonen alhier. Integratie in de Nederlandse samenleving betekent toch ook dat allochtonen zich identificeren met de hoofdlijnen van het Nederlandse buitenlandse beleid en het ontwikkelingsbeleid?
De heer Brinkel stelt namens zijn fractiegenoot Jonker dat voor de opvang in de regio de rijkere landen via de UNHCR of ontwikkelingsorganisaties de benodigde middelen dienen te verschaffen. Met deze middelen kunnen bijvoorbeeld projecten worden uitgevoerd gericht op integratie en zelfvoorziening in het land van verblijf. Daarvan moet ook de plaatselijke bevolking profiteren, met als uitgangspunt dat vluchtelingen niet in een betere positie moeten worden gebracht dan de plaatselijke bevolking. Hoe denkt de regering hierover en hoe wordt in Europees verband hierover gedacht? Is het waar het dat er wereldwijd naar schatting twee keer zoveel ontheemden (internal displaced persons) als vluchtelingen zijn en dat dezen in doorgaans schrijnender situaties verkeren dan vluchtelingen? Bestaat er inzicht in de opvang van ontheemden? Worden die deels of in het geheel niet opgevangen door de UNHCR? Is het waar dat mensen niet per se in vluchtelingenkampen behoeven te worden opgevangen, maar dat dit ook kan gebeuren in bestaande dorpen en steden indien er extra wordt geïnvesteerd in de lokale opvangcapaciteit?
De heer Samsom (PvdA) stelt dat migratie vrijwel altijd een negatieve oorzaak heeft en gepaard gaat met sociale ontworteling, achterlating van familie en vertrek uit het land van herkomst van creativiteit en kennis. Het verschijnsel migratie neemt evenwel alleen maar toe door de wereldwijd groter wordende verschillen in welvaart en de toenemende mobiliteit. Nederland zal door zijn rijkdom en stabiliteit altijd aantrekkingskracht uitoefenen op mensen die op zoek zijn naar een beter leven. De heer Samsom mist in de notitie de erkenning dat Nederland een migratieland is en dat een effectief ontwikkelingsbeleid daaraan niet zal afdoen. Immers, de minst-ontwikkelde landen zullen zich de komende decennia hopelijk opwerken uit hun schrijnende armoede, waarna de migratie pas echt op gang zal komen. Het is zaak die migratie zodanig te sturen dat zij een motor is in de ontwikkeling van de armste landen in plaats van een belemmering. Het is dan ook van groot belang dat de regering dit standpunt proactief uitdraagt en niet bijdraagt aan een klimaat waarin de toenemende instroom van vreemdelingen uitsluitend als negatief wordt gezien waardoor het draagvlak voor een goed beleid als motor voor ontwikkelingssamenwerking (OS) wordt ondermijnd. Niet voor niets scoort Nederland op het punt migratie slecht op de coherentie-index van het Center for Global Development.
Het probleem van de brain drain wordt wel onderkend in de analyse, maar de regering houdt er geen rekening mee bij het arbeidsmigratiebeleid onder het motto dat Nederland er nauwelijks aan bijdraagt. Nu al zijn er problemen met hoogopgeleide migranten uit de minst- en minder-ontwikkelde landen. Om zulke problemen te voorkomen vraagt de heer Samsom om een braindraintoets voor arbeidsmigratie, zodat naast het belang van Nederland bij kennismigratie het belang van het land van herkomst goed in ogenschouw wordt genomen. Dat is de relatie tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking. De internationale inzet van Nederland op dit terrein is beperkt tot het ondersteunen van wat er al gebeurt. De heer Samsom wil dat Nederland zich op internationaal terrein veel sterker maakt voor een betere sturing van de arbeidsmigratie. Nu is immers een heilloze concurrentie om de hoogopgeleide kennismigrant aan het ontstaan tussen de VS, Japan en de EU, waar China straks ook nog bijkomt. Die concurrentie is niet in het belang van de ontwikkelingslanden. Wil de regering toezeggen haar uiterste best te gaan doen om die betere sturing te bereiken?
In de notitie staat dat de regering actief de indruk zal bestrijden dat Nederland mensenrechten schendt. De heer Samsom is van mening dat Nederland zijn energie beter kan richten op het ruimhartig naleven van de mensenrechtenverdragen in het asielbeleid en dat het de Conventie voor de rechten van migrantenarbeiders moet ondertekenen. Serieus dient te worden ingegaan op de ernstige kritiek van VN-toezichtorganen en gerenommeerde ngo's op de Nederlandse omgang met bijvoorbeeld gevluchte kinderen. In rapporten van Amnestie International en Human Rights Watch wordt zelfs melding gemaakt van schending van mensenrechten in Nederland. Nederland moet zich dit aantrekken. Overgaan tot een minimale interpretatie van de mensenrechtenverdragen zou beneden zijn waardigheid zijn. Nederland moet juist een voortrekkersrol vervullen bij het uitvoeren van de verdragen, aldus de heer Samsom.
Het is evident dat circulaire migratie van belang is voor het tot stand brengen van een positieve relatie tussen migratie en ontwikkeling. Hierbij dienen het belang van Nederland en dat van het land van herkomst in balans te zijn. Als terugkeer slechts vanuit een Nederlands belang wordt georganiseerd, liggen mislukkingen als het project Gefaciliteerde terugkeer van afgewezen asielzoekers (GTAA) op de loer. De begeleiding en ondersteuning van de terugkerende migrant moeten dan ook vele malen beter worden dan nu het geval is. Een aantal vluchtelingen- en ontwikkelingsorganisaties heeft in een brief gesteld dat er zowel bij vrijwillige als bij gedwongen terugkeer van migranten veel mis is. Zonder adequate begeleiding draagt de terugkeer niet bij aan de ontwikkeling van het land van herkomst. De veiligheid van de terugkerende moet gewaarborgd zijn, evenals de mogelijkheid om in het land van herkomst een bestaan op te bouwen. Het lijkt de heer Samsom zeer verstandig om de terugkeer van sommigen te monitoren om een indruk te krijgen van hoe de terugkeer verloopt. Waarom moet de begeleiding van terugkeer bij circulaire arbeidsmigratie uit de post voor Ontwikkelingssamenwerking worden betaald? Dat lijkt op het financieren van de kwijtschelding van EKI-schulden uit OS-gelden in plaats van uit de door de bedrijven afgedragen verzekeringspremies. Waar een circulaire arbeidsmigrant door zijn arbeid heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie, zouden de premies die hij in Nederland heeft afgedragen voor andere onderwerpen dan omslagsystemen kunnen worden gebruikt als startkapitaal bij terugkeer naar het land van herkomst. Dat is coherentie tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking. Dat is een vorm van internationale solidariteit.
Financiële overmakingen door migranten naar hun land van herkomst (remittances) kunnen een positieve invloed hebben op dat land. Daarom bepleit de heer Samsom een actief optreden van de overheid ter begeleiding van remittances naar ontwikkelingsgerichte projecten en ter verlaging van de transactiekosten. Is er in dezen geen rol weggelegd voor de Nederlandse FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en voor de ontwikkelingsorganisaties?
De heer Szabó (VVD) wijst erop dat in de samenvatting van de notitie wordt gemeld dat ontwikkelingssamenwerking niet de enige factor is die de ontwikkeling van een land bepaalt, maar dat uit de daarop volgende uiteenzetting niet duidelijk wordt wat volgens de regering precies de factoren zijn die vallen onder ontwikkelingssamenwerking. Ook hij wil weten wat de regering wil bereiken door migrantenorganisaties in Nederland intensiever te betrekken bij de vormgeving van ontwikkelingsbeleid via het Landelijk Overleg Minderheden (LOM). En hoe gaat zij de resultaten meten? Blijkens een bijlage geven de NCDO (Nationale commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling) en de Novib de migrantenorganisaties onvoldoende toegang tot de kleinschalige Nederlandse particuliere initiatieven, terwijl zij als frontoffice dienen te werken. Waarom loopt het zo moeilijk via NCDO en Novib? Welke beleidsconclusies zijn getrokken en welke maatregelen zijn genomen? Zijn er voorbeelden van projecten met migrantenorganisaties die de ontwikkeling van de Derde Wereld bespoedigen?
Opvang van vluchtelingen maakt deel uit van conflictbeleid. Verbeterde opvang en bescherming in de regio dragen in belangrijke mate bij tot het oplossen van de vluchtelingenproblematiek. Aangezien hierbij vaak militaire inzet is geboden, is de heer Szabó van mening dat Defensie en OS nauw dienen samen te werken in conflictgebieden. Waar Nederlandse ondersteuning is vereist, zal OS in belangrijke mate een financiële bijdrage moeten leveren, aangezien veiligheid en stabiliteit belangrijke voorwaarden zijn voor ontwikkeling.
Naar aanleiding van de passage over een goede overgang van noodhulp naar structurele ontwikkelingshulp vraagt de heer Szabó wat structurele ontwikkelingshulp is. Zijns inziens dient ontwikkelingshulp altijd tijdelijk en dus eindig te zijn en moet de term structureel dan ook worden geschrapt. Wat betekent het voor het totale budget dat het bilaterale beleid ten aanzien van illegale migratie, mensensmokkel en -handel zal worden geïntensiveerd? Welke verschuivingen vinden er binnen de begroting plaats? Met andere woorden, welke taken zullen dan niet worden vervuld?
Er is veel discussie geweest over het buiten-schuldcriterium: mensen proberen terug te gaan naar hun land van herkomst, maar dat land werkt niet mee. Welke ontwikkelingslanden waarmee Nederland een bilaterale relatie heeft, waren betrokken bij de gevallen waarin het buiten-schuldcriterium is toegepast? Waarom gaven die landen hun onderdaan geen toegang? Als zo'n land onderdanen vaker geen toegang geeft, legt Nederland dat land dan sancties op? Is het waar dat landen hun landingsrechten gebruiken om extra eisen te stellen? Is het waar dat vluchten tot twee of drie keer toe moeten worden afgebroken, omdat halverwege de vlucht alsnog geen toestemming tot landen wordt gegeven?
In reactie op een vraag zegt de heer Szabó aangegeven te hebben waar hij raakvlakken ziet tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie. Ontwikkelingssamenwerking kan ondersteunend zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) memoreert dat zij vaak heeft gezegd dat een land dat economische vluchtelingen terugstuurt de morele plicht heeft om iets te doen aan de slechte situatie in het herkomstland van de vluchteling. Zij ziet dan ook een verband tussen ontwikkelingshulp en migratie. De wanhoop van mensen die met mensensmokkelaars in zee gaan, moet niet worden onderschat. Evenmin moet worden onderschat hoeveel afgewezen asielzoekers met een economisch motief naar Nederland zijn gekomen. Zij acht het respectabel dat mensen proberen ergens terecht te komen waar zij wel te eten hebben en waar hun kinderen een goede opleiding kunnen krijgen. Het is daarom uitstekend dat wordt nagegaan of Nederland met ontwikkelingshulp iets kan doen aan de situatie in de landen waaruit veel asielzoekers afkomstig zijn.
In de notitie wordt uitgebreid ingegaan op het hele terrein van migratie en ontwikkeling. De onderbouwing van de analyse had wel iets degelijker kunnen zijn, maar in de notitie wordt een goede aanzet gegeven voor het ontwikkelen van een integraal beleid met het oog op migratie. Mevrouw Huizinga mist bij de in dat kader genoemde beleidsterreinen aandacht voor de buitenlandse handel. Is dit beleidsterrein bewust weggelaten?
Uitwassen van migratie zijn illegale migratie en mensenhandel. Het is schokkend te lezen dat vrouwenhandel de belangrijkste inkomstenbron is van de georganiseerde misdaad in Rusland. De illegale prostitutie in Nederland kent veel jonge meisjes uit Westelijk Afrika die het slachtoffer zijn van de daar welig tierende vrouwenhandel. Welke maatregelen denkt de regering hiertegen te nemen?
Paragraaf 5.7 over terugkeer van migranten bevat een aantal behartigenswaardige zaken. De Europese Commissie heeft nagegaan hoe terugkeer beter kan worden geregeld. Gebleken is dat een vervolg moet worden geboden aan mensen die terugkeren naar hun land van herkomst. Nederland kent het REAN-programma (Return and emigration of aliens from the Netherlands) en het REAN+-programma, maar daarvan wordt helaas door slechts zeer weinigen gebruikgemaakt. Mevrouw Huizinga pleit daarom voor een betere monitoring van de situatie van althans een aantal afgewezen asielzoekers die terugkeren naar hun land van herkomst. Zij denkt aan een monitoringperiode van twee jaar. Het gevoerde beleid staat vanzelfsprekend niet ter discussie. De monitoring is ook niet bedoeld om te bekijken of de Nederlandse overheid wel de juiste beslissing heeft genomen. Het gaat erom, na te gaan hoe het de betrokkenen vergaat in de praktijk van alledag, of zij erin slagen een goed bestaan op te bouwen en hun omgeving te laten profiteren van wat zij in het Westen hebben geleerd en van wat zij hebben meegekregen. Naar verluidt wordt geld dat zij meekrijgen hen al op het vliegveld afgenomen. Desgevraagd verklaart mevrouw Huizinga dat het niet de bedoeling is om mensen die niet slagen maar weer naar Nederland te halen. De monitoring kan wel bouwstenen leveren voor verbetering van het terugkeerbeleid, zodat meer succes kan worden geboekt en effectieve hulp kan worden gegeven aan herkomstlanden.
Een tweede voordeel van monitoring is dat er duidelijkheid komt over de veiligheid. Bij veel asielzoekers bestaat angst voor onveiligheid bij terugkeer. Als die angst ongegrond blijkt te zijn, dan zal deze kennis het draagvlak voor teruggaan vergroten. Blijkt de angst wel gegrond, dan moet de Nederlandse overheid dat gegeven meewegen bij haar beslissingen.
In de eerdergenoemde brief hebben organisaties die werkzaam zijn in landen waaruit asielzoekers komen, hulp aangeboden voor een onafhankelijk onderzoek. Daardoor hoeft een dergelijk onderzoek niet zeer kostbaar te zijn. Echter, een breder draagvlak voor het terugkeerbeleid en een beter resultaat zijn mevrouw Huizinga wel wat geld waard. Inschakeling van ambassades lijkt te moeilijk. Bovendien moet worden voorkomen dat men de indruk krijgt dat de regering twijfelt aan de juistheid van haar asielbeslissingen.
Ook mevrouw Huizinga wil niet zozeer de indruk proberen weg te nemen dat Nederland de mensenrechten schendt als wel de oorzaak van die indruk. Daartoe zullen de kritische rapporten over het Nederlandse beleid inzake de asielprocedure goed moeten worden bestudeerd.
Mevrouw Vos (GroenLinks) stelt dat migratie een fenomeen van alle tijden is. Het zou niet slecht zijn als de regering volmondig erkende dat Nederland een migratieland is en dat dit past in een wereld waarin globalisering een gegeven is. Er is sprake van migratie als gevolg van oorlogen, honger en onderdrukking, migratie vanwege economische achterstand, migratie van mensen die het interessant vinden om in Nederland te gaan werken en migratie van mensen die voor Nederland interessant zijn om te werven. Mevrouw Vos heeft het gevoel dat de analyse in de notitie is geschreven door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en dat de beleidsvoornemens vooral het terrein van minister Verdonk betreffen en er specifiek op zijn gericht, te voorkomen dat veel mensen naar Nederland komen en te bereiken dat de meesten weer teruggaan. Het lijkt te ontbreken aan de financiën die nodig zijn om een succes te maken van de beleidsvoornemens. Bovendien worden de vertrekpremie bij vrijwillige terugkeer en de eerstejaarsopvang van asielzoekers betaald uit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Hoe is het te verklaren dat ondanks het teruglopende aantal asielzoekers het bedrag voor die opvang sterk is verhoogd? Is dit wel de juiste besteding van ontwikkelingsgeld?
In tegenstelling tot het kabinet heeft mevrouw Vos in heel wat gevallen incoherentie kunnen vaststellen tussen de beleidsaanpak van de verschillende departementen op dit terrein. De daders van vrouwenhandel worden bestreden, maar de bescherming van hun slachtoffers schiet tekort. Het asielbeleid staat op gespannen voet met bijvoorbeeld het Verdrag voor de rechten van het kind. Verder worden er torenhoge leges gevraagd voor een verblijfsvergunning.
Op zich is mevrouw Vos blij dat kennismigranten meer ruimte wordt geboden om in Nederland aan de slag te gaan, maar zij vraagt wat er gebeurt met de overige migranten die werk zoeken op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het kabinet spreekt wel de vrees uit dat de minst-ontwikkelde landen het slachtoffer zullen worden van de toenemende arbeidsmigratie, maar meldt niet wat het daartegen denkt te doen. Kan er niet een regeling worden gecreëerd die het mogelijk maakt dat mensen uit die landen op tijdelijke basis in Nederland aan het werk gaan? De VN roepen regeringen op om de weerstand tegen migranten in hun land aan te pakken en te wijzen op de belangrijke voordelen, verbonden aan de komst van migranten. Wat doet de regering met deze oproep? De VN vinden ook dat migranten toegang moeten hebben tot onderwijs en scholing en dat hun mensenrechten beter moeten worden beschermd. Mevrouw Vos vraagt minister Verdonk in dit verband verandering te brengen in het asielbeleid dat migranten die geen verblijfsstatus hebben verbiedt werk te zoeken. Met de huidige regeling wordt migranten die soms jarenlang moeten wachten op een beslissing, het perspectief op een succesvolle toekomst ontnomen.
Migranten maken geld naar hun land van herkomst over. Het totale bedrag waarom het gaat overstijgt in ruime mate het bedrag dat aan ontwikkelingshulp wordt besteed. De banken berekenen hoge kosten voor de overmaking, tot zelfs 20%. Mevrouw Vos vraagt de regering oplossingen voor dit probleem te zoeken. Zij noemt als mogelijkheid een lager belastingtarief voor overmaking naar ontwikkelingssamenwerkinglanden.
Het Netherlands Fellowship Program stelt niet-Westerse studenten in staat in Nederland te studeren en hun alhier opgedane kennis en ervaring in hun land van herkomst toe te passen. De effectiviteit van dit programma is in het geding door de stijging van de legeskosten voor de eerste visumaanvrage van € 56 naar € 430, terwijl het programmabudget gelijk blijft. Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking middelen inzetten ter uitbreiding van het beurzenprogramma?
Mevrouw Vos verzoekt het kabinet de aanbeveling over te nemen van het Innovatieplatform om één document, één procedure en één loket in te stellen voor álle kenniswerkers. Haars inziens moet de scheiding in dezen tussen kenniswerkers enerzijds en studenten en stagiaires anderzijds dan worden geschrapt. Het terugkeerbeleid dat tot nu toe aan de orde is, is het beleid tot terugkeer van de uitgeprocedeerden; een beleid dat lijkt te falen. Daarnaast zou er een terugkeerbeleid moeten zijn waarbij mensen met een status in staat worden gesteld op vrijwillige basis (tijdelijk) naar hun land van herkomst terug te keren. Blijkens een onderzoek van de stichting voor Vluchtelingen-Studenten UAF zou meer dan de helft van de mensen met een status terugkeer naar hun land van herkomst willen overwegen onder bijvoorbeeld de voorwaarde dat zij kunnen terugkeren naar Nederland. UAF wil een pilotproject opzetten. Mevrouw Vos vraagt de regering om een dergelijke regeling mogelijk te maken en middelen beschikbaar te stellen voor gebruikmaking van die regeling, bijvoorbeeld door uit Afghanistan afkomstige artsen.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt dat Nederland ook te maken heeft met een brain drain, maar die beter kan dragen dan ontwikkelingslanden waarvan er vele ook kampen met grote aantallen doden door aids. In die landen zijn nauwelijks instituties om uitwassen als vrouwen- en kinderhandel te pareren. De notitie is door OS en Vreemdelingenbeleid en Integratie gezamenlijk opgesteld en wordt ook gezamenlijk uitgevoerd, wat betekent dat het beleid coherent vormgegeven kan worden, al is de coherentie nog niet optimaal. Er is gekozen voor belangrijke thema's en de uitwerking zal werkende weg geschieden. Op Europees gebied is er al veel winst geboekt sinds het uitkomen van de notitie in juni.
Een van de vijf thema's die prioriteit hebben, is het bereiken van een coherent beleid. Het tweede thema is het versterken van de capaciteit in ontwikkelingslanden om uitwassen als mensenhandel, smokkel en uitbuiting tegen te gaan. Instituties moeten worden versterkt. De capaciteit voor het managen van migratiestromen moet worden vergroot. Een land als Ghana heeft geweldige problemen door fraude met paspoorten en visa. Migratie is een globaliserend thema geworden. In wezen zijn daarom alle landen migratielanden. De migratiestromen moeten zodanig worden gemanaged dat niet alleen de rijke landen, maar ook de ontwikkelingslanden er de voordelen van plukken. In het kader van de WTO wordt geprobeerd mensen uit ontwikkelingslanden in de gelegenheid te stellen om onder optimale voorwaarden diensten te verlenen in OESO-landen.
Het derde thema is bescherming in de regio. Samen met de UNHCR wordt daartoe door Nederland een specifiek programma opgezet in Kenia, Tanzania, Ghana en Jemen, landen die al heel lang grote groepen vluchtelingen herbergen en waarmee een samenwerkingsrelatie bestaat. Nederland assisteert de landen bij het formuleren van beleid en wetgeving om de positie van vluchtelingen te versterken en Nederland assisteert bij het opzetten van een betere vluchtelingenregistratie. Bij deze projecten wordt rekening gehouden met de noden van de vluchtelingen én die van de lokale bevolking, aangezien het voorkomt, bijvoorbeeld in Tsjaad, dat de vluchtelingen in UNHCR-kampen in een betere positie verkeren dan de lokale bevolking. Er zijn op dit terrein overigens ook Europese programma's.
Het vierde thema is terugkeer, al dan niet tijdelijk en al dan niet vrijwillig. Er gebeurt al het een en ander op het gebied van brain drain en brain circulation. Met Afghanistan is een aantal jaren geleden een overeenkomst gesloten over inzet van gekwalificeerde Afghaanse vluchtelingen bij de herbouw van het land. In januari wordt dit programma geëvalueerd. De Kamer zal dan worden geïnformeerd over het resultaat en over de lessen die eruit kunnen worden getrokken en die bij de nadere beleidsbepaling zullen worden gebruikt. Bij die beleidsbepaling kan ook het rapport van UAF worden betrokken. De minister is ervan overtuigd dat er op het gebied van vrijwillige terugkeer meer mogelijk is dan er nu gebeurt. Voor het Afghaanse programma geldt dat wie terugkeert niet meer naar Nederland terug kan. Zij vermoedt dat het beter werkt om mensen de kans te geven, zich voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld enkele maanden, in het land van herkomst in te zetten en dan terug te keren naar Nederland.
Er is ook sprake van vrijwillige terugkeer op basis van incentives via organisaties als Intend en het Bureau Maatwerk die migrantenondernemers faciliteren die in eigen land willen investeren. Hiermee zijn uitstekende ervaringen opgedaan. Ook zijn er bijvoorbeeld alhier werkzame Nederlands-Ghanese artsen en verpleegkundigen die op verzoek én voor rekening van Nederland gedurende een bepaalde periode in Ghana actief zijn in de gezondheidszorg. De wederopbouwnotitie, waarbij het thema terugkeer ook wordt betrokken, zal ook in januari worden afgerond.
Het vijfde thema wordt gevormd door de remittances, maar daarbij betracht de regering enige terughoudendheid. Het gaat om miljarden. De transactiekosten zijn inderdaad hoog, maar het terugdringen daarvan is geen taak voor de overheid. De minister weigert te denken over een lager belastingtarief voor overmakingen, omdat dat grote problemen zal oproepen. Van groter belang is, te weten hoe ter plaatse het banksysteem, het verzekeringssysteem en het systeem van microfinanciering werken en hoe het gaat met spaartegoeden. Dat zijn zaken die nuttig zijn voor mensen die geld sturen naar hun land van herkomst, terug willen naar hun land van herkomst of leven in de partnerlanden. Als particuliere organisaties zich met de transactiekosten willen bezighouden, is dat prima, maar de Nederlandse overheid richt zich op het versterken van instituties in de partnerlanden, bijvoorbeeld banken. Banken moeten uiteraard niet te hoge tarieven vragen, moeten bereid zijn om (kleine) spaartegoeden op te nemen, tegen normale tarieven te bewaren en uit te zetten en om kleine kredieten beschikbaar te stellen. In veel landen bestaan deze mogelijkheden niet, vandaar dat het meeste geld dat migranten naar hun thuisland sturen, contant wordt meegenomen. Terecht is 2005 uitgeroepen tot het Jaar van microfinanciering. Voor het overmaken van geld is het nuttig als banken in ontwikkelingslanden beter functioneren. Bij het bevorderen daarvan kunnen FMO en ING een rol spelen. ING zou bijvoorbeeld behulpzaam kunnen zijn bij het introduceren van een systeem waardoor mensen overal in zo'n land het overgemaakte geld kunnen opnemen. Bij het Nederlandse bankwezen begint belangstelling te ontstaan om een bijdrage te leveren op dit gebied. Nederland zal ontvangende landen ondersteunen bij het maken van de wetgeving die eventueel noodzakelijk is in dezen.
Met name op het terrein van gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek is de brain drain een probleem. Met een aantal landen bekijkt Nederland hoe de brain drain kan worden beperkt door betere arbeidsomstandigheden en salarissen ter plaatse. In Zambia en Ghana topt Nederland de salarissen van artsen op om ervoor te zorgen dat deze in hun eigen land blijven. De minister denkt dat er veel mogelijk is om in dialoog met de partnerlanden de brain drain uit die landen te beperken. De landen zullen zelf ook meer moeten doen om het voor hoogopgeleide mensen aantrekkelijk te maken er te blijven. De remittances en het opdoen van ervaring elders zijn evenwel ook belangrijk. Het bedrijfsleven kan ook een rol spelen bij de aanpak van de brain drain. Een Nederlands bedrijf dat een hoogopgeleid persoon vanuit een ontwikkelingsland aantrekt, zou bijvoorbeeld kunnen bijdragen in de opleidingskosten van nieuwe studenten aldaar. De minister is bereid deze mogelijkheid met het bedrijfsleven te bespreken. Over het resultaat van dat gesprek zal zij de Kamer te zijner tijd informeren. Desgevraagd verklaart zij dat er geen vaste regel is voor het surplussen in ontwikkelingslanden. Surplussen wordt alleen toegepast bij die categorieën mensen die dringend nodig zijn in het eigen land. Gekeken wordt wel tot welke categorieën het systeem eventueel moet worden uitgebreid. Het lijkt de bewindsvrouwe verstandig om de Kamer twee keer per jaar een notitie toe te zenden om te melden op welke terreinen voortgang wordt geboekt.
Het migratievraagstuk heeft uiteraard niet alleen een economische dimensie. Iedereen die tijdelijk in Nederland is of zich hier definitief wil vestigen, zal zich moeten houden aan de inburgeringregels. Men moet Nederlands leren en kennis nemen van de cultuur en dergelijke.
Het lijkt de minister niet verstandig om nu alweer af te wijken van de lijst van partnerlanden die vorig jaar door de Kamer is vastgesteld. In de terugkeernotitie van minister Verdonk staat een migratielijst van elf landen.
De migrantenorganisaties in Nederland spelen een belangrijke rol bij de discussie alhier over integratie en dergelijke, maar worden ook regiogewijs betrokken bij het ontwikkelingsbeleid. Soms worden beleidswijzigingen per land besproken en doorgevoerd. Met deze organisaties is nog niet gesproken over de wijze waarop vrijwillige terugkeer kan worden bevorderd. De bewindsvrouw wil samen met minister Verdonk met het LOM daarover in den brede een discussie voeren. Desgevraagd verklaart de minister dat er Surinamers zijn die gebruikmaken van Intend en Maatwerk en dat met Surinaamse studenten aan de Universiteit van Amsterdam afgesproken is om Surinaamse jongeren stageplaatsen aan te bieden in eigen land. Zij hoopt dat dezen dan na het einde van hun studie een bijdrage gaan leveren aan de opbouw van hun eigen land.
UNHCR probeert te voorkomen dat vluchtelingen van het ene naar het andere opvangkamp trekken. Daartoe is het van belang dat er een sluitend registratiesysteem komt waardoor duidelijk is wie zich wanneer aanmeldt en wanneer weer waarheen vertrekt. Internal displaced persons blijven in eigen land en worden door andere organisaties dan UNHCR opgevangen. In Soedan en enkele andere landen houdt UNHCR zich ook met ontheemden bezig, omdat de andere organisaties er onvoldoende capaciteit hebben om dezen goed op te vangen. Wereldwijd waren er in 2003 volgens UNHCR 4,4 miljoen ontheemden. Die zijn met name te vinden in Colombia, Soedan en het Grote-Merengebied. UNHCR hanteert voor vluchtelingen overal dezelfde standaard. Voor ontheemden is de opvang afhankelijk van de mogelijkheden daartoe in het betreffende land.
De minister stelt dat Nederland uiteraard de mensenrechten respecteert en zijn verplichtingen nakomt. Het nationale beleid wordt consequent getoetst aan de internationale mensenrechtenverplichtingen. Nederland neemt de ngo's serieus, maar gaat met name uit van het oordeel van VN-organisaties en die hebben Nederland er niet van beschuldigd dat het de mensenrechten niet naleeft. Geen enkele EU-lidstaat overweegt ondertekening van het VN-verdrag inzake migrerende werknemers. Het probleem is dat volgens het verdrag ook illegale migranten tot op zekere hoogte recht hebben op sociale zekerheid.
Sinds jaar en dag worden de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers en de terugkeer van migranten betaald uit het OS-budget, aldus besluit de minister haar betoog.
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie noemt de relatie tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking een weerbarstige. Blijkens een recent krantenartikel vormt migratie per saldo een verliespost voor arme landen. In vele Europese hoofdsteden worstelt men met de vraag op welke manier de beleidsterreinen migratie en ontwikkelingssamenwerking zinvol en efficiënt met elkaar kunnen worden verbonden. In Denemarken heeft men ervoor gekozen beide beleidsterreinen onder te brengen bij één minister en in Luxemburg is migratie ondergebracht bij Buitenlandse Zaken. Essentieel is de vraag is hoe binnenlandse kwesties verband houden met internationale vraagstukken. Een dergelijke afstemming is ook noodzakelijk bij andere beleidsterreinen, zoals economisch beleid en milieubeleid. Internationale samenwerking is ook bij migratiemanagement essentieel. Er zijn duurzame oplossingen nodig voor het probleem van de toenemende mobiliteit van mensen. Alle belangen moeten worden gewogen. Migratie houdt duidelijk verband met conflicten en armoede. Er zijn problemen en belangen bij de landen van herkomst en bij de bestemmingslanden. Het gaat niet om het tegengaan, maar om het reguleren van migratie. Daarbij mag en moet rekening worden gehouden met de spankracht en het absorptievermogen van de bestemmingslanden. Naast de noodzaak van bescherming van vluchtelingen en de behoefte van de arbeidsmarkt staan de noodzaak van conflictbeheersing, wederopbouw, het tegengaan van de brain drain en andere belangen van de landen van herkomst. Het is duidelijk dat het noodzakelijk is dat de Nederlandse regering regulerend optreedt, wat zichtbare controle op de immigratie vergt en terugkeer van mensen zonder verblijfstitel, met inachtneming van internationale verplichtingen en de internationale dialoog. In de notitie is op dit terrein een aantal aandachtspunten geïnventariseerd. De notitie is het begin van een proces van de implementatie. De ministers zullen de Kamer daarvan natuurlijk op de hoogte houden. Zij zetten er beiden op in, zaken beter op elkaar af te stemmen.
In samenwerking met alle erbij betrokken departementen en het maatschappelijk middenveld zal nader worden bestudeerd hoe circulaire migratie een win-winsituatie kan opleveren. Gelet op het belang van het tegengaan van illegaliteit zal hierbij aandacht worden besteed aan de wijze waarop effectieve terugkeer gewaarborgd kan worden en kan blijven. Circulaire migratie is alleen succesvol en betekenisvol mogelijk als er een effectief terugkeerbeleid is en er daarnaast aandacht is voor de arbeidsmarkt, de rol van werkgevers en effectieve bestrijding van illegaliteit en illegale migratie. De minister betoogt dat om te beginnen circulaire migratie moet worden bevorderd waar die van het grootste belang is, namelijk in postconflictsituaties waarin alle menskracht nodig is voor de wederopbouw ter plaatse. Zij verwijst naar het programma in dezen voor Afghanistan. Assisted voluntaraly return programs kunnen heel belangrijk zijn bij terugkeer. De OS-organisaties die kennis hebben van de landen van herkomst verdienen steun. De minister voor OS moet bezien welke mogelijkheden er zijn. Dat komt aan de orde in de vervolggesprekken.
De noodzaak tot integratie in de Nederlandse samenleving bestaat voor mensen die beogen voor onbepaalde tijd in Nederland te blijven. Hoogopgeleide tijdelijke arbeidsmigranten worden niet verplicht deel te nemen aan inburgeringcursussen, maar in de praktijk zijn juist deze mensen zeer geïnteresseerd in de Nederlandse samenleving. Zij willen graag iets leren van de Nederlandse samenleving en de democratie, wat winst voor henzelf is.
De asielprocedures zijn zorgvuldig, betrouwbaar en rechterlijk toetsbaar. De minister is ervan overtuigd dat Nederland, zeker in de asielprocedure, geen mensenrechten schendt.
Dat de notitie totstandgekomen is in samenwerking tussen beide bewindsvrouwen maakt duidelijk dat beiden vanuit een positieve houding kijken naar de toekomst van migranten in Nederland. De minister is in dit kader in gesprek met verschillende organisaties, zoals Cordaid en JAN, de jongerenorganisatie van Angolezen in Nederland, die bezig is vorm te geven aan de terugkeer van jonge Angolezen naar hun land van herkomst.
In het verleden is wel eens gepoogd te monitoren, maar dat is praktisch onuitvoerbaar gebleken. Monitoring leidt tot een gevoel van schijnveiligheid: de betrokkenen denken dat Nederland hun situatie na terugkeer in het oog houdt, wat niet het geval is. Buitenlandse Zaken is in staat noch bevoegd om mensen in derde landen te volgen c.q. te monitoren. Mensen worden teruggestuurd naar landen die veilig zijn volgens ambtsberichten van Buitenlandse Zaken, waarin ook de informatie is betrokken van allerlei mensenrechtenorganisaties. De minister is van mening dat mede door de betrouwbare asielprocedure er voldoende waarborgen zijn rond het terugsturen van mensen naar hun land van herkomst. De specifieke positie van mensen en de situatie ter plaatse worden door de IND gewogen en de beslissing van de IND wordt door de rechter getoetst. De angst van mensen om terug te gaan naar het land van herkomst is niet gestoeld op de objectieve informatie waarvan Nederland uitgaat bij het nemen van de beslissing over asielaanvragen.
In het kader van het buiten-schuldcriterium stelt de minister dat in het kabinet is afgesproken dat bij bilaterale verdragen met herkomstlanden altijd een terug- en overnameclausule (T&O-clausule) wordt opgenomen teneinde druk te kunnen uitoefenen op zo'n land om zijn onderdanen terug te nemen. Uiteindelijk zijn sancties tegen een weigerachtig land mogelijk, maar het verbreken van de relatie betekent natuurlijk dat de terugkeer van uit dat land afkomstige migranten onmogelijk wordt. Slechts enkele landen weigeren hun onderdanen terug te nemen. In de meeste gevallen wordt het buiten-schuldcriterium toegepast voor mensen die stateloos zijn.
Het Centraal Bureau voor Werk en Inkomen toetst of er prioriteitgenietend aanbod is. Is dat niet het geval, dan kan een derdelander via de reguliere weg naar Nederland komen om arbeid te verrichten.
De minister wijst erop dat zij specifiek beleid heeft ontwikkeld voor de slachtoffers van vrouwenhandel. Indien zij aangifte doen, kunnen zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. De bewindsvrouwe ziet erop toe dat de B9-regeling consequent ten uitvoer wordt gelegd en dat er bekendheid aan wordt gegeven.
Zij is het ermee eens dat het noodzakelijk is om migratieaspecten te verweven met het externe beleid van de Europese Unie. Vandaar bijvoorbeeld TNO-clausules in associatieverdragen. Verder is er sprake van gezamenlijk werken aan migratiemanagement, capaciteitsversterking van het asielsysteem en bestrijding van de mensenhandel; onderwerpen die in het Haagse programma zijn opgenomen.
De heer Brinkel (CDA) heeft met instemming minister Van Ardenne horen zeggen dat de voordelen van migratie niet alleen bij de rijke landen moeten komen en dat zij met het bedrijfsleven wil praten over compenseren van opleidingskosten. Hij wacht met grote belangstelling het resultaat van dat gesprek af.
Een belangrijk onderwerp voor de toegezegde halfjaarlijkse voortgangsnotitie is het aanpakken van het probleem dat bij opvang in de regio mensen binnen de vluchtelingenkampen het soms beter hebben dan de lokale bevolking eromheen. Ook over de bevordering van een sluitend systeem van terugkeer bij circulaire migratie wordt de heer Brinkel graag halfjaarlijks geïnformeerd. Tevens vraagt hij aandacht in de halfjaarlijkse voortgangsnotitie voor het aanpakken van het probleem dat ontheemden vaak slechter af zijn dan vluchtelingen.
De heer Samsom (PvdA) stelt dat minister Verdonk ondanks haar opmerking dat het niet gaat om het tegengaan, maar om het reguleren van migratie haar antwoord vrijwel uitsluitend heeft gewijd aan het terugsturen van asielzoekers, terwijl de intentie van de notitie was om arbeidsmigratie en kennismigratie te betrekken bij het ontwikkelingsbeleid. Dit illustreert dat de regering niet wenst te erkennen dat Nederland een migratieland is. De heer Samsom meent dat de ontkenning dat er sprake is van schending van mensenrechten door Nederland niet de indruk zal wegnemen dat dit wel het geval is. Daartoe zijn inhoudelijke maatregelen nodig die een ruimhartiger omgang met mensenrechten van asielzoekers en arbeidsmigranten met zich brengen. Het verheugt hem dat de regering een rol weggelegd ziet voor de FMO inzake facilitering van remittances. Zijns inziens is enige sturing daarbij vanuit de overheid niet overbodig.
De heer Szabó (VVD) vraagt nogmaals wat het intensiveren van het bilaterale beleid inzake illegale migratie en mensensmokkel betekent voor het totale budget van OS. Hij blijft erbij dat ontwikkelingshulp altijd tijdelijk en eindig moet zijn en vraagt of de minister zijn mening deelt.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) begrijpt het niet dat, terwijl hier alles wordt geëvalueerd, het terugkeerbeleid hier en in het land van herkomst van de betrokkenen niet wordt geëvalueerd. Zij vraagt het oordeel van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over monitoring van asielzoekers om te na te gaan of de maatregelen bij terugkeer effectief zijn om de betrokkenen te helpen bij het opbouwen van een bestaan in hun land van herkomst en bij het laten meeprofiteren van hun omgeving.
Mevrouw Vos (GroenLinks) is teleurgesteld over de reactie van de regering inzake remittances en pleit voor pogingen om de hoogte van de transactiekosten, ook in internationaal verband en in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, aan de orde te stellen.
Zij heeft ook nog niet gehoord waarom het budget voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers nog steeds 195 mln is, terwijl er inmiddels veel minder asielzoekers naar Nederland komen.
Mevrouw Vos herhaalt haar verzoek om meer OS-middelen in te zetten voor het NFP-beurzensysteem, omdat door de hoge leges bij een gelijkblijvend programmabudget minder niet-Westerse studenten in Nederland kunnen studeren, wat ten nadele is van de brain gain van ontwikkelingslanden. Voorts pleit zij er nogmaals voor, ook voor studenten het systeem van één document, één procedure en één loket in te voeren.
Mevrouw Vos is blij met evaluatie van de mogelijkheden om mensen bij terugkeer te ondersteunen. Zij hoopt dat dan ook de optie van terugkeer naar Nederland kan worden ingevoerd.
Indien de minister voor Ontwikkelingssamenwerking eerder zicht heeft op wat het bedrijfsleven wil doen ten aanzien van brain drain en compenserende maatregelen, zal zij de Kamer voorafgaande aan de halfjaarlijkse voortgangsnotitie daarover apart informeren. De bescherming in de regio, circulaire migratie en de problematiek van de interne ontheemden komen in die notitie aan de orde. Soms zijn schrijnende situaties onontkoombaar. Nederland moet niet denken dat het alles waar ook ter wereld kan regelen.
De minister wijst erop dat zij heeft gezegd dat de FMO een rol kan spelen bij het versterken van normaal functionerende banken. Deze moeten rekening houden met kleine en grote spaarders, met kleine en grote investeerders en ze moeten geld dat mensen overmaken tegen redelijke kosten bewaren. Het helpt echt niet om de Wereldbank zich internationaal bezig te laten houden met het omlaag brengen van de transactiekosten. Het versterken van instituties helpt wel en daarbij kan de Wereldbank ook een rol spelen.
Het bilaterale beleid inzake illegale migratie, mensensmokkel en uitbuiting wordt geïntensiveerd om die uitwassen met kracht te bestrijden. Veel onderdelen van de strijd tegen mensenhandel (preventie, reïntegratie van slachtoffers, aanpak van corrupte ambtenaren) worden betaald uit OS-gelden. In kaart wordt gebracht waar de aanpak kan worden geïntensiveerd. Daarover zal de Kamer worden geïnformeerd, evenals over de wijze van financieren van de aparte inzet en ten koste waarvan dat gebeurt.
De term structurele ontwikkelingshulp is bedoeld ter onderscheiding van noodhulp. Het is inderdaad niet de bedoeling dat structurele ontwikkelingshulp eeuwigdurend wordt. De minister spreekt de hoop uit dat de fractie van de heer Szabó de regering daarbij blijft steunen.
De bewindsvrouwe denkt dat het mogelijk is, steekproefsgewijs na te gaan of de middelen die terugkerende asielzoekers meekrijgen een gunstig effect hebben op het opbouwen van een bestaan in het land van herkomst. In de voortgangsrapportage zal worden gemeld op welke manier die steekproef zal worden uitgevoerd.
De minister bevestigt dat de legeskosten voor verblijfsvergunningen omhoog zijn gegaan, maar stelt dat die voor studenten uit ontwikkelingslanden volledig worden vergoed. Door bezuinigingen van OCW zijn de kosten voor internationale studenten verhoogd. Zij wilde daarom haar budget op dat punt verhogen, iets waartegen met name de fractie van mevrouw Vos zich heeft verzet.
De bewindsvrouw stelt vast dat de asielzoekerkosten de laatste jaren fors zijn verminderd. Zij betaalt de kosten van opvang en eventuele terugkeer. Doordat er de laatste jaren minder asielzoekers zijn, is de post hiervoor op de begroting van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking steeds lager.
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zegt uit te zien naar het debat dat telkenmale zal worden gevoerd bij de halfjaarlijkse rapportages.
Op de vragen over circulaire migratie heeft zij haars inziens uitgebreid antwoord gegeven. Nederland is inderdaad een migratieland. Vandaar het nieuwe beleid voor kenniswerkers. Dat één-loketbeleid geldt ook voor studenten. Onder het Nederlands voorzitterschap is een richtlijn aangenomen om wetenschappelijke onderzoekers gemakkelijker en sneller tot Europa toe te laten. Door een aantal bewindspersonen wordt nagedacht over het beleid dat nodig is voor Nederland als migratieland. Natuurlijk is de minister steeds bezig het beleid uit te leggen, bijvoorbeeld aan buitenlandse collega-ministers die zij in allerlei verbanden ontmoet. Volgende week zal zij dat doen in een interview met CNN.
De voorzitter constateert dat de volgende toezeggingen zijn gedaan:
– er komt twee keer per jaar een voortgangsrapportage;
– de Kamer ontvangt een verslag van een gesprek met het bedrijfsleven over dit onderwerp;
– in januari ontvangt de Kamer een evaluatierapport over problemen die zich voordoen bij de vrijwillige terugkeer naar en de wederopbouw van Afghanistan;
– steekproefsgewijs wordt nagegaan wat er gebeurt met middelen die terugkerende asielzoekers meekrijgen.
– de Kamer wordt geïnformeerd over de financiering met SO-gelden van de strijd tegen de mensenhandel.
Samenstelling:
Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Geluk (VVD), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Jonker (CDA).
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Samsom (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Oplaat (VVD), Miltenburg (VVD), Hirsi Ali (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD) en Kortenhorst (CDA).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD) en Lazrak (Groep Lazrak).
Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66) en Rijpstra (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29693-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.