nr. 72
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2006
In de brief van 23 februari 2006 (kenmerk 06-BZK-B-018) vraagt de
vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informatie «...
over de besteding van 165 miljoen Euro, die is bestemd voor de compensatie
van de sector Rijk.» Tevens vraagt u de verdeling van deze gelden over
actieve en postactieve ambtenaren.
Er is de laatste tijd diverse malen met uw Kamer gesproken over het zorgstelsel
en de consequenties daarvan voor de inkomens. Mijn ambtgenoot van VWS heeft
daarover, mede namens mijn collega van SZW en ondergetekende, afgelopen week
een uitgebreide toelichting aan uw Kamer gezonden (29 689, nr. 70, d.d.
22 februari 2006; nog geen Kamerstuk toegekend).
Ik vermoed dat deze brief uw vraag heeft gekruist. Naar mijn oordeel beantwoordt
de brief van mijn ambtgenoot de vragen die door u zijn gesteld. Wel hecht
ik er aan enkele misverstanden en onduidelijkheden recht te zetten.
In uw brief noemt u een bedrag van € 165 miljoen, voor de sector
Rijk. Het kabinet heeft echter € 160 miljoen beschikbaar gesteld
ter compensatie voor de zes kabinetssectoren, dat is inclusief de sector Rijk
(zie p. 4 van voornoemde brief). Ook vraagt u naar de verdeling van deze middelen
over actief en postactief personeel: «Met betrekking tot de gepensioneerde
ex-werknemers (65 jaar en ouder) heeft het kabinet besloten dat het geen structureel
vervolg wilde geven aan de tegemoetkomingen in het kader van de ziektekosten.
De voor rijkssectoren beschikbare budgetten zullen daartoe worden afgebouwd.»
(brief VWS p. 4).
In overleg met de vakcentrales zijn hierover afspraken gemaakt in de CAO’s.
In de bijlage bij voornoemde brief is een overzicht opgenomen van alle CAO-afspraken
die zijn gemaakt in de overheidssectoren, inclusief de overgangsmaatregelen
die zijn getroffen voor het post-actief personeel, waarmee het budget van € 160
miljoen is besteed.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes